NL1003271C2 - Stalvloer alsmede vloerelement voor toepassing in een dergelijke vloer. - Google Patents

Description

Stalvloer alsmede vloerelement voor toepassing in een dergeliihe vloer.

De uitvinding heeft betrekking op een stalvloer omvattende 5 vloerelementen met ieder een loopvlak, met een voorbepaalde dikte en met een aanligzijde waarlangs twee naburige vloerelementen tegen elkaar zijn geplaatst of op geringe onderlinge afstand zijn geplaatst, waarbij het loopvlak van de vloerelementen is voorzien van sleuven voor afwatering van vloeistof, waarbij in een dwars op het 10 loopvlak gelegen richting, de onderlinge afstand van de aanligzijden van de vloerelementen voor een gebied langs de aanligzijden, kleiner is dan de onderlinge afstand van een deel van de aanligzijden dat zich, gezien vanaf het loopvlak, onder het gebied bevindt, en waarbij de sleuven zich dwars op de aan-ligzijden uitstrekken en vanaf het 15 loopvlak ten minste tot aan het uiteinde van het gebied reiken.

Veestallen in Nederland zijn veelal uitgevoerd met roostervloe-ren over mestkelders. In de rundveehouderij is circa 75% van het totaal aantal melkkoeien (op het moment ongeveer 1,7 miljoen) gehuisvest in stallen met betonnen roosters in de looppaden met een opper-20 vlakte van circa 3 m2 per koe. De bekende betonnen roostervloeren zijn gestandaardiseerd volgens NEN 3873 "Roostervloeren van gewapend beton voor stalgebouwen". In deze norm zijn de functionele eisen ten aanzien van spleet- en balkbreedtes en de afwerkingseisen beschreven. Een groot probleem bij de huisvesting van vee is dat de mestkelders 25 onder de roostervloeren een belangrijke bron zijn van ammoniakemis-sie.

Een stalvloer volgens de aanhef van conclusie 1, welke is gevormd uit geprefabriceerde elementen van gewapend beton is bekend uit FR-A-1.188.913. De geprefabriceerde elementen, die op een dichte 30 ondergrond worden afgesteund lopen langs hun langszijden taps toe. Dwarssleuven zijn aangebracht in het loopvlak voor afwatering van urine naar tussenliggende ruimten tussen naburige draagelementen. Een dergelijke stalvloer heeft als nadeel dat de mest relatief moeilijk daarvan kan worden verwijderd en dat hierdoor de afwateringssleuven 35 verstopt kunnen raken.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding een stalvloer te leveren waarmee de ammoniakemissie kan worden gereduceerd. Het is tevens een doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een 1003271 2 stalvloer waarop het vee ten minste een even goede grip heeft als op bekende roostervloeren en niet zal uitglijden, waarbij een goede afwatering mogelijk is en waarbij de verwijdering van mest op efficiënte wijze mogelijk is. Verder dienen de vloeren een hoge mate aan 5 constructieve stijfheid en sterkte te hebben en relatief weinig onderhoud te vergen.

Hiertoe heeft een stalvloer volgens de onderhavige uitvinding als kenmerk dat de vloerelementen plaatvormig zijn, waarbij de sleuven van twee naburige vloerelementen in eikaars verlengde liggen.

10 Doordat de sleuven van twee naburige vloerelementen in eikaars verlengde liggen wordt een efficiënte afwatering verkregen en kan de mest op effectieve wijze met een mestschuit van de stalvloer worden verwijderd. Hierdoor wordt voorkomen dat de openingen in de vloer verstopt raken en urine zich alsnog op de vloer verzamelt. Bij voor-15 keur is de stalvloer volgens de onderhavige uitvinding voorzien van een dwars op de sleuven gelegen mestschuit met in de sleuven reikende nokken voor verwijdering van de vaste mest uit de sleuven. Doordat de sleuven van naburige vloerelementen in eikaars verlengde liggen wordt een vrije baan gevormd voor de nokken van de mestschuit en kan de 20 mest op efficiënte wijze met een relatief eenvoudige mestschuit uit deze sleuven worden verwijderd.

Door de hoger gelegen delen van de aanligzijden van twee aangrenzende vloerelementen wordt een afscherming tegen ammoniakdampen gevormd die vanuit de bij voorkeur onder de vloerelementen gelegen 25 mestkelder opstijgen. De sleuven voor de afvoer van bijvoorbeeld urine van het vee, strekken zich in diepte echter uit tot onder de delen van de aanligzijden die tegen elkaar aanliggen. Hierdoor kan via de sleuven de vloeistof worden getransporteerd naar de opening die wordt gevormd onder de tegen elkaar aangelegen delen van de aan-30 ligzijden.

Het is gebleken dat met een constructie volgens de onderhavige uitvinding de emissie aan ammoniak met 40% of meer kan worden gereduceerd ten opzichte van de bekende open betonnen roostervloerelemen-ten. Voorts heeft het vee een goede grip door de sleuven van de 35 vloerelementen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de aanligzijden wigvormig uitgevoerd en neemt de onderlinge afstand tussen de aanligzijden vanaf het loopvlak toe. Bij deze constructie zijn de openingen in de 1003271 3 vloerelementen "lossend", zodat vaste stoffen, zoals vaste mest niet in de openingen gaan vastzitten en niet verstoppend werken.

Bij voorkeur zijn de vloerelementen gevormd uit langwerpige platen waarbij de langszijden de aanligzijden vormen. Hierbij kan de 5 lengte van de platen tussen 2 en 3 meter bedragen bij een breedte van I meter. Deze platen kunnen worden afgesteund op dragende zijmuren van een mestkelder. Het is echter eveneens mogelijk om in plaats van een mestkelder, onder de aanligzijden een afwateringsgoot aan te brengen die de door de platen doorgelaten vloeistof afvoert naar een 10 op een afstand van de stalvloer gelegen mestkelder.

Enkele uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding zullen bij wijze van voorbeeld nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening. In de tekening toont:

Figuur 1 een schematisch aanzicht van een rundveestal omvatten-15 de een stalvloer volgens de onderhavige uitvinding,

Figuur 2 en 3 respectievelijk een doorsnede langs de lijn II-II waar een afvoeropening is gevormd en langs de lijn III-III waar geen afvoeropening is gevormd, in figuur 1,

Figuren 4 tot 6 enkele alternatieve uitvoeringsvormen van de 20 aanligzijden van de vloerelementen volgens de onderhavige uitvinding en

Figuur 7 een uitvoeringsvorm waarbij een zogenaamd tochtslot onder de aanligzijden is aangebracht.

Figuur 1 toont een rundveestal met een mestkelder 1 die is af-25 gedekt door plaatvormige vloerelementen 3, die de stalvloer 4 vormen. De vloerelementen 3 zijn met hun korte zijden afgesteund op zijmuren 5, 7 van de mestkelder 1. De vloerelementen 3 zijn voorzien van sleuven 9, 9' voor de afwatering van vloeistof zoals urine van de op de vloerelementen 3 verblijvende dieren. Hierbij liggen de sleuven 9,9' 30 van twee naburige vloerelementen in eikaars verlengde. Het loopvlak II van de vloerelementen 3 is vlak uitgevoerd zodat dit gemakkelijk kan worden gereinigd met behulp van bijvoorbeeld een mestschuit 13. De mestschuit 13 is voorzien van in de doorlopende sleuven 9, 9' reikende nokken 14 om de sleuven te ontdoen van vaste mest. De mest- 35 schuif is daarbij nog extra voorzien van een soepele verende kunststof strip, met hetzelfde profiel als de mestschuit, waardoor de vloerloopvlakken en de sleuven worden schoongeschoven. De in de sleuven reikende nokken van de kunststof strip zijn langer dan de nokken 1003271 4 aan de mestschuif en reiken verder dan in het gebied H1, zodat bij het passeren van de vloeistofopeningen in de aanligzijden van de vloerelementen, de eventueel in de openingen aanwezige mestdelen worden verwijderd.

5 De in figuur 1 getoonde vloerelementen zijn voorzien van wig vormige aanligzijden 15, 15' waarin de sleuven 9, 9' uitmonden. Hierdoor wordt een opening gevormd waardoor de vloeistof uit de sleuven 9, 9' in de mestkelder 1 kan raken. Uit de mestkelder 1 opstijgende ammoniakdampen worden door de aansluitende vloerelementen 3 op effec-10 tieve wijze binnen de mestkelder 1 opgesloten. Hierdoor wordt de ammoniakemissie uit de mestkelder 1 aanzienlijk gereduceerd.

De vloerelementen 3 zijn bijvoorbeeld 1 meter breed en tussen 2.20 en 3 meter in lengte. Tussen de aanligzijden 15, 15’ van de vloerelementen 3 kan een open spleet zijn gelaten met een breedte van 15 ongeveer 1 tot 5 mm, welke spleet kan zijn afgedicht met een flexibel afdichtmateriaal zoals bijvoorbeeld bitumen of siliconenkit. De sleuven 9, 9' hebben een onderlinge hart op hart afstand van ca. 150 mm en zijn ca. 30 mm breed en ca. 40 mm diep. De dikte van de vloerelementen bedraagt ongeveer 150 mm.

20 Figuur 2 toont een doorsnede door de vloerelementen 3 van fi guur 1 langs de lijn II-II. De twee vloerelementen 17, 17’ zijn ieder voorzien van een taps verlopende aanligzijde 18, 18'. De aanligzijden 18, 18' liggen ter hoogte van het loopvlak 19 tegen elkaar aan. Naar de onderzijde van de aanligzijden 18, 18' neemt de onderlinge afstand 25 daartussen toe. De sleuven 20, 20' strekken zich vanaf het loopvlak 19 over een diepte H1 uit langs de aanligzijden 18, 18'. Hierdoor wordt een opening gevormd in het loopvlak 19 met een breedte die overeenstemt met de afstand tussen de aanligzijden 18, 18' ter plaatse van de bodem van de sleuven 20, 20'.

30 Zoals getoond in figuur 3 kunnen de aanligzijden van de vloer elementen 17, 17' aan één zijde, of aan beide langszijden vlak tegen elkaar aanliggen over de gehele diepte van de sleuven 20, 20'. Een wigvormige ondersnijding is aanwezig om de vloeren makkelijk te kunnen ontkisten en los te kunnen nemen. Het transport van vloeistof uit 35 de sleuven 20, 20' naar de mestkelder is in dit geval mogelijk langs één zijde van een vloerelement, welke zijde is uitgevoerd volgens fig. 2, of in het geval dat beide langszijden uitgevoerd zijn overeenkomstig figuur 3, gelijktijdig met de vaste mest.

1003271 5

Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm waarbij de vloerelementen 17, 17' over een afstand H1 vanaf het loopvlak 19 tegen elkaar aanliggen. Hierbij kan de ruimte tussen de twee elementen 17, 17' zijn afgedicht met een afdichtmateriaal 21 zoals bijvoorbeeld bitumen of 5 een siliconenkit. De goten 20, 20' strekken zich over een diepte H2 vanaf het loopvlak 19 uit en monden uit in de opvangholte 22 die is gevormd onder het loopvlak 19.

In de uitvoeringsvorm volgens figuur 5 liggen de vloerelementen 17, 17' langs de aanligzijden 18, 18' tegen elkaar aan over een af- 10 stand H1 die op een zekere afstand onder het loopvlak 19 is gelegen. De goten 20, 20’ strekken zich over een afstand H2 vanaf het loopvlak 19 uit tot tenminste de onderzijde van het gebied Hl.

Zoals getoond in figuur 6 is het eveneens mogelijk om één van de vloerelementen 17' uit te voeren met een rechte aanligzijde 18' 15 waarbij de aanligzijde 18 van het vloerelement 17 vanaf het loopvlak 19 naar onderen taps toeloopt.

De vloerelementen zijn bij voorkeur vervaardigd uit gewapend beton hoewel de onderhavige aanvrage daartoe niet beperkt is en andere materialen zoals bijvoorbeeld kunststof of hout eveneens mogelijk 20 zijn.

Figuur 7 toont een tweetal vloerelementen 17', 17 waarbij onder de aanligzijden 18', 18 een "tochtslot" 25 is opgenomen. Het tocht slot 25 omvat een goot 27 waarin de vloeistof kan worden verzameld, en een in de goot reikende strip 28 die tot onder het vloeistofniveau 25 van de gevulde goot 27 reikt. Vloeistof kan uit de goot 27 langs het schot 28 in de onderliggende mestkelder vloeien, zonder dat een luchtstroming opwaarts via de opening tussen de vloerelementen 17, 17' in de stal kan raken.

Met een dergelijke gootconstructie is het eveneens mogelijk om 30 de vloeistof af te voeren naar een opslagkelder die niet onder de vloerelementen is gelegen maar die op afstand daarvan is geplaatst.

1003271

Claims (8)

1. Stalvloer (4) omvattende vloerelementen (3,17,17') met ieder een loopvlak (11,19), met een voorbepaalde dikte en met een aanlig-5 zijde (15,15',18,18') waarlangs twee naburige vloerelementen (17,17') tegen elkaar zijn geplaatst of op geringe onderlinge afstand zijn geplaatst, waarbij het loopvlak (11,19) van de vloerelementen is voorzien van sleuven (9,9',20,20') voor afwatering van vloeistof, waarbij in een dwars op het loopvlak gelegen richting, de onderlinge 10 afstand van de aanligzijden (18,18') van de vloerelementen voor een gebied (H1 ) langs de aanligzijden (18,18'), kleiner is dan de onderlinge afstand van een deel van de aanligzijden dat zich, gezien vanaf het loopvlak, onder het gebied (H1) bevindt, en waarbij de sleuven (9,9',20,20') zich dwars op de aanligzijden uitstrekken en vanaf het 15 loopvlak ten minste tot aan het uiteinde van het gebied (H1) reiken, met het kenmerk, dat de vloerelementen (3,17,17') plaatvormig zijn, waarbij de sleuven (9,9',20,20') van twee naburige vloerelementen in eikaars verlengde liggen.

2. Stalvloer volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stal vloer is voorzien van een dwars op de sleuven (9,9',20,20') gelegen mestschuif (13) met in de sleuven (9,9',20,20') reikende nokken (14) voor verwijdering van vaste mest uit de sleuven.

3. Stalvloer volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aanligzijden (18,18’) wigvormig zijn en de onderlinge afstand tussen de aanligzijden vanaf het loopvlak (11,19) toeneemt.

4. Stalvloer volgens een der voorgaande conclusies, met het ken-30 merk, dat onder de aanligzijden (18,18') van twee naburige vloerelementen (17,17') een goot (27) is opgenomen.

5. Stalvloer volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk. dat onder de stalvloer een mestkelder is gelegen. 35

6. Stalvloer volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk. dat de vloerelementen langwerpige platen omvatten waarbij de langszijden de aanligzijden vormen. 1003271

7. Stalvloer volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vloerelementen zijn vervaardigd uit beton.

8. Vloerelement (3,17,17') voor toepassing in een stalvloer vol-5 gens een der voorgaande conclusies, welk vloerelement (3,17,17') is voorzien van een loopvlak (11,19), een voorbepaalde dikte heeft, en een hartlijn en een aanligzijde (18,18') omvat waarbij het loopvlak (11,19) is voorzien van sleuven (9,9') voor afwatering van vloeistof, waarbij in een dwars op het loopvlak gelegen richting, de afstand van 10 de aanligzijde tot de hartlijn voor een gebied {H1) langs de aanligzijde, kleiner is dan de afstand tot de hartlijn van een deel van de aanligzijde (18,18') dat zich, gezien vanaf het loopvlak (11,19), onder het gebied (Hl) bevindt, waarbij de sleuven zich dwars op de aanligzijde uitstrekken en vanaf het loopvlak ten minste tot aan het 15 uiteinde van het gebied (H1) reiken, met het kenmerk, dat het vloerelement plaatvormig is en dat de sleuven zodanig zijn uitgevoerd dat de sleuven van twee naburige vloerelementen van een stalvloer in eikaars verlengde liggen. 1003271