NL1013163C2 - Stalvloer. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Stalvloer.

De uitvinding heeft betrekking op een stalvloer voorzien van zich dwars op elkaar uitstrekkende groeven, die tenminste nagenoeg 5 loodrecht op elkaar verlopen en tenminste nagenoeg rechthoekige vlakken begrenzen.

Een dergelijke stalvloer is bekend uit het Nederlandse octrooi nummer 86408.

In de vloer aangebrachte groeven zijn effectief in het 10 leveren van een bijdrage voor het afvoeren van fecaliën. Uit het

Nederlandse octrooi is echter geen aanduiding te ontnemen met betrekking tot de grootte van de door de groeven begrensde en ten opzichte van de groeven hoger gelegen vlakken.

Volgens de uitvinding is nu de hartafstand tussen een 15 tweetal een vlak begrenzende, zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende groeven ongeveer 40 mm en de afstand tussen de andere twee het genoemde vlak begrenzende, zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende groeven ongeveer 90 mm.

In de praktijk is gebleken, dat bij een dergelijke uitvoe-20 ring een bijzonder effectieve afmeting van de door de groeven begren zende vlakken wordt verkregen, zodanig dat de koeien zich rustig over de stalvloer kunnen bewegen zonder dat er gevaar bestaat van uitglijden of beschadigen van de klauwen van de koeien. Daarbij is tevens vastgesteld, dat door de goede ondersteuning van de klauwen van de 25 koeien over een verhoudingsgewijs groot oppervlak tijdens het belopen van een dergelijke vloer een gelijkmatige slijtage van de klauwen van de koeien optreedt, waardoor minder arbeid behoeft te worden gestoken in het onderhoud van de klauwen.

Bij voorkeur verloopt het bovenvlak van de vloer van de 30 uiteinden van de vloer naar het midden toe hellend naar beneden.

Hierbij zullen, mede in samenwerking met de in de vloer aangebrachte groeven in het bijzonder de vloeibare bestanddelen van de fecaliën in een van de naast de vloer opgestelde ligboxen voor het vee afgekeerde richting stromen, waardoor minder gevaar van bevuiling van in de 35 ligboxen aanwezig vee zal optreden.

§918163* 2

Daarbij is een goede afvoer van de fecaliën onder het tegengaan van een emissie van amoniakdampen en dergelijke te verkrijgen indien in de stal vloer een opening is aangebracht nabij een rand waarvan een scherm is aangebracht, dat zich onder de opening schuin 5 naar beneden in de richting van de tegenoverliggende rand van de opening uitstrekt, terwijl nabij deze tegenoverliggende rand een uit flexibel materiaal vervaardigd doek is aangebracht, dat aanligt tegen de vrije rand van het scherm.

Een bijzonder doelmatige afvoer van de fecaliën onder het 10 handhaven van een eenvoudige opbouw van de stal vloer is daarbij te verkrijgen indien het rooster is opgesteld tussen een tweetal betonplaten waaruit de stal vloer is opgebouwd.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren.

15 Figuur 1 toont schematisch een deel van een doorsnede over een stal.

Figuur 2 toont schematisch een bovenaanzicht op een stalvloer.

Figuur 3 toont schematisch een bovenaanzicht op een 20 stalvloer.

Figuur 4 toont een zijaanzicht op de in figuur 3 weergegeven vloerplaat.

Figuur 5 toont op grotere schaal een deel van een doorsnede over figuur 3, gezien volgens de lijn V-V in figuur 3.

25 Figuur 6 toont op grotere schaal een deel van een doorsnede door figuur 3 gezien volgens de lijn VI-VI in figuur 3.

Figuur 7 toont een bovenaanzicht op een rooster.

Figuur 8 toont op grotere schaal een doorsnede over figuur 7 volgens de lijn VIII-VIII in figuur 7.

30 Zoals schematisch in figuur 1 is weergegeven omvat een stal 1 een mestkelder 2, waarboven een gesloten, zich in de lengterichting van de stal uitstrekkende vloer 3 is aangebracht voor het vormen van ligboxen voor het vee, bijvoorbeeld koeien 4. Naast deze vloer 3 strekt zich een een looppad voor het vee vormende vloer 5 uit, die is 35 opgebouwd uit een aantal betonplaten 6.

3013163· 3

Deze betonplaten 6 worden in groepen van een gewenst aantal betonplaten 6 naast elkaar geplaatst, terwijl tussen deze groepen goten 6’ zijn gevormd, waarin op de vloer liggende fecaliën kunnen worden geschoven met behulp van een mestschuit, die op gezette tijden 5 in de richting volgens pijl A over de vloer kan worden bewogen.

In de goot 6‘ is, zoals hieronder aan de hand van figuren 7 en 8 nog nader zal worden uiteengezet, een rooster met afsluit-mechanisme opgesteld.

Zoals nader in figuren 3-6 is weergegeven zijn in het 10 bovenvlak van iedere betonplaat 6 elkaar loodrecht snijdende groeven 7 en 8 aangebracht. De groeven 7, die zich loodrecht op de langsas van de betonplaat 6 uitstrekken strekken zich in de uit een aantal betonplaten 6 samengestelde vloer 5 uit in de lengterichting van de vloer, dat wil zeggen evenwijdig aan de bewegingsrichting van de mestschuit 15 volgens pijl A. De groeven 8 strekken zich loodrecht op deze bewegingsrichting van de mestschuit volgens pijl A uit. Zoals uit figuren 5 en 6 duidelijk zal zijn zijn daarbij de groeven 8 ondieper dan de groeven 7 uitgevoerd. De groeven 8 kunnen bijvoorbeeld ± 1 mm diep zijn, terwijl de diepte van de groeven 7 ± 4 mm kan bedragen. De 20 breedte van de groeven bij het bovenvlak van de betonplaat 6 bedraagt bij voorkeur ± 10 mm.

Een gunstige hartafstand tussen de groeven 7 bedraagt ± 40 mm, terwijl de hartafstand tussen de groeven 8 bij voorkeur ± 90 mm bedraagt. In de praktijk is gebleken, dat bij hanteren van 25 dergelijke maten voor de groeven en de groefverdeling een voor het vee goed te belopen oppervlak is verkregen, dat een uitglijden van het vee tegengaande werking heeft, terwijl door de daarbij verkregen goede ondersteuning van de klauwen van de dieren over een verhoudingsgewijs groot oppervlak een gelijkmatige slijtage van de loopvlakken van de 30 klauwen wordt verkregen onder het vermijden an klauwbeschadigingen.

Zoals verder nog in figuur 4 is weergegeven is de dikte van de betonplaat bij de gezien in figuur 4 rechter- en 1inkeruiteinden groter dan de dikte van de betonplaat nabij het middenvlak B. Daarbij is de uitvoering zodanig, dat het bovenvlak van de betonplaat gezien 35 in figuur 4 van de rechter- en 1inkeruiteinden van de betonplaat naar het middenvlak B toe hellend afloopt. Hiermede wordt bereikt, dat in f013163· 4 het bijzonder de vloeibare fecaliën in een van de ligboxen 3 voor het vee afgekeerde richting naar het midden van de vloer 5 zullen stromen, hetgeen een vervuiling van het vee tegen zal gaan.

Bij toepassing van de vloer volgens de uitvinding blijken 5 de koeien zich rustiger te gedragen, daar zij de vloer zonder moeite kunnen belopen. Tevens blijken de koeien schoner te blijven, terwijl met weinig onderhoud een goede structuur van de klauwen kan worden gehandhaafd.

In iedere goot 6’ is een rooster 9 opgesteld, zoals 10 weergegeven in de figuren 7 en 8. De langsranden van het rooster worden gevormd door hoekijzers 10, die aan hun uiteinden onderling zijn verbonden door horizontaal liggende platen 11.

Verder zijn de hoekijzers 10 tussen de platen 11 onderling verbonden door verticaal staande strippen 12, die op regelmatige 15 afstand van elkaar tussen de hoekijzers 10 zijn aangebracht. Verder zijn tussen de hoekijzers 10 zich evenwijdig aan de hoekijzers uitstrekkende T-ijzers aangebracht, die met hun uiteinden aan de platen 11 zijn bevestigd en tevens met de strippen 12 zijn verbonden. Het zal duidelijk zijn, dat de in een vlak gelegen, horizontaal opgestelde 20 benen van de hoekijzers 10 en de T-ijzers een loopvlak vormen, dat is voorzien van zich in de lengterichting van het rooster 9 uitstrekkende kieren of doortochten 13, waardoor van de vloer afgeveegde fecaliën naar beneden kunnen vallen.

Aan een van de hoekijzers 10 is het uiteinde bevestigd van 25 een scherm 14, dat is opgebouwd uit een zich vanaf het desbetreffende hoekijzer 10 over enige afstand verticaal naar beneden uitstrekkend deel 15 en een zich vanaf het ondereinde van dit deel 15 schuin naar beneden uitstrekkende deel 16, dat zich op enige afstand onder het rooster 9 uitstrekt.

30 Aan het hoekijzer 10, dat gelegen is ter hoogte van het vrije uiteinde van het scherm 14 is het boveneinde van een uit kunststof, rubber of dergelijk flexibel materiaal vervaardigd doek 17 bevestigd. Dit doek 17 strekt zich tot onder het vrije uiteinde van het scherm 14 uit en is verzwaard met een aan het ondereinde van het 35 doek aangebracht staaf 18, die zich bij voorkeur over de gehele lengte van het doek 17, dat wil zeggen over tenminste nagenoeg de gehele 1013163a 5 lengte van het rooster 9 uitstrekt. Aan de uiteinden sluit het doek aan op zich dwars op de lengterichting van het rooster uitstrekkende afsluitwanden.

Uit figuur 8 zal het duidelijk zijn, dat de opstelling 5 daarbij zodanig is, dat in verticale richting gezien de plaat 16 enigszins voorbij het aanhechtpunt van het doek uitsteekt, zodat onder invloed van het door de staaf 18 gevormde gewicht het doek 17 altijd de neiging zal hebben om aan te gaan liggen tegen het vrije uiteinde van het scherm 14.

10 Door het rooster vallende fecaliën zullen langs het deel 16 van het scherm 14 naar beneden kunnen glijden en onder het gewicht van de fecal iën zal het doek 17 in een van de vrije rand van het scherm 14 afgekeerde richting worden weggedrukt, zodat de fecaliën vanaf het scherm 14 in de onder het scherm gelegen mestkelder 2 kunnen vallen.

15 Vervolgens zal het doek 17 onder de invloed van het gewicht 18 weer tegen de begrenzingsrand van het scherm 14 worden gedrukt, zodat weer een goede afsluiting van de mestkelder wordt verkregen en zodoende het verspreiden van ongewenste geuren en dampen wordt tegengegaan.

*ÖT8 f 6 3^

Claims (10)

1. Stalvloer voorzien van zich dwars op elkaar uitstrekkende groeven, die tenminste nagenoeg loodrecht op elkaar verlopen en 5 tenminste nagenoeg rechthoekige vlakken begrenzen, met het kenmerk, dat de hartafstand tussen een tweetal een vlak begrenzende, zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende groeven ongeveer 40 mm is en de afstand tussen de andere twee het genoemd vlak begrenzende, zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende groeven ongeveer 90 mm is.

2. Stalvloer volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bovenvlak van de vloer van de uiteinden van de vloer naar het midden toe hellend naar beneden verloopt.

3. Stalvloer volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de hartafstand tussen zich in de lengterichting van de vloer uitstrek- 15 kende groeven ongeveer 40 mm is.

4. Stalvloer volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hartafstand tussen zich dwars op de lengterichting van de vloer uitstrekkende groeven ongeveer 90 mm is.

5. Stalvloer volgens een der voorgaande conclusies, met het 20 kenmerk, dat de stalvloer is opgebouwd uit naast elkaar gelegen rechthoekige voorgefabriceerde betonplaten waarbij het bovenvlak van een betonplaat vanaf de uiteinden naar het midden toe hellend verloopt.

6. Stalvloer volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat tussen 25 een tweetal betonplaten in de stalvloer een opening is opengelaten voor de afvoer van fecaliën.

7. Stalvloer volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat ter hoogte van de opening een scherm is aangebracht, dat zich vanaf een rand van de opening schuin naar beneden in de richting van de tegen- 30 overliggende rand van de opening uitstrekt, terwijl ter hoogte van deze tegenoverliggende rand van de opening een uit flexibel materiaal vervaardigd doek is aangebracht, dat aanligt tegen de vrije rand van het scherm.

8. Stalvloer volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat in de 35 stalvloer een rooster is aangebracht aan een rand waarvan het scherm 10131639 is bevestigd, terwijl het uit flexibel materiaal vervaardigde doek aan de tegenoverliggende rand van het rooster is bevestigd.

9. Stalvloer volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat aan het onder het scherm uitstekende ondereinde van het doek een 5 gewicht is aangebracht.

10. Stalvloer volgens een der conclusies 6-8, met het kenmerk, dat de verticale projectie van het bevestigingspunt van het doek binnen de begrenzing van het scherm valt. t013163β