BE1028808A1 - Werkwijze en inrichting voor het aanpassen van een grijperbewegingskoers - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het aanpassen van een grijperbewegingskoers Download PDF

Info

Publication number
BE1028808A1
BE1028808A1 BE20210078A BE202100078A BE1028808A1 BE 1028808 A1 BE1028808 A1 BE 1028808A1 BE 20210078 A BE20210078 A BE 20210078A BE 202100078 A BE202100078 A BE 202100078A BE 1028808 A1 BE1028808 A1 BE 1028808A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
drive
drive element
gripper
angular position
transmission
Prior art date
Application number
BE20210078A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028808B1 (nl
Inventor
Emmanuel Delboo
Patrick Strubbe
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Publication of BE1028808A1 publication Critical patent/BE1028808A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028808B1 publication Critical patent/BE1028808B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/27Drive or guide mechanisms for weft inserting
    • D03D47/275Drive mechanisms

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Werkwijze en inrichting voor het aanpassen van een bewegingskoers van een grijper (3, 5) in een grijperweefmachine, waarbij de grijper (3, 5) wordt aangedreven om heen en weer te bewegen met behulp van een overbrengingsdeel (31, 32), waarbij het overbrengingsdeel (31, 32) door het aandrijfelement (12, 26) kan worden aangedreven om tussen uiterste overbrengingsdeelposities te oscilleren, en waarbij het overbrengingsdeel (31, 32) in een geselecteerde overbrengingsdeelpositie wordt gehouden terwijl het overbrengingsmechanisme (24, 25) van het aandrijfelement (12, 26) wordt losgemaakt, en het aandrijfelement (12, 26) wordt bewogen ten opzichte van het overbrengingsdeel (31, 32) van een eerste hoekpositie behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor een eerste bewegingskoers van de grijper (3, 5) bepaald door een eerste excentrische positie in een tweede hoekpositie behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor een tweede bewegingskoers van de grijper (3, 5) bepaald door een tweede excentrische positie.

Description

Werkwijze en inrichting voor het aanpassen van een grijperbewegingskoers.
Technisch gebied en stand van de techniek.
[0001] De uitvinding betreft een werkwijze en een inrichting voor het aanpassen van een bewegingskoers van een grijper in een grijperweefmachine. De uitvinding betreft verder een computerprogrammaproduct bevattende instructies die, wanneer het programma door een computer wordt uitgevoerd, ervoor zorgen dat de computer de werkwijze voor het aanpassen van een bewegingskoers van een grijper in een grijperweefmachine uitvoert, en een gegevensverwerkingsinrichting bevattende een verwerkingseenheid aangepast om de werkwijze voor het aanpassen van een bewegingskoers van een grijper in een grijperweefmachine uit te voeren.
[0002] Zoals algemeen gekend bevatten grijperweefmachines typisch twee grijpers, waarvan één gekend is als de gevergrijper en een inslagdraad van het ene uiteinde van de weefmachine naar een wisselpositie op of nabij het midden van de weefmachine brengt, en de andere gekend is als de nemergrijper, die de inslagdraad van de gevergrijper op de wisselpositie overneemt en de inslagdraad naar het andere uiteinde van de weefmachine brengt. Elke grijper is aan een lans bevestigd, welke lans door een lansaandrijfwiel wordt aangedreven. Gekende lansen kunnen flexibele grijperbanden of stijve grijperstangen zijn.
[0003] Het is verder gekend, bijvoorbeeld zoals getoond in DE 103 46 227 of WO 2011/120820, om elke grijper aan een lans zoals een grijperband te bevestigen, waarbij een lansaandrijfwiel wordt aangedreven om heen en weer te bewegen, dus om een oscillerende beweging te veroorzaken, met behulp van een overbrengingsdeel zoals een tandwielsegment, welk tandwielsegment aandrijfbaar gekoppeld is via een overbrengingsmechanisme zoals een krukmechanisme met een aandrijfelement dat met een hoofdas van de grijperweefmachine roteert, waarbij het krukmechanisme met behulp van een bevestigingseenheid in een aanpasbare excentrische positie aan het aandrijfelement bevestigd is, waarbij het tandwielsegment door het aandrijfelement wordt aangedreven om te oscilleren om een tandwielsegmentas, en waarbij een amplitude van een oscillatie van het tandwielsegment instelbaar is door de aanpasbare excentrische positie te wijzigen teneinde een bewegingskoers van de grijper aan te passen.
[0004] Het is verder gekend om de aanpassing van de bewegingskoers handmatig uit te voeren, waarbij eerst de hoofdas van de weefmachine in de 180°-positie wordt bewogen, wanneer de 0°-positie bij aanslag is, en een rem voor de hoofdas wordt gesloten. Vervolgens wordt een lansaandrijfwiel van het tandwielsegment ontkoppeld. Vervolgens wordt de grijper samen met de lans naar de wisselpositie bewogen, bijvoorbeeld een positie die 30mm over een midden van een weefvak is. Daarna wordt het lansaandrijfwiel met het tandwielsegment en de hoofdas van de weefmachine tot de 0°- positie bewogen, waardoor de grijper uit het weefvak wordt bewogen. Een actuele positie van de grijper bij 0° wordt gemeten, bijvoorbeeld met behulp van een liniaal. Vervolgens wordt het krukmechanisme losgekoppeld van het aandrijfelement en wordt de excentrische positie van het krukmechanisme gewijzigd door de grijper met het daaraan gekoppelde krukmechanisme handmatig in een hulppositie te bewegen, berekend uit een verschil tussen de actuele grijperpositie bij 0° en een gewenste grijperpositie bij 0°. Dan wordt het krukmechanisme terug aan het aandrijfelement gekoppeld en wordt de grijper ontkoppeld van het tandwielsegment s en in de gewenste grijperpositie bij 0° bewogen. Uiteindelijk wordt het lansaandrijfwiel terug aan het tandwielsegment gekoppeld.
[0005] US 4052906 toont een ander overbrengingsmechanisme voor het veroorzaken van een oscillerende beweging van een overbrengingsdeel zoals een slede voor het aandrijven van een lansaandrijfwiel, waarbij een amplitude van een oscillatie van het overbrengingsdeel instelbaar is. Het overbrengingsmechanisme bevat een krukmechanisme om het overbrengingsdeel dat vast aan het aandrijfelement is bevestigd in een aanpasbare excentrische positie aan te drijven met behulp van een bevestigingseenheid. Samenvatting van de uitvinding.
[0006] Het is de doelstelling van de uitvinding te voorzien in een verbeterde werkwijze en een verbeterd aandrijfmechanisme voor het aanpassen van een bewegingskoers van een grijper in een grijperweefmachine. Verdere doelstellingen van de uitvinding zijn te voorzien in een computerprogrammaproduct en een gegevensverwerkingsinrichting voor het aanpassen van een bewegingskoers van een grijper in een grijperweefmachine.
[0007] Volgens een eerste aspect wordt een werkwijze voor het aanpassen van een bewegingskoers van een grijper in een grijperweefmachine voorzien, waarbij de grijper wordt aangedreven om heen en weer te bewegen met behulp van een overbrengingsdeel, waarbij een aandrijfelement dat met een aandrijfas van de grijperweefmachine roteert via een overbrengingsmechanisme met het overbrengingsdeel aandrijfbaar gekoppeld kan zijn, waarbij het overbrengingsmechanisme aan het aandrijfelement in verscheidene excentrische posities kan worden s bevestigd, waarbij het overbrengingsdeel door het aandrijfelement kan worden aangedreven om tussen uiterste overbrengingsdeelposities te oscilleren, en waarbij een amplitude van een oscillatie van het overbrengingsdeel instelbaar is door een excentrische positie te variëren teneinde een bewegingskoers van de grijper aan te passen, waarbij de werkwijze bevat het houden van het overbrengingsdeel in een geselecteerde overbrengingsdeelpositie terwijl het overbrengingsmechanisme van het aandrijfelement wordt losgemaakt, en het bewegen van het aandrijfelement ten opzichte van het overbrengingsdeel van een eerste hoekpositie behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor een eerste bewegingskoers van de grijper bepaald door een eerste excentrische positie in een tweede hoekpositie behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor een tweede bewegingskoers van de grijper bepaald door een tweede excentrische positie.
[0008] In tegenstelling tot een gekende aanpassingswerkwijze, waarbij de aandrijfas in positie wordt gehouden en de grijper samen met het overbrengingsdeel ten opzichte van het aandrijfelement wordt bewogen om de bewegingskoers van de grijper aan te passen, wordt volgens de uitvinding het overbrengingsdeel in positie gehouden en wordt het aandrijfelement ten opzichte van het overbrengingsdeel bewogen om de bewegingskoers van de grijper aan te passen, bij voorkeur door de aandrijfmotor van de weefmachine te activeren om het aandrijfelement aan te drijven. Ingeval het overbrengingsmechanisme beweeglijk gemonteerd is aan het aandrijfelement, bijvoorbeeld met behulp van een lagerhelft, voert het overbrengingsmechanisme een beperkte beweging uit bij het bewegen van het aandrijfelement na het losmaken van de bevestigingseenheid en terwijl het overbrengingsdeel op zijn plaats 5 wordt gehouden, zodat de excentrische positie wordt gevarieerd van de eerste excentrische positie naar de tweede excentrische positie als gevolg van de relatieve beweging van het aandrijfelement en het overbrengingsdeel. Ingeval het overbrengingsmechanisme wordt losgemaakt van het aandrijfelement bij het bewegen van het aandrijfelement ten opzichte van het overbrengingsdeel, kan het overbrengingsmechanisme bewegen, terwijl het overbrengingsdeel in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie wordt gehouden teneinde te zorgen voor een bevestiging van het overbrengingsmechanisme aan het aandrijfelement in de tweede excentrische positie.
[0009] Het bewegen van het aandrijfelement is mogelijk met behulp van een motor van de aandrijfas van de weefmachine en/of een daartoe afzonderlijke motor die synchroon met de hoofdas van de weefmachine werkt, waarbij de beweging volledig geautomatiseerd mogelijk is onder de controle van een verwerkingseenheid en/of onder de controle van een operator met behulp van handmatig gestuurde heen- en weergaande bewegingsfuncties voor de motor. Daar de werkwijze wordt uitgevoerd onder de controle van een verwerkingseenheid, kan de bewegingskoers van de grijper zeer nauwkeurig en met een minimale kans op fouten worden gewijzigd.
[0010] In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het overbrengingsdeel een tandwielsegment dat roterend heen en weer beweegt rond een tandwielsegmentas om te oscilleren tussen de uiterste overbrengingsdeelposities. In andere uitvoeringsvormen heeft het overbrengingsdeel de vorm van een slede die lineair heen en weer wordt bewogen.
s [0011] In een uitvoeringsvorm bevat de werkwijze de stappen van het bewegen van het overbrengingsdeel in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie door het aandrijfelement in de eerste hoekpositie behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de eerste bewegingskoers van de grijper te bewegen, terwijl het overbrengingsmechanisme aan het aandrijfelement wordt bevestigd in de eerste excentrische positie, het houden van het overbrengingsdeel in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie, het losmaken van het overbrengingsmechanisme van het aandrijfelement, het bewegen van het aandrijfelement ten opzichte van het overbrengingsdeel in de tweede hoekpositie behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de tweede bewegingskoers van de grijper, en het bevestigen van het overbrengingsmechanisme aan het aandrijfelement in de tweede excentrische positie. In een uitvoeringsvorm wordt het losmaken van het overbrengingsmechanisme van het aandrijfelement en het bevestigen van het overbrengingsmechanisme aan het aandrijfelement handmatig door een operator uitgevoerd wanneer het overbrengingsdeel in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie wordt gehouden, terwijl alle overige stappen worden uitgevoerd onder de controle van een verwerkingseenheid. In andere uitvoeringsvormen kan het bevestigen en het losmaken automatisch worden uitgevoerd wanneer het overbrengingsdeel in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie wordt gehouden, waarbij alle stappen voor het aanpassen van de bewegingskoers van de grijjper kunnen worden uitgevoerd onder de controle van een verwerkingseenheid.
[0012] In een uitvoeringsvorm wordt een bevestigingseenheid gebruikt die handmatig kan worden losgemaakt en/of vastgemaakt om respectievelijk het overbrengingsmechanisme los te maken van het aandrijfelement en/of het overbrengingsmechanisme vast te maken aan het aandrijfelement.
De bevestigingseenheid bevat in een uitvoeringsvorm één of meer bevestigingselementen, die handmatig worden losgemaakt en/of vastgemaakt.
Voor een handmatige bediening bevat de werkwijze in een uitvoeringsvorm verder het selecteren van voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie, en het bepalen van de eerste hoekpositie van het aandrijfelement behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie en het bepalen van de tweede hoekpositie van het aandrijfelement behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie, waarbij de geselecteerde overbrengingsdeelposities worden geselecteerd zodat de bevestigingseenheid handmatig toegankelijk is, met andere woorden toegankelijk is voor een operator, in de eerste hoekpositie van het aandrijfelement en in de tweede hoekpositie van het aandrijfelement.
Ingeval de bevestigingseenheid meer dan één bevestigingselement bevat, wordt in de context van de aanvraag, de bevestigingseenheid geacht handmatig toegankelijk te zijn als minstens één bevestigingselement toegankelijk is voor de operator.
Afhankelijk van de uitvoering van het overbrengingsmechanisme kan de bevestigingseenheid niet toegankelijk zijn of enkel met moeilijkheden toegankelijk zijn voor een operator in verschillende hoekposities van het aandrijfelement.
In een uitvoeringsvorm wordt de geselecteerde overbrengingsdeelpositie verder zo geselecteerd dat wanneer het aandrijfelement van de eerste hoekpositie in de tweede hoekpositie wordt bewogen, er geen beweging voorbij een dood punt van het overbrengingsmechanisme plaatsvindt, bijvoorbeeld geen beweging voorbij 0° van de aandrijfas plaatsvindt om een beweging voorbij een dood punt van het overbrengingsmechanisme te vermijden. In een uitvoeringsvorm wordt de geselecteerde overbrengingsdeelpositie zo geselecteerd dat de eerste hoekpositie van het aandrijfelement en de tweede hoekpositie van het aandrijfelement bijvoorbeeld tussen 10° en 70° van de aandrijfas, in het bijzonder tussen 30° en 60° van de aandrijfas, liggen wanneer de 0° positie van de aandrijfas bij aanslag is. Ingeval een geschikte selectie van de geselecteerde overbrengingsdeelpositie niet mogelijk is, zou de aanpassing in twee of meer herhalingen kunnen worden uitgevoerd door de bovenstaande werkwijze verschillende malen te herhalen, zodat de één of meer bevestigingselementen altijd toegankelijk zijn voor de operator gedurende elke herhaling.
[0013] In een uitvoeringsvorm worden de eerste hoekpositie van het aandrijfelement en de tweede hoekpositie van het aandrijfelement bepaald op basis van opgeslagen informatie over een overbrengingsdeelpositie versus de hoekpositie van het aandrijfelement voor verschillende bewegingskoersen van de grijper. De informatie over de overbrengingsdeelpositie versus de hoekpositie van het aandrijfelement kan voor verschillende bewegingskoersen van de grijper op voorhand worden bepaald op basis van informatie over afmetingen van de elementen van het overbrengingsmechanisme en andere parameters. De informatie wordt bijvoorbeeld opgeslagen in een geheugen van een verwerkingseenheid.
[0014] In een uitvoeringsvorm wordt de grijper van het overbrengingsdeel ontkoppeld alvorens het bewegen van het overbrengingsdeel in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie, en wordt de grijper aan het overbrengingsdeel gekoppeld na het bewegen van het aandrijfelement ten opzichte van het overbrengingsdeel in de tweede hoekpositie van het aandrijfelement. In tegenstelling tot een handmatige aanpassing van de bewegingskoers van de grijper zoals gekend uit de stand van de s techniek, wordt volgens de uitvinding een positie van de grijper niet gemeten tijdens de aanpassing, en is het niet nodig om de grijper in een bepaalde positie te bewegen tijdens de aanpassing. De grijper kan aldus van het overbrengingsdeel worden ontkoppeld voor het bewegen van het overbrengingsdeel in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie. Voor een ontkoppeling wordt in een uitvoeringsvorm het lansaandrijfwiel ontkoppeld van een tandwieloverbrenging. Door de grijper en de lans of grijperband van het overbrengingsdeel te ontkoppelen, wordt vermeden dat de grijper en/of de lans of grijperband tijdens het instellen van de bewegingskoers worden beschadigd. In een alternatieve uitvoeringsvorm, kan de lans met de grijper volledig van de weefmachine worden verwijderd tijdens het instellen van de bewegingskoers.
[0015] In een uitvoeringsvorm is de eerste bewegingskoers voorafgaand aan de aanpassing gekend, bijvoorbeeld opgeslagen in een geheugen van een verwerkingseenheid. In andere uitvoeringsvormen wordt alvorens het aanpassen van de bewegingskoers, de eerste bewegingskoers bepaald. In een uitvoeringsvorm wordt een bepaling van de bewegingskoers handmatig uitgevoerd bijvoorbeeld met behulp van een liniaal. In dit geval bij een automatische aanpassing onder de controle van een verwerkingseenheid, wordt de informatie in de verwerkingseenheid ingevoerd. In andere uitvoeringsvormen wordt de eerste bewegingskoers bepaald door het bepalen van een verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement bij het bewegen van het overbrengingsdeel over een bepaald bereik, en het bepalen van de bewegingskoers van de grijper op basis van de bepaalde verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement.
[0016] In de context van de aanvraag wordt de uitdrukking “bepaald bereik” gebruikt om een bereik te beschrijven waarover het overbrengingsdeel wordt bewogen bij een beweging van het overbrengingsdeel in één richting tussen twee verschillende overbrengingsdeelposities alsook een bereik waarover het overbrengingsdeel wordt bewogen bij een heen- en weergaande beweging van het overbrengingsdeel vanaf een overbrengingsdeelpositie en terug naar deze of elke andere overbrengingsdeelpositie.
[0017] Er is een vaste relatie tussen de bewegingskoers van de grijper en de overbrengingsverhouding tussen een roterende beweging van het aandrijfelement dat roteert met de aandrijfas en een beweging van het overbrengingsdeel oscillerend tussen uiterste overbrengingsdeelposities, die niet beïnvloed wordt door enig individueel gekozen uiterste positie van de grijper. Wanneer de overbrengingsverhouding wordt bepaald op basis van een verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement wanneer het overbrengingsdeel over een bepaald bereik wordt bewogen, is een bepaling van de bewegingskoers mogelijk die onafhankelijk is van enige faseverschuiving tussen de beweging van het overbrengingsdeel en de aandrijfas van de weefmachine. Verder is de bepaling van de bewegingskoers van de grijper mogelijk terwijl de lans die de grijper aandrijft losgekoppeld is van het overbrengingsdeel of zelfs terwijl geen lans aanwezig is in de grijperweefmachine.
[0018] In een uitvoeringsvorm, voor het bepalen van de bewegingskoers wordt een eerste markering op het overbrengingsdeel voorzien voor het markeren van een eerste grens van het bepaalde bereik en wordt een tweede markering op het overbrengingsdeel voorzien voor het markeren van een tweede grens van het bepaalde bereik, waarbij de werkwijze bevat het bewegen van het overbrengingsdeel zodat de eerste markering en de tweede markering elk een sensorinrichting passeren die vast in positie tegenover het overbrengingsdeel is aangebracht, het vastleggen van een eerste hoekpositie van het aandrijfelement wanneer de eerste markering de sensorinrichting passeert en het vastleggen van een tweede hoekpositie van het aandrijfelement wanneer de tweede markering de sensorinrichting passeert, en het bepalen van de verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement uit de vastgelegde eerste hoekpositie van het aandrijfelement en de vastgelegde tweede hoekpositie van het aandrijfelement. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm worden de eerste hoekpositie van het aandrijfelement en de tweede hoekpositie van het aandrijfelement vastgelegd bij het bewegen van het overbrengingsdeel in één richting. Wanneer twee of meer markeringen worden voorzien en het vastleggen van de hoekposities van het aandrijfelement wanneer de markeringen de sensorinrichting passeren, is een bepaling van de bewegingskoers van de grijper mogelijk terwijl het overbrengingsdeel in slechts één richting wordt bewogen, waarbij de bepaling onafhankelijk is van elke faseverschuiving tussen een oscillerende beweging van het overbrengingsdeel en een rotatie van de aandrijfas van de weefmachine.
[0019] Volgens een tweede aspect wordt een aandrijfmechanisme voor het heen en weer bewegen van een grijper bevestigd aan een lans in een grijperweefmachine voorzien, waarbij het aandrijfmechanisme een aandrijfelement, een overbrengingsmechanisme, een overbrengingsdeel, en een inrichting voor het aanpassen van een bewegingskoers van de grijper bevat, waarbij de grijper wordt aangedreven om heen en weer te bewegen met behulp van het overbrengingsdeel, waarbij het aandrijfelement dat met een aandrijfas van de grijperweefmachine roteert via het overbrengingsmechanisme met het overbrengingsdeel aandrijfbaar kan worden gekoppeld, waarbij de inrichting voor het aanpassen van een bewegingskoers een bevestigingseenheid bevat die aangepast is om het overbrengingsmechanisme aan het aandrijfelement in verscheidene excentrische posities te bevestigen, waarbij het overbrengingsdeel door het aandrijfelement kan worden aangedreven om tussen uiterste overbrengingsdeelposities te oscilleren, en waarbij een amplitude van een oscillatie van het overbrengingsdeel instelbaar is door een excentrische positie te variëren teneinde een bewegingskoers van de grijper aan te passen, waarbij de inrichting voor het aanpassen van een bewegingskoers een rem bevat voor het houden van het overbrengingsdeel in een geselecteerde overbrengingsdeelpositie, terwijl het overbrengingsmechanisme van het aandrijfelement wordt losgemaakt, en het aandrijfelement beweegbaar is ten opzichte van het overbrengingsdeel dat door de rem wordt gehouden van een eerste hoekpositie van het aandrijfelement behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor een eerste bewegingskoers van de grijper bepaald door een eerste excentrische positie in een tweede hoekpositie van het aandrijfelement behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor een tweede bewegingskoers van de grijper bepaald door een tweede excentrische positie.
[0020] In een uitvoeringsvorm wordt een verwerkingseenheid voorzien, waarbij de rem door de verwerkingseenheid wordt geactiveerd en het aandrijfelement ten opzichte van het overbrengingsdeel wordt bewogen met behulp van de aandrijfmotor van de aandrijfas onder de controle van de verwerkingseenheid en/of een onafhankelijke bijnorende motor onder de controle van de verwerkingseenheid. In andere uitvoeringsvormen wordt de rem geactiveerd door een operator en wordt het aandrijfelement bewogen onder de controle van de operator.
[0021] In het bijzonder, in een uitvoeringsvorm, bevat de inrichting voor het aanpassen van een bewegingskoers een verwerkingseenheid, waarbij de verwerkingseenheid aangepast is om een aandrijfmotor te sturen om het overbrengingsdeel in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie te bewegen door het aandrijfelement in de eerste hoekpositie van het aandrijfelement behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de eerste bewegingskoers van de grijper te bewegen, terwijl het overbrengingsmechanisme aan het aandrijfelement is bevestigd in de eerste excentrische positie, om de rem te activeren om het overbrengingsdeel in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie te houden, en om de aandrijfmotor te sturen om het aandrijfelement ten opzichte van het overbrengingsdeel te bewegen in de tweede hoekpositie van het aandrijfelement behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de tweede bewegingskoers van de grijper, terwijl het overbrengingsmechanisme van net aandrijfelement is losgemaakt.
[0022] In een uitvoeringsvorm is de verwerkingseenheid aangepast om de overbrengingsdeelpositie te selecteren, en om de eerste hoekpositie van het aandrijfelement behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie en de tweede hoekpositie van het aandrijfelement behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie te bepalen, waarbij de verwerkingseenheid aangepast is om de geselecteerde overbrengingsdeelpositie te selecteren zodat de bevestigingseenheid handmatig toegankelijk is in de eerste hoekpositie van het aandrijfelement en in de tweede hoekpositie van het aandrijfelement. Afhankelijk van de uitvoering van het overbrengingsmechanisme, van een montage van het overbrengingsmechanisme en/of van een bevestigingseenheid, kan de bevestigingseenheid niet toegankelijk zijn of enkel met moeilijkheden toegankelijk zijn voor een operator in sommige hoekposities van het aandrijfelement. Door een gepaste selectie van de geselecteerde overbrengingsdeelposities kunnen dergelijke hoekposities vermeden worden.
[0023] In een uitvoeringsvorm bevat de verwerkingseenheid een geheugen waarin informatie over een overbrengingsdeelpositie versus de hoekpositie van het aandrijfelement is opgeslagen voor verschillende bewegingskoersen van de Jgrijper, waarbij de verwerkingseenheid aangepast is voor het selecteren van de geselecteerde overbrengingsdeelpositie gebaseerd op opgeslagen informatie. Het geheugen vormt in een uitvoeringsvorm een fysieke entiteit met de verwerkingseenheid. In andere uitvoeringsvormen is het geheugen een aparte eenheid.
[0024] Als alternatief of als aanvulling wordt in een uitvoeringsvorm de verwerkingseenheid aangepast is om de bewegingskoers van de grijper te bepalen door een verandering in een hoekpositie van het aandrijfelement te bepalen wanneer het overbrengingsdeel over een bepaald bereik wordt bewogen, en om de bewegingskoers van de grijper te bepalen op basis van de bepaalde verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement. Een bepaling van de bewegingskoers kan worden uitgevoerd na het ontkoppelen van de grijper van het overbrengingsdeel om elke beschadiging van de grijper te vermijden, of terwijl geen grijper in de weefmachine aanwezig is.
[0025] In een uitvoeringsvorm van het aandrijfmechanisme bevat het overbrengingsmechanisme een kruk die beweegbaar aan het aandrijfelement is gemonteerd en in een aanpasbare excentrische positie aan het aandrijfelement is bevestigd met behulp van een bevestigingseenheid.
[0026] In een uitvoeringsvorm is de kruk via een lagerhelft aan het aandrijfelement gemonteerd, waarbij na het losmaken van de bevestigingseenheid, de kruk om een as ten opzichte van het aandrijfelement kan zwenken voor het variëren van de excentrische positie, en aldus het wijzigen van een amplitude van een oscillatie van het overbrengingsdeel voor het aanpassen van een bewegingskoers van de grijper.
[0027] Volgens een derde aspect wordt een computerprogrammaproduct voorzien bevattende instructies die, wanneer het programma door een computer wordt uitgevoerd, ervoor zorgen dat de computer de werkwijze uitvoert zoals hierboven beschreven.
[0028] Volgens een vierde aspect wordt een gegevensverwerkingsinrichting voorzien bevattende een verwerkingseenheid aangepast om de werkwijze uit te voeren zoals hierboven beschreven.
[0029] Volgens een vijfde aspect wordt een weefmachine voorzien met de gegevensverwerkingsinrichting zoals hierboven beschreven en/of met de inrichting voor het aanpassen van de bewegingskoers van de grijper zoals hierboven beschreven en/of met het aandrijfmechanisme zoals hierboven beschreven. Korte beschrijving van de tekeningen.
[0030] Hierna worden uitvoeringsvormen van de uitvinding in detail beschreven met verwijzing naar de tekeningen. Doorheen de tekeningen worden dezelfde of gelijkaardige elementen aangeduid door dezelfde referentienummers. In de tekeningen: Figuur l toont een aandrijfsysteem voor het heen en weer bewegen van een gevergrijper en een nemer grijper van een weefmachine in een perspectief aanzicht. Figuur 2toont een eerste aandrijfmechanisme van het aandrijfsysteem van figuur 1 in een perspectief aanzicht. Figuur 3toont een gedeelte van het eerste aandrijfmechanisme van het aandrijfsysteem van figuur 2. Figuur 4toont het eerste aandrijfmechanisme van het aandrijfsysteem van figuur 1 in een zijaanzicht. Figuur 5toont meer in detail een gedeelte van het aandrijfmechanisme van figuur 2. Figuur 6toont meer in detail een rem te gebruiken in een aandrijfmechanisme van figuur 4. Figuur 7 toont een positie van het overbrengingsdeel versus een hoekpositie van het aandrijfelement voor verschillende amplitudes van het overbrengingsdeel. Figuur 8 toont een alternatief van figuur 7 voor een positie van het overbrengingsdeel versus een hoekpositie van het aandrijfelement voor verschillende amplitudes van het overbrengingsdeel. Figuur 9toont het aandrijfsysteem van figuur 1 in een weefmachine in een perspectief aanzicht. Figuur 10 toont het aandrijfsysteem van figuur 9 in een eerste hoekpositie van de aandrijfas. Figuur 11 toont het aandrijfsysteem van figuur 9 in een tweede hoekpositie van de aandrijfas. Gedetailleerde beschrijving van de tekeningen
[0031] Figuur 1 toont een aandrijfsysteem 1 voor het heen en weer bewegen van een gevergrijper 3 bevestigd aan een eerste lans 2 en een nemergrijper 5 bevestigd aan een tweede lans 4. De gevergrijper 3 en de nemergrijper 5 worden ook samen als grijpers of afzonderlijk als grijper aangeduid. De lansen 2, 4 kunnen een flexibele grijperband of een meer starre grijperstang zijn, of eender welk type lans te gebruiken in een grijperweefmachine.
[0032] Het aandrijfsysteem 1 kan in een weefmachine, in het bijzonder in een grijperweefmachine, worden gebruikt. In grijperweefmachines, zoals ook wordt toegelicht in WO 2011/120820 van de aanvrager, zijn de gevergrijper 3 en de nemergrijper 5 bedoeld om in en uit een weefvak te bewegen dat gevormd is door vlakken kettingdraden die convergeren op de plaats van de aanslaglijn van een weefsel. Om de grijpers 3, 5 in en uit het weefvak te bewegen, bevat het aandrijfsysteem 1 een eerste aandrijfmechanisme 10, dat een eerste lansaandrijfwiel 14 voor de eerste lans 2 aandrijft, en een tweede aandrijfmechanisme 11, dat een tweede lansaandrijfwiel 15 voor de tweede lans 4 aandrijft, waarbij een oscillatie van het eerste lansaandrijfwiel 14 en een oscillatie van het tweede lansaandrijfwiel 15 ervoor zorgen dat respectievelijk de gevergrijper 3 en de nemergrijper 5 heen en weer bewegen tussen een buiten het weefvak gelegen buitenste keerpunt en een binnen het weefvak gelegen binnenste keerpunt.
[0033] Het eerste aandrijfmechanisme 10 en het tweede aandrijfmechanisme 11 bevatten elk een aandrijfelement 12, 26 in de vorm van een tandwiel, een overbrengingsmechanisme 24, 25, een overbrengingsdeel 31, 32 in de vorm van een tandwielsegment 22, 47, en het lansaandrijfwiel 14, 15. In de uitvoeringsvorm van figuur 1, is het overbrengingsmechanisme 24, 25 een krukmechanisme, en drijft het tandwielsegment 22, 47 het lansaandrijfwiel 14, 15 aan.
[0034] Het aandrijfsysteem 1 getoond in figuur 1 bevat een aandrijfmotor 6 met een aandrijfas 7. De aandrijfmotor 6 kan het eerste aandrijfelement 12 aandrijven om in één richting te roteren via een eerste tandwiel 8 dat aan de aandrijfas 7 en een tussenliggend tweede tandwiel 9 gekoppeld is. Het eerste aandrijfelement 12 is verbonden met het tweede aandrijfelement 26 via een as 54 die verder de hoofdas van de weefmachine wordt genoemd. Het eerste aandrijfmechanisme 10 wordt door de aandrijfmotor 6 via de tandwielen 8 en 9 aangedreven, terwijl het tweede aandrijfmechanisme 11 door de aandrijfmotor 6 via de tandwielen 8 en 9, het aandrijfelement 12, en de as 54 wordt aangedreven.
[0035] In andere uitvoeringsvormen zijn twee gesynchroniseerde afzonderlijke motoren voorzien die elk een bijhorend aandrijfelement 12, 26 aandrijven.
[0036] De aandrijfelementen 12, 26 worden via de aandrijfmotor 6 aangedreven om met de as 54 van de weefmachine te roteren, dit betekent dat de aandrijfelementen 12, 26 worden aangedreven om per weefcyclus één volledige rotatie te maken, waarbij in een uitvoeringsvorm de rotatie van de aandrijfelementen 12, 26 zodanig in fase verschoven is dat de gevergrijper 3 en/of de nemergrijper 5 het binnenste keerpunt en het buitenste keerpunt iets voor of nadat de as 54 0° en 180° bereikt.
[0037] Het eerste aandrijfelement 12 is via het eerste overbrengingsmechanisme 24 aandrijfbaar gekoppeld met het eerste overbrengingsdeel 31 dat een lansaandrijfwiel 14 aandrijft. Zoals getoond in figuur 1 is het eerste overbrengingsdeel 31 een tandwielsegment 22 dat door het eerste aandrijfelement 12 kan worden aangedreven om rond een tandwielsegmentas 45 te oscilleren. Het eerste overbrengingsdeel 31 drijft via een overbrenging 18 het eerste lansaandrijfwiel 14 voor de gevergrijper 3 aan, zodat het eerste lansaandrijfwiel 14 rond zijn rotatieas 48 oscilleert.
[0038] Het tweede aandrijfelement 26 is eveneens aandrijfbaar gekoppeld via het tweede overbrengingsmechanisme 25 met het tweede overbrengingsdeel 32 dat een lansaandrijfwiel 14 aandrijft. Het tweede overbrengingsdeel 32 is een tandwielsegment 47 dat door het tweede aandrijfelement 26 kan worden aangedreven om rond een tandwielsegment as 51 te oscilleren. Het tweede overbrengingsdeel 32 drijft via een overbrenging 27 het tweede lansaandrijfwiel 15 voor de nemergrijper 5 aan, zodat het tweede lansaandrijfwiel 15 om zijn rotatieas 49 oscilleert.
[0039] In de getoonde uitvoeringsvorm wordt een hoekpositie van het aandrijfelement 12 vastgelegd met behulp van een hoeksensor 55, zoals een encoder die op de aandrijfas 7 is voorzien, bijvoorbeeld een encoder die 360 signalen kan genereren voor elke rotatie van de aandrijfas 7 die de weefmachine aandrijft. De hoeksensor 55 kan met een verwerkingseenheid 61 verbonden zijn zoals schematisch getoond in figuur 2. Als alternatief of in aanvulling kan de hoeksensor ook op de as 54 van de grijperweefmachine worden voorzien.
[0040] Het eerste aandrijfmechanisme 10 wordt in meer detail getoond in figuren 2 tot 6. In figuur 2 worden verder een lansgeleiding 37 die nabij het weefvak is aangebracht en een lansgeleiding 38 die nabij het lansaandrijfwiel 14 is aangebracht getoond.
[0041] Zoals best te zien is in figuren 2 tot 5, in de getoonde uitvoeringsvorm, bevat het overbrengingsmechanisme 24 een kruk 13 die met het aandrijfelement 12 is verbonden, een vorkelement 16 dat draaibaar aan de kruk 13 is gemonteerd, en een dwarselement 17 dat draaibaar aan het vorkelement 16 is gemonteerd. Het overbrengingsdeel 31 is een tandwielsegment 22 dat vast met het dwarselement 17 is verbonden en samen met het dwarselement 17 rond de tandwielsegmentas 45 oscilleert.
[0042] Zoals hierboven beschreven drijft het overbrengingsdeel 31 het aandrijfwiel 14 voor de grijper 3 aan via een overbrenging 18, die in de getoonde uitvoeringsvorm een tandwieloverbrenging is. Op die manier is het overbrengingsdeel 31 gekoppeld met het lansaandrijfwiel 14, zodat het lansaandrijfwiel 14 samen met het overbrengingsdeel 31 kan bewegen of gesynchroniseerd kan bewegen, met andere woorden er is een vaste overbrengingsverhouding tussen de beweging van het overbrengingsdeel 31 en de beweging van het lansaandrijfwiel 14. Zoals best te zien is in figuur 6 is het lansaandrijfwiel 14 met een bevestigingsinrichting 35 demonteerbaar aan de overbrenging 18 bevestigd. Zoals getoond in figuren 2 tot 4 en 6, bevat de bevestigingsinrichting 35 een schijf 90, waaraan het lansaandrijfwiel 14 met bouten 91 is bevestigd (enkel getoond in figuren 2 tot 4). De schijf 90 kan met behulp van een aandrukring 88 en bouten 92 in elke hoekpositie van het lansaandrijfwiel 14 op de as 50 worden bevestigd. Op deze manier wordt de schijf 90 waaraan het lansaandrijfwiel 14 is bevestigd tussen de as 50 en de aandrukring 88 gedrukt. Wanneer de bouten 92 worden losgemaakt, kan de schijf 90 met het lansaandrijfwiel 14 langs de as 50 roteren, zodat de hoekpositie van het lansaandrijfwiel 14 ten opzichte van de as 50 kan worden aangepast.
[0043] Zoals in figuren 4 en 5 wordt geïllustreerd, in de getoonde uitvoeringsvorm, is de kruk 13 beweeglijk gemonteerd aan het aandrijfelement 12 via een lagerhelft 19, die samenwerkt met een respectievelijk deel van de kruk 13. De kruk 13 kan ten opzichte van het aandrijfelement 12 worden bewogen en in verschillende excentrische posities aan het aandrijfelement 12 worden bevestigd of gefixeerd. De kruk 13 drijft het vorkelement 16 aan, waarbij de kruk 13 en het vorkelement 16 roteerbaar ten opzichte van elkaar zijn gemonteerd via een as 23 met een as 43. Het dwarselement 17 wordt door het vorkelement 16 aangedreven via een as 20 met een as 44, geïllustreerd in figuur 4, die in het vorkelement 16 is gemonteerd, waarbij het vorkelement 16 en het dwarselement 17 roteerbaar ten opzichte van elkaar zijn gemonteerd via de as 20. Het dwarselement 17 is samen met het overbrengingsdeel 31 roteerbaar om een as 21 met een as 45 gemonteerd, aangeduid als tandwielsegmentas 45, waarbij de as 21 dwars ten opzichte van de as 20 is aangebracht. De as 21 is roteerbaar gemonteerd ten opzichte van een freem 42 van het aandrijfmechanisme 10, geïllustreerd in figuur 2, waarbij het dwarselement 17 en het freem 42 roteerbaar ten opzichte van elkaar via de as 21 zijn gemonteerd.
[0044] In de geïllustreerde uitvoeringsvorm, kunnen het freem 42 en het aandrijfmechanisme 10 vast worden bevestigd aan een tussenfreem 41, dat aan een zijfreem 40 van de weefmachine (getoond in figuur 9) is bevestigd. In het aandrijfmechanisme 10, passeren de assen 43, 44 en 45 van de respectievelijke assen 23, en 21 allemaal doorheen een gemeenschappelijk punt 36, zoals in figuur 4 wordt geïllustreerd.
[0045] De kruk 13 wordt bevestigd of gefixeerd aan de IS lagerhelft 19 van het aandrijfelement 12 door middel van een bevestigingseenheid 28, bijvoorbeeld een bevestigingseenheid 28 bevattende een wig 29 die tussen de kruk 13 en een wand van de lagerhelft 19 door middel van één of meer bevestigingselementen 34, bijvoorbeeld twee bouten zoals best te zien is in figuur 5. De 20 zijde van de kruk 13 tegenover de zijde van de kruk 13 waarop de wig 29 inwerkt, ligt bijvoorbeeld direct aan tegen een zijwand van de lagerhelft 19 tegenover de zijwand van de lagerhelft 19 waarop de wig 29 inwerkt. In de getoonde uitvoeringsvorm heeft de lagerhelft 19 een cirkelvormige kromming om de as 45. Na het losmaken van de bevestigingselementen 34, kan de kruk 13 om de as 45 (zie figuur 1) ten opzichte van het aandrijfelement 12 zwenken, voor het variëren van een excentrische positie, waardoor tijdens de werking een amplitude van een oscillatie van het tandwielsegment dat het overbrengingsdeel 31 vormt, en daarmee een bewegingskoers van de grijper 3 die met behulp van het overbrengingsdeel 31 heen en weer wordt bewogen, wordt aangepast. Langs de lagerhelft 19 kan optioneel een tegengewicht 33 worden bevestigd. Het aandrijfelement 12 met de lagerhelft 19 en de bevestigingseenheid 28 kan ook worden uitgevoerd zoals beschreven in WO 2011/120820 van de aanvrager. Het bevestigingselement 34 kan worden losgemaakt om het overbrengingsmechanisme 24 van het aandrijfelement 12 los te maken en kan worden vastgemaakt om net overbrengingsmechanisme 24 aan het aandrijfelement 12 te bevestigen.
[0046] Zoals getoond in figuren 2 en 3 wordt een rem 30 voorzien, die het tandwielsegment 22 kan houden na het losmaken van de bevestigingselementen 34. De rem 30 is op een steun 89 gemonteerd die door bouten 93 aan het freem 42 is bevestigd. De rem 30 laat toe het overbrengingsdeel 31 in een geselecteerde positie te houden en het aandrijfelement 12 ten opzichte van het overbrengingsdeel 31 te bewegen om de excentrische positie van de kruk 13 ten opzichte van het aandrijfelement 12 aan te passen, waarbij door het aandrijfelement 12 om zijn rotatieas 46 te bewegen, de kruk 13 binnen de lagerhelft 19 wordt bewogen en het overbrengingsmechanisme 24 een beperkte beweging uitvoert. Het aandrijfelement 12 wordt bij voorkeur bewogen door het activeren van de aandrijfmotor 6. In de uitvoeringsvorm, zoals getoond in figuur 4, wordt een as 50 van het lansaandrijfwiel 14 voorzien van een tandwiel 52 van de overbrenging 18. De rem 30 werkt in op de as 50 van het lansaandrijfwiel 14 en remt het tandwielsegment 22 dat het overbrengingsdeel 31 vormt via het tandwiel 52 van de overbrenging 18. Zoals getoond in figuur 6, werkt de rem 30 in op de as 50 van het lansaandrijfwiel 14. Dit biedt het voordeel dat een grote remkracht kan worden uitgeoefend op het tandwielsegment 22 als gevolg van de overbrengingsverhouding van de overbrenging 18.
[0047] In de uitvoeringsvorm, zoals getoond in figuur 6, bevat de rem 30 een actuator 53 met een cilinder 80 en een plunjer 81. Een remschoen 58 is op het distale uiteinde van de plunjer 81 voorzien, en een veer 85 kan tussen de plunjer 81 en de remschoen 58 worden voorzien. Verder bevat de rem 30 een remschoen 59 voorzien op de as 50 die kan samenwerken met de remschoen 58 wanneer de actuator 53 wordt geactiveerd, in het bijzonder wanneer de plunjer 81 in de richting van de pijl B in figuur 6 wordt bewogen. Voor het activeren van de actuator 53 kan een gecomprimeerde vloeistof, bijvoorbeeld olie, in de cilinder 80 worden toegevoerd via een toevoerleiding 87 (enkel getoond in figuur 3) om de remschoen 58 naar de remschoen 59 toe te bewegen, zodat de as 50 kan worden geremd of in positie gehouden door de rem 30. In een voorbeeld kan een eerste detector (niet getoond) worden voorzien om te detecteren of de plunjer 81 in de niet geactiveerde toestand is en kan een tweede detector (niet getoond) worden voorzien om te detecteren of de plunjer 81 in geactiveerde toestand is, om aldus te detecteren of de remschoenen 58, 59 met elkaar in contact zijn om de as 50 vast te houden. De as 50 wordt in het freem 42 ondersteund door lagers 83, 84. De cilinder 80 kan worden voorzien in een steun 89 die met bouten 93 aan het freem 42 is bevestigd.
[0048] Zoals schematisch geïllustreerd in figuur 2, wordt een inrichting 60 voor het bepalen van een bewegingsparameter zoals de bewegingskoers van de grijper 3 in een grijperweefmachine voorzien, die de bewegingsparameter van de grijper 3 kan bepalen op basis van de amplitude van een oscillatie van het overbrengingsdeel 31 dat de grijper 3 aandrijft, welke amplitude van de oscillatie van het overbrengingsdeel 31 de amplitude van de oscillatie van het lansaandrijfwiel 14 bepaalt, en bijgevolg de bewegingskoers van de grijper 3. Met behulp van de inrichting 60 wordt de amplitude van de oscillatie van het overbrengingsdeel 31 bepaald door een overbrengingsverhouding tussen het aandrijfelement 12 en het overbrengingsdeel 31, welke overbrengingsverhouding op basis van een verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement 12 kan worden bepaald wanneer het overbrengingsdeel 31 over een bepaald bereik Ao wordt bewogen, in het bijzonder wanneer het overbrengingsdeel 31 een tandwielsegment 22 is dat over een bepaald hoekbereik A a wordt bewogen, zoals getoond in figuur 4.
[0049] Hiertoe bevat de inrichting 60 een verwerkingseenheid 61, welke verwerkingseenheid 61 aangepast is voor het bepalen van de verandering in een hoekpositie van het aandrijfelement 12 wanneer het overbrengingsdeel 31 over het bepaalde bereik Aa wordt bewogen, en het bepalen van de bewegingskoers van de grijper 3 gebaseerd op de bepaalde verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement 12. De verwerkingseenheid 61 bevat een geheugen 65 waarin informatie over een positie van het overbrengingsdeel 31, dit betekent een overbrengingsdeelpositie versus de hoekpositie van het aandrijfelement 12 wordt opgeslagen voor verschillende bewegingskoersen van de grijper 3, waarbij de verwerkingseenheid 61 aangepast is voor het selecteren van de geselecteerde overbrengingsdeelposities gebaseerd op de opgeslagen informatie. De verwerkingseenheid 61 kan dezelfde bepaling uitvoeren zoals hierboven beschreven voor het eerste aandrijfmechanisme 10 ten opzichte van het tweede aandrijfmechanisme 11. In de getoonde uitvoeringsvorm bevat de inrichting 60 verder een sensorinrichting 64 die hieronder in meer detail wordt beschreven. De verwerkingseenheid 61 wordt bijvoorbeeld via een kabel 66 met de sensorinrichting 64 verbonden.
[0050] Voor het bepalen van een verandering in een hoekpositie van het aandrijfelement 12, in de getoonde uitvoeringsvorm, kan een hoekpositie van het aandrijfelement 12, in het bijzonder een eerste hoekpositie en een tweede hoekpositie van het aandrijfelement 12, worden vastgelegd met behulp van de hoeksensor 55, die ook met de verwerkingseenheid 61 is verbonden.
[0051] Figuur 7 toont schematisch in twee curves 70 en 71 een overbrengingsdeelpositie, in het bijzonder een hoekpositie a van het tandwielsegment 22, versus de hoekpositie © van het aandrijfelement 12 voor twee verschillende amplitudes van het overbrengingsdeel 31, en aldus twee verschillende bewegingskoersen van de grijper 3, waarbij een eerste curve 70 in volle lijnen de overbrengingsdeelpositie versus de hoekpositie © van het aandrijfelement 12 toont voor een eerste bewegingskoers, in het bijzonder een kleine bewegingskoers, waarbij een tweede curve 71 in stippellijnen de overbrengingsdeelpositie versus de hoekpositie ©van het aandrijfelement 12 toont voor een tweede bewegingskoers, in het bijzonder een grote bewegingskoers. In elk geval wordt het overbrengingsdeel 31 aangedreven om te oscilleren tussen twee uiterste overbrengingsdeelposities, waarbij de twee uiterste overbrengingsdeelposities verschillen voor de kleine bewegingskoers en de grote bewegingskoers. In de getoonde uitvoeringsvorm, voor de kleine bewegingskoers en de grote bewegingskoers, omvat de beweging van de ene uiterste overbrengingsdeelpositie in de andere uiterste overbrengingsdeelpositie de beweging van het overbrengingsdeel 31 over een bepaald bereik A a met een eerste grens al en een tweede grens a2. De eerste grens al en een tweede grens a2 zijn aangeduid door twee horizontale lijnen 72 en 73 die met een positie van markeringen 62, 63 op het overbrengingsdeel 31 zijn verbonden,
zoals hieronder in meer detail wordt toegelicht. Het zal duidelijk zijn dat wanneer het overbrengingsdeel 31 over het bepaalde bereik A a wordt bewogen, een verandering in hoekpositie A®1 van het aandrijfelement 12 in geval van de eerste bewegingskoers van de grijper 3 groter is dan een verandering in hoekpositie A ©2 van het aandrijfelement 12 in geval van de tweede bewegingskoers van de grijper 3. Verder, gebaseerd op informatie over een verandering in hoekpositie A@1,A@2, kan de bewegingsamplitude van het overbrengingsdeel 31, en aldus de bewegingskoers van de grijper 3 worden bepaald met behulp van geometrische formules en afmetingen van het aandrijfmechanisme 10. Het zal duidelijk zijn dat de curves getoond in figuur 7 slechts bij wijze van voorbeeld zijn en elk betrekking hebben op een excentrische positie van de kruk 13 ten opzichte van het aandrijfelement 12.
[0052] Zoals geïllustreerd in figuren 2 tot 4, in de getoonde uitvoeringsvorm, bevat de inrichting 60 twee markeringen 62, 63 voorzien op het tandwielsegment 22 en de sensorinrichting 64 vast in positie aangebracht tegenover het tandwielsegment 22, en aangepast om de afwezigheid of aanwezigheid van de markeringen 62, 63 te detecteren. De sensorinrichting 64 is op de steun 89 bevestigd die aan het freem 42 bevestigd. De sensorinrichting 64 kan een nabijheidssensorinrichting zijn, in het bijzonder geselecteerd uit de groep bevattende een capacitieve nabijheidssensorinrichting, een inductieve nabijheidssensor en een optische nabijheidssensorinrichting. De eerste markering 62 en de tweede markering 63 worden gekozen uit een groep bevattende een uitsparing, een uitsnijding of een uitsteeksel. In het getoonde voorbeeld in figuur 4 strekken de randen van de eerste markering 62 en randen van de tweede markering 63 zich in een radiale richting ten opzichte van de as 45 uit, bijvoorbeeld langs de radiale lijnen 67 en 68. De eerste markering 62 en de tweede markering 63 zijn op een relatief grote afstand van elkaar aangebracht en op een grote afstand van de as 45 aangebracht, wat voordelig is voor een nauwkeurige bepaling van een verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement 12.
[0053] In de getoonde uitvoeringsvorm is de sensorinrichting 64 een nabijheidsschakelaar en de markeringen 62, 63 zijn uitsteeksels voorzien op het tandwielsegment 22 dicht bij een getand gedeelte van het tandwielsegment 22. De sensorinrichting 64 kan worden aangepast om een stijgende flank te meten wanneer een van de twee markeringen 62, 63 in een detectiegebied van de sensorinrichting 64 wordt bewogen en/of een dalende flank wanneer een van de twee markeringen 62, 63 uit het detectiegebied van de IS sensorinrichting 64 wordt bewogen.
[0054] De twee markeringen 62, 63 begrenzen het bepaalde bereik Aa van het overbrengingsdeel 31, in het bijzonder een bepaald hoekbereik Aa van het tandwielsegment 22 in de Uitvoeringsvorm van figuur 4. Met andere woorden, de eerste markering 62 en de tweede markering 63 markeren elk de grenzen van het bepaalde bereik Aa van het overbrengingsdeel 31. In het voorbeeld getoond in figuur 4 wordt het hoekbereik A a tussen de radiale lijnen 67 en 68 bepaald.
[0055] In een uitvoeringsvorm wordt het aandrijfelement 12 bewogen om het overbrengingsdeel 31 dat aan het aandrijfelement 12 is gekoppeld in één richting aan te drijven, zodat de eerste markering 62 en de tweede markering 63 elk de sensorinrichting 64 passeren die vast in positie op het freem 42 is aangebracht en tegenover het overbrengingsdeel 31, waarbij een eerste hoekpositie van het aandrijfelement 12, wanneer de eerste markering 62 de sensorinrichting 64 passeert en een tweede hoekpositie van het aandrijfelement 12, wanneer de tweede markering 63 de sensorinrichting 64 passeert, worden vastgelegd, en de verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement 12 wordt bepaald uit de vastgelegde eerste hoekpositie van het aandrijfelement 12 en de vastgelegde tweede hoekpositie van het aandrijfelement 12. Het aandrijfelement 12 wordt door middel van de aandrijfmotor 6 van de weefmachine aangedreven, welke aandrijfmotor 6 door de verwerkingseenheid 61 wordt gestuurd. Het feit dat de sensorinrichting 64 de passage van de eerste markering 62 en de tweede markering 63 detecteert wanneer het overbrengingsdeel 31 in dezelfde richting roteert, biedt het voordeel dat een nauwkeurig hoekverschil tussen de vastgelegde eerste hoekpositie en de vastgelegde tweede hoekpositie kan worden bepaald.
[0056] In grijperweefmachines waarin het aandrijfmechanisme 10, 11 voor de grijper 3, 5 door een aandrijfas 7 wordt aangedreven, kan een bewegingsprofiel van de grijper 3, 5 worden bepaald als een functie van de hoekpositie van de aandrijfas 7. Het bewegingsprofiel bepaalt bewegingssnelheden en bewegingsversnellingen van de grijper 3, 5. Dergelijke versnellingen veroorzaken krachten in het aandrijfmechanisme 10, 11 en bij de lansen 2, 4 met de grijper 3,
5. Deze krachten bevatten traagheidskrachten en wrijvingskrachten tussen de lansen 2, 4 met een grijper 3, 5 en lansgeleidingen van de weefmachine. Dergelijke krachten en de bewegingssnelheden van de grijper 3, 5 bepalen de belasting op aandrijfelementen en lagers van het aandrijfmechanisme en ook de slijtage van geleidingsoppervlakken. De weefsnelheid kan worden begrensd teneinde deze krachten en belastingen te reduceren. Als het bewegingsprofiel van de grijpers 3, 5 gekend is, is het mogelijk om de maximale weefsnelheid van de weefmachine te berekenen voor een vooropstelde levensduur van de elementen van de weefmachine. Voor het bepalen van het bewegingsprofiel van de grijper 3, 5 kan gebruik gemaakt worden van geometrische formules en afmetingen van het aandrijfmechanisme 10, 11 en de bepaling van een verandering in een hoekpositie van het aandrijfelement 12, 26 bij het bewegen van het overbrengingsdeel 31, 32 over een bepaald bereik Aa. In geval het aandrijfmechanisme 10, 11 zoals getoond in de tekeningen slechts één vrijheidsgraad heeft, in het bijzonder de excentrische positie van de kruk 13 ten opzichte van het aandrijfelement 12, 26, kan het bewegingsprofiel worden bepaald op basis van een beperkt aantal metingen, en aldus ook de bewegingskoers van de grijper 3, 5.
[0057] Bijvoorbeeld, zoals geïllustreerd in figuur 7, waarbij het aandrijfelement 12 over 180° beweegt, voor een eerste excentrische positie van de kruk 13 ten opzichte van het aandrijfelement 12 behorend bij de curve 70, wanneer de eerste markering 62 die de eerste grens al van het bepaalde bereik Aamarkeert de sensorinrichting 64 passeert, een eerste hoekpositie van het aandrijfelement 12 kan worden vastgelegd, die zich op het snijpunt 74 van de curve 70 met de horizontale lijn 72 bevindt, terwijl wanneer de tweede markering 63 die de tweede grens a2 van het bepaalde bereik Aa markeert de sensorinrichting 64 passeert, een tweede hoekpositie van het aandrijfelement 12 kan worden vastgelegd, die zich op het snijpunt 75 van de curve 70 met de horizontale lijn 73 bevindt. Een verandering in hoekpositie A @1 kan worden bepaald uit de vastgelegde eerste en tweede hoekposities van het aandrijfelement 12. Gelijkaardig, voor een tweede excentrische positie van de kruk 13 ten opzichte van het aandrijfelement 12 behorend bij de curve 71, kunnen eerste en tweede hoekposities van het aandrijfelement 12 worden vastgelegd, die zich op de snijpunten 76 en 77 van de curve 71 met de horizontale lijnen 72 en 73 bevinden. De positie van de horizontale lijnen 72 en 73 wordt bij voorkeur zo gekozen dat de curves 70 en 71 de horizontale lijnen 72 en 73 snijden wanneer de kromming van de curves 70 en 71 nagenoeg lineair is.
[0058] De bewegingskoers van de grijper 3, 5 kan bepaald worden op basis van de bepaalde verandering in de hoekpositie A ©1, A®2 van het aandrijfelement 12 bij het bewegen van het overbrengingsdeel 31, 32 over een bepaald bereik Aa, met andere woorden gebaseerd op de hoekafstand tussen de snijpunten 74, 75 en de hoekafstand tussen de snijpunten 77, 78. Voor elke weefsnelheid van de grijperweefmachine kan het bewegingsprofiel van de grijper 3, 5, in het bijzonder de bewegingssnelheid van de grijper 3,5 en bijhorende bewegingsversnellingen van de grijper 3, 5, ook worden bepaald op basis van de bepaalde verandering in de hoekpositie A®1, A ©2 van het aandrijfelement 12 bij het bewegen van het overbrengingsdeel 31, 32 over een bepaald bereik Ao.
Verder kunnen de gemiddelde bewegingssnelheid, de maximale of minimale bewegingssnelheid, de maximale of minimale bewegingsversnelling en andere bewegingsparameters worden bepaald.
[0059] De gemiddelde bewegingssnelheid van de grijper 3, 5 is gerelateerd aan de bewegingskoers van de grijper 3, 5 en aan de bewegingssnelheid van het aandrijfelement 12 van de grijperweefmachine, terwijl de werkelijke snelheid van de grijper 3, 5 en de maximale snelheid van de grijper 3, 5 verder kunnen worden bepaald op basis van informatie over afmetingen van elementen van het overbrengingsmechanisme 10, 11.
[0060] Volgens een uitvoeringsvorm kan de weefsnelheid van de grijperweefmachine worden gekozen of ingesteld op basis van de toelaatbare bewegingssnelheid van de grijper 3, 5. De maximaal toelaatbare bewegingssnelheid van de grijper 3, 5 is ook gerelateerd aan de toelaatbare versnellingskrachten veroorzaakt door de grijper 3, 5. De snelheid van de grijperweefmachine kan worden verhoogd of verlaagd, zodat de maximaal toelaatbare snelheid van de grijpers 3, 5 tijdens het weven niet wordt overschreden. Dit biedt het voordeel dat de weefsnelheid van de grijperweefmachine zo hoog mogelijk kan worden ingesteld, terwijl wordt vermeden dat een bewegingsparameter van de grijper 3, 5, zoals de bewegingssnelheid of de bewegingsversnelling van de grijper 3, 5 een maximaal toelaatbare waarde zal overschrijden. Bijvoorbeeld, voor een bewegingskoers van 800 mm en een overbrengingsmechanisme IS zoals getoond in figuur 1, mag de maximale snelheid van de weefmachine beperkt worden tot 820 RPM, terwijl voor een bewegingskoers van 1100 mm de maximale weefsnelheid beperkt moet worden tot 700 RPM.
[0061] In een andere uitvoeringsvorm wordt het aandrijfelement 12 bewogen om het tandwielsegment 22 dat aan het aandrijfelement 12 is gekoppeld heen en weer aan te drijven, zodat minstens één van de eerste markering 62 en de tweede markering 63 tweemaal de sensorinrichting 64 passeert, waarbij een eerste hoekpositie van het aandrijfelement 12 wordt vastgelegd wanneer de eerste markering 62 of de tweede markering 63 de sensorinrichting 64 passeert bij het bewegen in een eerste richting en een tweede hoekpositie van het aandrijfelement 12 wordt vastgelegd wanneer de eerste markering 62 of de tweede markering 63 de sensorinrichting 64 passeert bij het bewegen in een tweede richting tegengesteld aan de eerste richting, en de verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement 12 wordt bepaald uit de vastgelegde eerste hoekpositie en de vastgelegde tweede hoekpositie.
[0062] Zoals bijvoorbeeld wordt getoond in figuur 8, waarbij het aandrijfelement 12 over 360° beweegt, voor een eerste excentrische positie van de kruk 13 ten opzichte van het aandrijfelement 12 behorend bij de curve 70, wanneer de eerste markering 62 de sensorinrichting 64 passeert bij het bewegen in de eerste richting, de eerste hoekpositie van het aandrijfelement 12 kan worden vastgelegd, die zich op het snijpunt 74 van de curve 70 met de horizontale lijn 72 bevindt, terwijl wanneer de eerste markering 62 de sensorinrichting 64 passeert bij het bewegen in de tegenovergestelde tweede richting, een tweede hoekpositie van het aandrijfelement 12 kan worden vastgelegd, die zich op het snijpunt 79 van de curve 70 met de horizontale lijn 72 bevindt, Gelijkaardig, voor een tweede excentrische positie van de kruk 13 ten opzichte van het aandrijfelement 12 kunnen snijpunten 76 en 78 worden bepaald.
[0063] In beide uitvoeringsvormen is een bepaling van een verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement 12 onafhankelijk van een faseverschuiving tussen het overbrengingsdeel 31 en het aandrijfelement 12, in het bijzonder de faseverschuiving tussen het overbrengingsdeel 31 en de aandrijfas 7 van de weefmachine.
[0064] Zoals getoond in figuur 2 kan in aanvulling een grijperpositie sensorinrichting 56 worden voorzien voor het detecteren van de passage van een gebied van het lansaandrijfwiel 14 langs deze sensorinrichting 56. De grijperpositie sensorinrichting
56, in het bijzonder een nabijheidssensorinrichting, is in een stationaire positie nabij het lansaandrijfwiel 14 gemonteerd. Wanneer de positie van de grijper 5 ten opzichte van het lansaandrijfwiel 14 gekend is, zorgt de grijperpositie sensorinrichting 56 voor het bepalen wanneer de grijper 5 zich in een bepaalde positie bevindt ten opzichte van het weefvak of het weefsel, en ten opzichte van het aandrijfelement 12 dat met de aandrijfas 7 van de weefmachine roteert. Het gebruik van een dergelijke grijperpositie sensorinrichting 56 zorgt voor het bepalen van de faseverschuiving tussen de hoekpositie van de aandrijfas 7 van de weefmachine en de hoekpositie van het lansaandrijfwiel 14 dat de grijper 5 aandrijft, welke hoekpositie van het lansaandrijfwiel 14 ook de positie van de grijper 5 ten opzichte van het weefvak definieert. De verwerkingseenheid 61 is bijvoorbeeld via een draad 69 verbonden met de grijperpositie sensorinrichting 56.
[0065] In aanvulling of als alternatief voor de grijperpositie sensorinrichting 56 kan verder een grijperpositie sensorinrichting 57 worden voorzien voor het detecteren van de passage van de grijper 5 langs deze grijperpositie sensorinrichting 57, waarbij deze grijperpositie sensorinrichting 57 een sensorinrichting kan zijn zoals gekend uit US 4,127,150 die nabij de grijperbaan is gemonteerd, bijvoorbeeld in het gebied van de lansgeleiding 37 die nabij het weefvak is aangebracht. De grijperpositie sensorinrichting 57 laat toe te bepalen wanneer de grijper 5 in een bepaalde positie ten opzichte van het weefvak of het weefsel, en ten opzichte van het aandrijfelement 12 dat met de aandrijfas 7 van de weefmachine roteert. Deze grijperpositie sensorinrichting 57 kan via een draad 69 met de verwerkingseenheid 61 worden verbonden.
[0066] Voor het aanpassen van de bewegingskoers van de grijpers 3, 5 wordt in een uitvoeringsvorm eerst de werkelijke bewegingskoers van de grijpers 3, 5 bepaald. Dit kan worden uitgevoerd volgens de werkwijze zoals hierboven beschreven voor het bepalen van de bewegingskoers van de grijper 3, 5. Hiertoe s worden in een uitvoeringsvorm de Jgrijpers 3, 5 van de overbrengingsdelen 31, 32 ontkoppeld teneinde een beweging van de grijpers 3,5 tijdens het bepalen van de bewegingskoers te vermijden. Voor het ontkoppelen kan het lansaandrijfwiel 14, 15 worden losgemaakt van de overbrenging 18, 27 door het losmaken van de bevestigingsinrichting 35, bijvoorbeeld door het losmaken van de bouten 92 (getoond in figuur 6) voor het bevestigen van het lansaandrijfwiel 14, 15 op de as 50. Hierdoor zullen de grijpers 3, 5 tijdens het aanpassen van de bewegingskoers niet bewegen en zullen aldus tijdens het aanpassen van de bewegingskoers niet worden beschadigd.
[0067] De grijpers 3, 5 worden bijvoorbeeld ontkoppeld terwijl ze zich buiten het weefvak bevinden, bijvoorbeeld terwijl de grijpers 3, 5 zich binnen de vaste lansgeleiding 37 bevinden (getoond in figuur 2). In een alternatieve uitvoeringsvorm kunnen de lans 2, 4 met de grijper 3, 5 volledig verwijderd worden van de weefmachine, zoals getoond in figuur 2. Na het ontkoppelen van de grijpers 3, 5 kan de aandrijfmotor 6 wordt geactiveerd om de aandrijfelementen 12, 26 te bewegen, die de overbrengingsdelen 31, 32 aandrijven, in het bijzonder de tandwielsegmenten 22, 47 om rond de as 45, 51 te roteren. Dan worden de overbrengingsdelen 31, 32 aangedreven om een rotatiebeweging in één richting uit te voeren, waarbij beide markeringen 62, 63 de sensorinrichting 64 passeren. Bij de beweging van het overbrengingsdeel 31 van het eerste aandrijfmechanisme 10 worden een eerste hoekpositie van het aandrijfelement 12 wanneer de eerste markering 62 de sensorinrichting 64 passeert en een tweede hoekpositie van het aandrijfelement 12 wanneer de tweede markering 63 de sensorinrichting 64 passeert vastgelegd, bijvoorbeeld worden vastgelegd door de hoeksensor 55 die met de verwerkingseenheid 61 verbonden is. De actuele bewegingskoers kan worden bepaald uit de verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement 12 als gevolg van een beweging van het overbrengingsdeel 31 tussen de posities behorende bij de markeringen 62, 63. Dezelfde bepaling kan worden uitgevoerd voor het tweede aandrijfmechanisme 11. De actuele bewegingskoers wordt als de eerste bewegingskoers aangeduid in de volgende beschrijving. Een gewenste bewegingskoers na het aanpassen van de bewegingskoers wordt als de tweede bewegingskoers aangeduid.
[0068] Voor het aanpassen van de bewegingskoers van de nemergrijper 3 van de eerste bewegingskoers naar. de tweede bewegingskoers is een relatieve beweging van het aandrijfelement 12 en de kruk 13 voor het variëren van de excentrische positie van de kruk 13 ten opzichte van het aandrijfelement 12 vereist. Hierna wordt een excentrische positie behorend bij de eerste bewegingskoers aangeduid als eerste excentrische positie, en wordt een excentrische positie behorend bij de tweede bewegingskoers als tweede excentrische positie aangeduid.
[0069] Voor het variëren van de excentrische positie, en dus het aanpassen van de bewegingskoers, wordt vervolgens een overbrengingsdeelpositie geselecteerd en wordt het overbrengingsdeel 31 in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie bewogen door het aandrijfelement 12 in een eerste hoekpositie behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie te bewegen voor de eerste bewegingskoers van de grijper 3. Het aandrijfelement
12 kan in de eerste hoekpositie worden bewogen door het activeren van de aandrijfmotor 6. Tijdens deze beweging blijft het krukmechanisme 24 aan het aandrijfelement 12 bevestigd in de eerste excentrische positie. Een eerste hoekpositie van het s aandrijfelement 12 wordt in figuur 9 getoond en wordt zo gekozen dat de bevestigingselementen 34 van de bevestigingseenheid 28 toegankelijk zijn voor een operator, bijvoorbeeld toegankelijk zijn via een afdekbare opening 39 in een tussenfreem 41 dat is aangebracht tussen het freem 42 (enkel getoond in figuur 2) van het aandrijfmechanisme 10 en een zijfreem 40 van de weefmachine. De geselecteerde overbrengingsdeelpositie wordt zo geselecteerd dat de eerste hoekpositie van het aandrijfelement 12 en de tweede hoekpositie van het aandrijfelement 12 bijvoorbeeld tussen 10° en 70° van de aandrijfas 7, in het bijzonder tussen 30° en 60° van de aandrijfas 7 liggen, wanneer de 0°-positie van de aandrijfas 7 bij aanslag is.
[0070] Wanneer de bewegingskoers moet worden verhoogd, bijvoorbeeld van 1000 mm naar 1100 mm, kan de geselecteerde overbrengingsdeelpositie op een eerste hoekpositie van het aandrijfelement 12, 26 worden gekozen, bijvoorbeeld op een 30°- positie voor het aandrijfelement 12, 26, wanneer de 0°-positie van het aandrijfelement 12, 26 bij aanslag is. Het aandrijfelement 12, 26 wordt naar 30° bewogen, wat ook de eerste hoekpositie is behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de eerste bewegingskoers van de grijper 3, 5. Dan wordt de tweede hoekpositie behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de tweede bewegingskoers van de grijper 3, 5 bepaald door de verwerkingseenheid 61 gebaseerd op opgeslagen informatie over afmetingen van het overbrengingsmechanisme 24, 25 en de bewegingskoers van de grijper 3, 5 die door de overbrengingsverhouding is bepaald, in het bijzonder door de huidige excentrische positie van de kruk 13 ten opzichte van het aandrijfelement 12, 26. Op basis van voornoemde opgeslagen informatie kan de verwerkingseenheid 61 bijvoorbeeld bepalen dat de tweede hoekpositie 55° is. Nadat de bevestigingseenheid 28 is losgemaakt en terwijl het overbrengingsdeel 31, 32 in zijn overbrengingsdeelpositie wordt gehouden door de rem 30, kan het aandrijfelement 12, 26 tot 55° worden bewogen. Tijdens deze beweging zal de excentrische positie van het overbrengingsmechanisme 24, 25 ten opzichte van het aandrijfelement 12, 26 veranderen, in het bijzonder zal de kruk 13 langs de lagerhelft 19 bewegen, en zal het aandrijfelement 12, 26 de tweede hoekpositie bereiken behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de tweede bewegingskoers van de grijper 3, 5. Vervolgens kan de bevestigingseenheid 28 terug worden vastgemaakt en kan de rem 30 worden gedeactiveerd.
[0071] Wanneer de bewegingskoers moet worden verlaagd, bijvoorbeeld van 1000 mm naar 920 mm, kan de geselecteerde overbrengingsdeelpositie op een eerste hoekpositie van het aandrijfelement 12, 26 worden gekozen, bijvoorbeeld op een 60°- positie voor het aandrijfelement 12, 26, wanneer de 0°-positie van het aandrijfelement 12, 26 bij aanslag is. Het aandrijfelement 12, 26 wordt naar 60° bewogen, wat ook de eerste hoekpositie is behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de eerste bewegingskoers van de grijper 3, 5. Dan wordt de tweede hoekpositie behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de tweede bewegingskoers van de grijper 3, 5 bepaald door de verwerkingseenheid 61 gebaseerd op opgeslagen informatie over afmetingen van het overbrengingsmechanisme 24, 25 en de bewegingskoers van de grijper 3, 5 die door de overbrengingsverhouding is bepaald, in het bijzonder door de huidige excentrische positie van de kruk 13 ten opzichte van het aandrijfelement 12, 26. Op basis van voornoemde opgeslagen informatie kan de verwerkingseenheid 61 bijvoorbeeld bepalen dat de tweede hoekpositie 38° is. Nadat de bevestigingseenheid 28 is losgemaakt en terwijl het overbrengingsdeel 31, 32 in zijn overbrengingsdeelpositie wordt gehouden door de rem 30, kan het aandrijfelement 12, 26 tot 38° worden bewogen. Tijdens deze beweging zal de excentrische positie van het overbrengingsmechanisme 24, 25 ten opzichte van het aandrijfelement 12, 26 veranderen, in het bijzonder zal de kruk 13 langs de lagerhelft 19 bewegen, en zal het aandrijfelement 12, 26 de tweede hoekpositie bereiken behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de tweede bewegingskoers van de grijper 3, 5. Vervolgens kan de bevestigingseenheid 28 terug worden vastgemaakt en kan de rem 30 worden gedeactiveerd.
[0072] In beide bovenstaande voorbeelden zal de eerste hoekpositie van het aandrijfelement 12, 26 en de tweede hoekpositie van het aandrijfelement 12, 26 tussen 30° en 60° blijven, zodat de bevestigingseenheid 28 handmatig toegankelijk blijft voor een operator in de eerste hoekpositie van het aandrijfelement 12, 26 en in de tweede hoekpositie van het aandrijfelement 12, 26.
[0073] Wanneer het aandrijfelement 12 zich in de eerste hoekpositie bevindt en het overbrengingsdeel 31, in het bijzonder het tandwielsegment 22, zich in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie bevindt zoals getoond in figuren 9 en 10, wordt de rem 30 (getoond in figuren 2, 3 en 6) geactiveerd om het overbrengingsdeel 31 in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie te houden. Vervolgens worden de één of meer bevestigingselementen 34 losgemaakt, terwijl het overbrengingsdeel 31 met de rem 30 in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie wordt gehouden.
[0074] Nadat de één of meer bevestigingselementen 34 worden losgemaakt en terwijl het overbrengingsdeel 31 met de rem 30 wordt gehouden, wordt het aandrijfelement 12 aangedreven voor een roterende beweging om zijn rotatieas 46 (zie figuur 4) zoals aangeduid door een pijl R in figuur 10 en wordt ten opzichte van het overbrengingsdeel 31 in een tweede hoekpositie bewogen zoals getoond in figuur 11, welke tweede hoekpositie bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de tweede bewegingskoers van de grijper 3 behoort. Bij voorkeur wordt het aandrijfelement 12 van de eerste hoekpositie in de tweede hoekpositie bewogen door het activeren van de aandrijfmotor 6, zodat de kruk 13 langs de lagerhelft 19 wordt bewogen. De eerste hoekpositie en de tweede hoekpositie worden bepaald op basis van informatie opgeslagen in het geheugen 65 over de positie van het overbrengingsdeel 31 versus de hoekpositie van het aandrijfelement 12 voor verschillende excentrische posities van de kruk 13 ten opzichte van het aandrijfelement 12, in het bijzonder voor verschillende bewegingskoersen van de grijper 3.
[0075] Door de roterende beweging van het aandrijfelement 12 wordt de kruk 13 ten opzichte van het aandrijfelement 12 bewogen, waarbij de beweging door het krukmechanisme 24 en de lagerhelft 19 wordt beperkt, zodat de kruk 13 langs de lagerheift 19 ten opzichte van het aandrijfelement 12 van de eerste excentrische positie in de tweede excentrische positie wordt bewogen. Hierdoor kunnen, nadat het aandrijfelement 12 de tweede hoekpositie bereikt, de één of meer bevestigingselementen 34 worden vastgemaakt om de kruk 13 aan het aandrijfelement 12 in de tweede excentrische positie te bevestigen. Tijdens het vastmaken van de bevestigingselementen 34 kan de aandrijfmotor 6 worden gestuurd om zijn hoekpositie te behouden, of kan optioneel in zijn hoekpositie worden gehouden door een rem 86 (getoond in figuur 1) die op de aandrijfmotor 6 is gemonteerd. Wanneer de kruk 13 aan het aandrijfelement 12 is bevestigd, kan de rem 30 worden gedeactiveerd. In een uitvoeringsvorm kan de werkwijze voor het bepalen van een bewegingskoers zoals hierboven beschreven worden uitgevoerd om te controleren of de tweede bewegingskoers correct is ingesteld, Als de ingestelde tweede bewegingskoers niet correct is, kan de instelling van de bewegingskoers worden herhaald.
Wanneer de grijper 3 terug aan het overbrengingsdeel 31 wordt gekoppeld, kan de werking van de weefmachine worden gestart met een aangepaste bewegingskoers van de grijper 3.
[0076] De eerste hoekpositie en de tweede hoekpositie worden zo gekozen dat één of meer bevestigingselementen 34 van de bevestigingseenheid 28 handmatig toegankelijk zijn voor de operator via de afdekbare opening 39 in een tussenfreem 41. In een alternatieve uitvoeringsvorm kan de bevestigingseenheid 28 voorzien zijn van een actuator en bevestigingselementen 34 die kunnen worden aangedreven door de actuator, bijvoorbeeld een actuator zoals een hydraulische cilinder of een stuurbare elektromotor, zodat de bevestigingseenheid 28 automatisch kan worden vastgedraaid of losgemaakt via de verwerkingseenheid 61 die de actuator stuurt.
[0077] Wanneer een grote bewegingskoersaanpassing nodig is,
kan de aanpassing van de bewegingskoers in verschillende herhalingen worden uitgevoerd door de bovenstaande werkwijze meermaals te herhalen, zodat de één of meer bevestigingselementen 34 altijd toegankelijk zullen zijn voor de operator bij elke herhaling.
[0078] Als de grijper 3, 5 losgekoppeld was van het overbrengingsdeel 31, 32, bijvoorbeeld alvorens het bewegen van het overbrengingsdeel 31, 32 in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie, na het bewegen van het aandrijfelement 12, 26 ten opzichte van het overbrengingsdeel 31, 32 in de tweede hoekpositie en alvorens het starten van de weefmachine, moet de grijper 3, 5 terug aan het overbrengingsdeel 31, 32 worden gekoppeld, en, indien van toepassing, na de laatste herhaling van de hierboven beschreven werkwijze.
[0079] In een uitvoeringsvorm kan het aandrijfelement 12, 26 door de aandrijfmotor 6 worden aangedreven onder besturing van de verwerkingseenheid 61 om het aandrijfelement 12, 26 in een hoekpositie behorende bij een uiterste positie van de grijper 3, 5 in het midden van de weefmachine te bewegen, bijvoorbeeld wanneer de as 54 zich in de 180°-positie bevindt. Vervolgens kan de grijper 3, 5 die op een lans 2, 4 is gemonteerd aan het overbrengingsdeel 31, 32 worden gekoppeld via het lansaandrijfwiel 14, 15 door de bevestigingsinrichting 35, terwijl de grijper 3, 5 in voornoemde uiterste positie is en terwijl het aandrijfelement 12, 26 in voornoemde bijhorende hoekpositie is. Dit laat toe de beweging van de grijper 3, 5 met de beweging van het aandrijfelement 12, 26 te synchroniseren, met andere woorden om de faseverschuiving tussen de beweging van de grijper 3, 5 en de beweging van het aandrijfelement 12, 26 in te stellen, zodat een optimale beweging van de grijper 3, 5 kan worden bekomen, in het bijzonder een optimale beweging die wordt bepaald door de verwerkingseenheid 61, welke optimale beweging verband houdt met de excentrische positie van de kruk 13 ten opzichte van het aandrijfelement 12. De beweging van de grijper 3, 5 wordt bepaald door bewegingsparameters zoals de bewegingskoers, de bewegingssnelheid en/of de bewegingsversnelling, welke bewegingsparameters kunnen worden bepaald wanneer bijvoorbeeld de bewegingskoers en de weefsnelheid gekend zijn.
[0080] Zoals te zien in figuren 10 en 11, tijdens het uitvoeren van de werkwijze voor het aanpassen van de bewegingskoers van de grijper 3, door het aandrijfelement 12 te bewegen, in het bijzonder door het aandrijfelement 12 te bewegen met behulp van de aandrijfmotor 6, worden het eerste overbrengingsdeel 31 en het dwarselement 17 door de rem 30 in positie gehouden en bewegen niet, terwijl de kruk 13 en het vorkelement 16 bewegen als gevolg van de roterende beweging van het aandrijfelement 12, terwijl de kruk 13 ten opzichte van het aandrijfelement 12 langs de lagerhelft 19 kan bewegen wanneer de bevestigingselementen 34 worden losgemaakt.
[0081] In de getoonde uitvoeringsvorm is de verwerkingseenheid 61 (zie figuur 2) aangepast voor het bepalen van de eerste hoekpositie van het aandrijfelement 12 behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie van het overbrengingsdeel 31 en de tweede hoekpositie van het aandrijfelement 12 behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie van het overbrengingsdeel 31, voor het bewegen van het overbrengingsdeel 31 in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie door het aandrijfelement 12 in de eerste hoekpositie te bewegen, bij voorkeur door de aandrijfmotor 6 te activeren, voor het activeren van de rem 30 om het overbrengingsdeel 31 in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie te houden, en voor het bewegen van het aandrijfelement 12 ten opzichte van het overbrengingsdeel 31 in de tweede hoekpositie terwijl het overbrengingsdeel 31 in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie wordt gehouden en terwijl het krukmechanisme 24 losgemaakt wordt van het aandrijfelement 12, bij voorkeur door het activeren van de aandrijfmotor 6. De verwerkingseenheid 61 kan de eerste hoekpositie en de tweede hoekpositie bepalen op basis van geometrische formules en afmetingen van respectievelijk het aandrijfmechanisme 10 of het aandrijfmechanisme 11.
[0082] Het losmaken en het vastdraaien van het bevestigingselement 34 kan handmatig worden uitgevoerd door een operator. In dit geval wordt de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor een aanpassing van de bewegingskoers gekozen teneinde een goede toegankelijkheid te verzekeren voor het losmaken en het vastmaken van het bevestigingselement 34 wanneer het aandrijfelement 12 zich in de eerste hoekpositie en in de tweede hoekpositie bevindt.
[0083] Hiertoe is de verwerkingseenheid 61 aangepast om de overbrengingsdeelpositie te selecteren waar het overbrengingsdeel 31, 32, in het bijzonder het tandwielsegment 22, 47, in positie moeten worden gehouden, en om de eerste hoekpositie van het aandrijfelement 12, 26 behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de eerste bewegingskoers en de tweede hoekpositie van het aandrijfelement 12, 26 behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de tweede bewegingskoers te bepalen, waarbij de verwerkingseenheid 61 is aangepast om de geselecteerde overbrengingsdeelpositie te selecteren zodat een bevestigingselement 34 toegankelijk is in de eerste hoekpositie en in de tweede hoekpositie van het aandrijfelement 12, 26.
[0084] De verwerkingseenheid 61 is ook aangepast om de bewegingskoers van de grijper 3, 5 te bepalen door een verandering in een hoekpositie A®1,4®2 van het aandrijfelement 12, 26 te bepalen bij het bewegen van het overbrengingsdeel 31, 32 over een bepaald bereik Aa, en om de bewegingskoers van de grijper 3, 5 te bepalen gebaseerd op de bepaalde verandering in de hoekpositie A ©1, A ®2 van het aandrijfelement 12, 26. Voor het bepalen van de bewegingskoers van de grijper 3 worden geometrische formule en afmetingen van het aandrijfmechanisme 10, 11 gebruikt.
[0085] In alternatieve uitvoeringsvormen is het aandrijfbaar aan het lansaandrijfwiel 14, 15 gekoppeld en over een bepaald bereik bewogen overbrengingsdeel 31, 32 voor het bepalen van een bewegingsparameter van de grijper 3, 5 het tandwiel 52 van de overbrenging 18, of is de as 50 aandrijfbaar aan het lansaandrijfwiel 14, 15 gekoppeld. Het bepaalde bereik waarover het tandwiel 52 of de as 50 beweegt kan door een hoeksensor worden bepaald die de hoekpositie van het tandwiel 52 of de as 50 detecteert. Dit bepaalde bereik staat in vaste relatie met de hoekpositie van het tandwielsegment 22 van de overbrenging 18.
[0086] De verwerkingseenheid 61 is ook aangepast om de bewegingssnelheid van de grijper 3, 5 te bepalen door een verandering in een hoekpositie A ®1, A ©2 van het aandrijfelement 12, 26 te bepalen bij het bewegen van de grijper 3, 5 over een bepaald bereik, in het bijzonder door een overbrengingsdeel 31, 32 over een bepaald bereik Aa te bewegen, en om de bewegingssnelheid van de grijper 3, 5 te bepalen gebaseerd op de bepaalde verandering in de hoekpositie A®@1,A@2 van het aandrijfelement 12, 26 en de bewegingssnelheid van het aandrijfelement 12, 26. Voor het bepalen van de bewegingskoers van de grijper 3, 5 en/of de bewegingssnelheid van de grijper 3, 5 worden geometrische formules en afmetingen van het aandrijfmechanisme 10, 11 gebruikt. De verwerkingseenheid 61 kan ook de bewegingssnelheid van de weefmachine sturen, in het bijzonder de bewegingssnelheid van het aandrijfelement 12, 26 om de bewegingssnelheid van de weefmachine ten opzichte van de bewegingskoers van de grijper 3, 5 te optimaliseren of te maximaliseren.
[0087] De werkwijze voor het bepalen van een bewegingsparameter van een grijper 3, 5 in een grijperweefmachine kan worden uitgevoerd wanneer de aandrijfmotor 6 met lage snelheid beweegt of tijdens het weven, wanneer de aandrijfmotor 6 met weefsnelheid beweegt.
[0088] Door het sturen van een bewegingsparameter van een grijperweefmachine zoals een bewegingskoers van een grijper 3, 5, een bewegingssnelheid van een grijper 3, 5 of een bewegingssnelheid van een aandrijfelement 12, 26 van een grijperweefmachine, kan de bewegingssnelheid van de grijperweefmachine ten opzichte van de bewegingskoers van de grijper 3, 5 worden geoptimaliseerd. Dit maakt het mogelijk dat in geval de weefbreedte van de weefmachine kleiner is dan de maximale weefbreedte van de weefmachine, in het bijzonder wanneer de bewegingskoers van de grijper 3, 5 kleiner is dan de maximale bewegingskoers van de grijper 3, 5, de bewegingssnelheid van de weefmachine die een weefsel met een kleinere breedte weeft, kan worden verhoogd ten opzichte van de bewegingssnelheid van de weefmachine die een weefsel met de maximale weefbreedte weeft.
[0089] Aan elke zijde van de weefmachine kan een breedtereductie worden uitgevoerd. De breedtereductie aan de zijde van de gevergrijper 3 kan verschillen van de breedtereductie aan de zijde van de nemergrijper 5, bijvoorbeeld voor het weven van een weefsel met een kleine weefbreedte dat zich niet centraal in de weefmachine bevindt. In dit geval kan de bewegingskoers van beide grijper 3,5 verschillend zijn en kan de maximale snelheid van de weefmachine worden bepaald door de bewegingskoers van de grijper 3, 5 die met de grootste bewegingskoers beweegt.
[0090] Het overbrengingsmechanisme 10, 11, het overbrengingsdeel 31, 32 en de lagerhelft 19 zijn niet beperkt tot de uitvoeringsvormen zoals hierboven beschreven en getoond in de figuren. In een alternatieve uitvoeringsvorm bevat het overbrengingsdeel een oscillerende slede die een lansaandrijfwiel aandrijft, zoals gekend uit US 4052906, welke slede lineair heen en weer beweegt tussen uiterste overbrengingsdeelposities, waarbij de slede over een bepaald bereik beweegt, dat een bepaald lineair bereik is. In deze uitvoeringsvorm kan de slede worden voorzien van één markering of is de slede voorzien van een eerste markering en een tweede markering voor het markeren van grenzen van het bepaalde bereik, en een sensorinrichting wordt vast in positie tegenover de slede aangebracht voor het detecteren van de afwezigheid of aanwezigheid van één of meer markeringen. In nog een andere uitvoeringsvorm kan het overbrengingsmechanisme een krukmechanisme zijn waarbij de lagerhelft een lagerhelft is die zich lineair uitstrekt zoals gekend uit US 4052906. In een andere alternatieve uitvoeringsvorm kan het overbrengingsmechanisme een combinatie zijn van een nokmechanisme en een krukmechanisme zoals gekend uit EP 565885 A.
[0091] Aangezien het bewegingsprofiel van de grijper 3, 5 dat door de bewegingsparameters van de grijper 3, 5 is bepaald gekend is ten opzichte van de aandrijfas 7 van de weefmachine, kan ook de maximale weefsnelheid worden bepaald om te vermijden dat elementen van het aandrijfsysteem 1 overbelast zouden worden. Wanneer de bewegingskoers van de grijper 3, 5 en de weefsnelheid van de weefmachine gekend zijn, kunnen het bewegingsprofiel en andere bewegingsparameters van de grijper 3, 5 worden bepaald met behulp van geometrische formules en afmetingen van het aandrijfmechanisme 10, 11.

Claims (15)

SE SS | | 49 BE2021/0078 | Conclusies. |
1. Een werkwijze voor het aanpassen van een bewegingskoers van een grijper (3, 5) in een grijperweefmachine, waarbij de grijper (3, 5) wordt aangedreven om heen en weer te bewegen met behulp van een overbrengingsdeel (31, 32), waarbij een aandrijfelement (12, 26) dat met een aandrijfas (7) van de grijperweefmachine roteert via een overbrengingsmechanisme (24, 25) met het overbrengingsdeel (31, 32) aandrijfbaar gekoppeld kan zijn, waarbij het overbrengingsmechanisme (24, 25) aan het aandrijfelement (12, 26) in verscheidene excentrische posities kan worden bevestigd, waarbij het overbrengingsdeel (31, 32) door het aandrijfelement (12, 26) kan worden aangedreven om tussen uiterste overbrengingsdeelposities te oscilleren, en waarbij een amplitude van een oscillatie van het /overbrengingsdeel (31, 32) instelbaar is door een excentrische positie te variëren teneinde een bewegingskoers van de grijper (3, 5) aan te passen, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze bevat het houden van het overbrengingsdeel (31, 32) in een geselecteerde overbrengingsdeelpositie terwijl het overbrengingsmechanisme (24, 25) van het aandrijfelement (12, 26) wordt losgemaakt, en het bewegen van het aandrijfelement (12, 26) ten opzichte van het overbrengingsdeel (31, 32) van een eerste hoekpositie behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor een eerste bewegingskoers van de grijper (3, 5) bepaald door een eerste excentrische positie in een tweede hoekpositie behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor een tweede bewegingskoers van de grijper (3, 5) bepaald door een tweede excentrische positie. |
2. De werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat |
Ee =_ 1 Sa 50 BE2021/0078 de werkwijze de stappen bevat van het bewegen van het overbrengingsdeel (31, 32) in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie door het aandrijfelement (12, 26) in de eerste hoekpositie behorend bij de geselecteerde s overbrengingsdeelpositie voor de eerste bewegingskoers van de grijper (3, 5) te bewegen, terwijl het overbrengingsmechanisme (24, 25) aan het aandrijfelement (12, 26) wordt bevestigd in de eerste excentrische positie, het houden van het overbrengingsdeel (31, 32) in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie, het losmaken van het overbrengingsmechanisme (24, 25) van het aandrijfelement (12, 26), het bewegen van het aandrijfelement (12, 26) ten opzichte van het overbrengingsdeel (31, 32) in de tweede hoekpositie behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de tweede bewegingskoers van de grijper (3, 5), en het bevestigen van het overbrengingsmechanisme (24, 25) aan het aandrijfelement (12, 26) in de tweede excentrische positie.
3. De werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze verder bevat het selecteren van voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie, en het bepalen van de eerste hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie en het bepalen van de tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie, waarbij de geselecteerde overbrengingsdeelposities zijn geselecteerd zodat een Devestigingseenheid (28) die is aangepast om het overbrengingsmechanisme (24, 25) aan het aandrijfelement (12, 26) te bevestigen, handmatig toegankelijk is in de eerste hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) en in de tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26). |
| 51 BE2021/0078
4. De werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de eerste hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) en de tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) worden bepaald op basis van opgeslagen informatie over een overbrengingsdeelpositie versus de hoekpositie van het aandrijfelement voor verschillende bewegingskoersen van de grijper.
5. De werkwijze volgens één van conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de grijper 3 5) van het overbrengingsdeel (31, 32) wordt ontkoppeld alvorens het bewegen van het overbrengingsdeel (31, 32) in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie, en de grijper (3, 5) aan het overbrengingsdeel (31, 32) wordt gekoppeld na het bewegen van het aandrijfelement (12, 26) ten opzichte van het is overbrengingsdeel (31, 32) in de tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26).
6. De werkwijze volgens één van conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat alvorens het aanpassen van de bewegingskoers, de eerste bewegingskoers wordt bepaald door een verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) te bepalen wanneer het overbrengingsdeel (31, 32) over een bepaald bereik (Aa) wordt bewogen, en het bepalen van de bewegingskoers van de grijper (3, 5) gebaseerd op de bepaalde verandering in de hoekpositie (A ®1, A@2)van het aandrijfelement (12, 26), waarbij in het bijzonder een eerste markering (62) op het overbrengingsdeel (31, 32) is voorzien voor het markeren van een eerste grens van het bepaalde bereik (A a) en een tweede markering (63) op het overbrengingsdeel (31, 32) is voorzien voor het markeren van een tweede grens van het bepaalde bereik (Aa), de werkwijze bevattende het bewegen van het overbrengingsdeel (31, 32) zodat de eerste markering (62) en |
| | 52 BE2021/0078 de tweede markering (63) elk een sensorinrichting (64) passeren die vast in positie tegenover het overbrengingsdeel (31, 32) is aangebracht, het vastleggen van een eerste hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) | wanneer de eerste markering (62) de sensorinrichting (64) passeert en het vastleggen van een tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) wanneer de tweede markering (63) de sensorinrichting (64) passeert, en het bepalen van de verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) uit de vastgelegde eerste hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) en de vastgelegde tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26), waarbij in het bijzonder de eerste hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) en de tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) vastgelegd zijn wanneer het overbrengingsdeel (31, 32) in één richting wordt bewogen. |
7. Een aandrijfmechanisme voor het heen en weer bewegen van een grijper (3, 5) bevestigd aan een lans (2, 4) in een grijperweefmachine, waarbij het aandrijfmechanisme (10, 11) een aandrijfelement (12, 26), gen overbrengingsmechanisme (24, 25), een overbrengingsdeel (31, 32), en een inrichting voor het aanpassen van een bewegingskoers van de grijper (3, 5) bevat, waarbij de grijper (3, 5) wordt aangedreven om heen en weer te bewegen met behulp van het overbrengingsdeel (31, 32), waarbij het aandrijfelement (12, 26) roteert met een aandrijfas (7) van de grijperweefmachine en via het overbrengingsmechanisme (24, 25) met het overbrengingsdee! (31, 32) aandrijfbaar kan worden gekoppeld, waarbij de inrichting voor het aanpassen van een bewegingskoers een bevestigingseenheid (28) bevat die aangepast is om het overbrengingsmechanisme (24, 25) aan het aandrijfelement (12, 26) in verscheidene excentrische posities te | |
| 53 BE2021/0078 bevestigen, waarbij het overbrengingsdeel (31, 32) door het aandrijfelement (12, 26) kan worden aangedreven om tussen uiterste overbrengingsdeelposities te oscilleren, en waarbij een amplitude van een oscillatie van het overbrengingsdeel (31, 32) instelbaar is door een excentrische positie te variëren teneinde een bewegingskoers van de grijper (3, 5) aan te passen, daardoor gekenmerkt dat de inrichting voor het aanpassen van een bewegingskoers een rem (30) bevat voor het houden van het overbrengingsdeel (31, 32) in een geselecteerde overbrengingsdeelpositie, terwijl het overbrengingsmechanisme (24, 25) van het aandrijfelement (12, 26) wordt losgemaakt, waarbij het aandrijfelement (12, 26) beweegbaar is ten opzichte van het overbrengingsdeel (31, 32) dat door de rem (30) wordt gehouden van een eerste hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor een eerste Dewegingskoers van de grijper (3, 5) bepaald door een eerste excentrische positie in een tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor een tweede bewegingskoers van de grijper (3, 5) bepaald door een tweede excentrische positie.
8. Het aandrijfmechanisme volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de inrichting voor het aanpassen van een bewegingskoers een verwerkingseenneld (61) bevat, waarbij de verwerkingseenheid (61) aangepast is om een aandrijfmotor (6) te sturen om het overbrengingsdeel (31, 32) in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie te bewegen door het aandrijfelement (12, 26) in de eerste hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de eerste bewegingskoers van de grijper (3, 5) te bewegen, terwijl het overbrengingsmechanisme (24, 25) aan het aandrijfelement (12, |
| EE | 54 BE2021/0078 26) is bevestigd in de eerste excentrische positie, om de rem (30) te activeren om het overbrengingsdeel (31, 32) in de geselecteerde overbrengingsdeelpositie te houden, en om de aandrijfmotor (6) te sturen om het aandrijfelement (12, 26) ten opzichte van het overbrengingsdeel (31, 32) te bewegen in de tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie voor de tweede bewegingskoers van de grijper (3, 5), terwijl het overbrengingsmechanisme (24, 25) van het aandrijfelement (12, 26) is losgemaakt.
9. Het aandrijfmechanisme volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de verwerkingseenheid (61) die aangepast is om de overbrengingsdeelpositie te selecteren, en om de eerste hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie en de tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) behorend bij de geselecteerde overbrengingsdeelpositie te bepalen, waarbij de verwerkingseenheid (61) aangepast is om de geselecteerde overbrengingsdeelpositie te selecteren zodat de bevestigingseenheid (28) handmatig toegankelijk is in de eerste hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) en in de tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26).
|
10. Het aandrijfmechanisme volgens conclusie 8 of 9, daardoor gekenmerkt dat de verwerkingseenheid (61) een geheugen (65) bevat waarin informatie over een overbrengingsdeelpositie versus de hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) is opgeslagen voor verschillende bewegingskoersen van de grijper (3, 5), waarbij de verwerkingseenheid (61) aangepast is voor het selecteren van de geselecteerde overbrengingsdeelpositie gebaseerd op opgeslagen informatie.
Sn ee
11. Het aandrijfmechanisme volgens één van conclusies 8 tot 10, daardoor gekenmerkt dat de verwerkingseenheid (61) aangepast is om de bewegingskoers van de grijper (3, 5) te bepalen door een verandering in een hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) te bepalen wanneer het overbrengingsdeel (31, 32) over een bepaald bereik (Aa) wordt bewogen, en om de bewegingskoers van de grijper (3, 5) te bepalen op basis van de bepaalde verandering in de hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26).
12. Het aandrijfmechanisme volgens één van conclusies 7 tot 11, daardoor gekenmerkt dat het overbrengingsmechanisme (24, 25) een kruk (13) bevat die beweegbaar aan het aandrijfelement (12, 26) is gemonteerd en in een aanpasbare excentrische positie aan het aandrijfelement (12, 26) is bevestigd met behulp van de bevestigingseenheid (28).
13. Een computerprogrammaproduct voor gebruik in het aandrijfmechanisme volgens één van de conclusies 7 tot 12 en bevattende instructies om het selecteren van voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie, en om het bepalen van de eerste hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie en om het bepalen van de tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie, waarbij de geselecteerde overbrengingsdeelposities worden geselecteerd zodat de bevestigingseenheid (28) die aangepast is om het bevestigen van het overbrengingsmechanisme (24, 25) aan het aandrijfelement (12, 26) handmatig toegankelijk is in de eerste hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) en in de tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26).
| Sa | | 56 BE2021/0078
14. Een gegevensverwerkingsinrichting voor gebruik in een aandrijfmechanisme volgens één van de conclusies 7 tot 12 bevattende een verwerkingseenheid (61) aangepast om het selecteren van voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie, s en om het bepalen van de eerste hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie en om het bepalen van de tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) behorend bij voornoemde geselecteerde overbrengingsdeelpositie, waarbij de geselecteerde overbrengingsdeelposities worden geselecteerd zodat de bevestigingseenheid (28) die aangepast is om het bevestigen van het overbrengingsmechanisme (24, 25) aan het aandrijfelement (12, 26) handmatig toegankelijk is in de eerste hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26) en in de tweede hoekpositie van het aandrijfelement (12, 26). |
15. Een weefmachine met een gegevensverwerkingsinrichting volgens conclusie 14 en/of met een aandrijfmechanisme volgens één van de conclusies 7 tot 12.
| | | | | | | |
BE20210078A 2020-12-07 2021-11-03 Werkwijze en inrichting voor het aanpassen van een grijperbewegingskoers BE1028808B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP20212105.9A EP4008818B1 (en) 2020-12-07 2020-12-07 Method for adjusting a gripper movement stroke and drive mechanism for moving a gripper

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1028808A1 true BE1028808A1 (nl) 2022-06-14
BE1028808B1 BE1028808B1 (nl) 2022-10-12

Family

ID=73740226

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20210078A BE1028808B1 (nl) 2020-12-07 2021-11-03 Werkwijze en inrichting voor het aanpassen van een grijperbewegingskoers

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP4008818B1 (nl)
CN (1) CN116601349A (nl)
BE (1) BE1028808B1 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4052906A (en) 1975-03-10 1977-10-11 Albatex A.G. Mechanism for controlling the motion of the weft carrying grippers in looms
US4127150A (en) 1975-10-06 1978-11-28 Weefautomaten Picanol N.V. Rapier driving device on rapier looms
EP0565885A1 (de) 1992-04-15 1993-10-20 Lindauer Dornier Gesellschaft M.B.H Getriebe für schützenlose Webmaschinen mit abwechselnd ins Webfach vor- und zurückschiebbaren Schussfadeneintragorganen
DE10346227A1 (de) 2003-09-23 2005-04-14 Picanol N.V. Greiferbandantrieb für eine Greiferwebmaschine
WO2011120820A2 (en) 2010-04-02 2011-10-06 Picanol Drive and method for driving gripper carriers

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN1779008B (zh) * 2004-11-25 2010-06-09 太平洋机电(集团)有限公司 用于剑杆织机的剑带驱动机构
CN104452052A (zh) * 2014-11-24 2015-03-25 浙江海森纺机科技有限公司 一种剑杆织机的引纬传动机构

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4052906A (en) 1975-03-10 1977-10-11 Albatex A.G. Mechanism for controlling the motion of the weft carrying grippers in looms
US4127150A (en) 1975-10-06 1978-11-28 Weefautomaten Picanol N.V. Rapier driving device on rapier looms
EP0565885A1 (de) 1992-04-15 1993-10-20 Lindauer Dornier Gesellschaft M.B.H Getriebe für schützenlose Webmaschinen mit abwechselnd ins Webfach vor- und zurückschiebbaren Schussfadeneintragorganen
DE10346227A1 (de) 2003-09-23 2005-04-14 Picanol N.V. Greiferbandantrieb für eine Greiferwebmaschine
WO2011120820A2 (en) 2010-04-02 2011-10-06 Picanol Drive and method for driving gripper carriers

Also Published As

Publication number Publication date
BE1028808B1 (nl) 2022-10-12
EP4008818B1 (en) 2024-07-17
CN116601349A (zh) 2023-08-15
EP4008818A1 (en) 2022-06-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1014950A3 (nl) Inrichting voor het aandrijven en geleiden van een grijper van een weefmachine.
EP0867553B1 (en) Tufting machine with precision drive system
BE1028809B1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het bepalen van een bewegingsparameter van een grijper
BE1028808B1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het aanpassen van een grijperbewegingskoers
US7857011B2 (en) Drive for a web machine
KR20130085003A (ko) 재봉기의 천 이송 조절 장치
CN1536118B (zh) 缝纫机及记录有脉冲电动机控制程序的记录媒体
US6827030B2 (en) Magnetically driven tufting machines and methods
CN101148799B (zh) 用于控制柔性剑杆的装置和结合有至少一个这种装置的织机
CN105568514A (zh) 一种超启动剑杆织机主传动系统及正常、慢速和寻纬运动方法
BE1010818A3 (nl) Kanteninlegapparaat voor een weefmachine.
BE1006861A6 (nl) Weefmachine voorzien van een zelfkantinrichting.
WO2022122272A1 (en) Method and device for adjusting a gripper movement stroke
BE1011603A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het controleren van een inslaginbreng bij een weefmachine.
US4590873A (en) Sewing assembly with a sewing machine movable along the work
NL8600870A (nl) Aandrijving voor weefmachines.
BE1014734A3 (nl) Inrichting en werkwijze voor het aandrijven van een of meerdere poolladers voor de selectie van een of meerdere poolgarens.
US20030209176A1 (en) Sewing machine
BE1007897A3 (nl) Zelfkantinrichting voor weefmachines.
EP0397954A2 (en) A propulsion device for power machines or tools operating along continuous flow production lines, in particular iron and steel production lines
BE1016428A6 (nl) Aandrijfsysteem voor een gaapvormingselement.
BE1007896A3 (nl) Weefmachine met zelfkantapparaat.
BE1026177B1 (nl) Aandrijfinrichting voor een weefmachine met een ondersteunende inrichting
US4008525A (en) Apparatus for processing ware
CN219619387U (zh) 一种飞机防滑器测试设备

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20221012