BE1028647A1 - Verbeterd wervelrooster - Google Patents

Verbeterd wervelrooster Download PDF

Info

Publication number
BE1028647A1
BE1028647A1 BE20205669A BE202005669A BE1028647A1 BE 1028647 A1 BE1028647 A1 BE 1028647A1 BE 20205669 A BE20205669 A BE 20205669A BE 202005669 A BE202005669 A BE 202005669A BE 1028647 A1 BE1028647 A1 BE 1028647A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
flanks
barb
chamber
holder plate
obstructors
Prior art date
Application number
BE20205669A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028647B1 (nl
Inventor
Jackie LEYS
Original Assignee
Grada Int Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Grada Int Nv filed Critical Grada Int Nv
Priority to BE20205669A priority Critical patent/BE1028647B1/nl
Priority to PCT/IB2021/058907 priority patent/WO2022070070A1/en
Publication of BE1028647A1 publication Critical patent/BE1028647A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028647B1 publication Critical patent/BE1028647B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F13/00Details common to, or for air-conditioning, air-humidification, ventilation or use of air currents for screening
    • F24F13/02Ducting arrangements
    • F24F13/06Outlets for directing or distributing air into rooms or spaces, e.g. ceiling air diffuser
    • F24F13/065Outlets for directing or distributing air into rooms or spaces, e.g. ceiling air diffuser formed as cylindrical or spherical bodies which are rotatable
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F13/00Details common to, or for air-conditioning, air-humidification, ventilation or use of air currents for screening
    • F24F13/02Ducting arrangements
    • F24F13/06Outlets for directing or distributing air into rooms or spaces, e.g. ceiling air diffuser
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F13/00Details common to, or for air-conditioning, air-humidification, ventilation or use of air currents for screening
    • F24F13/08Air-flow control members, e.g. louvres, grilles, flaps or guide plates
    • F24F13/082Grilles, registers or guards
    • F24F13/084Grilles, registers or guards with mounting arrangements, e.g. snap fasteners for mounting to the wall or duct

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Air-Flow Control Members (AREA)
  • Duct Arrangements (AREA)

Abstract

De huidige uitvinding betreft een verbeterd wervelrooster omvattende een houderplaat met een veelheid aan luchtstroomrichtende elementen dewelke een trommelhuis en trommel omvatten, waarbij het trommelhuis en de trommel zich niet verheffen boven het vlak van de houderplaat.

Description

VERBETERD WERVELROOSTER
TECHNISCH DOMEIN De uitvinding heeft betrekking op een verbeterd wervelrooster, waarbij een laminaire luchtstroom ontwikkeld wordt dewelke substantieel tangentiee! loopt ten opzichte van de houderplaat van het wervelrooster.
STAND DER TECHNIEK Wervelroosters, en veel ventilatiesystemen, maken gebruik van het Coanda effect om luchtstromen te geleiden naar gewenste zones of richtingen, en daarbij de luchisiromen laminair (of minimaal turbulent} te houden. Wervelrooster worden vaak ingebouwd in het plafond, typisch met een achterliggend plenum, Het doel hierbij is de luchtstromen tangentieel langs het plafond te genereren, zodat deze via de muren naar beneden gaan, en op die manier niet ‘rechistreeks’ blazen op personen in de ruimte. Een laminaire luchtstroom versterkt de coherentie van de luchtstroom, zodal de luchtstroom beter gecontroleerd kan worden, en zo gericht naar een target zone kan geleid worden, met minimaal verlies aan debiet.
Het Coanda effect speelt hierin een rol, gezien het ervoor zorgt dat de luchtstroom een {bol} oppervlak volgt, en zo leidt tot een luchtstroom die het plafond volgt, in plaats van neerwaarts in een ruimte geblazen te worden. Door de irommels en trommelhuizen van wervelrooslers geschikt te krommen, kan dit vrij eenvoudig bereikt worden. De aanvrager merkt echter op dat de kleinste afwijkingen van dit oppervlak (ofisets, bruuske kromte-overgangen, etc.), een zeer nefast gevolg hebben op de effectiviteit van het Coanda-effect. Dit kan er voor zorgen dat een deel van de luchtstroom coherentie verliest, en daarmee ook de laminariteit van de luchtstroom in gevaar brengt, maar anderzijds kan het er ook voor zorgen dat de luchtstroom niet langer het oppervlak {plafond} volgt, en zo toch direct op de personen in een ruimte invalt, wal niet gewenst is. Daarnaast zorgt dit voor een extra weerstand voor de luchtstroom, wat in de praktijk tot turbulenties of wervelsiromen leidt die een zeer grote impact hebben op de algemene luchtstroom. Ten slotte kunnen dergelijke afwijkingen ook leiden tot (storende) geluiden, zoals gefluit, gezoem of andere ongewenste verschijnselen.
Bestaande wervelroosters bestaan zoals gezegd typisch uit een houderplaat, met daarin openingen om luchistroomrichtende elementen (met trommel en trommeihuis) in vast te zetten, typisch via een snap-fit verbinding of dergelijk). Door deze wijze van bevestiging, is er sprake van een ‘drempel’ lussen de plaat van het rooster en de luchtstroomrichtende slementen, die leidt tot de bovenstaande issues.
De huidige uitvinding beoogt een oplossing te vinden voor tenminsie enkele van bovenvermelde probiemen, en er voor ie zorgen dal de overgang lussen de houderplaat en de luchistroomrichtende elementen (trommel en irommelhuis} zo continu mogelijk is.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING De uitvinding betreft een verbeterd wervelrooster volgens conclusie 1.
Het wervelrooster omvalt een substantieel vlakke houderplaat en een veelheid aan luchtstroomrichtende elementen. De houderplaat is voorzien van een veelheid aan substantieel rechthoekige aperturen. Bij voorkeur strekken minstens een gedeelte (25%, 50%, 75% of meer) van de aperturen zich radiaal uit in de houderplaat ten opzichte van een centraal punt of zone.
De aperturen zijn voorzien aan beide longitudinale zijden van zijflanken dewelke zich gedeeltelijk inwaarts in de apertuur uitstrekken, dewelke zijflanken zich minstens gedeellelijk aan de achnierzijde van het vlak van de houderplaat bevinden, en zich minstens gedeeltelijk in een halïruimie (gedefinieerd door het vlak van de houderniaat) aan de achterzijde van het vlak van de houderplaal bevinden, bij voorkeur waarbij de vrijs uiteinden van de zijflanken zich aan de achterzijde van de houderplaat bevinden.
Hierbij omvatten de luchtstroomrichtende elementen elk een longitudinalis kamer (of trommelhuis) en een luchtdeflector (of trommel}, waarbij de luchideflector roteerbaar rond een longitudinale rotatieas in de kamer is bevestigd, waarbij de kamer een open venster omvat doorheen de kamer, waarbij het open venster over substantieel de volledige longitudinale dimensie van de kamer loopt.
De luchideflector in de kamer is geschikt voor het substantieel volledig afsluiten van het open venster in een eerste positie, en voor het minstens gedeeltelijk open laten van het vensier in een tweede positie, waarbij de luchtdeflector roteerbaar verstelbaar is tussen de eerste en de iweede positie.
De luchtstroomrichtende slementen, bij voorkeur de kamer, hebben een bovenzijde dewelke aan beide laterale zijden voorzien is van wegrhaakflanken dewelke zich minstens gedeeltelijk lateraal uitstrekken weg van het open venster. Hierbij is de afstand tussen de meest laterale uiteinden van de twee weerhaakflanken groter dan de kleinste afstand tussen de beide zijflanken van de aperturen, waarbij de weerhaakilanken flexibel beweegbaar zijn naar elkaar toe toi een positie waarbij de beide weerhaakflanken voorbij de zijflanken van de aperturen gebracht kunnen worden. De luchtstroomrichtende elementen, bij voorkeur de kamer, zijn voorzien van obstructoren, waarbij de obstructoren geconfigureerd zijn voor het obstrueren van doorgang voor de luchtstroomrichtende elementen doorheen de apertuur.
De obstructoren en de wserhaakflanken zijn geconfigureerd om de weerhaakfianken niet boven het vlak van de houderplaal te laten uilstrekken wanneer het luchtsiroomrichtende element in de apertuur geplaatst is met de obstructor aan de achterzijde van de nouderpiaat en de weerhaakfianken boven de zijflanken.
Voorkeurdragende uilvoeringsvormen worden beschreven in de verdere conclusies. in een specifieke uitvoeringsvorm, zijn de luchtstroomrichtende elementen, bi] voorkeur de kamer, langs de longitudinale as langer dan de aperturen door middel van de obstructoren, dewelke obstrucioren aan beide longitudinale uiteinden van de luchtsiroomrichtende elementen voorzien zijn.
In een specitieke uitvoeringsvorm, zijn de meest laterale uiteinden van de weesrhaakflanken taps toelopend, bij voorkeur waarbij de laterale uiteinden van de weerhaakflanken aan de bovenzijde afgeplat zijn, en bij verdere voorkeur waarbij de aïgeplatte laterale uiteinden substantieel in eenzelide vlak liggen.
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN Figuur 1A geeft een (transversale) doorsnede of profiel weer van een kamer volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 1B-C geven perspectiefaanzichten weer van een kamer volgens een Uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 2A geeft een (transversale) doorsnede of profiel weer van een luchtdeflecior volgens sen uitvoeringsvorm van de uitvinding.
+ BE2020/5669 Figuur 25-G geven perspectiefaanzichien weer van een luchideflector volgens een Uitvoeringsvorm van de uitvinding. Figuur 3 geeft een bovenaanzicht weer van een houderplaat met aperturen volgens een uiivoeringsvorm van de uilvinding.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruik! worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd.
“Een”, "de” en “het” refereren in dit document aan zowel het enkelvoud als het meervoud tenzii de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, “een segment” betekent een of meer dan een segment.
Wanneer ‘ongeveer’ of “rond” in dit document gebruikt wordt bij een meetbare grootheid, een parameter, een tijdsduur of moment, en dergelijke, dan worden variaties bedoeld van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, meer bij voorkeur +/-5% of minder, nog meer bij voorkeur +/-1% of minder, en zelis nog meer bij voorkeur +/-0.1% of minder dan en van de geciteerde waarde, voor zoverre zuike variaties van loepassing zijn in de beschreven uitvinding. Hier moet echter wel onder verslaan worden dat de waarde van de grootheid waarbij de term “ongeveer” of “rond” gebruikt wordt, zelf specitiek wordt bekendgemaakt.
De termen “omvatten”, ‘omvattende’, “bestaan uit”, “bestaande uit”, “voorzien van”, “bevatten”, “bevattende”, “behelzen”, “behelzende”, “inhouden”, “inhoudende” zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wal volg! aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, clementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.
De term “buigbaar” of “buigzaam” verwijst naar een zekere mate van flexibiliteit van een element of component, en specifiek naar een elasticiteit in vervorming onder invloed van een kracht, waarbij teruggekeerd wordt naar de originele vorm na wegvallen van de kracht. Een voorbeeld hiervan zijn zogenaamde snap-fit connecties.
> BE2020/5669 Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reèie gelallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen. in een eerste aspect betreft de uitvinding een verbeterd wervelrooster volgens conclusie 1. In een specifieke uitvoeringsvorm, omvalt het wervelrooster een subslantieel vlakke houderplaat en een veelheid aan luchtstroomrichtende elementen. De houderplaat is voorzien van een veelheid aan substantieel rechihoekige aperturen. Bij voorkeur strekken minstens een gedeelte (25%, 50%, 75% of meer} van de aperturen zich radiaal uit in de houderplaat ten opzichte van een centraal punt of zone.
De aperturen zijn voorzien aan beide longitudinale zijden van zijfianken dewelke zich gedeeltelijk inwaarts in de apertuur uitstrekken, dewelke zijflanken zich minstens gedeeltelijk aan de achierzijde van het vlak van de houderpiaat bevinden, en zich minstens gedeeltelijk in een halfruimie (gedefinieerd door het vlak van de houderplaat) aan de achterzijde van het vlak van de houderplaat bevinden, bij voorkeur waarbij de vrijs uiteinden van de zijflanken zich aan de achterzijde van de houderplaat bevinden.
Hierbij omvallen de luchtstroomrichtende elementen elk een longitudinale kamer (ook gekend als trommelhuis) en een luchtdeflector (ook gekend als trommel), waarbij de luchtdeflector roteerbaar rond een longitudinale rotatieas in de kamer is bevestigd, waarbij de kamer een open vensier omval doorheen de kamer, waarbij het open venster over substantieel de volledige longitudinale dimensie van de kamer loopt.
De luchtdeflector in de kamer is geschikt voor het substantieel volledig afsluiten van het open venster in een eerste positie, en voor het minstens gedeeltelijk open laten van het venster in een tweede positie, waarbij de luchidetlector roteerbaar verstelbaar is tussen de eerste en de iweede positie.
De luchtstroomrichtende slementen, bij voorkeur de kamer, hebben een bovenzijde deweike aan beide laterale zijden voorzien is van wesrhaakflanken dewelke zich minstens gedeelielijk lateraal uitstrekken weg van het open venster. Hierbij is de afstand tussen de meest laterale uileinden van de iwee weerhaakfianken groter dan de kleinste afstand tussen de beide zijfianken van de aperturen, waarbij de weerhaakflanken flexibel beweegbaar zijn naar elkaar toe tot een posities waarbij de beide weerhaakilanken voorbij de zijflanken van de aperturen gebracht kunnen worden.
De luchtstroomrichtende elementen, bij voorkeur de kamer, zijn voorzien van obstructoren, waarbij de obsiructoren geconfigureerd zijn voor het obstrueren van doorgang voor de luchistroomrichtiende elementen doorheen de apertuur. De obstructoren en de weerhaakflanken zijn geconfigureerd om de weerhaakilanken niel boven het viak van de Hhouderplaat te laten uilstrekken wanneer het luchtsiroomrichtende element in de apertuur geplaatst is met de obstructor aan de achterzijde van de nouderpiaat en de weerhaakflanken boven de zijfanken.
Een eerste voordeel, mogelijk door de naar de achierzijde van de houderplaa! uitstekende zijflanken, is het ‘flush’ maken van het wervelrooster. Dit betekent dat er geen elementen ulisteken uit het vlak van de houderplaat, wat in de bestaande spleetroosters wel het geval is, veelal door de inklemming van de luchtstroomrichtende elementen deweike, vaak via een snap-fit verbinding, aan beide zijden van de houderplaat vaslziiien. Dit zorgi ervoor dat er sen ‘drempel’ aanwezig is aan de voorzijde van de houderplaal (zichtbare kant), wat een zeer gruis, negatieve impact heeft op de werking van het Coanda-effect. Door deze verhoging, loopt de luchtstroom niet perfect langs het vlak van de houderplaat, maar enigszins verhoogd ten opzichte daarvan, waardoor een deel van de luchtstroom zich kan losmaken van de wand, en ivpisch snel turbulent wordt. Eenmaal turbulentie deelstromen zich ontwikkelen, last dit zeer snel de laminaire deelsiroom aan, waardoor een groot dee! van het debiet inefficiënt gebruikt wordt.
Een tweede voordeel is dat de oneffenheid van de houderplaat door de hierboven genoemde oneffenheid, de weerstand van het werveirooster op de luchtstroom negatief beïnvloedt, waardoor de luchtstroom enerzijds energie-iniensiever wordt ten opzichte van het resuilaat, maar eveneens moelijker controleerbaar wordt (deels wegens het hierboven besproken Coanda-effect dat negatief geïmpacteerd wordt).
Een derde voordeel is dat door het flush zijn van de houderplaal, er geen ongewenste geluiden of suizingen optreden. Dergelijk geluid is typisch het gevolg van een luchtstroom die langs oneffenheden op een glad oppervlak beweegt, en kan sterk storend zijn. Bij luchisiromingen met voldoende debiet, en/of bij een groot aantal wervelroosters kan dit leiden tot duidelijk hoorbaar gesuis of gefluit.
Ten slotte zorgt de huidige uitvinding er ook voor dat de luchtstroomrichtende elementen niet zomaar kunnen verwijderd worden. De siemenien kunnen in normale uitvoering enkel aangebracht en verwijderd worden via de achterzijde van de houderplaat. Bij reeds geplaatste houderplaten, is het dus niet mogelijk om deze te verwijderen zonder de houderplaat uit het plafond te verwijderen, wat ongewenste manipulaties tegenhoudt.
In een voorkeurdragende uilvoeringsvorm, zijn de luchistroomrichiende slementen, bij voorkeur de kamer, langs de longitudinale as langer dan de aperturen door midde! van de obstructoren, dewelke obstructoren aan beide longitudinale uiteinden van de luchistroomrichiende slementen voorzien zijn, De verlenging, ten opzichte van de apertuur, langs longitudinale zijde, zorgt ervoor dat de luchistroomrichtende elementen niet voorbij de aperiuur kunnen gebracht worden eenmaal deze (correct) geplaatst zijn daarin, Door de verlenging aan de longitudinale uiteinden te voorzien, is het mogelijk dit te doen met een minimale hoeveelheid materiaal (gezien het over een korte zijde toegevoegd ís}, maar is het daarbij ook zekerder dat de kamer niet vervormd kan worden tot een kortere lengte, gezien de rigiditeit van de kamer langs de longitudinale as typisch hoger is dan lateraal (zie ook Figuren). In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm, hebben de weerhaakflanken substantieel! eenzelfde lengte als de aperturen. Dit zorgt ervoor dat bij plaatsing, de weerhaakflanken zo correct en volledig mogelijk aligneren met de zijflanken van de apertuur waarin het luchistroomrichiende element gepositioneerd is, waardoor het Coanda effect geoptimaliseerd wordt. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm, hebben de zijflanken een substantieel vlakke bovenzijde, dewelke bovenzijde zich onder een hoek van minstens 5°, bij voorkeur minstens 20°, en hoogstens 70°, bij voorkeur hoogstens 50°, ten opzichie van de houderplaat uitstrekt in de apertuur aan de achterzijde van de houderplaat, en waarbij de onderzijde van de weerhaakflanken zich onder eenzelfde hoek lateraal uitstrekken als de hoek van de bovenzijde van de zijflanken.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm strekken de twee weerhaakflanken van de kamers zich symmetrisch uit aan weerszijden, en snijden de verlengden van de bovenzijden (i.e. de zichtbare zijde bij installatie) van de twee wserhaaktlanken van een kamer elkaar onder een hoek omvat lussen 90° en 170°, bij voorkeur tussen 100° en 160°, bij verdere voorkeur tussen 110° en 150°, bij nog verdere voorkeur tussen 120° en 140° en bij hoogsie voorkeur tussen 125° en 135°. Dit betekent dat de bovenzijden van de weerhaakflanken een hoek maken van {189°-bovenstaande hoek}\/2 ten opzichts van het vlak van de houderplaat wanneer gepositioneerd in de apertuur, dus omvat tussen 5° en 45°, bij voorkeur tussen 10° en 40°, bij verdere voorkeur tussen 15° en 35°, bij nog verdere voorkeur tussen 20° en 30°, en bij nog verdere voorkeur iussen 22.5° en 27.5°.
In sen voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft de kamer aan de binnenzijde een glad en gebogen oppervlak, waarbij de zijwanden van de kamer aan de binnenzijde naar eikaar toe gebogen zijn aan de bovenzijde, bij voorkeur daarbij de kromming van een rol volgend. Dit is in een voorbeelduitvoering zichtbaar in de Figuren. De gekromde binnenzijde van de zijwanden eindigt onder een hoek eindigt onder een hoek lussen 10° en 50° ten opzichte van de Houderplaat, bij voorkeur tussen 15° en 45°, bil verdere voorkeur tussen 20° en 40°, bij nog verdere voorkeur tussen 25° en 35° en bij nog verdere voorkeur tussen 27.5° en 34.5°. Deze hoek vormt een zeer gradusle overgang naar de hoek van de bovenzijde van de weerhaakfianken ien opzichie van de houderplaat, waardoor weinig tot geen negatieve invloed op de luchtstroom wordt uitgeoefend.
Door bovenstaande hoeken te voorzien aan de weerhaakflanken, wordt een graduele overgang verzekerd voor de luchtstroom. Deze komt origineel ongeveer loodrecht in de kamer, wordt dan afgebogen langs de gebogen binnenzijde van de zijwand{en) van de kamer, en via de luchtdeflector verder naar de weerhaakfianken geleid. Door deze hoeken (approximerend) continu te laten overgaan, wordt het laminaire karakter van de luchtsiroom verzekerd. in een voorkeurdragende uitvoeringsvorm, zijn de obstructoren aan beide longitudinale uiteinden van de luchistroomrichtende slementen voorzien, dewelke obstructoren gedistantieerd zijn ten opzichte van elkaar over een afstand groter dan de lengie van de aperturen, en waarbij de obstructoren en de weerhaakflanken niet rechtstreeks verbonden zijn.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm, zijn de meest laterale uileinden van de weerhaaktlanken taps toelopend. Bij voorkeur zijn de laterale uiteinden van de weerhaakflanken aan de bovenzijde afgeplat, en bij verdere voorkeur liggen de afgeplaite laterale uiteinden substantieel in eenzelfde vlak. Alternatief kunnen de weerhaakflanken een bol profiel hebben, van centraal in het luchistroomrichtende element naar het distaal uiteinde van de wserhaaktlank gezien.
De weerhaakflanken in deze uitvoeringsvormen gaan gradueel over qua hoek, wat verder bijdraagt in het optimaliseren van het Coanda-effect. Een gestage overgang zorgt ervoor dat de luchtstromen het oppervlak zo veel mogelijk blijven volgen, wat betekent dat afsplitsende {turbulente} luchtstromen vermeden worden.
In een verder voorkeurdragende uilvoeringsvorm, is het luchtsiroomrichtende element in de apertuur gepositioneerd met de obstructor aan de achterziide van de houderplaat en de weerhaakflanken boven de zijfianken, de afgeplaite laterale uiteinden substantieel evenwijdig lopen met het bovenvlak van de houderplaat. De wesrhaakflanken gaan op deze manier perfect over naar het bovenoppervlak van de Houderpiaat, waardoor de luchtstroom geen hinder vindt, en zodoende het oppervlak verder zal volgen. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm, zijn de obstrucioren aan beide longitudinale uiteinden van de luchistroomrichtende elementen voorzien, waarbij de meest laterale uileincden van de weerhaakflanken zich minstens op dezelfde hoogte bevinden ais de obstructoren, en maximaal verheven zijn boven de obstructoren over een aïstand gelijk aan de dikte van de houderplaat. Het beperken van hoogteverschil tussen de meest laterale uileinden (dewelke de ‘hoogste’ delen zijn van de luchtstroomrichtende elementen) en de bovenzijde van de obstructoren, zorgt ervoor dat, bij plaatsing van de luchtstroomrichtende elementen in de aperturen daarvoor, de luchistroomrichtende elementen ten hoogste op gelijke hoogte komen als het bovenoppervlak van de houderplaal. Door te vermijden dat de luchtsiroomrichtende elementen uitsteken ten opzichte van het houdervlak, worden werveisiromen of afsplitsende luchtstromen vermeden (die wel voorkomen bi] bestaande sysiemen waar de elementen voor sen uitsprong zorgen). Bi voorkeur zijn de meest laterale uiteinden van de weerhaaktlanken verheven boven de obstrucioren over een afstand ongeveer gelijk aan de dikte van de houderplaat, wat ervoor zorg! dat de overgang naar de houderplaat substantieel continu is. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm, strekken de weerhaakflanken zich lateraal uit vanuit een opstaande zijwand van de kamer, dewelke zijwand buigbaar is omheen de longitudinale as van de kamer om de weerhaakflanken tot de positie te kunnen brengen waarbij de beide weerhaakfianken voorbij de zijfanken van de aperturen gebracht kunnen worden. Bij voorkeur heeft de opstaande zijwand een minimale hoogte van 1.0 cm, bij verdere voorkeur minstens 1.5 cm of zelfs 2.0 cm, om op die manier voldoende marge te geven om de zijwanden elastisch te vervormen zodat de weerhaakflanken naar binnen geduwd kunnen worden, en daarbij de zijflanken van de apertuur kunnen passeren.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm ligt de luchtdeflector in de tweede positie in het verlengde van één van de weerhaakfianken. Bij voorkeur laat de iweesde positie de meeste luchidoorstroming toe doorheen het luchtsiroomrichtende element. De luchideflector is hierbij gepositioneerd in de kamer om een zo groot mogelijke (en zo continu mogelijke) doorsnede te voorzien over het traject doorheen de kamer voor een luchtstroom. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm, zijn de zijflanken eendelig mel de houderplaat, en bij voorkeur gebogen gedeeltelijke uitsneden zijn van de houderplaat. Door de zijflanken te vervaardigen uit één stuk met de rest van de houderplaat, wordt het productieproces sterk vereenvoudigd, gezien geen afzonderijke proces nodig om de houderplaat en de zijflanken ie maken en deze vervolgens nog te verbinden. Daarnaast zorgt dit ook voor een reductie in materiaal. Bovendien zijn dergelijke verbindingen vaak zwakke punten, alsook visueel ongewenst. Ten slotie kan door het verbuigen van de zijflanken verder verzekerd worden dat de overgang continu is, in tegenstelling tot bij externe zijflanken die moeten bevestigd worden (typisch met naden, die gen negatieve impact hebben op de luchtstromen). In sen voorkeurdragende uitvoeringsvorm, heelt de luchidetiector longitudinaal een substantieel L-vormig profiel, waarbij het U-vormig profiel zich uitstrekt vanaf de rotatieas in een halfruimte gedefinieerd door een vlak doorheen de rotatieas, bij voorkeur waarbij de luchtdefiector drie of meer, bij verdere voorkeur schijfvormige, ribben heeft dewelke langsheen de rolatieas verspreid zijn en loodrecht staanop de rotatieas.
Het U-vormige profiel, met aïgeronde basis, zorgt voor een ideale deflector om de iwee posities te bewerkstelligen. Een eerste positie waarin de U met twee benen aansluit aan de weerhaakflanken, zorgt er voor dat geen lucht meer door de kamer kan stromen. Een woede positie, waarin de U slechts met één been aansluit op één weerhaakflank, laat maximale stroming toe. Door de symmetrie van de weerhaakflanken, alsook van het U-vormig profiel, laat tos om de tweede positie op twee manieren te bereiken {aansluiting met ene been op ene weerhaakflank, of met andere been op andere weerhaakfiank), en laat toe om de luchtstroom te richten naar ‘links’ of rechts’ zonder verschil qua effect of efficiëntie, In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm definiëren de meest laterale uiteinden van de weerhaakflanken een omgeschreven rechthoek dewelke essentieel overeenkomt met de apertuur van de houderplaat, en waarbij loodrechte projecties van de il BE2020/5669 obstructoren op het vlak waarin genoemde omschreven rechthoek ligt, zich minstens gedeeltelijk buiten de omschreven rechthoek bevinden.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaat de houderplaat substantieel uit metaal, bij voorkeur {gegalvaniseerd} staal.
in een voorkeurdragende uitvoeringsvorm hebben de aperturen (uitgezonderd zijflanken} een breedte van minstens 1.5 cm, bij voorkeur 1.75 cm, bij verdere voorkeur 2.0 cm, bij nog verdere voorkeur 2.25 om, bij nog verdere voorkeur 2.5 em, bij nog verdere voorkeur 2.75 om en bij hoogste voorkeur ongeveer 3.0 cm, In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm hebben de aperturen (uitgezonderd zijflanken} een breedie van hoogstens 7.5 om, bij voorkeur 5.0 cm, bij verdere voorkeur 4.5 om, bij nog verdere voorkeur 4.0 cm, bij nog verdere voorkeur 3.5 cm en bij hoogste voorkeur ongeveer 3.0 em.
in een voorkeurdragende uilvoeringsvorm hebben de aperturen een lengie van minsiens 5.0 cm, bij voorkeur 6.0 cm, bij verdere voorkeur 7.0 cm, bij nog verdere voorkeur 7.5 com, bij nog verdere voorkeur 3.0 em, bij nog verdere voorkeur 8.5 cm en bij hoogste voorkeur ongeveer 9.0 cm.
In een voorkeurdragende uilvoeringsvorm hebben de aperturen een lengte van hoogstens 20.0 om, bij voorkeur 15.0 cm, bij verdere voorkeur 12.5 cm, bij nog verdere voorkeur 12.0 cm, bij nog verdere voorkeur 11.5 cm, bij nog verdere voorkeur 11.0 com, bij nog verdere voorkeur 10.5 cm en bij Noogsie voorkeur hoogstens ongeveer 10.0 cm.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm strekken de zijflanken zich ten opzichte van de houderplaatl uit over een hoek van minstens 10°, bij voorkeur minstens 15°, bij verdere voorkeur minstens 20°, bij nog verdere voorkeur minstens 25°, bij nog verdere voorkeur minstens 30°, bij nog verdere voorkeur minstens 35°, bij nog verdere voorkeur minstens 40°, en bij hoogste voorkeur ongeveer 45°.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm strekken de zijflanken zich ten opzichte van de houderplaai uit over een hoek van hoogstens 80°, bij voorkeur minstens 75°, bij verdere voorkeur minstens 70°, bij nog verdere voorkeur minstens 65°, bij nog verdere voorkeur minstens 60°, bij nog verdere voorkeur minstens 55°, bij nog verdere voorkeur minstens 50°, en bij hoogste voorkeur ongeveer 45°.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de zijflanken substantieel trapeziumvormig. Bij voorkeur zijn de zijfianken gevormd ais gelljkbenige trapezia, bij verdere voorkeur waarbij de zijflanken aan de grote basis van het trapezium verbonden zijn aan de plaat, en waarbij de zijflanken een hoek maken ten opzichte van de houderplaat aan genoemde grote basis. In een voorkeurdragende uilvoeringsvorm bestaan de luchistroomrichiende elementen subsiantisel uit kunststof, bij voorkeur uit propyleer.
in een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de houderplaat substantieel rechthoekig, bij voorkeur vierkant.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de houderpiaat opstaande randen over gans de omtrekt. Bil voorkeur is de houderplaat, uitgezonder de opstaande randen, rechthoekig of vierkant, en deïinieert met de opstaande randen een dunne balk, De opstaande randen zijn bij voorkeur minstens 0.5 cm, bij verdere voorkeur
0.75 cm hoog, bij hoogsie voorkeur ongeveer 1.0 cm hoog, ten opzichte van de houderplaat. Deze randen zijn geschikt om te verbinden aan een plenum (bvb, via schroef, vijs, bout, nagel, kit, lijm of andere verbindingsmiddelen), en één of meerdere van de opstaande randen kunnen voorzien zijn van één of meerdere aperiuren.
In sen voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de houderplaat één of meerdere openingen, geschikt voor het ontvangen van een schroef, vijs, bout, nagel ot ander verbindingsmiddel. Bij voorkeur is minstens één dergelijke opening voorzien centraal! in de houderplaal. Optioneel of alternatief kunnen in één of meerdere hoeken van de houderplaat ook één of meerders openingen voorzien zijn.
In een voorkeurdragende uitvogringsvorm is de minimale afstand lussen de twee weerhaakflanken minstens 0.75 cm, bij voorkeur minstens 1.0 cm, bij verdere voorkeur minstens 1.25 cm. Bij voorkeur is de minimale afstand maximaal 3.0 cm, bij verdere voorkeur 2.5 cm, bij nog verdere voorkeur maximaal 2.0 cm of zelfs 1.75 of
1.5 cm.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm betreft de kamer (of irommelhuis) een ééndelig element met twee (evenwijdig) opstaande, longitudinale zijwanden, dewelke (enkel) aan beide longitudinale uiteinden verbonden zijn met eikaar, waarbij (enkel)
de zijwanden aan de onderzijde van de uiteinden verbonden zijn met elkaar, waardoor de zijwanden aan de bovenzijde substantieel buigbaar zijn (om zo toe te laten naar eikaar toe gebogen te worden).
Bij voorkeur betreft de kamer een essentieel balkvormig element, hetwelke (bij voorkeur volledig in de zin dat er geen ondervlak is} open is aan de onderzijde, en een longitudinaal uitstrekkend open venster aan de bovenzijde (gedefinieerd tussen de twee weerhaakfianken).
In een voorkeurdragende uilvoeringsvorm lopen de zijwanden schuin gedeeltelijk naar eikaar toe aan de bovenzijde, toi aan de weerhaakflanken, dewelke zich weg van elkaar uitstrekken vanaf de bovenzijde van de zijwanden.
In een voorkeurdragende uilvoeringsvorm zijn de zijwanden aan de longitudinale uiteinden verbonden via een, bij voorkeur vlak, U-vormig brugelement, waarbij de brugelementen bij voorkeur open zijn naar de onderzijde van de kamer toe. De zijwanden zijn aan het brugelement verbonden aan de onderzijde van de kamer via een ultioper van de zijwand. De brugelementen zijn elk voorzien van een konpelslement geschikt om de luchtdeflector roleerbaar (rond de longitudinale as van de kamer} te fixeren.
Bij voorkeur bestaat net koppelelement uit twee naast elkaar gepositioneerde, elastisch vervormbare, opstaande protrusies, met een C-vormige uitsparing gericht naar elkaar, waarn een overeenkomstig koppelelement van de luchtdeflector ontvangen wordt (in dit geval een cilindrische protrusie aan beide longitudinale uiteinden van de luchtdeflector). Bij voorkeur is het koppelelement van de kamer U-vormig, waarbij het U-vormig konpelslement van de kamer zich in de opening van het U-vormige brugelemenl bevindt, en waarbij het L-vormig koppelelement van de kamer open is naar de onderzijde van de kamer toe, en waarbij de afstand tussen de benen van het U- vormig koppslelement van de kamer een lokaal minimum kent. in een voorkeurdragende uilvoeringsvorm omvatten {of zijn) de obstructoren de brugelementen.
In een voorkeurdragende uilvoeringsvorm zijn de obstructoren voorzien aan de brugelementen, aan de ‘basis’ van de U. Bij voorkeur vormt de obstructor aan het brugelement een afgeviakte voel voor de U, die substantieel plat is, en loodrecht staat op de zijwanden.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de luchtdeflector een substantieel U- vormig profie!l dat loopt over de longitudinale dimensie, De luchtdeflector omvat een konpelslement, bij voorkeur sen cilindrische protrusie langs de longitudinale as, aan de longitudinale uiteinden daarvan, waarbij het koppelelement zich uiisirekt langs een as dewelke door de basis van het U-vormig profiel ioopt. Bij voorkeur omvat de luchtdeflector een aantal (2, 3, 4, 5, 6 of meer) ribben of vieugels loodrecht op de longitudinale dimensie van de luchtdeflector. Bij voorkeur zijn de ribben subsiantieel schijfvormig, en strekken zich uil van de rotatieas van de luchtdeflector (ie. de as waarrond deze roteert in de kamer). Bij luchtdeflectoren met een L-vormig longitudinaal profiel, zoals hierboven beschreven, sirekken de schijfvormige ribben zich zodanig uit dat het U-vormige profiel zich uitstrekt binnen de virtuele cilinder gedefinieerd door de ribben.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm hebben de weerhaakflanken een lengte omvat tussen 5.0 cm en 25.0 cm, bij voorkeur tussen 6.0 cm en 20.0 om, bij verdere voorkeur [ussen 7.0 cm en 15.0 cm, bij nog verdere voorkeur lussen 7.5 cm en 12.5 cm, De genoemde bereiken zorgen voor sen ideale balans lussen stevigheid en flexibiliteit, en laten toe om met een beperkt aantal ‘extra’ elementen, voldoende luchtdoorstroming te genereren (in plaats van opeenvolgende elementen te moeten plaatsen}. In een verder voorkeurdragende uitvoeringsvorm betreffen de obstructoren extensies ten opzichte van de lengte van de weerhaakfianken die zich tussen 1.0 mm en 10.0 mm uitstrekken voorbij de uiteinden van de weerhaakflanken, bij voorkeur tussen 2.0 mm en 7.5 mm, bij verdere voorkeur {ussen 3.0 mm en 5.0 mm. In een voorkeurdragende uilvoeringsvorm hebben de kamers van de luchtstroomrichtende elementen sen hoogte (afstand onderzijde tot bovenzijde) omvalt tussen 10 mm en 50 mm, bij voorkeur tussen 15 mm en 40 mm, bij verders voorkeur tussen 20 mm en 35 mm, bij nog verdere voorkeur tussen 25 mm en 30 mm. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm hebben de kamers van de luchtstroomrichtende elementen een breedte (laterale dimensies) omvat lussen 10.0 mm en 50.0 mm, bij voorkeur tussen 15.0 mm en 45.0 mm, bij verdere voorkeur tussen 20.0 mm en 40.9 mm, bij nog verdere voorkeur lussen 25.0 mm en 35.0 mm, en bij hoogste voorkeur tussen 27.5 mm en 32.5 mm.
In een voorkeurdragende ultvoeringsvorm hebben de wanden van de kamer een dikte iussen 1.0 mm en 4.0 mm, bij voorkeur lussen 1.5 mm en 3.0 mm, en bij verdere voorkeur tussen 1.75 mm en 2.25 mm.
In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven a.d.h.v. niet-limiterende voorbeelden die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnierpreleerd mogen worden om de omvang van de uilvinding te limiteren.
VOORBEELDEN LEGENDE: 1 kamer 2 iuchidefiector 3 houderplaat 4 apertuur 5 zijfanken 6 weerhaakflanken 7 zijwanden 8 obstructor/U-vormig brugelement 9 uitloper 10 koppelelement van de kamer 11 opstaande protrusie 12 dubbele C-vormige uitsparing 13 benen U-vormig brugelement 14 inwaarts gerichte einde van de zijwanden 15 koppelelement van de luchtdeflector 16 L-vormig profiel 17 schijfvormige ribbe 18 nositioneringsprotrusie Figuren 1Â-C geven een mogelijke uitvoeringsvorm wser van zen kamer of irommelhuis {1}. Deze omval twee opstaande zijwanden (7) dewelke aan het onderzijde einde {14} inwaarts gericht zijn naar elkaar. De zijwanden {7} strekken zich aan de onderzijde ook uitwaarts uit (verder vanuit het inwaarts gerichte seinde van de zijwand (14)), via de weerhaaktlanken (6) dewelke achter de zijflanken {5} van de houderplaat (3) inhaken. Zoals zichtbaar in Figuur 1A, is het profiel van de kamer (4) partieel U-vormig, waarbij ceniraal onderin een opening voorzien is. Aan de longitudinale uiteinden van de kamer (1) zijn U-vormige brugelementen (8} voorzien, die een verlening van de kamer (1) vormen zodat deze langer is dan aperturen (4) in de houderplaat (3), zoals te zien in Figuren 1B-C. De U-vormige brugelementen {8) hebben een afgeplatte zijde of obstructor (die gedeeltelijk of volledig samenvalt met het U-vormig brugelement), en strekken zich in dit geval uil over de breedie van de kamer (hoewel dit ontioneel is}. De brugelementen (8) zijn aan de kamer verbonden aan de bovenzijde van de kamer, en staan los van de kamer over een substantieel deel van de hoogte vanal de onderzijde, wat toelaat om de zijwanden (7) van de kamer te vervormen (om deze in de aperiuren in le brengen}, en dit niet word! tegengehouden door de obstructoren. De brugelementen (8) strekken zich naar boven toe uit in benen {13} die aan het uiteinde daarvan, aan de bovenzijde van de kamer, verbonden zijn aan de bovenzijde van de zijwanden (7).
De overstaande brugelementen (8) zijn verder voorzien van koppelelementen (10), centraal tussen de twee benen (13). Deze koppelsiementen (10} omvatten twee opstaande protrusies (11) mel aan de inwaarts gerichie zijde van de protrusies uitsparingen (12), ongeveer C-vormig (hoewel andere vormen ook mogelijk zijn. De uitsparingen laten ioe een overeenkomstig koppelelement van een luchtdetlector te koppelen, zodat deze vrij kan roteren in de dubbele C-vormige uitsparingen (12).
Figuren ZA-C geven mogelijke uitvoeringsvorm weer van een luehtdefiector of rommel (2). Deze is aangepast om, in conjunctie met een kamer (1) de longitudinale spleet te kunnen aïsluilen aan de onderzijde van de kamer tussen de inwaarts gerichie einden (14) van de zijwanden {7}, en eveneens, Via rotatie van de luchtdeflector {2} de spleet open te houden. Hiertoe omvat de luchtdeflector (2) aan de twee longitudinale uiteinden een koppelelement (15) dat kan gekoppeld worden aan de koppelelementien (10) van de kamer (1), en rotatie toelaat van de luchidetlector rond diens longitudinale as. De luchtdeflector (2) strekt zich longiludinaal uit, en heeft een L-vormig profiel (16) — of C-vormig. In de huidige versie is het U-vormig profiel voorzien van een basis die een halfcirkel vormt, en verlengd wordt in de benen van de U. Het is echter eveneens mogelijk om een meer hoekige versie hiervan te gebruiken, waar de twee benen met een recht stuk verbonden worden (of een versie die daartussen ligt). Verder is in dit geval de luchtoeflector voorzien van een aantal (1, 2, 3, 4 of meer) schijfvormige ribben (17) ter versterking, die al of niet op regelmatige afstand voorzien zijn over de lengie van de luchidefiector. Aan de uiteinden is de luchideflector ook voorzien van een schijfvormige ribbe (17) die ervoor zorgt dat lucht niet langs dit pad zijn weg vindt doorheen de kamer (1). Eén of meerdere van de schijfvormige ribben (17) is voorzien van een positioneringsprotrusie (18) die, in het geval deze op meerdere ribben aanwezig zijn, aligneren met elkaar over een rechie evenwijdig met de longitudinale as van de trommel (2). De positioneringsprotrusie (18) steekt zodanig uit dat de trommel (2), wanneer deze in het irommelhuis (1) gepositioneerd zit, een kleine weersiand veroorzaakt door contact met de zijwanden (7) van het irommelhuis (1) en de trommel (2} vanuit zijn ‘geslolen’ positie tot voorbij zijn ‘open’ positie gedraaid zou worden. Figuur 3 geeft een mogelijke configuratie weer van een houderplaal (3} met rechthoekige aperturen (4). Deze configuratie is geenszins beperkend, en slechts een voorbeeld, zowel qua vorm, als qua aantallen, dimensies en verhoudingen. Hierbij zijn de zijflanken (5) aan de aperiuur zichtbaar aan beide longitudinale zijden van de aperturen {4}.
De onderlinge configuratie van de aperiuren heeft geen beperking, en kan in een (meervoudig) cirkelvormig patroon zijn, zoels in Figuur 3. Figuur 3 toont een iweevoudig cirkelvormig patroon, maar 1, 3, 4 of meer cirkels zijn ook mogelijk, afhankelijk van de noden van de situatie. Ook rastervormige opstellingen zijn mogelijk met de aperturen in rijen en/oi kolommen gerangschikt, of geschrankt, alsook combinaties van twee of meer van de voornoemde.
Het is verondersteld dat de huidige uitvinding niet beperkt is tot de uitvoeringsvormen die hierboven beschreven zijn en dat enkele aanpassingen of veranderingen aan de beschreven voorbeelden kunnen ioegevoegd worden zonder de toegevoegde conclusies te herwaarderen.

Claims (15)

CONCLUSIES
1. Wervelrooster, omvattende een substantieel vlakke nouderplaal en een veelheid aan luchistroomrichtende elementen: waarbij de houderplaat voorzien is van een veelheid aan substantieel rechihoekige aperturen, bij voorkeur waarbij de aperturen zich radiaal uitstrekken in de nouderplaai ten opzichie van een centraal punt of zone: waarbij de aperturen voorzien aan beide longitudinale zijden zijn van zijanken dewelke zich gedeeltelijk inwaarts in de apertuur uitstrekken, deweike zich minstens gedeelteliik aan de achterziide van het vlak van de houderplaat bevinden, en zich minstiens gedeeltelijk in een halfruimte aan de achterzijde van het vlak van de houderplaat bevinden, bij voorkeur waarbij de vrije uiteinden van de zijfanken zich aan de achterzijde van de houderplaal bevinden; waarbij de luchistroomrichtende elementen eik sen longiludinale kamer en sen luchidefiector omvatten, waarbij de luchidetlector in de kamer bevestigd is foteerbaar rond een longitudinale rolatieas, waarbij de kamer sen open venster omvat doorheen de kamer, waarbij het open venster loopt over substantieel de volledige longitudinale dimensies van de kamer; waarbij de luchtdefiector in de kamer geschikt is voor het substantieel volledig afsluiten van het open venster in een eerste positie, en voor het minstens gedeeltelijk open laten van het venster in een iweede positie, en rolserbaar verstelbaar is lussen de eerste en de tweede positie; en waarbij de luchistroomrichtende elementen, bij voorkeur de kamer, een bovenzijde hebben dewelke aan beide laterale zijden voorzien is van weerhaakflanken dewelke zich minstens gedeeltelijk lateraal uitstrekken weg van het open venster, waarbij de afstand lussen de meest laterale uiteinden van de twee weerhaakfianken groter is dan de kleinste afstand tussen de beide zijffanken van de aperturen, en waarbij de weerhaakilanken flexibel beweegbaar zijn naar elkaar toe toi een positie waarbij de beide weerhaakflanken voorbij de zijflanken van de aperturen gebracht kunnen worden; waarbij de luchtstroomrichtende elementen, bij voorkeur de kamer, voorzien zijn van obstructoren, waarbij de obstructoren geconfigureerd zijn voor het obstrueren van doorgang voor de luchtstroomrichtende elementen doorheen de apertuur; en waarbij de obstructoren en de weerhaakflanken geconfigureerd zijn om de weerhaakflanken niet boven het vlak van de houderplaat te laten uitstrekken wanneer het luchtstroomrichtende element in de apertuur geplaatst is met de obstructor aan de achterzijde van de houderplaat en de weerhaakfianken boven de zijflanken.
2. Wervelrooster volgens de voorgaande conclusie 1, waarbij de luchtstroomrichtende elementen, bij voorkeur de kamer, langs de longitudinale as langer zijn dan de aperturen door middel van de obstructoren, dewelke obstructoren aan beide longitudinale uiteinden van de luchtstroomrichtende elementen voorzien zijn.
3. Wervslrooster volgens één van de voorgaande conclusies 1 of 2, waarbij de weerhaakflanken substantieel! eenzelfde lengie hebben als de aperturen.
4. Wervelrooster volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 3, waarbij de zijflanken een substantieel vlakke bovenzijde hebben, dewelke bovenzijde zich onder een noek van minstens 5°, bij voorkeur minstens 20°, en hoogstens 70°, bij voorkeur hoogstens 50°, ten opzichte van de houderplaal uitstrekt in de apertuur aan de achterzijde van de houderplaat, en waarbij de onderzijde van de weerhaakflanken zich onder eenzelïde hoek lateraal uiistrekken als de hoek van de bovenzijde van de zijflanken.
5. Wervelrooster volgens één van de voorgaande conclusies 1 toi en met 4, waarbij de obstrucioren aan belde longitudinale uleinden van de luchtstroomrichiende elementen voorzien zijn, dewelke obstructoren gedistantieerd zijn ten opzichte van elkaar over een afstand groler dan de lengte van de aperturen, en waarbij de obstructoren en de weerhaakflanken niet rechtstreeks verbonden zijn.
6. Wervelrooster volgens één van de voorgaande conclusies 1 toi en met 5, waarbij de meest laterale uiteinden van de weerhaakflanken taps toelopend zijn, bij voorkeur waarbij de laterale uiteinden van de weerhaakflanken aan de bovenzijde afgeplat zijn, en bij verdere voorkeur waarbij de afgeplatte laterale uiteinden substantieel in eenzelide vlak liggen.
7. Wervelroostier volgens de voorgaande conclusies 8, waarbij, wanneer het luchtstroomrichtende element in de apertuur geplaatst is met de obstructor aan de achterzijde van de houderplaat en de weerhaakflanken boven de zijflanken,
de afgeplatte laterale uiteinden substantieel evenwijdig lopen met het bovenvlak van de houderpiaat.
8. Wervelrooster volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 7, waarbij de obstructioren aan belde longitudinale uleinden van de iuchisiroomrichiende elementen voorzien zijn, waarbij de meest laterale uiteinden van de weerhaakfianken zich minstens op dezelde hoogte bevinden als de obstructoren, en maximaal verheven zijn boven de obstructoren over een afstand gelijk aan de dikie van de houderplaat.
9. Wervelrooster volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 8, waarbij de weerhaakilanken zich lateraal uitstrekken vanuit een opstaande zijwand van de kamer, dewelke zijwand buigbaar is omheen de longitudinale as van de kamer om de weerhaakflanken tot de positie te kunnen brengen waarbij de beide weerhaakflanken voorbij de zijflanken van de aperturen gebracht kunnen worden.
10. Wervelrooster volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 8, waarbij de luchideflector in de iweede positie in het verlengde ligt van één van de weerhaakfianken.
11.Wervelrooster volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 10, waarbij de zijflanken eendelig zijn met de houderplaat, en bij voorkeur gebogen gedeeltelijke uitsneden zijn van de houderplaat.
12.Wervelrooster volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 11, waarbij de luchtdeflecior longitudinaal een substantieel U-vormig profiel heeft, waarbij het L-vormig profiel zich uitstrekt vanaf de rotatieas in een halfruimie gedefinieerd door een vlak doorheen de rotatieas, bij voorkeur waarbij de luchtidafiector drie of meer, bij verdere voorkeur schijfvormige, ribben heeft dewelke langsheen de rotatieas verspreid zijn en loodrecht staanop de rotatisas.
13.Wervelrooster volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 12, waarbij de meest laterale uiteinden van de weerhaakfianken sen omgeschreven rechthoek definiëren dewelke essentieel overeenkomt met de apertuur van de houderplaat, en waarbij loodrechte projecties van de obstructoren op het vlak waarin genoemde omschreven rechthoek ligt, zich minstens gedeeltelijk buiten de omschreven rechthoek bevinden.
14 Wervelrooster volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 13, waarbij de houderplaat substantieei uit metaal bestaat.
15. Wervelrooster volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 14, waarbij de luchtstroomrichtende elementen substantieel uit kunststof bestaat, bij voorkeur polypropyleen.
BE20205669A 2020-09-29 2020-09-29 Verbeterd wervelrooster BE1028647B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205669A BE1028647B1 (nl) 2020-09-29 2020-09-29 Verbeterd wervelrooster
PCT/IB2021/058907 WO2022070070A1 (en) 2020-09-29 2021-09-29 Improved swirl diffuser

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205669A BE1028647B1 (nl) 2020-09-29 2020-09-29 Verbeterd wervelrooster

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1028647A1 true BE1028647A1 (nl) 2022-04-21
BE1028647B1 BE1028647B1 (nl) 2022-04-25

Family

ID=72840257

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205669A BE1028647B1 (nl) 2020-09-29 2020-09-29 Verbeterd wervelrooster

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1028647B1 (nl)
WO (1) WO2022070070A1 (nl)

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE8527912U1 (de) * 1985-10-01 1985-11-21 Ltg Lufttechnische Gmbh, 7000 Stuttgart Luftauslaß
DE4132797C2 (de) * 1991-10-02 1999-10-07 Ltg Lufttechnische Gmbh Luftauslaß
IT1311218B1 (it) * 1999-04-12 2002-03-04 Airplast S A S Di Canzian L & Diffusore d'aria di tipo lineare
DE29919753U1 (de) * 1999-11-10 2000-03-02 LTG Aktiengesellschaft, 70435 Stuttgart Luftauslass
EP2954140B1 (en) * 2013-02-08 2017-04-05 Climawin Techniq APS Window comprising a modular drum valve

Also Published As

Publication number Publication date
WO2022070070A1 (en) 2022-04-07
BE1028647B1 (nl) 2022-04-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3358580A (en) Louver assembly including separating traps
JP4358965B2 (ja) 遠心型羽根車および空気清浄装置
EP0989374B1 (en) Cross flow blower
US5542224A (en) Louver
BE1028647B1 (nl) Verbeterd wervelrooster
US5167681A (en) Air filtration unit
WO1992004667A1 (en) Flow controlling device for a discharge system such as a drainage system
JPH05264070A (ja) 空気調和機の室外ユニット
KR20030071877A (ko) 표면홈 구조
CN108369024A (zh) 空气扩散器
JP6547132B2 (ja) 空気調和機
EP3586068B1 (en) Air vent and method for mounting said air vent
JP3052862B2 (ja) 空気調和機用室外機
US3468239A (en) Rectangular air diffusers
JP2001323891A (ja) 貫流ファンとその貫流ファンを備えた空気調和機
US6776710B1 (en) Vent structure for slotted outlet with uniform velocity profile
EP0844444B1 (en) Air-conditioner having outlet structure for reducing air turbulence noise
US3673946A (en) Air diffuser
JP2002061938A (ja) 空気調和機
JP3325797B2 (ja) 換気口
NL1031200C2 (nl) Uitblaasrooster en een luchtgordijn-inrichting.
NL1014499C2 (nl) Zelfregelend verluchtingsrooster.
BE1013094A3 (nl) Verbeterd ventilatierooster.
US3363535A (en) Diffuser
JPH03249400A (ja) 多翼送風機の羽根車

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20220425