BE1027366A1 - Vriestunnel voor het invriezen van individuele porties levensmiddelen - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft een vriestunnel (1) voor het koelen en invriezen van individuele porties levensmiddelen, omvattende een vriesruimte (3) waarin levensmiddelen door middel van gekoelde lucht ingevroren worden, en een transportinrichting voor het verplaatsen van de levensmiddelen doorheen de vriesruimte (3), waarbij de transportinrichting een transportband (9) omvat met minstens een bovenlaag uit silicone materiaal waarin een aantal flexibele vormholtes (17) zijn voorzien geschikt voor het opnemen van een individuele portie levensmiddel.

Description

VRIESTUNNEL VOOR HET INVRIEZEN VAN INDIVIDUELE PORTIES

LEVENSMIDDELEN Deze uitvinding betreft een vriestunnel voor het koelen en invriezen van individuele porties levensmiddelen, omvattende een vriesruimte waarin levensmiddelen door middel van gekoelde lucht ingevroren worden, en een transportinrichting voor het verplaatsen van de levensmiddelen doorheen de vriesruimte. De vriestunnel is in het bijzonder geschikt voor het invriezen van individuele porties eerder vloeibare levensmiddelen zoals soepen, (fruit)sappen, puree, smoothies, enz… Tal van levensmiddelen worden gekoeld en ingevroren in industriële koel- of vriestunnels. Hierbij zijn er op de markt verschillende types gekend. Zo zijn er de plaat- of contactvriezers waarbij verpakte porties levensmiddelen in contact gebracht worden met dubbelwandige platen waardoor een koelmedium stroomt. De warmte uit het product wordt hierbij d.m.v. conductie naar het koelmedium afgevoerd. Verder is er de gekende pello-vriezer, beschreven in de Amerikaanse octrooipublicatie US 6,191,718 B1, waarbij de levensmiddelen gelijkmatig tussen twee inox banden worden voorzien en in een lange tabletvorm ingevroren worden die dan achteraf in kleinere porties wordt opgedeeld. Eén van de banden is voorzien van een geprofileerde vorm zodat er groeven ontstaan om een ingevroren tabletvorm te verkrijgen. Tijdens het transport tussen de beide banden worden de levensmiddelen bevroren. De banden worden op vriestemperatuur gehouden door contact met een glycoloplossing die continu op weerszijden van beide banden wordt gespoten. Bij de uitworp van de bevroren levensmiddelen wordt de tablet ofwel ter hoogte van de groeven gebroken en ontstaan er pelletachtige stukken (porties) ingevroren levensmiddel. Hierna wordt de tablet d.m.v. een klassieke staalzaag verder in kleinere porties verzaagd. Hierna verlaten de bevroren porties de vriesinrichting in de richting van de verpakkings- of stockageruimte. Een dergelijke oplossing voor het vormen van individuele porties heeft echter een aantal nadelen. Zo heeft de pello- vriezer een complex mechanisch ontwerp met veel bewegende componenten dat veel onderhoud en vakkennis vereist om operationeel te houden. Doordat de porties gevormd worden door breken en/of verzagen gaat veel product via het zaaggruis verloren. Ook bestaat het risico dat de producten gecontamineerd worden met zaag/metaalpartikels afkomstig van de zaag en/of met gekoelde glycol die zich op de zijden van de banden bevindt. Bovendien is de pello-vriezer ook moeilijk te reinigen wat bij een productwissel zorgt voor heel wat problemen, zoals contaminatie ten gevolge van de opeenvolgende productsoorten, … en de kans op groei van micro- organismen toeneemt op de moeilijk reinigbare delen. Hierbij is voornamelijk het reinigen van de inox transportbanden moeilijk doordat er twee inoxbanden tegen elkaar aandrukken.

Een ander type maakt gebruik van een transportband die het product doorheen een vriesruimte transporteert. Het invriezen gebeurt tijdens het transport door de vriesruimte door een koelmedium, meestal vloeibaar stikstof over de transportband te injecteren en te laten expanderen. De transportband is meestal gemaakt uit starre kunststofschakels die scharnierend aan elkaar bevestigd worden, opdat elk vormpje individueel van elkaar zou loskomen door het afrollen van de opeenvolgende schakels over een aflooprol. Een dergelijke inrichting heeft echter het nadeel dat de transportband heel moeilijk correct te reinigen is. Bovendien is het gebruik van stikstof om in te vriezen een heel duur proces omdat er steeds opnieuw stikstof moet aangekocht worden, waardoor dit systeem enkel economisch haalbaar is in sectoren met hoge winstmarges en/of relatief kleine productievolumes, zoals bijv. de farmaceutische industrie.

Deze uitvinding heeft nu tot doel een vriestunnel voor de voedingsmiddelen industrie te verschaffen voor het koelen en invriezen van individuele porties levensmiddelen, en dit bij voorkeur op een volautomatische manier. Een bijkomend doel van deze uitvinding is een vriestunnel te verschaffen die toelaat de individuele porties makkelijk en op een kwalitatieve manier te gaan ontvormen en dit zonder schade aan het ingevroren product aan te brengen en zonder risico op contaminatie.

Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een vriestunnel voor het koelen en invriezen van individuele porties levensmiddelen, omvattende een vriesruimte waarin levensmiddelen door middel van gekoelde lucht ingevroren worden, en een transportinrichting voor het verplaatsen van de levensmiddelen doorheen de vriesruimte, waarbij de transportinrichting een transportband omvat met minstens een bovenlaag uit silicone materiaal waarin een aantal flexibele vormholtes zijn voorzien geschikt voor het opnemen van een individuele portie levensmiddel.

Door gebruik te maken van een transportband uit silicone is het mogelijk deze perfect te reinigen.

Een dergelijke transportband waarvan minstens de laag waarin de vormholtes zijn gevormd vervaardigd is uit silicone materiaal is bovendien bestand tegen zeer koude temperaturen, en dit met behoud van de nodige flexibiliteit tot ongeveer -50°C.

De transportband is bij voorkeur vervaardigd uit een bovenlaag volledig uit siliconemateriaal, die gelijmd wordt op een dragermateriaal.

Het dragermateriaal is bij voorkeur een weefselversterkte PU-laag.

De flexibele vormholtes zullen er bovendien voor zorgen dat de ingevroren individuele porties levensmiddel, wanneer ze de transportband verlaten, makkelijk ontvormd worden, en dit zonder dat er delen van de ingevroren levensmiddelen gaan afbreken De dimensionering van de vormholte werd overeenkomstig deze uitvinding geoptimaliseerd zodat de ingevroren porties makkelijk loskomen (ontvormen) uit hun vormholte.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de vriestunnel volgens de uitvinding omvatten minstens een aantal van de genoemde vormholten een bodemvlak en een omtrekswand.

De vormholtes hebben bij voorkeur een diepte hebben gelegen tussen 0,5 en 10 cm., meer in het bijzonder een diepte gelegen tussen 2 cm. en 7 cm.

De lengte van de vormholte is bij voorkeur gelegen tussen de 0,5 cm en 10 cm.

Hierbij is de lengte van het bodemoppervlak t.g.v. de afschuining van de vormholte, nooit groter dan het bovenoppervlak.

De verhouding tussen lengte/breedte van de vormholte ligt bij voorkeur tussen 0,5 en 3. De verhouding tussen diepte en lengte ligt bij voorkeur tussen de 0,05 en 1. De vormholte mag ook niet te diep worden opdat de vriestijd niet te lang zou worden.

Om zo economisch mogelijk te kunnen werken zijn de vormholtes zo dicht als constructief mogelijk voor de stevigheid van de transportband naast elkaar aangebracht. De vormholtes zijn bij voorkeur aangebracht met een tussenruimte van 1 tot 100 mm. van elkaar, in het bijzonder met een tussenruimte van 5 mm. tot 50 mm. De vormholtes hebben een welbepaalde afschuiningshoek om het ontvormen makkelijker te maken. Bij een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de vriestunnel volgens de uitvinding is de hoek tussen het bodemvlak en de omtrekswand gelegen tussen 90° en 170°, bij voorkeur tussen 90° en 130°. Het aanpassen van de hoek, hoe schuiner hoe beter, draagt bij tot een betere ontvorming van de ingevroren producten. De hoek dient echter ook niet te schuin te zijn om het productvolume per vormholte niet al te veel te beperken. Ook de vormgeving van de vormholtes zal bijdragen tot een betere ontvorming. In het bijzonder hebben minstens een aantal van de genoemde vormholten in bovenaanzicht een onregelmatige of veelhoekige vorm. De voorkeur gaat uit naar een vorm van de vormholte waarbij de kleinste (scherpste) hoek(punt) gezien in bovenaanzicht gericht is in de draairichting van de transportband. Zodoende ondervindt elke ingevroren portie per vormholte bij het ontvormen initieel een minimale weerstand.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de vriestunnel overeenkomstig de uitvinding is de genoemde transportband een eindeloze transportband en omvat de transportinrichting verder een aandrijfrol en omkeerrol voor de transportband, waarbij in gebruik, het bodemvlak van de vormholte tijdens het omkeren van de transportband door contact met de omkeerrol een convex verloop krijgt zodat de in de vormholte opgenomen portie ontvormd wordt. Ter hoogte van de omkeerrol, zijnde de uitvoerzijde van de transportband, verlaten de ingevroren porties de transportband, doordat op dat ogenblik het bodemvlak van de vormholte transformeert van vlak naar convex, kunnen de in de vormholte opgenomen en ingevroren porties levensmiddel makkelijk ontvormd worden. Dit effect (convex verloop) wordt mogelijk gemaakt door de flexibiliteit op sterk negatieve temperaturen van het materiaal (silicone) waaruit de transportband minstens deels gevormd is Om de in de vormholtes opgenomen en ingevroren porties levensmiddel nog 5 makkelijker te ontvormen voorziet deze uitvinding in een meer bijzondere uitvoeringsvorm in een trilinrichting geschikt om de transportband ter hoogte van de omkeerrol te laten trillen.

De trilinrichting is voorzien om de transportband met beperkte amplitude (0-20 mm.) en regelbare frequentie (0-250 Hz) plaatselijk te laten trillen.

Het trillen (oscilleren) van de transportband zal een opwaarts gerichte kracht genereren waardoor de in de vormholtes opgenomen en ingevroren porties losgemaakt worden en/of reeds deels uit de vormholte gelicht worden vooraleer ze de uitvoerzijde van de transportband bereiken.

In een meer bijzondere uitvoeringsvorm van de vriestunnel volgens de uitvinding heeft de transportband opstaande zijranden.

De opstaande zijranden, ook wel snaren genoemd, zorgen voor een overloopbeveiliging tijdens het vullen van de verschillende vormholtes.

Voor het vullen omvat de vriestunnel bij voorkeur een vulinrichting geschikt om de flexibele vormholtes te vullen met in te vriezen levensmiddel.

Het vullen van de vormholtes zal gebeuren door het in te vriezen product vrij over de transportband te laten stromen.

Voor een correcte vulling is de vulinrichting in het bijzonder voorzien van (optische) sensoren die het vullen van de vormholtes continu opvolgen.

Bij voorkeur omvat de vriestunnel verder nog een schraapelement, bij voorkeur een verwarmd schraapelement, voorzien om het overtollige product van de transportband te schrapen nadat de vormholtes gevuld zijn.

Bij een meest bijzondere uitvoeringsvorm van de vriestunnel overeenkomstig de uitvinding omvat de vriestunnel een reinigingssysteem om de transportband te reinigen.

Het reinigingssysteem is bij voorkeur een continu systeem.

De transportband wordt eerst m.b.v. een reinigingsvloeistof gereinigd dat via een systeem van verschillende sproeibuizen wordt aangebracht. vervolgens wordt de transportband m.b.v. een ventilator gedroogd zodat de transportband met vormholtes droog is vooraleer de vormholtes terug gevuld kunnen worden. Op deze manier wordt een maximale voedselveiligheid en zuiverheid van het ingevroren product bekomen. In een voordelige uitvoeringsvorm van de vriestunnel volgens de uitvinding de omvat de vriestunnel verder een afvoerband om de ontvormde porties uit te vriesruimte te transporteren.

Het koelmedium is bij voorkeur gekoelde lucht die gecirculeerd wordt in de vriesruimte door middel van ventilatoren. Om de luchtsnelheid en bijgevolg de warmteoverdracht over producten te maximaliseren worden blaasmonden boven de transportband geplaatst. De lucht wordt gekoeld op een conventionele manier door doorstroming door een warmtewisselaar waarin een vloeibaar koelmiddel t.g.v. de warmteoverdracht verdampt en/of opwarmt. Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een vriestunnel volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij: - figuur 1: een schematische voorstelling is van de vriestunnel overeenkomstig de uitvinding; - figuur 2: een bovenaanzicht toont van een eerste uitvoeringsvorm van een transportband met kuipvormige vormholtes;

- figuur 3: een doorsnede A-B toont van de in figuur 2 afgebeelde transportband; - figuur 4: een bovenaanzicht toont van een tweede uitvoeringsvorm van een transportband met piramidevormige vormholtes - figuur 5: een doorsnede A-B toont van de in figuur 4 afgebeelde transportband; - figuur 6: verduidelijkt de transformatie van de vormholte, waarbij fig. 6.1 de vorm van een vormholte toont gedurende het traject doorheen de vriesruimte, en waarbij fig. 6.2 de vorm van de vormholte bij het verlaten van de transportband ter hoogte van de omkeerrol.

Deze uitvinding wordt schematisch voorgesteld op figuur 1 en betreft een vriestunnel (1) voor het koelen en invriezen van individuele porties levensmiddelen, omvattende een vriesruimte (3) waarin levensmiddelen door middel van gekoelde lucht ingevroren worden, en een transportinrichting voor het verplaatsen van de levensmiddelen doorheen de vriesruimte (3). De transportinrichting omvat een transportband (9) voorzien van vormholtes geschikt voor het opnemen van individuele porties levensmiddelen (product) (16). De transportband (9) is bij voorkeur een eindeloze transportband die loopt over een aandrijf- (11) en omkeerrol (12). De transportband (9) strekt zich, zoals blijkt uit figuur 1, deels uit in de vriesruimte (3). Hierbij bevindt de uitvoerzijde van de transportband (9) zich in de vriesruimte (3), terwijl de aanvoerzijde van de transportband (9), waar de in de vriezen levensmiddelen (16) aangebracht worden in de verschillende vormholtes (17) van de transportband (9), zich buiten de vriesruimte (3) bevindt.

Om de temperatuur binnenin de vriesruimte (3) op peil te houden wordt deze omsloten door een geïsoleerde behuizing (15). Om de porties te kunnen invriezen tot een kerntemperatuur van minstens -18°C zal er gekoelde lucht van ongeveer -40°C doorheen de vriesruimte (3) gestuurd worden. De gekoelde lucht wordt bekomen door geforceerde luchtdoorstroming doorheen een ingebouwde warmtewisselaar (5). Deze lucht wordt vervolgens via een blaasmondsysteem (4) aan hoge snelheden in de vriesruimte (3) - boven de in te vriezen levensmiddelen - geïnjecteerd. Na opname van de warmte uit het product wordt dezelfde lucht opnieuw aangezogen d.m.v. ventilatoren en over de warmtewisselaar(s) (5) geleidt. Voor het vullen van de verschillende vormholtes (17) met een in te vriezen levensmiddel (16) omvat de vriestunnel (1) een vulinrichting (2). Het vullen van de vormholtes zal gebeuren door het in te vriezen product ter hoogte van de aanvoerzijde vrij over de transportband (9) te laten stromen. Voor een correcte vulling is de vulinrichting in het bijzonder voorzien van een buffersysteem dat gestuurd wordt m.b.v. (optische) sensoren die het vullen van de vormholtes continu opvolgen. Om te vermijden dat er veel van het in te vriezen product zou verdwijnen via de zijkanten van de transportband (9), heeft de transportband opstaande zijranden als overloopbeveiliging. Om het overtollige product van de transportband (9) te verwijderen zodat er geen overmaat aan product is op de transportband (9) bevindt er zich aan de ingang van de vriesruimte (3) nog een schraapelement (13), bij voorkeur een verwarmd schraapelement (13).

De vormholtes (17) aangebracht in de transportband zijn flexibel, hiertoe is minstens de bovenlaag van de transportband, en bij voorkeur de volledige transportband vervaardigd uit silicone materiaal. In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt de transportband gevormd door een bovenlaag uit siliconemateriaal, waarbij de vormholtes (17) zijn aangebracht in de bovenlaag, die aangebracht is op een dragermateriaal (onderlaag), bij voorkeur een vezelversterkt PU materiaal. De verbinding tussen onder- en bovenlaag gebeurt bij voorkeur via verlijming. Door gebruik te maken van een transportband uit silicone is het mogelijk deze perfect te gaan reinigen. De transportband (9) is bovendien bestand tegen zeer koude temperaturen, en dit met behoud van zijn flexibiliteit tot ongeveer -50°C. Deze flexibiliteit is van belang bij het ontvormen van de ingevroren porties levensmiddel. Door de lage negatieve temperaturen in de vriesruimte (3) - gekoelde lucht tot -40°C om de porties te kunnen invriezen tot een kerntemperatuur van minstens -18°C - zal het in de vormholte aangebracht levensmiddel gaan uitzetten. Dit heeft tot gevolg dat ingevroren producten moeilijk te ontvormen zijn. Om de ingevroren producten makkelijker te ontvormen voorziet deze uitvinding in een oplossing door gebruik te maken van flexibele vormholtes die ervoor zullen zorgen dat de ingevroren individuele porties levensmiddel, wanneer ze de transportband verlaten, makkelijk ontvormd worden, en dit zonder dat er delen gaan afbreken. Het siliconemateriaal zorgt dankzij z’n goede flexibiliteit bij sterk negatieve temperaturen, ervoor dat de vorm van de holtes tijdens het verlaten van de transportband zal wijzigen, met name zal de vorm van het bodemvlak transformeren van vlak naar convex. Ook de hoek van de omtrekswand ten opzichte van het bodemvlak zal veranderen, zoals geïllustreerd op figuur 6, hierbij is x groter dan x’. In werking zal ter hoogte van de omkeerrol (12), het bodemvlak van de vormholte transformeren van vlak naar convex, hierdoor kunnen de in de vormholte opgenomen en ingevroren porties levensmiddel makkelijk ontvormd worden. verdere maatregelen om te garanderen dat het ingevroren product ontvormd worden, wordt hieronder verder beschreven.

De vormholte kan allerhande vormen aannemen, in de bijgevoegde figuren staan twee mogelijke uitvoeringsvormen afgebeeld, vanzelfsprekend zijn andere uitvoeringsvormen eveneens mogelijk. Figuren 2 en 3 tonen een kuipvormig vormholte, terwijl figuren 4 en 5 een piramidevormige vormholte, met een puntvormig bodemvlak, tonen.

De hoek tussen het bodemvlak en de omtrekswand van de vormholte is gelegen tussen 90° en 170°, bij voorkeur tussen 90° en 130°. Het aanpassen van de hoek - hoe schuiner hoe beter - draagt bij tot een betere ontvorming van de ingevroren producten, maar verkleint weliswaar het productvolume per vormholte. De genoemde vormholten hebben bij voorkeur in bovenaanzicht een onregelmatige of veelhoekige vorm. De voorkeur gaat uit naar een vorm van de vormholte waarbij, gezien in bovenaanzicht, de kleinste hoek steeds wijst in de draairichting van de transportband (9). Zodoende ondervindt elk ingevroren product per vormholte bij het ontvormen d.m.v. afrollen over een omkeerrol initieel een minimale weerstand.

Om de in de vormholtes opgenomen en ingevroren porties levensmiddel nog makkelijker te kunnen ontvormen kan er verder nog een trilinrichting (8) geplaatst worden. deze trilinrichting wordt met name geplaatst ter hoogte van de omkeerrol (12). De trilinrichting zal de transportband (9) met beperkte amplitude (0-20 mm.) en regelbare frequentie (0 — 250 Hz) plaatselijk laten trillen. Het trillen (oscilleren) van de transportband zal een opwaarts gerichte kracht genereren waardoor de in de vormholtes opgenomen en ingevroren porties losgemaakt worden en/of reeds deels uit de vormholte gelicht worden vooraleer ze de uitvoerzijde van de transportband (9) bereiken.

Ter hoogte van de uitvoerzijde kan er nog een schraap en/of trilelement (7) geplaatst worden en een blaasmond (7). De blaasmond (7) zorgt voor een gasstroom waardoor onder het ingevroren volume een drukverhoging ontstaat, die resulteert in opwaartse kracht die de ingevroren porties uit de vormholte tillen. Het trilelement (7 zorgt voor een direct pulserende kracht op de band (9), waardoor de ingevroren porties een opwaartse versnelling krijgen t.o.v. de band (9) om zo uit de vormholte gelicht te worden. Om de ontvormde porties uit te vriesruimte te transporteren is er tevens een afvoerband (14) die de ontvormde porties zal opvangen en verder zal transporteren in de richting van een daartoe geschikte opslaginrichting. De vriestunnel (1) kan verder uitgerust worden met een reinigingssysteem (10) om de transportband (9) te reinigen. Het reinigingssysteem (10) is bij voorkeur een continu systeem. Het reinigingssysteem (10) omvat een reinigingseenheid bestaande uit een sproei-eenheid en een droogblaas ventilator. De transportband wordt eerst m.b.v. een reinigingsvloeistof gereinigd dat via een systeem van verschillende sproeibuizen van de sproei-eenheid wordt aangebracht. vervolgens wordt de transportband m.b.v. de droogblaas ventilator gedroogd zodat de transportband (9) met vormholtes droog is vooraleer de vormholtes terug gevuld kunnen worden.

De vriestunnel volgens deze uitvinding is in het bijzonder geschikt voor het invriezen van individuele porties eerder vloeibare levensmiddelen zoals soepen, (fruit)sappen, puree, smoothies, enz…

Claims (11)

CONCLUSIES

1. Vriestunnel (1) voor het koelen en invriezen van individuele porties levensmiddelen, omvattende een vriesruimte (3) waarin levensmiddelen door middel van gekoelde lucht ingevroren worden, en een transportinrichting voor het verplaatsen van de levensmiddelen doorheen de vriesruimte (3), met het kenmerk dat de transportinrichting een transportband (9) omvat met minstens een bovenlaag uit silicone materiaal waarin een aantal flexibele vormholtes (17) zijn voorzien geschikt voor het opnemen van een individuele portie levensmiddel.

2. Vriestunnel (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat minstens een aantal van de genoemde vormholten (17) een bodemvlak (18) en een omtrekswand (19) omvatten.

3. Vriestunnel (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de vormholtes (17) een diepte hebben gelegen tussen 0,5 en 10 cm.

4. Vriestunnel (1) volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat dat de hoek tussen het bodemvlak (18) en de omtrekswand (19) gelegen is tussen 90° en 170°.

5. Vriestunnel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat minstens een aantal van de genoemde vormholten (17) in bovenaanzicht een onregelmatige of veelhoekige vorm hebben.

6. Vriestunnel (1) volgens één van de conclusie 2 t/m 5, met het kenmerk dat de genoemde transportband (9) een eindeloze transportband (9) is en dat de transportinrichting verder een aandrijfrol (11) en omkeerrol (12) voor de transportband (9) omvat, waarbij in gebruik, het bodemvlak (18) van de vormholte (17) tijdens het omkeren van de transportband (9) door contact met de omkeerrol (12) een convex verloop krijgt zodat de in de vormholte (17) opgenomen portie ontvormd wordt.

7. Vriestunnel (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de vriestunnel (1) een trilinrichting (8) omvat om de transportband (9) ter hoogte van de omkeerrol (12) te laten trillen.

8. Vriestunnel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de transportband (9) opstaande zijranden heeft.

9. Vriestunnel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de vriestunnel (1) een vulinrichting (2) omvat geschikt om de flexibele vormholtes (17) te vullen met in te vriezen levensmiddel.

10. Vriestunnel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de vriestunnel (1) een reinigingssysteem (10) omvat om de transportband (9) te reinigen.

11. Vriestunnel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de vriestunnel (1) verder een afvoerband (14) omvat om de ontvormde porties uit te vriesruimte (3) te transporteren.