BE1023583B1 - Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad - Google Patents
Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad Download PDFInfo
- Publication number
- BE1023583B1 BE1023583B1 BE2015/0254A BE201500254A BE1023583B1 BE 1023583 B1 BE1023583 B1 BE 1023583B1 BE 2015/0254 A BE2015/0254 A BE 2015/0254A BE 201500254 A BE201500254 A BE 201500254A BE 1023583 B1 BE1023583 B1 BE 1023583B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- weft thread
- blowers
- average
- winding drum
- moment
- Prior art date
Links
Classifications
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D47/00—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
- D03D47/28—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
- D03D47/30—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
- D03D47/3026—Air supply systems
- D03D47/3033—Controlling the air supply
- D03D47/304—Controlling of the air supply to the auxiliary nozzles
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Textile Engineering (AREA)
- Looms (AREA)
Abstract
Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad (4, 5) en een luchtstraalweefmachine, de werkwijze bevat de stappen van het opeenvolgend, met de vooruitgang van de inslagdraad (4, 5) doorheen het weefvak (1) activeren van de bijblazers, het detecteren van een gemiddeld aankomstogenblik (TA, TA1) waarop een gemiddelde inslagdraad (4, 5) een aankomstdetector (25) bereikt, het detecteren van een ogenblik (TLW) waarop de laatste winding wordt afgewikkeld van de wikkeltrommel (53), en het bepalen als een referentiewaarde (DT) van het tijdsverschil tussen een gemiddeld aankomstogenblik (TA, TA1) en een gemiddeld ogenblik (TLW) , waarbij minstens één punt (Pi) van een geschat verloop (49, 49A, 49B, 49C) van het voorste einde van de gemiddelde inslagdraad (4, 5) die doorheen het weefvak (1) wordt getransporteerd, wordt bepaald als een functie van de referentiewaarde (DT) , en de start van de tijdsperiode voor de toevoer van perslucht aan minstens één van de bijblazers is aangepast aan dit geschat verloop (49, 49A, 49B, 49C).
Description
Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad.
Technisch gebied en stand van de techniek.
[0001] De uitvinding betreft een werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een luchtstraalweefmachine, en een luchtstraalweefmachine aangepast voor het toepassen van deze werkwijze.
[0002] Luchtstraalweefmachines zijn gekend waarbij perslucht aan een aantal bijblazers wordt toegevoerd om een inslagdraad via een luchtgeleidingskanaal doorheen een weefvak te transporteren. Dergelijke luchtstraalweefmachines bevatten een toevoerinrichting om perslucht aan de bijblazers toe te voeren. Het toevoeren van perslucht aan een bijblazer gebeurt bijvoorbeeld door het gedurende een bepaalde tijdsperiode activeren van een afsluitventiel dat is opgesteld tussen de bijblazer en een buffervat, dat perslucht op een bepaalde druk bevat.
[0003] Het is gekend uit onder meer US 3705608, US 4262707 en EP 1951941 BI om opeenvolgend perslucht toe te voeren aan de opeenvolgende bijblazers met een vooruitgang van een voorste einde van een ingebrachte inslagdraad. Aan elke bijblazer wordt voldoende lang perslucht toegevoerd zodat zowel een snelle inslagdraad als een trage inslagdraad voldoende worden ondersteund door perslucht afkomstig van de opeenvolgende bijblazers.
[0004] Het is gekend uit onder meer EP 164773 Al en EP 1951941 BI om minstens één aankomstdetector te voorzien voor het detecteren van de aankomst van het voorste einde van een ingebrachte inslagdraad bij de aankomstdetector. Het is eveneens gekend uit onder meer EP 229432 A2 en EP 1951941 BI om minstens één windingsdetector ter hoogte van een voorafwikkelaar te voorzien voor het detecteren van een gedeelte van een inslagdraad dat aankomt of voorbijkomt langsheen de windingsdetector wanneer een inslagdraad vanaf de wikkeltrommel van de voorafwikkelaar wordt getrokken.
Samenvatting van de uitvinding.
[0005] Het is een opgave van de uitvinding om te voorzien in een werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een luchtstraalweefmachine die toelaat de hoeveelheid perslucht te reduceren die wordt gebruikt om inslagdraden in een weefvak in te brengen.
[0006] Deze opgave wordt opgelost door een werkwijze voor het inbrengen van inslagdraad met de kenmerken volgens conclusie 1 en een luchtstraalweefmachine met de kenmerken volgens conclusie 10. Voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden gedefinieerd in de afhankelijke conclusies. De uitvinding is bijzonder geschikt om toegepast te worden voor het inbrengen van een inslagdraad bij een luchtstraalweefmachine met een voorafwikkelaar die toelaat inslagdraden van verschillende lengtes vrij te geven.
[0007] Volgens een eerste aspect is een werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een luchtstraalweefmachine voorzien, welke inslagdraad is gewikkeld volgens een aantal windingen op een wikkeltrommel van een voorafwikkelaar, is getrokken van de voorafwikkelaar en is getransporteerd doorheen een weefvak door middel van perslucht geblazen door minstens één hoofdblazer en door opeenvolgende bijblazers, waarbij de werkwijze de stappen bevat van het opeenvolgend, met de vooruitgang van de inslagdraad doorheen het weefvak activeren van bijblazers gedurende een tijdsperiode voor het ondersteunen van de inslagdraad, het detecteren van een gemiddeld aankomstogenblik Ta waarop een voorste einde van een gemiddelde inslagdraad een aankomstdetector bereikt die aangebracht is aan een aankomst einde van het weefvak, het detecteren van het ogenblik Tlw waarop de laatste winding wordt afgewikkeld van de wikkeltrommel, en het bepalen als een referentiewaarde DT van het tijdsverschil tussen een gemiddeld aankomstogenblik en een gemiddeld ogenblik waarop de laatste winding is afgewikkeld van de wikkeltrommel, en waarbij minstens één punt van een geschat verloop van het voorste einde van de gemiddelde inslagdraad die doorheen het weefvak wordt getransporteerd, wordt bepaald in functie van de referentiewaarde, en de start van de tijdsperiode voor de toevoer van perslucht aan minstens één van de bijblazers is aangepast aan dit geschat verloop.
[0008] Als een resultaat van de werkwijze volgens de uitvinding, in geval een inslagdraad geschat wordt gemiddeld eerder in de weefcyclus bij een bijblazer aan te komen, kan het ogenblik waarop de toevoer van perslucht aan deze bijblazer ten opzichte van de weefcyclus worden vervroegd, en in geval een inslagdraad geschat wordt gemiddeld later in de weefcyclus bij een bijblazer aan te komen, kan het ogenblik waarop de toevoer van perslucht aan deze bijblazer ten opzichte van de weefcyclus worden verlaat. Die werkwijze volgens de uitvinding heeft het voordeel dat de start van de toevoer van perslucht aan een bijblazer zo laat als mogelijk in de weefcyclus kan plaatvinden, wat resulteert in een reductie van het persluchtverbruik.
[0009] Bij het inbrengen van inslagdraden met een lage snelheid en een laat aankomstogenblik en indien wordt uitgegaan van ongewijzigde ogenblikken waarop de windingen van de wikkeltrommel worden afgewikkeld, is de referentiewaarde groter in vergelijking met inslagdraden met een hoge snelheid en een eerder aankomstogenblik. Deze referentiewaarde wordt gebruikt om de toevoer van perslucht later te starten voor inslagdraden met een lage snelheid dan voor inslagdraden met een hoge snelheid.
[0010] Voor het weven van een weefsel met een bepaalde breedte, kunnen inslagdraden met verschillende lengtes worden ingebracht resulterend in verschillende afvallengtes, dit betekent verschillende lengtes van de inslagdraad die zich uitstrekken buiten het geweven weefsel. Tot dit doel, kan een voorafwikkelaar worden aangewend die een variatie in de lengte van de in te brengen inslagdraad toelaat, zoals een voorafwikkelaar van het type zoals gekend uit WO 92/01102 waarbij de omtreklengte van de wikkeltrommel door middel van een motor kan worden gewijzigd. Het zijn de bevindingen van de uitvinder, dat de verschillende lengte en de resulterende verschillende omtreklengte van elke winding het verloop van het voorste einde van de inslagdraad beïnvloedt zonder wezenlijke wijzigingen in het aankomstogenblik, waarbij dit effect tevens in rekening is gebracht door de referentiewaarde. Hierbij valt op te merken dat afhankelijk van de afvallengte, het verschil Ta - Tlw ook een negatieve waarde kan zijn in geval het ogenblik waarop de laatste winding van de wikkeltrommel is afgewikkeld later is dan het aankomstogenblik te wijten aan een betrekkelijk lange afvallengte.
[0011] In een uitvoeringsvorm is het geschat verloop opgebouwd gebruik makende van een punt bepaald als een functie van de referentiewaarde. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen, worden verschillende opeenvolgende punten van het geschat verloop van het voorste einde van een gemiddelde doorheen het weefvak getransporteerde inslagdraad bepaald als een functie van de referentiewaarde.
[0012] In een uitvoeringsvorm, wordt het verloop van het voorste einde van de inslagdraad naar de aankomstdetector toe verdeeld in een aantal gelijke intervallen en de punten van het geschat verloop worden bepaald in functie van eindpunten van elk interval en de referentiewaarde. In voorkeurdragende uitvoeringvormen worden de ogenblikken waarop de windingen worden afgewikkeld van de wikkeltrommel gedetecteerd, en minstens één punt van het geschat verloop van het voorste einde van de gemiddelde doorheen het weefvak getransporteerde inslagdraad wordt bepaald in functie van de referentiewaarde en een gedetecteerd ogenblik, waarop een bijhorende winding afgewikkeld wordt van de wikkel trommel. Dit laat een aanpassing van de actieve tijdsperiode van het blazen toe aan de actuele metingen op een ingebrachte inslagdraad. In geval de referentiewaarde een positief of een negatief teken heeft, worden de gemiddelde ogenblikken waarop de windingen afgewikkeld worden van de wikkeltrommel gebruikt voor het berekenen van de punten van het verloop.
[0013] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt het minstens één punt bepaald gebruik makende van de formule Pi = T±w + k±*DT, met index i, gedetecteerd ogenblik Tiw waarop de i-de winding is afgewikkeld, referentiewaarde DT = Ta - TLw, en constant deel ki, waarbij 0 < k± < 1.
[0014] Het constant deel k± wordt bepaald door de vakman die de kennis van inslagdraad vlucht kenmerken, afwikkeleffecten zoals ballonvorming, enzovoort in beschouwing neemt.
[0015] Bij het weven vanaf een draadvoorraad, kan de gemiddelde snelheid van de inslagdraden vergroten of verkleinen met het kleiner worden van de draadvoorraad. Om trends van de gemiddelde snelheid van de inslagdraden te compenseren, worden in voorkeurdragende uitvoeringsvormen het gemiddelde aankomstogenblik en/of het gemiddelde ogenblik waarop de laatste winding van de wikkeltrommel wordt gewikkeld continu geüpdatet op basis van het laatste N aantal metingen, in het bijzonder de laatste tien tot vijftig metingen, meer in het bijzonder de laatste twintig metingen. Het is duidelijk voor de vakman dat voor het bepalen van de gemiddelde waarden, gekende methodes van statistische evaluatie kunnen worden aangewend.
[0016] In een uitvoeringsvorm is een diameter van de wikkeltrommel van de voorafwikkelaar variabel, waarbij na een wijziging van de diameter, het gemiddelde aankomstogenblik en/of het gemiddelde ogenblik waarop de laatste winding afgewikkeld wordt van de wikkeltrommel nogmaals worden bepaald. Met andere woorden, in geval de randvoorwaarden worden gewijzigd, zal de werkwijze worden "gekalibreerd".
[0017] In een uitvoeringsvorm wordt de start van de tijdsperiode voor toevoer van perslucht aan minstens één van de bijblazers aangepast aan voornoemd geschat verloop zodat voornoemde bijblazer minstens nagenoeg op volle druk blaast onmiddellijk nadat het voorste einde van een gemiddelde inslagdraad zoals bepaald door het geschat verloop voornoemde bijblazer heeft gepasseerd.
[0018] Bij elke gemiddelde snelheid, worden trage inslagdraden en snelle inslagdraden ingebracht. Er wordt ervan uitgegaan dat het starten van de tijdsperiode voor het zo laat als mogelijk activeren van de blazers resulteert in snelle inslagdraden die worden vertraagd zodat zowel snelle inslagdraden als trage inslagdraden voldoende ondersteund worden door luchtstralen uit de bijblazers. Door het blazen van de bijblazers zo laat als mogelijk te starten worden de toegevoerde hoeveelheid perslucht en het luchtverbruik gereduceerd.
[0019] In aanvulling, volgens een uitvoeringsvorm wordt het einde van de tijdsperiode voor toevoer van perslucht aan minstens één van de bijblazers aangepast aan metingen op de ingebrachte inslagdraden, waarbij de tijdsperiode voor toevoer van perslucht aan minstens één van de bijblazers eerder wordt beëindigd in geval van snelle inslagdraden dan in geval van trage inslagdraden. Dit laat een verdere reductie van het luchtverbruik toe omdat het blazen wordt gestopt in geval de luchtstraal van voornoemde bijblazer niet langer of minstens niet langer wezenlijk bijdraagt tot het transport van de inslagdraad.
[0020] In een uitvoeringsvorm worden alle bijblazers afzonderlijk geactiveerd en/of gedeactiveerd. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden de bijblazers gegroepeerd in stellen, waarbij de bijblazers van een stel gezamenlijk worden geactiveerd en gedeactiveerd.
[0021] Volgens een tweede aspect, is een luchtstraalweefmachine met een voorafwikkelaar, minstens één hoofdblazer en opeenvolgende bijblazers voorzien, waarbij een inslagdraad wordt gewikkeld in een aantal windingen op een wikkeltrommel van de voorafwikkelaar, afgetrokken van de voorafwikkelaar en getransporteerd doorheen een weefvak door middel van perslucht geblazen door de minstens één hoofdblazer en door de opeenvolgende bijblazers, en waarbij een inrichting voor het toepassen van een werkwijze zoals hierboven beschreven is voorzien. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is een voorafwikkelaar voorzien van minstens één windingsdetector voor het detecteren van de ogenblikken waarop de windingen worden afgewikkeld van de wikkeltrommel. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen, laat de voorafwikkelaar toe inslagdraden van verschillende lengtes vrij te geven, in het bijzonder is de voorafwikkelaar voorzien van een wikkeltrommel waarvan de omtreklengte door middel van een motor kan gewijzigd worden [0022] Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden en uit de volgconclusies.
Korte beschrijving van de tekeningen.
Figuur 1 toont schematisch een gedeelte van een luchtstraalweefmachine die bijzonder geschikt is om de werkwijze volgens de uitvinding toe te passen; Figuur 2 toont schematisch een voorafwikkelaar die bijzonder geschikt is om toegepast te worden bij de werkwijze volgens de uitvinding;
Figuur 3 toont een verloop en een lijn voor een gemiddelde inslagdraad;
Figuur 4 toont een vloeischema voor de toevoer van perslucht aan opeenvolgende bijblazers voor het geschat verloop van figuur 3 ;
Figuur 5 toont een variante van figuur 3, waarbij de aankomst bij de aankomstdetector ten opzichte van de weefcyclus wordt gewijzigd;
Figuur 6 toont een variante van figuur 3, waarbij per weefcyclus een grotere lengte inslagdraad aan de voorafwikkelaar wordt vrijgegeven;
Figuur 7 toont een variante van figuur 3, waarbij per weefcyclus een wezenlijk grotere lengte inslagdraad aan de voorafwikkelaar wordt vrijgegeven ;
Figuur 8 toont nog een vloeischema voor de toevoer van perslucht aan opeenvolgende bijblazers.
Gedetailleerde beschrijving van uitvoeringsvoinnen van de uitvinding.
[0023] Figuur 1 toont een inrichting voor het transporteren van een inslagdraad doorheen een schematisch aangeduid weefvak 1 van een luchtstraalweefmachine. Die inrichting heeft twee toevoerkanalen 2, 3 voor het toevoeren van inslagdraden 4, 5. Elk toevoerkanaal bevat een draadvoorraad 6, een voorafwikkelaar 7, een eerste hoofdblazer 8 en een tweede hoofdblazer 9. Verder heeft de luchtstraalweefmachine een riet 10 waarin een geleidingskanaal 11 is voorzien dat toelaat een inslagdraad met behulp van perslucht via dit geleidingskanaal 11 doorheen het weefvak 1 te transporteren. Nabij dit geleidingskanaal 11 zijn opeenvolgende stellen bijblazers 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19 en 20 voorzien om opeenvolgend een inslagdraad met perslucht te ondersteunen. Tevens is een aankomstdetector 25 voorzien voor het detecteren van de aankomst van het voorste einde van een ingebrachte inslagdraad bij de aankomstdetector 25. De aankomstdetector 25 is aangebracht aan het aankomst einde van het geleidingskanaal 11 dat tegenover het einde van het geleidingskanaal 11 is gelegen waar de hoofdblazers 9 zijn aangebracht. Het ogenblik ten opzichte van een referentie-ogenblik in de weefcyclus waarop een voorste einde van de inslagdraad 4, 5 de aankomstdetector 25 bereikt wordt aangeduid als aankomstogenblik Ta.
[0024] Figuur 1 toont eveneens een windingsdetector 26 nabij elke voorafwikkelaar 7, welke windingsdetector 26 een signaal naar een stuureenheid 35 overbrengt telkens een winding 28 vanaf een wikkeltrommel van een voorafwikkelaar 7 wordt getrokken, meer in het bijzonder telkens een deel van een inslagdraad aankomt bij of passeert langs de windingsdetector 26. Een dergelijke windingsdetector 26 wordt ook aangeduid als windingssensor. De signalen van de windingsdetectoren 26 worden hierbij door middel van een bedrade of draadloze verbindingslijn 34 naar de stuureenheid 35 overgebracht. Hierbij wordt het ogenblik waarop een winding 28 bij een windingsdetector 26 aankomt bepaald ten opzichte van het referentie-ogenblik in de weefcyclus, ook windingstijd TiW genoemd, waarbij de index i de opeenvolgende windingen 1, 2, 3, ... aanduidt. Het ogenblik waarop een laatste winding 28 aankomst bij de windingdetector 26 wordt als laatste windingstijd TLw aangeduid. Tussen elke voorafwikkelaar 7 en een bijhorende hoofdblazer 8 is er een ballonbeperker 27 aangebracht voor het beperken van de diameter van de inslagdraadballon wanneer inslagdraad van de voorafwikkelaar 7 wordt getrokken. Tussen de ballonbeperker 27 en de hoofdblazer 8 is er tevens een draadrem 29 aangebracht om een inslagdraad bij het einde van het inbrengen ervan af te remmen.
[0025] De hoofdblazers 8 en 9 zijn via bijhorende afsluitventielen 21 en smoorventielen 22 verbonden met een persluchtbron 23. Elk stel bijblazers 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 wordt analoog via een afsluitventiel 24 en een bijhorend smoorventiel 30 met de persluchtbron 23 verbonden. Volgens een (niet weergegeven) variante kan zowel voor de hoofdblazers als de bijblazers een aparte persluchtbron worden voorzien. Bovendien wordt een strekblazer 31 weergegeven die dient om een inslagdraad na het inbrengen ervan gestrekt te houden. De strekblazer 31 wordt via een afsluitventiel 32 en een smoorventiel 33 verbonden met een persluchtbron 23. Volgens een (niet weergegeven) variante kan zowel voor de hoofdblazers, de bijblazers en/of de strekblazer een aparte persluchtbron worden voorzien. In de weergegeven uitvoeringsvorm worden de bijblazers gegroepeerd in stellen bijblazers 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, elk stel bevat minstens twee bijblazers.
[0026] De af sluitventielen 21, 24, 32 en de smoorventielen 22, 30, 33 worden zoals weergegeven in figuur 1 gestuurd door de stuureenheid 35 van de luchtstraalweefmachine. De aankomstdetector 25 en de windingsdetectoren 26 werken hierbij eveneens samen met de stuureenheid 35. De afsluitventielen bestaan bijvoorbeeld uit elektromagnetische ventielen die door de stuureenheid 35 kunnen worden gestuurd. De smoorventielen kunnen hierbij tevens zo worden uitgevoerd dat ze door een motor kunnen worden aangedreven en door de stuureenheid 35 worden gestuurd.
[0027] Een inslagdraad 4, 5 wordt door de hoofdblazers 8, 9 in het geleidingskanaal 11 geblazen en wordt vervolgens door luchtstralen vanuit de bijblazers 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 verder langsheen het geleidingskanaal 11 getransporteerd. Het geleidingskanaal 11 is bijvoorbeeld aangebracht in een riet 10 en wordt op gekende wijze in een weefvak opgesteld tijdens het inbrengen van een inslagdraad 4, 5. De hoofdblazers 9, de bijblazers 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, het riet 10 en de aankomstdetector 25 worden op gekende wijze op een heen en weer bewegende weeflade (niet weergegeven) gemonteerd. De draadvoorraad 6, de voorafwikkelaars 7, de hoofdblazers 8 en de strekblazer 31 worden bijvoorbeeld op een gestel van de luchtstraalweefmachine gemonteerd.
[0028] De aankomstdetector 25 wordt bijvoorbeeld via een bedrade verbindingslijn 36 met de stuureenheid 35 verbonden. De af sluitventielen 21, 24, 32 en de smoorventielen 22, 30, 33 worden door middel van een gemeenschappelijke bedrade verbindingslijn 37 met de stuureenheid 35 verbonden. Elke voorafwikkelaar 7 bevat een magneetpin 38 om op een gepast ogenblik in de weefcyclus een gewenste lengte inslagdraad 4 of 5 vrij te geven. De magneetpinnen 38 en de draadremmen 29 worden via een gemeenschappelijke bedrade verbindingslijn 39 met de stuureenheid 35 verbonden. De weefmachine bevat tevens een ingave-eenheid 50 om parameters in de stuureenheid 35 in te geven en een weergave-eenheid 51 die verbonden is met de stuureenheid 35 om gegevens weer te geven. In andere uitvoeringsvormen worden sommige of alle bedrade verbindingslijnen vervangen door een draadloze verbindingslijn, met andere woorden een draadloze communicatie verbinding.
[0029] In figuur 2 is een gedeelte van een voorafwikkelaar 7 weergegeven, waarbij de omtreklengte van de wikkeltrommel 53 door middel van een (schematisch weergegeven) motor 52 kan gewijzigd worden. De motor 52 is aangebracht in het gestel 61 van de voorafwikkelaar 7. De wikkeltrommel 53 wordt gevormd door vier vingers 54, 55, 56, 57. De vinger 54 die tegenover de magneetpin 38 is gelegen, is door middel van een bevestiging 58 aan het gestel 61 van de voorafwikkelaar 7 bevestigd. De windingsdetector 26 is nabij de magneetpin 38 aangebracht. De vingers 55, 56, 57 kunnen radiaal ten opzichte van het center 62 verplaatst worden en worden elk via stangen 59, 60 geleid, respectievelijk volgens richting R55, R56, R57. De stangen 59 kunnen door de motor 52 worden aangedreven teneinde de omtreklengte van de wikkeltrommel 53 te wijzigen. Een inslagdraad 4 wordt door middel van een wikkelarm 63 op de wikkeltrommel 53 gewikkeld. Een andere uitvoeringsvorm van een voorafwikkelaar met een wikkeltrommel en een motor om de omtreklengte van de wikkeltrommel te wijzigen is beschreven in WO 92/01102.
[0030] De windingen 28 worden afgetrokken in de richting R aangeduid door een pijl in figuur 2, waarbij wanneer de inslagdraad 4 werd afgetrokken een deel van de inslagdraad 4 langs de windingsdetector 26 passeert zodat de windingsdetector 26 het ogenblik T±w detecteert waarop de i-de winding wordt afgetrokken. In geval de inslagdraad is gewikkeld, bijvoorbeeld, in vijf windingen op de voorafwikkelaar 7 (zie figuur 1), worden vijf ogenblikken TiW/ T2w, T3,,, T4„ en TLw gedetecteerd waarop de windingen worden afgewikkeld van de wikkeltrommel van de voorafwikkelaar 7.
[0031] Figuur 3 toont schematisch een geschat verloop 49 van een voorste einde van een gemiddelde inslagdraad 4, getransporteerd doorheen het geleidingskanaal 11 bereikende op een gemiddeld aankomstogenblik TA de aankomstdetector 25 (zie figuur 1), waarbij minstens één punt Pi van het geschat verloop 49 van het voorste einde van de gemiddelde inslagdraad 4, 5 getransporteerd doorheen het geleidingskanaal 11 is bepaald als een functie van een referentiewaarde DT.
[0032] De abscis van het diagram weergegeven in figuur 3 is uitgedrukt in tijdseenheden t en de ordinaat is uitgedrukt in een afstand p volgens het geleidingskanaal 11, waarbij de afstand L nagenoeg overeenkomt met de lengte van het geleidingskanaal 11 tot de aankomstdetector 25. Indien de snelheid van de weefmachine gekend is, kunnen de tijdseenheden eenvoudig worden omgezet in krukgraden van de hoofdas van de weefmachine. Hierbij komt bijvoorbeeld één krukgraad van de weefmachine overeen met een aantal milliseconden of komt één milliseconde overeen met een aantal krukgraden. Het gebruik van krukgraden geniet echter de voorkeur daar in dit geval de sturing van de toevoer van perslucht aan de stellen bijblazers kan plaats vinden onafhankelijk van de snelheid van de weefmachine. Dit is in het bijzonder voordelig indien opeenvolgende inbrengen van inslagdraden bij een verschillende snelheid van de weefmachine plaats vinden, met andere woorden indien de snelheid van de weefmachine niet constant is.
[0033] Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, in geval de inslagdraad in vijf windingen op de voorafwikkelaar 7 (zie figuur 1) wordt gewikkeld, zoals hierboven uitgelegd worden vijf ogenblikken Ti„, T2W, T3W, T4w, Tlw gedetecteerd waarop de windingen worden afgewikkeld van de wikkeltrommel van de voorafwikkelaar 7. Tevens wordt de lengte L verdeeld in vijf lengtedelen en een lijn 64 is weergegeven op basis van deze vijf ogenblikken Ti«, T2w, T3w, T-jw, TLw en deze vijf lengtedelen. Bovendien wordt het tijdsverschil tussen het gemiddelde aankomstogenblik TA en een gemiddeld ogenblik TLw waarop de laatste wikkeling is afgewikkeld van de wikkeltrommel bepaald als een referentiewaarde DT, dit betekent de referentiewaarde DT = Ta - Tlw. In functie van deze waarden wordt minstens één punt Pi van een geschat verloop van een voorste einde van een gemiddelde inslagdraad 4 die doorheen het geleidingskanaal 11 wordt getransporteerd berekend.
[0034] In de weergegeven uitvoeringsvorm worden vier punten Pi, P2, P3, P4 van het geschat verloop 49 van het voorste einde van een gemiddelde inslagdraad bepaald als een functie van de eerste vier ogenblikken Tiw, T2w, T3w, T4w en de referentiewaarde DT, gebruik makende van de formule Pi = Tiw + ki*DT, met Tiw zijnde het gedetecteerd ogenblik waarop de i-de winding van de wikkeltrommel is afgewikkeld, DT zijnde de bepaalde referentiewaarde, en ki zijnde een constant deel, waarbij 0 < ki < 1, die voor elk van de ogenblikken TiW is vastgesteld. Het deel ki kan worden bepaald door het in beschouwing nemen van de kennis over een ballonvorming bij het begin van de inbreng en remeffecten bij het einde van de inbreng.
[0035] In de weergegeven uitvoeringsvorm worden de punten Pi als volgt berekend: Pi = TiW + 1/3 DT, P2 = T2W + 2/3 DT, P3 = T3W + 2/3 DT, P4 = T4W + 3/3 DT, P5 = Tlw +3/3 DT. Vervolgens wordt het geschat verloop 49 van het voorste einde van een gemiddelde doorheen het geleidingskanaal 11 getransporteerde inslagdraad bepaald op basis van de punten PI, P2, P3, P4 en P5 zoals aangeduid in figuur 3.
[0036] Volgens de uitvinding, wordt verder het ogenblik waarop de toevoer van perslucht aan een stel bijblazers 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 (zie figuur 1) start, bepaald op basis van het geschat verloop 49. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt het ogenblik om de toevoer van perslucht te starten geoptimaliseerd zodat elk stel bijblazers 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 nagenoeg op volle druk blaast een korte tijd nadat het voorste einde van de inslagdraad zoals bepaald door het geschat verloop 49 aan het respectievelijke stel bijblazers 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 heeft gepasseerd. Bij het instellen van de starttijd zal de vakman weinig moeite hebben met het in beschouwing nemen van het feit dat tijdsvertragingen die bijvoorbeeld te wijten zijn aan reactietijden van de kleppen en/of opbouw van druk in overweging moeten worden genomen.
[0037] Figuur 4 toont een vloeischema met blokken 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48 die telkens een tijdsperiode aanduiden waarbij aan één van de stellen bijblazers 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 respectievelijk perslucht wordt toegevoerd, met andere woorden een periode waarbij de bijhorende afsluitventielen 24 (zie figuur 1) geopend zijn om perslucht aan een bijhorend stel bijblazers 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 toe te voeren. Deze blokken sluiten aan op de lijn 49. Het vloeischema zoals weergegeven in figuur 4 wordt bijvoorbeeld op de weergave-eenheid 51 getoond, die met de stuureenheid 35 is verbonden. Zoals gekend door de vakman, kunnen zich voor elke gemiddelde inslagdraad snelheid, zowel trage inslagdraden als snelle inslagdraden voordoen die later of eerder aankomen bij de aankomstdetector dan de gemiddelde inslagdraad 4. Hierdoor moeten de tijdsperioden gekozen worden om de correcte inbreng van trage inslagdraden en snelle inslagdraden toe te laten.
[0038] Zoals weergegeven in figuur 5, kan gedurende het weefproces het gemiddelde aankomstogenblik TA wijzigen, bijvoorbeeld worden verlaat naar een later gemiddeld aankomstogenblik Tai . Deze wijziging kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden wanneer de inslagdraad minder gestrekt doorheen het weefvak wordt ingebracht. Indien ervan wordt uitgegaan dat de gemiddelde afwikkelogenblikken Ti„, Ï2w, T3w, Ï4w, Tlw minstens voldoende gelijk blijven, zal die vertraging van het gemiddelde aankomstogenblik resulteren in een grotere referentiewaarde DT, die in figuur 5 bepaald wordt als DT = Tai - Tlw· In dit geval wordt het geschat verloop 49 opnieuw berekend en wordt een geüpdatet geschat verloop 49A bepaald zoals weergegeven in figuur 5. Om een voldoende ondersteuning van de inslagdraden toe te laten en het persluchtverbruik te minimaliseren wordt de activiteit van de stellen bijblazers 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 aangepast aan voornoemd geüpdatet geschat verloop dat resulteert in een latere activatie van de stellen bijblazers 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 in de weergegeven uitvoeringsvorm.
[0039] De werkwijze is bijzonder geschikt om toegepast te worden bij weefmachines waarbij de omtreklengte van de windingen gewijzigd kan worden. Door het wijzigen van de omtreklengte van de windingen, wordt de lengte van de ingebrachte inslagdraad eveneens gewijzigd, zodat weefsels met meer of minder afvallengte worden geweven. Bij het wijzigen van de inslagdraadlengte, zelfs indien de inslagdraad met nagenoeg constante snelheid in het weefvak wordt ingebracht en een aankomstogenblik minstens wezenlijk ongewijzigd blijft, zullen de ogenblikken waarop de windingen worden afgewikkeld beïnvloed worden. Meer in het bijzonder, de ogenblikken waarop de windingen worden afgewikkeld zullen verlaten met een toenemende wikkelomtrek van de wikkeltrommel van de voorafwikkelaar. Gelijkaardig, de ogenblikken waarop de windingen worden afgewikkeld zullen vervroegen bij een afnemende wikkelomtrek van de wikkeltrommel van de voorafwikkelaar. Dit omdat de lengte van een winding bepaald wordt door de omtreklengte van de wikkeltrommel. Verder volgens de bevindingen van de uitvinder, zal de wikkelomtrek ook een ballonvorming nabij de voorafwikkelaar beïnvloeden. Deze effecten worden gecompenseerd door de werkwijze volgens de uitvinding zoals zal worden uitgelegd met referentie tot figuren 6 en 7.
[0040] Figuur 6 toont een variante van figuur 3, waarbij per weefcyclus een iets langere inslagdraad van de voorafwikkelaar wordt getrokken. Het aankomstogenblik Ta blijft onveranderd. Echter, de vijf ogenblikken Tiw, T2w, T3w, T4w, TLw en de referentiewaarde DT = TA - TLw wijzigen. Bij gebruik van de werkwijze volgens de uitvinding wordt een lijn 64B bepaald op basis van de vijf ogenblikken Ti„, T2W, T3W, Ï4w, TLw en een geschat verloop 49B wordt bepaald gebruik makende van de referentiewaarde DT en de ogenblikken Tiw, T2W, T3„, T4W.
[0041] Figuur 7 toont een variante van figuur 3, waarbij per weefcyclus een aanzienlijk langere inslagdraad van de voorafwikkelaar wordt getrokken. Dit resulteert in een ogenblik Tlw waarop de laatste winding van de wikkeltrommel wordt afgewikkeld dat later plaats vindt dan het aankomstogenblik TA. Derhalve heeft de referentiewaarde DT = TA - Tlw een negatief teken. Bij gebruik van de werkwijze volgens de uitvinding wordt een lijn 64C bepaald op basis van de vijf ogenblikken Tiw, T2w, T3«, T4w, Tlw en een geschat verloop 49C wordt bepaald gebruik makende van de referentiewaarde DT en de ogenblikken Ti„, T2w, T3W, T4W.
[0042] Zoals zal worden begrepen door het vergelijken van figuren 3, 6 en 7, in geval een inslagdraad met een grotere lengte door de voorafwikkelaar wordt vrijgegeven, worden de ogenblikken Ti„, Ï2w, T3W, Ï4w, Tlw waarop de windingen van de wikkeltrommel worden afgewikkeld, verlaat met de toegenomen lengte, en is de referentiewaarde DT gewijzigd of heeft zelfs een negatief teken (zie figuur 7). Volgens de uitvinding wordt het geschat verloop 49 aangepast naar een geschat verloop 49B of 49C. Dit resulteert dat het ogenblik waarop de toevoer van perslucht aan een stel bijblazers start ten opzichte van de weefcyclus wordt vervroegd voor langere inslagdraden. Gelijkaardig in geval een inslagdraad met een kleinere lengte wordt vrijgegeven door de voorafwikkelaar, het ogenblik waarop de toevoer van perslucht aan een stel bijblazers start ten opzichte van de weefcyclus wordt verlaat.
[0043] In geval de referentiewaarde DT een negatief teken heeft zoals weergegeven in figuur 7, worden de punten van het geschat verloop verondersteld plaats te vinden vooraleer de ogenblikken Tiw, Ï2w, T3W, T4W. Derhalve worden de punten van het geschat verloop bepaald gebruik makende van de formule P± = Tiw + ki*DT, met index i, een gemiddeld ogenblik Tiw waarop de i-de winding is afgewikkeld, referentiewaarde DT, en constant deel ki, waarbij 0 < k± < 1.
[0044] Zoals weergegeven in figuur 8, kan het ogenblik waarop de toevoer van perslucht aan een stel bijblazers 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 wordt onderbroken, verder worden bepaald op basis van metingen op de ingebrachte inslagdraad, waarbij de tijdsperiode aangeduid door de blokken 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48 voor de toevoer van perslucht aan minstens één stel bijblazers 14, 15, 16, 17, 18 eerder geëindigd is in geval van snelle inslagdraden dan in geval van trage inslagdraden, zoals aangeduid door de kortere blokken 42, 43, 44, 45, 46 dan in figuur 4.
[0045] Gelijkaardig als weergegeven in figuren 4 en 8 waarbij blokken 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48 aansluiten op de lijn 49, kunnen blokken aansluiten op de lijnen 49A, 49B, 49C zoals respectievelijk weergegeven in figuren 5, 6 en 7.
[0046] Indien de windingen 28 worden afgetrokken tegengesteld aan de richting R aangeduid door een pijl in figuur 2, kan een windingsdetector 65 aangewend worden die aan de tegenoverliggende zijde van de magneetpin 38 dicht bij de magneetpin 38 is aangebracht, zoals weergegeven in figuur 2. Het geniet de voorkeur om een windingsdetector 26, 65 dicht bij de magneetpin 38 aan te brengen, zodat een deel van de laatste winding langs de windingsdetector 26, 65 passeert een korte tijd vooraleer de inslagdraad geblokkeerd wordt door de magneetpin 38. Volgens een alternatief, kan een windingsdetector 66 aangewend worden die een signaal kan genereren die weinig beïnvloed wordt door de richting waarmee de windingen 28 worden afgetrokken, met andere woorden een windingsdetector 66 die tegenoverliggend aan de magneetpin 38 is aangebracht, zoals weergegeven in figuur 2.
[0047] Het is eveneens duidelijk dat voor elk type inslagdraad 4, 5 een individueel vloeischema voor de toevoer van perslucht aan opeenvolgende bijblazers kan worden voorzien. Het laatste is in het bijzonder van toepassing indien verschillende inslagdraden met een andere weefsnelheid of transportsnelheid worden geweven, meer in het bijzonder wanneer de snelheid van de weefmachine wordt aangepast aan de in te brengen inslagdraad. Bovendien kan voor elk type inslagdraad 4, 5 een individuele functie worden voorzien.
[0048] Het is duidelijk dat een stel bijblazers kan bestaan uit minstens één enkele bijblazer of een aantal bijblazers, bijvoorbeeld twee bijblazers, die via een bepaald afsluitventiel met een persluchtbron zijn verbonden. De toevoerinrichtingen voor perslucht aan de hoofdblazers, bijblazers en strekblazers zijn uiteraard niet beperkt tot de weergegeven afsluitventielen, smoorventielen en persluchtbron, maar kunnen worden vervangen door eender welke toevoerinrichting die de toevoer van perslucht kan instellen, sturen of aanpassen. Het is duidelijk dat een werkwijze voor het regelen van de toevoer van perslucht aan de hoofdblazers onafhankelijk kan worden uitgevoerd van de werkwijze volgens de uitvinding en dat beide werkwijzen vrijwel geen invloed hebben op elkaar.
[0049] Het is duidelijk dat niettegenstaande in de figuren een uitvoeringsvorm is weergegeven met negen stellen bijblazers, het eveneens mogelijk is een ander aantal stellen bijblazers te kiezen afhankelijk van de breedte van de weefmachine. De werkwijze volgens de uitvinding kan bijvoorbeeld voordelig worden toegepast bij een relatief brede weefmachine.
[0050] De werkwijze volgens de uitvinding biedt als voordeel dat onafhankelijk van het type inslagdraad en van een variatie op de metingen op meerdere getransporteerde inslagdraden tijdens het transporteren van die inslagdraden, het mogelijk is om op een optimale wijze het activeren van de toevoer van perslucht aan minstens één stel bijblazers te realiseren, zodat het luchtverbruik passend wordt gereduceerd.
[0051] In geval twee inslagdraden samen doorheen een weefvak getransporteerd worden, kunnen de bijblazers geactiveerd worden zodat de snelste inslagdraad voldoende vroeg ondersteund wordt, en dan ook de traagste inslagdraad voldoende vroeg ondersteund wordt.
[0052] Het is duidelijk dat de luchtstraalweef machine niet beperkt is tot een luchtstraalweefmachine waarbij een inslagdraad door middel van perslucht in een geleidingskanaal 11 wordt geblazen. De stellen bijblazers van de luchtstraalweefmachine kunnen eveneens blazen op een houder voor een inslagdraad die een inslagdraad doorheen het weefvak transporteert. Bovendien kan in plaats van normale perslucht eender welk fluïdum, zoals normale perslucht die met een gas, een vloeistof of een damp wordt gemengd, worden aangewend voor het inbrengen van een inslagdraad in een weefvak van een luchtstraalweefmachine. De werkwijze volgens de in de conclusies opgeëiste uitvinding is niet beperkt tot de weergegeven en beschreven uitvoeringsvoorbeelden, maar kan eveneens varianten en combinaties ervan bevatten die onder de conclusies vallen.
Claims (12)
- Conclusies .1. Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad (4, 5) bij een luchtstraalweefmachine, welke inslagdraad (4, 5) is gewikkeld volgens een aantal windingen op een . wikkel trommel (53) van een voorafwikkelaar (7) , is getrokken van de voorafwikkelaar (7) en is getransporteerd doorheen een weefvak (1) door middel van perslucht geblazen door minstens één hoofdblazer (8, 9) en door opeenvolgende bijblazers (12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20), de werkwijze bevat de stappen van het opeenvolgend, met de vooruitgang van de inslagdraad (4, 5) doorheen het weef vak (1) activeren van de bijblazers (12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20) gedurende een tijdsperiode (40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48) voor het ondersteunen van de inslagdraad (4, 5), het detecteren van een gemiddeld aankomstogenblik (Ta, Tai) waarop een voorste einde van een gemiddelde inslagdraad (4, 5) een aankomstdetector (25) bereikt die aangebracht is aan een aankomst einde van het weef vak (1) , het detecteren van een ogenblik (Tlw) waarop de laatste winding wordt afgewikkeld van de wikkeltrommel (53), en het bepalen als een referentiewaarde (DT) van het tijdsverschil tussen een gemiddeld aankomstogenblik (Ta, Tai) en een gemiddeld ogenblik (TLW) waarop de laatste winding is afgewikkeld van de wikkeltrommel (53), daardoor gekenmerkt dat minstens één punt (Pi) van een geschat verloop (49, 49A, 49B, 49C) van het voorste einde van de gemiddelde inslagdraad (4, 5) die doorheen het weefvak (1) wordt getransporteerd, wordt bepaald als een functie van de referentiewaarde (DT) , en de start van de tijdsperiode (40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48) voor de toevoer van perslucht aan minstens één van de bijblazers (12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20) is aangepast aan dit geschat verloop (49, 49A, 49B, 49C).
- 2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat opeenvolgende punten (Pi, P2, P3, P4) van het geschat verloop (49, 49A, 49B, 49C) van het voorste einde van de gemiddelde doorheen het weefvak (1) getransporteerde inslagdraad (4, 5) wordt bepaald als een functie van de referentiewaarde (DT).
- 3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de ogenblikken (Tiw, Tiw, T2w, T3w, Ï4w, TLw) waarop de windingen worden afgewikkeld van de wikkeltrommel (53) worden gedetecteerd, en minstens één punt (Pi) van het geschat verloop (49, 49A, 49B, 49C) van het voorste einde van de gemiddelde doorheen het weefvak (1) getransporteerde inslagdraad (4, 5) wordt bepaald als een functie van de referentiewaarde (DT) en een gedetecteerd ogenblik (Tiw) , waarop een bijhorende winding van de wikkeltrommel (53) wordt afgewikkeld.
- 4. Werkwijze volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat het minstens één punt (Pi) wordt bepaald gebruik makende van de formule Pi = TiW + ki*DT, met index i, gedetecteerd ogenblik Tiw waarop de i-de winding is afgewikkeld, referentiewaarde DT, en constant deel ki, waarbij 0 < ki < 1.
- 5. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat het gemiddelde aankomstogenblik (TA) en/of het gemiddelde ogenblik (TLw) waarop de laatste winding van de wikkeltrommel (53) wordt gewikkeld continu wordt geüpdatet op basis van het laatste N aantal metingen, in het bijzonder de laatste tien tot vijftig metingen, meer in het bijzonder de laatste twintig metingen.
- 6. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat een diameter van de wikkeltrommel (53) van de voorafwikkelaar (7) variabel is, waarbij na een wijziging van de diameter, het gemiddelde aankomstogenblik (TA) en/of het gemiddelde ogenblik (Tlw) waarop de laatste winding afgewikkeld wordt van de wikkeltrommel (53) opnieuw worden bepaald.
- 7. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de start van de tijdsperiode (40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48) voor toevoer van perslucht aan minstens één van de bijblazers (12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20) aan een geschat verloop (49, 49A, 49B, 49C) is aangepast zodat voornoemde bijblazer (12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20) minstens nagenoeg op volle druk blaast onmiddellijk nadat het voorste einde van een gemiddelde inslagdraad (4, 5) zoals bepaald door het geschat verloop (49, 49A, 49B, 49C) voornoemde bijblazer (12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20) heeft gepasseerd.
- 8. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat het einde van de tijdsperiode (40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48) voor toevoer van perslucht aan minstens één van de bijblazers (12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20) is aangepast aan metingen op de ingebrachte inslagdraden, waarbij de tijdsperiode (40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48) voor toevoer van perslucht aan minstens één van de bijblazers (12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20) eerder wordt beëindigd in geval van snelle inslagdraden dan in geval van trage inslagdraden.
- 9. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat de opeenvolgende bijblazers (12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20) in stellen worden gegroepeerd, waarbij de bijblazers van één stel gezamenlijk worden geactiveerd en gedeactiveerd.
- 10. Een luchtstraalweefmachine met een voorafwikkelaar (7), minstens één hoofdblazer (8, 9) en opeenvolgende bijblazers (12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20), waarbij een inslagdraad (4, 5) wordt gewikkeld in een aantal windingen op een wikkel trommel (53) van de voorafwikkelaar (7), afgetrokken van de voorafwikkelaar (7) en getransporteerd doorheen een weef vak (1) door middel van perslucht geblazen door de minstens één hoofdblazer (8, 9) en door de opeenvolgende bijblazers (12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20), daardoor gekenmerkt dat een inrichting voor het toepassen van een werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 9 is voorzien.
- 11. De luchtstraalweefmachine volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de voorafwikkelaar (7) is voorzien van een windingsdetector (26, 65, 66) voor het detecteren van de ogenblikken (T±w; Tiw, T2», T3W, T4w, TLw) waarop de windingen worden afgewikkeld van de wikkeltrommel (53).
- 12. De luchtstraalweefmachine volgens conclusie 10 of 11, daardoor gekenmerkt dat de voorafwikkelaar (7) toelaat inslagdraden van verschillende lengtes vrij te geven is, in het bijzonder de voorafwikkelaar (7) voorzien van een wikkeltrommel (53) waarvan de omtreklengte door middel van een motor (52) kan gewijzigd worden.
Priority Applications (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2015/0254A BE1023583B1 (nl) | 2015-11-06 | 2015-11-06 | Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad |
EP16781131.4A EP3371359B1 (en) | 2015-11-06 | 2016-10-13 | Method for inserting a weft thread |
PCT/EP2016/074588 WO2017076600A1 (en) | 2015-11-06 | 2016-10-13 | Method for inserting a weft thread |
CN201680064585.0A CN108350627B (zh) | 2015-11-06 | 2016-10-13 | 用于插入纬纱的方法 |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2015/0254A BE1023583B1 (nl) | 2015-11-06 | 2015-11-06 | Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1023583A1 BE1023583A1 (nl) | 2017-05-09 |
BE1023583B1 true BE1023583B1 (nl) | 2017-05-09 |
Family
ID=55221179
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2015/0254A BE1023583B1 (nl) | 2015-11-06 | 2015-11-06 | Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP3371359B1 (nl) |
CN (1) | CN108350627B (nl) |
BE (1) | BE1023583B1 (nl) |
WO (1) | WO2017076600A1 (nl) |
Families Citing this family (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CN106829626A (zh) * | 2017-04-06 | 2017-06-13 | 厦门市富众渔具有限公司 | 一种收线跳位装置及设备 |
JP7488999B2 (ja) * | 2020-04-16 | 2024-05-23 | 株式会社豊田自動織機 | エアジェット織機の異常検知方法及びエアジェット織機 |
Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0229432A2 (en) * | 1986-01-13 | 1987-07-22 | Tsudakoma Corporation | Faulty picking diagnosing system for a fluid jet loom |
DE4226693A1 (de) * | 1991-08-12 | 1993-02-18 | Nissan Motor | Stroemungsduesen-webautomat und verfahren zu dessen steuerung |
Family Cites Families (10)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE757860A (nl) | 1969-10-22 | 1971-04-01 | Strake Maschf Nv | Werkwijze voor het transporteren van een inslagdraad door een weefvak, alsmede weefmachine te gebruiken bij deze werkwijze |
JPS54106664A (en) | 1978-02-10 | 1979-08-21 | Toyoda Automatic Loom Works | Air jetting method of subbnozzle in jet loom |
BE899671A (nl) | 1984-05-16 | 1984-11-16 | Picanol Nv | Regelbare sturing van de inslagdraad van een weefgetouw. |
JPH05508447A (ja) | 1990-07-11 | 1993-11-25 | アイ・アール・オー エー・ビー | 糸保管供給装置 |
CN1069302A (zh) * | 1991-08-12 | 1993-02-24 | 日产自动车株式会社 | 流体喷射织机及其操作方法 |
BE1016857A3 (nl) * | 2005-11-21 | 2007-08-07 | Picanol Nv | Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een luchtweefmachine en luchtweefmachine. |
WO2007057217A1 (en) | 2005-11-21 | 2007-05-24 | Picanol N.V. | Method for introducing a weft thread in an air weaving machine and air weaving machine |
EP2163670B1 (en) * | 2008-09-12 | 2014-11-05 | Picanol | Method for controlling transportation of a weft thread through a shed |
BE1018762A3 (nl) * | 2009-05-27 | 2011-08-02 | Picanol Nv | Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad en luchtweefmachine. |
JP5958296B2 (ja) * | 2012-11-16 | 2016-07-27 | 株式会社豊田自動織機 | エアジェット織機における圧縮エア流量表示装置 |
-
2015
- 2015-11-06 BE BE2015/0254A patent/BE1023583B1/nl active
-
2016
- 2016-10-13 WO PCT/EP2016/074588 patent/WO2017076600A1/en active Application Filing
- 2016-10-13 EP EP16781131.4A patent/EP3371359B1/en active Active
- 2016-10-13 CN CN201680064585.0A patent/CN108350627B/zh active Active
Patent Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0229432A2 (en) * | 1986-01-13 | 1987-07-22 | Tsudakoma Corporation | Faulty picking diagnosing system for a fluid jet loom |
DE4226693A1 (de) * | 1991-08-12 | 1993-02-18 | Nissan Motor | Stroemungsduesen-webautomat und verfahren zu dessen steuerung |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO2017076600A1 (en) | 2017-05-11 |
EP3371359B1 (en) | 2020-01-29 |
BE1023583A1 (nl) | 2017-05-09 |
CN108350627B (zh) | 2020-03-03 |
CN108350627A (zh) | 2018-07-31 |
EP3371359A1 (en) | 2018-09-12 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4673004A (en) | Adjustable control of the weft on a weaving loom | |
BE1016504A3 (nl) | Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine. | |
JP2008190108A (ja) | 織機内に横糸を挿入する方法及び装置 | |
EP1954860B1 (en) | A compact single mandrel creel for over end take-off thread delivery | |
JP6135731B2 (ja) | エアジェット織機における緯糸飛走状態監視方法 | |
BE1023583B1 (nl) | Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad | |
BE1004150A3 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van inslaggaren aan de gaap bij een weefmachine. | |
JPH03502946A (ja) | 空気式織機のノズル制御方法 | |
BE1016639A6 (nl) | Werkwijze voor het inbrengen van inslagdraden. | |
JP5901031B2 (ja) | ジェットルームを制御する方法及び装置 | |
EP2163670A1 (en) | Method for controlling transportation of a weft thread through a shed | |
BE1016322A3 (nl) | Regeltoestel in een straalweefgetouw voor het invoegen van de inslagdraad. | |
EP2230342A1 (en) | Storage device and method for storing weft threads in a loom | |
US20050061388A1 (en) | Yarn processing system | |
BE1018762A3 (nl) | Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad en luchtweefmachine. | |
US5107902A (en) | Method for controlling weft thread insertion timing in an air jet loom | |
US7063109B2 (en) | System and method for inserting a weft thread | |
BE1016857A3 (nl) | Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een luchtweefmachine en luchtweefmachine. | |
CN1208510C (zh) | 用于插入弹性体纱的方法和纱线处理系统 | |
NL1014537C2 (nl) | Werkwijze voor het regelen van een weefinrichting, alsmede een weefinrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze. | |
US3747862A (en) | Method and device for monitoring the readying of spinning cops for unwinding the same | |
BE1019702A3 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het voeden van inslagdraad. | |
JPH03503298A (ja) | 糸巻き貯蔵供給装置及びその制御方法 | |
BE1017021A6 (nl) | Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een luchtweefmachine en luchtweefmachine | |
US4903914A (en) | Warping yarn accumulator |