BE1022320B1 - Dubbel-jersey gebreide stof met garenselectie - Google Patents

Dubbel-jersey gebreide stof met garenselectie Download PDF

Info

Publication number
BE1022320B1
BE1022320B1 BE2014/5133A BE201405133A BE1022320B1 BE 1022320 B1 BE1022320 B1 BE 1022320B1 BE 2014/5133 A BE2014/5133 A BE 2014/5133A BE 201405133 A BE201405133 A BE 201405133A BE 1022320 B1 BE1022320 B1 BE 1022320B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
fabric
yarn
pattern
knitted
unit
Prior art date
Application number
BE2014/5133A
Other languages
English (en)
Inventor
Johan Vanwelden
Original Assignee
Lava, Besloten Vennootschap Met Beperkte Aansprakelijkheid
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to BE2014/5133A priority Critical patent/BE1022320B1/nl
Application filed by Lava, Besloten Vennootschap Met Beperkte Aansprakelijkheid filed Critical Lava, Besloten Vennootschap Met Beperkte Aansprakelijkheid
Priority to PCT/EP2015/080442 priority patent/WO2016097267A1/en
Priority to MX2017007783A priority patent/MX2017007783A/es
Priority to KR1020177019579A priority patent/KR102501846B1/ko
Priority to BR112017012959-0A priority patent/BR112017012959B1/pt
Priority to US15/537,515 priority patent/US10662558B2/en
Priority to EP15820489.1A priority patent/EP3234238A1/en
Priority to TW104142818A priority patent/TWI743030B/zh
Priority to CN201580076567.XA priority patent/CN107223169B/zh
Priority to CA2971274A priority patent/CA2971274C/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1022320B1 publication Critical patent/BE1022320B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D04BRAIDING; LACE-MAKING; KNITTING; TRIMMINGS; NON-WOVEN FABRICS
    • D04BKNITTING
    • D04B1/00Weft knitting processes for the production of fabrics or articles not dependent on the use of particular machines; Fabrics or articles defined by such processes
    • D04B1/10Patterned fabrics or articles
    • D04B1/102Patterned fabrics or articles with stitch pattern
    • DTEXTILES; PAPER
    • D04BRAIDING; LACE-MAKING; KNITTING; TRIMMINGS; NON-WOVEN FABRICS
    • D04BKNITTING
    • D04B1/00Weft knitting processes for the production of fabrics or articles not dependent on the use of particular machines; Fabrics or articles defined by such processes
    • D04B1/10Patterned fabrics or articles
    • D04B1/12Patterned fabrics or articles characterised by thread material
    • D04B1/126Patterned fabrics or articles characterised by thread material with colour pattern, e.g. intarsia fabrics
    • DTEXTILES; PAPER
    • D04BRAIDING; LACE-MAKING; KNITTING; TRIMMINGS; NON-WOVEN FABRICS
    • D04BKNITTING
    • D04B15/00Details of, or auxiliary devices incorporated in, weft knitting machines, restricted to machines of this kind
    • D04B15/38Devices for supplying, feeding, or guiding threads to needles
    • D04B15/54Thread guides
    • D04B15/58Thread guides for circular knitting machines; Thread-changing devices
    • D04B15/60Thread guides for circular knitting machines; Thread-changing devices with thread-clamping or -severing devices
    • DTEXTILES; PAPER
    • D04BRAIDING; LACE-MAKING; KNITTING; TRIMMINGS; NON-WOVEN FABRICS
    • D04BKNITTING
    • D04B9/00Circular knitting machines with independently-movable needles
    • D04B9/26Circular knitting machines with independently-movable needles for producing patterned fabrics
    • D04B9/38Circular knitting machines with independently-movable needles for producing patterned fabrics with stitch patterns
    • DTEXTILES; PAPER
    • D10INDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10BINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10B2503/00Domestic or personal
    • D10B2503/06Bed linen
    • D10B2503/062Fitted bedsheets
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02PCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES IN THE PRODUCTION OR PROCESSING OF GOODS
    • Y02P70/00Climate change mitigation technologies in the production process for final industrial or consumer products
    • Y02P70/50Manufacturing or production processes characterised by the final manufactured product
    • Y02P70/62Manufacturing or production processes characterised by the final manufactured product related technologies for production or treatment of textile or flexible materials or products thereof, including footwear

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Knitting Of Fabric (AREA)
  • Knitting Machines (AREA)
  • Corsets Or Brassieres (AREA)

Abstract

Deze uitvinding heeft betrekking tot een dubbel-jersey stof, een werkwijze voor het maken van een dubbel-jersey stof, en het gebruik van een rondbreimachine voor het vervaardigen van een dubbel-jersey stof. Meer bepaald heeft deze uitvinding betrekking tot efficiënt materiaalgebruik en een betere productiviteit in de context van dubbel-jersey gebreide stoffen.

Description

DUBBEL-JERSEY GEBREIDE STOF MET GARENSELECTIE TECHNISCH VELD
Deze uitvinding heeft betrekking tot een dubbel-jersey stof, een werkwijze voor het maken van een dubbel-jersey stof, een rondbreimachine voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof, en het gebruik van een rondbreimachine voor het vervaardigen van een dubbel-jersey stof. Meer bepaald heeft deze uitvinding betrekking tot efficiënt materiaalgebruik en een betere productiviteit in de context van dubbel-jersey gebreide stoffen door gebruik te maken van garenselectie.
TECHNOLOGISCHE ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Een dubbel-jersey gebreide stof (ook dubbel-jersey breigoed genoemd) is een klassieke gebreide stof, die courant op een rondbreimachine wordt gebreid. Een dubbel-jersey rondbreimachine is in het algemeen voorzien van een cilinder en een schijf, waarbij de schijf net boven de cilinder is geplaatst. Zowel de cilinder als de schijf zijn in het algemeen elk van naalden voorzien. Gebruikelijk worden de naalden van de cilinder voorzien voor het breien van de “esthetische” voorzijde van de stof en worden de naalden van de schijf voorzien voor het breien van de “technische” achterzijde van de stof. Vul- of inlegdraden worden vaak tussen de voorzijde en de achterzijde van het breigoed ingevoegd om volume aan de stof te geven. Dit is in het bijzonder nuttig wanneer het dubbel-jersey breigoed gebruikt wordt als matrastijk.
In dubbel-jersey gebreide stoffen volgens de huidige stand van de techniek wordt dikwijls een grote verscheidenheid aan garens gebruikt. Deze garens kunnen bijvoorbeeld kleurrijke, esthetische garens zijn, maar kunnen ook mechanische garens zijn die worden gebruikt omwille van hun specifieke mechanische eigenschappen, bijvoorbeeld hun elasticiteit, antistatisch vermogen en vochtafdrijvend vermogen. Om kleurvariaties en variaties in mechanische eigenschappen te bekomen in verschillende gebieden van een dubbel-jersey breisel worden niet alle garens overal gebreid op de voorkant of de achterkant van het dubbel-jersey breisel. In de gebieden waar een bepaald garen niet wordt gebreid op de “esthetische” voorzijde van de stof wordt het garen ofwel nodeloos gebreid op de achterzijde van de stof, of is het garen zwevend, en wordt het ingelegd tussen de voor- en achterzijde van het breisel, eventueel samen met inleggarens.
Het inleggen van zulke garens tussen de voorzijde en achterzijde heeft echter als nadeel dat zulke zwevende garens moeilijk te controleren zijn, zeker wanneer ze zwevend zijn over grote afstanden. Om deze uitdaging op te lossen, kunnen deze garens, zoals hierboven vermeld, verankerd worden in een “technisch” patroon op de niet-zichtbare, technische achterzijde van het dubbel-jersey breisel Deze techniek wordt beschreven in EP1975294. Wanneer de garens echter duur zijn, en wanneer het dure garen slechts in een klein patroon op de voorzijde wordt gebreid, wordt een groot deel van het garen verspild vermits slechts een kleine fractie van het garen zichtbaar is. De huidige uitvinding voorziet in een kostenbesparende oplossing voor deze uitdaging, zonder verlies aan kwaliteit.
SAMENVATTING
In een eerste aspect omvat de huidige uitvinding een werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof (100) op een dubbel-jersey, enkelvoudige jacquard rondbreimachine: - die een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - die één of meerdere basis-garens (308) omvat die hoofdzakelijk op de achterzijde (500) worden gebreid, behoudens enkele verbindingspunten die op de voorzijde (600) worden gebreid; - die één of meerdere patroongarens (302, 304, of 306) omvat; met het kenmerk dat - bovengenoemd patroongaren ingebracht wordt voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke patroongaren (302, 304, of 306) uitgevoerd wordt; - vernoemd patroongaren vervolgens in de patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof wordt gebreid; - vernoemd patroongaren na de patrooneenheid wordt afgeknipt.
In een verder aspect omvat de huidige uitvinding een werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof (100): - die een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - die één of meerdere basis-garens (308) omvat die hoofdzakelijk op de achterzijde (500) worden gebreid, behoudens enkele verbindingspunten die op de voorzijde (600) worden gebreid; - die één of meerdere patroongarens (302, 304, of 306) omvat; - die gebreid is op een dubbel-jersey, dubbel-jacquard rondbreimachine die een cilinder (C) en een schijf (D) heeft, waarbij de naalden van de cilinder (C) zijn voorzien voor het breien van de voorzijde (F) van de stof en de naalden van de schijf (D) zijn voorzien voor het breien van de achterzijde (B) van de stof; met het kenmerk dat - hogergenoemd patroongaren (302, 304, of 306) ingebracht wordt op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke garen (302, 304, of 306) uitgevoerd wordt en voor het begin van de patrooneenheid (400) op de achterzijde van de stof (100) wordt gebreid met het hiervoor vermelde aantal steken; - vernoemd patroongaren vervolgens in de patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof wordt gebreid; - vernoemd patroongaren na de patrooneenheid (400) op de achterzijde (500) van de stof (100) wordt gebreid met 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken na het einde van een patrooneenheid (400); en - vernoemd patroongaren (302, 304, of 306) vervolgens afgeknipt wordt.
In een verder aspect omvat de huidige uitvinding een werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof op een dubbel- jacquard rondbreimachine: - die een voorzijde en een achterzijde heeft; - die één of meerdere mechanische garens omvat die op de achterzijde en/of op de voorzijde van de stof worden gebreid; met het kenmerk dat - het hogergenoemde mechanische garen (310) ingebracht wordt op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een mechanische eenheid (900) of een mechanisch patroon die in het respectievelijke mechanische garen uitgevoerd wordt; - vernoemd mechanisch garen (310) voor het begin van de mechanische eenheid (900) op de achterzijde van de stof wordt gebreid met het hiervoor vermelde aantal steken, samen met een tweede garen (bv. een ander mechanisch garen of een basis garen) waarin een voorgaande mechanische eenheid werd uitgevoerd; - vernoemd mechanische garen (310) in de mechanische eenheid (900) op de achterzijde en/of op de voorzijde van de stof wordt gebreid; - vernoemd mechanische garen (310) na de mechanische eenheid (900) die in het respectievelijke mechanische garen uitgevoerd werd, op de achterzijde van de stof wordt gebreid gedurende 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken, samen met het garen (bv. basis-garen 308) waarin een volgende mechanische eenheid (902) wordt uitgevoerd; en - vernoemd mechanische garen (310) vervolgens afgeknipt wordt.
In een verder aspect omvat de huidige uitvinding een dubbel-jersey gebreide stof - die een voorzijde en een achterzijde heeft; - die één of meerdere basis-garens omvat die zowel op de voorzijde als op de achterzijde gebreid zijn; - die één of meerdere patroongarens omvat; met het kenmerk dat - het patroongaren ingebracht is op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een patrooneenheid die in het respectievelijke garen uitgevoerd is en voor het begin van de patrooneenheid op de achterzijde van de stof is gebreid met het hiervoor vermelde aantal steken; - vernoemd patroongaren vervolgens in een patrooneenheid op de voorzijde van de stof is gebreid; - vernoemd patroongaren na een patrooneenheid op de achterzijde van de stof is gebreid met 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken na het einde van een patrooneenheid; en - vernoemd patroongaren vervolgens afgeknipt is.
In een verder aspect omvat de huidige uitvinding een dubbel-jersey, dubbel-jacquard rondbreimachine - die een cilinder (C) en een schijf (D) omvat; - die is voorzien van één of meerdere garenselectiemechanismes; waarbij de dubbel-jersey, dubbel-jacquard rondbreimachine geschikt is voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof zoals hierin beschreven en meer bepaald voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof die een voorzijde en een achterzijde heeft; die één of meerdere basis-garens omvat die zowel op de voorzijde als op de achterzijde gebreid kunnen zijn; die één of meerdere patroongarens omvat; waarbij het patroongaren ingebracht is op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een patrooneenheid die in het respectievelijke garen uitgevoerd is en voor het begin van de patrooneenheid op de achterzijde van de stof is gebreid met het hiervoor vermelde aantal steken; waarbij vernoemd patroongaren vervolgens in de patrooneenheid op de voorzijde van de stof is gebreid; waarbij vernoemd patroongaren na de patrooneenheid op de achterzijde van de stof is gebreid met 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken na het einde van de patrooneenheid; en waarbij vernoemd patroongaren vervolgens afgeknipt is; met het kenmerk dat - elk garenselectiemechanisme voorzien is van een garendoorknipinrichting; - elk garenselectiemechanisme geconfigureerd is om op eender welke plaats in de dubbel-jersey gebreide stof een garenwissel uit te kunnen voeren.
In een verder aspect omvat de huidige uitvinding een dubbel-jersey, enkel-jacquard rondbreimachine - die een cilinder (C) en een schijf (D) omvat - die is voorzien van één of meerdere garenselectiemechanismes die geschikt is voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof zoals hierin beschreven en meer bepaald voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof die een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; die één of meerdere basis-garens (308) omvat die op de achterzijde (500) zijn gebreid behoudens enkele verbindingspunten (240, 242) die op de voorzijde (600) zijn gebreid; die één of meerdere patroongarens (302, 304, 306) omvat; waarbij bovengenoemd patroongaren ingebracht is voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke garen (302, 304, 306) uitgevoerd is; waarbij vernoemd patroongaren vervolgens in de patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof is gebreid; waarbij vernoemd patroongaren na de patrooneenheid is afgeknipt; met het kenmerk dat: - elk garenselectiemechanisme voorzien is van een garendoorknipinrichting; - elk garenselectiemechanisme geconfigureerd is om op eender welke plaats in de dubbel-jersey gebreide stof een garenwissel uit te kunnen voeren.
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
Figuur 1 toont een specifieke uitvoeringsvorm van een stof (100) volgens de huidige uitvinding.
Figuur 2 toont een specifieke uitvoeringsvorm van een breipatroon (110) voor een stof (100) volgens de huidige uitvinding dat vier verschillende garens (300) omvat, gebreid op een dubbel-jersey, dubbel-jacquard rondbreimachine met 4 breisystemen (001004).
Figuur 3 toont een specifieke uitvoeringsvorm van een breipatroon (111) voor een stof (100) volgens de huidige uitvinding dat drie verschillende garens (308, 310, 302) omvat, waarbij het breipatroon (111) instructies omvat voor het maken van een mechanische eenheid (900).
Figuur 4 toont een specifieke uitvoeringsvorm van een breipatroon (112) voor een stof (100) volgens de huidige uitvinding die vier verschillende garens (308, 302, 304, 306) omvat, gebreid op twee systemen (001, 002).
Figuur 5 toont een specifieke uitvoeringsvorm van het begin van een patrooneenheid in een breipatroon (113) voor een stof (100) volgens de huidige uitvinding die vier verschillende garens (308, 302, 312, 304) omvat, gebreid op twee systemen.
Figuur 6 toont een combinatie van een aantal verschillende specifieke uitvoeringsvormen volgens de huidige uitvinding.
Figuur 7 toont een specifieke uitvoeringsvorm van het begin van een patrooneenheid in een breipatroon voor een stof (100) volgens de huidige uitvinding die drie verschillende garens (308, 302, 304) omvat, gebreid op twee systemen.
Figuur 8 toont een specifieke uitvoeringsvorm van een breipatroon (117) voor een stof (100) volgens de huidige uitvinding die vier garens (300) omvat, gebreid op vier systemen.
Figuur 9 toont een specifieke uitvoeringsvorm van een breipatroon (118) voor een stof (100) volgens de huidige uitvinding die vier garens (302, 304, 306, 308) omvat, gebreid op vier systemen.
Figuur 10 toont een specifieke uitvoeringsvorm van een breipatroon (119) voor een stof (100) volgens de huidige uitvinding die vier garens (300) omvat, gebreid op vier systemen.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
Zoals verder gebruikt in deze tekst omvatten de enkelvoudsvormen "een”, "de”, "het” zowel het enkelvoud als de meervoudsvorm tenzij de context duidelijk anders is.
De termen "omvatten”, "omvat” zoals verder gebruikt, zijn synoniem met "inclusief”, "includeren” of "bevatten, "bevat” en zijn inclusief of open en sluiten bijkomende, niet vernoemde leden, elementen of werkwijze stappen niet uit. De termen "omvatten”, "omvat” zijn inclusief de term "bevatten”.
De opsomming van numerieke waarden aan hand van cijferbereiken omvat alle waarden en fracties in deze bereiken, zowel als de geciteerde eindpunten.
De term "ongeveer”, zoals gebruikt wanneer gerefereerd wordt naar een meetbare waarde zoals een parameter, een hoeveelheid, een tijdsduur, en zo meer, is bedoeld variaties te omsluiten van +/- 10% of minder, bij voorkeur +/-5% of minder, meer bij voorkeur +/-1% of minder, en meer nog bij voorkeur +/-0.1% of minder, van en vanaf de gespecificeerde waarde, in zo ver de variaties van toepassing zijn om te functioneren in de bekend gemaakte uitvinding. Het dient te worden verstaan dat de waarde waarnaar de term "ongeveer” refereert op zich, ook werd bekend gemaakt.
Alle documenten geciteerd in de huidige specificatie worden hierin volledig opgenomen door middel van verwijzing.
Tenzij anders gedefinieerd, hebben alle termen bekend gemaakt in de uitvinding, inclusief technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals een vakman deze gewoonlijk verstaat. Als verdere leidraad, worden definities opgenomen voor verdere toelichting van termen die in de beschrijving van de uitvinding worden gebruikt.
De huidige uitvinding voorziet in werkwijze om kostenbesparingen zonder kwaliteitsverlies te bekomen in het veld van dubbel-jersey gebreide stoffen, in het bijzonder dubbel-jersey gebreide matrastijken. De uitvinding voorziet tevens in een stof door deze werkwijze vervaardigd, en in het gebruik van een dubbel-jersey, bij voorkeur dubbel-jacquard, rondbreimachine in een dergelijke werkwijze.
Zo voorziet de huidige uitvinding bijvoorbeeld in een methode voor het breien van een dubbel-jersey stof waarin dure, esthetische patroongarens enkele steken voor een patrooneenheid worden ingebracht in een breisel. Deze patroongarens worden bijvoorbeeld met enkele steken vóór het begin van de patrooneenheid op de achterzijde van de stof verankerd. In een patrooneenheid worden de dure patroongarens vervolgens op de voorzijde van de stof gebreid, en na de patrooneenheid worden de dure patroongarens ter verankering enkele steken op de achterzijde van de stof gebreid alvorens ze worden afgeknipt. De losse einden van de patroongarens zijn bij voorkeur slechts ongeveer één centimeter lang waardoor het risico op doorschijnen geëlimineerd wordt. Daarenboven wordt heel wat duur patroongaren uitgespaard in vergelijking met de methode zoals bijvoorbeeld beschreven in EP1975294 omdat dure patroongarens enkel in een patrooneenheid en in de directe omgeving van een patrooneenheid worden gebreid.
Een analoge werkwijze laat een besparing op mechanisch garen toe door het inbrengen van mechanisch garen enkele steken voor een mechanische eenheid (of patroon), en het afknippen van het mechanisch garen enkele steken na de mechanische eenheid.
Eventuele inlegdraden of vuldraden (inleg-garen of vul-garen) bedekken in het algemeen de losse einden van het afgeknipte patroongaren omdat deze verankerd zijn op de achterkant van de stof. Hierdoor wordt ook een eventueel risico op doorschijnen geëlimineerd in het gebied van de stof waar de losse einden zijn ingebracht tussen voor- en achterkant van de stof.
Voor de volledigheid dient opgemerkt te worden dat in de huidige stand der techniek voor dubbel-jersey breisels de intarsia techniek toegepast wordt om garens enkel in een bepaalde plaats van een stof te breien. In die zin is deze techniek een technologie die het zelfde doel nastreeft als de huidige uitvinding. De intarsia techniek vereist echter een veel duurdere machine omdat de machine zowel in uurwijzerzin als in tegenuurwijzerzin dient te draaien tijdens het breiproces (terugbreien). Omdat dit gepaard gaat met constante richtingsveranderingen gaat het breiproces eveneens veel trager, wat tot inferieure productiviteit leidt in vergelijking met de huidige uitvinding. Tenslotte is de ontwerpvrijheid met de intarsia techniek ook veel beperkter dan met een breitechniek volgens de huidige uitvinding. In het bijzonder is het niet eenvoudig om met behulp van de intarsia techniek asymmetrische designs te maken.
Aspect 1. In een eerste aspect omvat de huidige uitvinding werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof (100) - op een dubbel-jersey, enkelvoudige jacquard rondbreimachine; - waarbij de stof een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - waarbij de voorzijde (600) van de stof (100) op de cilinder (C) wordt gebreid en waarbij de achterzijde (500) van de stof (100) op de schijf (D) wordt gebreid; - waarbij de stof een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) wordt gebreid, behoudens in verbindingspunten (240, 242) waar het basis-garen (308) op de voorzijde (600) van de stof (100) wordt gebreid; met het kenmerk dat de stof een patroongaren (302), omvat waarbij: - het patroongaren (302) ingebracht wordt voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke patroongaren (302) uitgevoerd wordt; - het patroongaren (302) in de patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof wordt gebreid; - het patroongaren (302) na de patrooneenheid (400) wordt afgeknipt.
Op deze manier wordt een besparing op dure patroongarens bekomen, zonder verlies van kwaliteit van de gebreide stof.
Het begrip "dubbel-jersey gebreide stof”, of "dubbel-jersey breigoed”, zoals hier wordt gebruikt wordt gedefinieerd als een gebreide stof die op een rondbreimachine is gebreid, waarbij de rondbreimachine voorzien is van een cilinder en een schijf die net boven de cilinder gepositioneerd is. Zowel de cilinder als schijf zijn van naalden voorzien. De naalden van de cilinder zijn voorzien voor het breien van de voorzijde van de stof. De naalden van de schijf zijn voorzien voor het breien van de achterzijde van de stof. Een dubbel-jersey gebreide stof omvat één of meerdere garens dewelke gebreid worden op zowel de voorzijde van het breisel als op de achterzijde van het breisel opdat een verbinding tussen de voor-en achterzijde van het breisel wordt gevormd. Gebruikelijk, maar niet verplicht, worden vuldraden tussen de schijf en de cilinder toegevoegd om volume aan de dubbel-jersey gebreide stof te geven, bijvoorbeeld wanneer de dubbel-jersey gebreide stof gebruikt wordt als matrastijk.
Het begrip "basis-garen” zoals hierin gebruikt slaat op de garens die typisch gebruikt worden voor de technische achterzijde van de stof of het breisel. Het zijn stevige draden die de basis vormen van het breisel en waarop de patronen worden vastgelegd.
Het begrip "bind-garen” zoals hierin gebruikt slaat op een garen dat ingelegd wordt om loszittende draden vast te houden. Vaak is het bindgaren iets dunner dan het normale basis of patroongaren en wordt het samen met deze garens gebreid ter versteviging van de overgangszone tussen twee soorten garens in opeenvolgende patronen.
Onder het begrip "steek” zoals hier gebruikt kan ook een geladen steek (Engels: "tuck”; Frans: "une charge”) worden verstaan. Geladen steken kunnen in het bijzonder worden gebruikt om patroongarens te verankeren op de achterkant van een breisel. Verankering met behulp van geladen steken is echter minder efficiënt dan verankering met behulp van steken; geladen steken liggen minder goed vast dan steken. Dit kan bijvoorbeeld worden verholpen door een groter aantal verankeringspunten te gebruiken wanneer geladen steken worden gebruikt in vergelijking met wanneer steken worden gebruikt ter verankering.
Onder het begrip "voorzijde” van een dubbel-jersey gebreide stof wordt de esthetische kant van het breisel voorzien die bij normaal gebruik zichtbaar is voor een gebruiker.
Onder het begrip "achterzijde” van een dubbel-jersey gebreide stof wordt de technische kant van het breisel voorzien die bij normaal gebruik onzichtbaar is voor een gebruiker, maar die de stof de gewenste mechanische eigenschappen geeft.
Onder het begrip “patrooneenheid” wordt een stuk van een dubbel-jersey gebreide stof verstaan waarin een bepaald patroongaren op de voorzijde van de stof wordt gebreid. Het begrip “patroongaren” slaat op een garen dat gebruikt wordt om een patroon te vormen in het breisel. Het kan hier gaan om een kleurpatroon of een patroon in een andere kwaliteit, een ander aanvoelen, of een andere dikte. Doorgaans is het patroongaren een garen van een duurdere kwaliteit. Indien verwezen wordt in de aspecten en conclusies naar één patroonheid, dan sluit dit de aanwezigheid van verdere identieke of andere patrooneenheden in de stof uiteraard niet uit.
Onder het begrip “patrooneenheid” valt tevens de term “mechanische eenheid”, die een patroon vormt gemaakt met een mechanisch garen dat bepaalde mechanische eigenschappen verleent aan de stof.
Met het begrip “mechanisch garen” wordt een garen bedoelt dat een bepaalde mechanische eigensschap verleent aan het breisel. Voorbeelden zijn elastische, antistatische of vochtafdrijvende garens. Patrooneenheden of mechanische eenheden kunnen dus eveneens gemaakt worden van garens die een andere eigenschap verlenen aan de gebreide stof, bijvoorbeeld antistatische of vochtafdrijvende garens voor het breien van antistatische patrooneenheden of vochtafdrijvende garens voor gebruik in bepaalde zones van de matrastijk. Er kunnen verschillende patrooneenheden zijn in één breisel. Patrooneenheden en/of mechanische eenheden kunnen afgewisseld en/of herhaald worden.
Onder het begrip “dubbel-jersey, enkelvoudige jacquard rondbreimachine” wordt een rondbreimachine verstaan die geschikt is voor het breien van dubbel-jersey stoffen en die een enkelvoudig naaldenselectiemechanisme omvat.
Aspect 2. In een tweede aspect omvat de huidige uitvinding een werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof - op een dubbel-jersey, enkelvoudige jacquard rondbreimachine; - waarbij de stof een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - waarbij de voorzijde (600) van de stof (100) op de cilinder (C) wordt gebreid en waarbij de achterzijde (500) van de stof (100) op de schijf (D) wordt gebreid; - waarbij de stof een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) wordt gebreid, behoudens in verbindingspunten (240, 242) waar het basis-garen (308) op de voorzijde van de stof wordt gebreid; met het kenmerk dat de stof een patroongaren (304) omvat waarbij: - het patroongaren (304) ingebracht wordt voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke garen (304) uitgevoerd wordt; - het patroongaren (304) in de patrooneenheid (400) zowel op de voorzijde (600) als op de achterzijde (500) van de stof wordt gebreid; - het patroongaren (304) na de patrooneenheid (400) uitgevoerd in dat garen wordt afgeknipt.
Op deze manier wordt een besparing op dure patroongarens bekomen, zonder verlies van kwaliteit van de gebreide stof.
Aspect 3. In een derde aspect omvat de huidige uitvinding een werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof - op een dubbel-jersey, enkelvoudige jacquard rondbreimachine; - waarbij de stof een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - waarbij de voorzijde (600) van de stof (100) op de cilinder (C) wordt gebreid en waarbij de achterzijde (500) van de stof (100) op de schijf (D) wordt gebreid; - waarbij de stof een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) wordt gebreid, behoudens in verbindingspunten (240, 242) waar het basis-garen (308) op de voorzijde van de stof wordt gebreid; met het kenmerk dat de stof een eerste patroongaren (302), een tweede patroongaren (304), en een derde patroongaren (306) omvat, waarbij: - het eerste patroongaren (302) enkel op de voorzijde (600) van de stof wordt gebreid in een eerste patrooneenheid (400) uitgevoerd in het eerste patroongaren (302); - het eerste patroongaren (302) of zwevend is tussen de voorzijde (600) en de achterzijde (500) van de stof in de zones die niet in het eerste patroongaren (302) worden uitgevoerd, met name een tweedepatrooneenheid (401) voorafgaand aan de eerste patroonheid (400) en in een derde patrooneenheid (402) volgend op eerste patroonheid (400); of het eerste patroongaren (302) ingebracht wordt voor de eerste patrooneenheid (400) die wordt uitgevoerd in het eerste patroongaren (302), op de voorzijde wordt gebreid in de eerste patrooneenheid (400), en wordt afgeknipt na de eerste patrooneenheid; - het tweede patroongaren (304) ingebracht wordt voor de eerste patrooneenheid (401) die in het tweede patroongaren (304) uitgevoerd wordt; - het tweede patroongaren (304) in de tweede patrooneenheid (401) op zowel de voorzijde (600) als de achterzijde (500) van de stof wordt gebreid; - het tweede patroongaren (304) tussen in de eerste patrooneenheid (400) op de achterzijde (500) van de stof (100) gebreid wordt; - het tweede patroongaren (304) in de derde patrooneenheid (402) op zowel de voorzijde (600) als op de achterzijde (500) van de stof (100) wordt gebreid; - het tweede patroongaren (304) na de derde patrooneenheid (402) afgeknipt wordt; - het derde patroongaren (306) wordt gebreid op een identieke wijze als het eerste patroongaren (302).
Op deze manier wordt een besparing op dure patroongarens bekomen, zonder verlies van kwaliteit van de gebreide stof.
In sommige uitvoeringsvormen worden de patroongarens vastgehouden in de stof door het basis-garen. Aangezien de enkelvoudige Jacquard rondbreimachine geen automatische selectie toelaat van de naalden in de schijf of dial, kan het patroongaren niet worden vastgelegd met behulp van enkele steken op de achterzijde van de stof. Door de lengte van de eindjes van het patroongaren wat langer te maken, bijvoorbeeld van 1cm tot ongeveer 2.5 of 5 cm, zullen deze vastgehouden worden in het breisel door middel van wrijving met de rest van de stof.
In sommige uitvoeringsvormen worden de patroongarens (302, 304, 306) specifiek aan het begin en einde van een patrooneenheid (400) vastgehouden door middel van één of meer steken (240) op de voorzijde van de stof in een basis-garen (308). Een specifieke uitvoeringsvorm van dit concept wordt getoond in Figuur 7, en wordt beschreven in één van de specifieke uitvoeringsvormen die achteraan dit document zijn toegevoegd.
Aspect 4. In een vierde aspect omvat de huidige uitvinding een werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof (100) - op een dubbel-jersey, enkelvoudige jacquard rondbreimachine; - opdat de stof een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - waarbij de voorzijde (600) van de stof (100) op de cilinder (C) wordt gebreid en waarbij de achterzijde (500) van de stof (100) op de schijf (D) wordt gebreid; - waarbij de stof een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) wordt gebreid, behoudens in verbindingspunten (240) waar het basis-garen (308) op de voorzijde (600) van de stof (100) wordt gebreid; met het kenmerk dat de stof een eerste patroongaren (302), een tweede patroongaren (304), en een bindgaren (312) omvat; waarbij - het bindgaren (312) ingebracht wordt op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een eerste patrooneenheid (400); - het bindgaren (312) voor het begin van de eerste patrooneenheid (400) op de voorzijde van de stof wordt gebreid gedurende het hiervoor vermelde aantal steken, samen met het eerste patroongaren (302) dat voor het begin van de eerste patrooneenheid (400), in een voorgaande patrooneenheid (401) op de voorzijde (600) van de stof (100) wordt gebreid; - het eerste patroongaren (304) wordt ingebracht bij het begin van de eerste patrooneenheid (400) en het tweede patroongaren (302) wordt afgeknipt; - het bindgaren (312) na het begin van de eerste patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof (100) wordt gebreid, samen met het tweede patroongaren (304) dat in de voorgaande patrooneenheid (401) op de voorzijde van de stof wordt gebreid; - het bindgaren (312) na het einde van de eerste patrooneenheid (400) op de voorzijde van de stof wordt gebreid gedurende het hiervoor vermelde aantal steken, samen met het eerste patroongaren (304) dat na het einde van eerste patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof (100) wordt gebreid; - het bindgaren (312) vervolgens wordt afgeknipt opdat de losse einden van het bindgaren (312) 0.1 tot 5 cm lang zijn, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang zijn, en liefst ongeveer 1 cm lang zijn.
Op deze manier wordt een besparing op dure patroongarens bekomen, zonder verlies van kwaliteit van de gebreide stof.
De lengte en de losse einden en het aantal steken waarmee het bindgaren wordt samen gebreid met de patroongaren wordt bepaald door middel van een afweging tussen kost en sterkte van de mechanische verankering.
Een groot aantal steken bevordert de sterkte van de mechanische verankering maar verhoogt de kost ook. In het algemeen heeft een relatief laag aantal verbindingssteken de voorkeur, bijvoorbeeld minder dan vijf steken, omdat dit al een afdoende mechanische verankering geeft voor een lage kost. Bij de verankering van bijvoorbeeld zeer gladde garens kan een hoger aantal steken echter optimaal zijn.
Lange losse einden kunnen eveneens de mechanische verankering ten goede komen. Er is echter ook een afweging te maken tussen kost en sterkte van de mechanische verankering. Daarenboven is er een risico tot doorschijneffect van de losse einden door de voorzijde van het breisel wanneer zeer contrasterende kleuren worden gebruikt. Daarom geniet bij het gebruik van zeer contrasterende kleuren het gebruik van relatief korte einden de voorkeur.
In een verder uitvoeringsvorm bschrijft de huidige uitvinding de werkwijze zoals in één der aspecten 1 tot en met 3 beschreven, waarbij additioneel een bindgaren (312) meegebreid wordt op de cilinder (C) samen met de respectievelijke patroongarens (302, 304, 306) op de voorzijde (600) van de stof (100).
Alternatief kan het bindgaren (312) volledig meegebreid worden met het patroongaren (302) in de patrooneenheid en bekomt men een werkwijze volgens aspect 4 met het kenmerk dat: - een bindgaren ingebracht wordt op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een patrooneenheid; - het bindgaren voor het begin van de patrooneenheid op de voorzijde van de stof wordt gebreid gedurende het hiervoor vermelde aantal steken, samen met het garen dat voor het begin van de patrooneenheid op de voorzijde van de stof wordt gebreid; - het bindgaren na het begin van de patrooneenheid op de voorzijde van de stof wordt gebreid, samen met het garen dat in de vernoemde patrooneenheid op de voorzijde van de stof wordt gebreid; - het bindgaren na het einde van de patrooneenheid op de voorzijde van de stof wordt gebreid gedurende het hiervoor vermelde aantal steken, samen met het garen dat na het einde van vernoemde patrooneenheid op de voorzijde van de stof wordt gebreid; - het bindgaren vervolgens wordt afgeknipt; opdat de losse einden van de bindgarens 0.1 tot 5 cm lang zijn, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang zijn, en liefst ongeveer 1 cm lang zijn.
Het samen breien van patroongarens en bindgarens gebeurt courant met behulp van plating (Frans: vanisage) technologie. Op deze manier worden patrooneenheden op de voorzijde van een dubbel-jersey gebreide stof met elkaar verbonden. Op een analoge manier kunnen mechanische garens van verschillende mechanische eenheden met elkaar verbonden worden door middel van bindgarens.
Op deze manier worden de garens waarin naburige patrooneenheden worden uitgevoerd efficiënt met elkaar verankerd aan de overgang tussen de respectievelijke patrooneenheden.
Aspect 5. In een vijfde aspect omvat de huidige uitvinding een werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof (100): - die een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - die een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) wordt gebreid, behoudens in verbindingspunten (240) waar het basis-garen (308) op de voorzijde (600) van de stof (100) wordt gebreid; - die een eerste patroongaren (302), en optioneel een tweede patroongaren (304) en een derde patroongaren (306) omvat; - die gebreid is op een dubbel-jersey, dubbel-jacquard rondbreimachine die een cilinder (C) en een schijf (D) heeft, waarbij de naalden van de cilinder (C) zijn voorzien voor het breien van de voorzijde (F) van de stof en de naalden van de schijf (D) zijn voorzien voor het breien van de achterzijde (B) van de stof; met het kenmerk dat - het eerste patroongaren (302) ingebracht wordt op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke eerste patroongaren (302) uitgevoerd wordt en voor het begin van de patrooneenheid (400) op de achterzijde van de stof (100) wordt gebreid met het hiervoor vermelde aantal steken; - het eerste patroongaren (302) vervolgens in de patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof wordt gebreid; - het eerste patroongaren (302) na de patrooneenheid (400) op de achterzijde (500) van de stof (100) wordt gebreid met 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken na het einde van een patrooneenheid (400); en - het eerste patroongaren (302) vervolgens afgeknipt wordt; - optioneel het tweede patroongaren (304) en het derde patroongaren (306) op een gelijkaardige manier gebreid worden in en rond de patrooneenheden die uitgevoerd worden in deze respectievelijke garens zoals voor het eerste patroongaren (302) beschreven.
Op deze manier wordt heel wat duur patroongaren uitgespaard, bijvoorbeeld in vergelijking met de methode beschreven in EP1975294, omdat de dure garens enkel in een patrooneenheid en in de directe omgeving van een patrooneenheid worden gebreid.
Het afknippen van bindgarens en patroon- of mechanische garens zoals vermeld in de hierin beschreven werkwijzen kan gebeuren door om het even welke snij- of knip-inrichting. Bij voorkeur zijn dergelijke knip-inrichtingen opgebouwd uit een klemeenheid die het te knippen garen vasthoudt en een snij- of knip-eenheid die het garen doorknipt. Voorbeelden zijn bekend uit de wereld der rondbreimachines.
Het inbrengen van bindgarens, patroongarens, of mechanische garens kan gebeuren door zogenoemde garenselectiemechanismen of garenwisselaars (Engels: “stripers”, “yarn fingers” of “yarn selectors”). Deze vinger-achtige inrichtingen brengen het garen op het juiste tijdstip zodanig in het breisysteem dat het garen door de naalden van de schijf (dial) kunnen worden gegrepen voor het breien. Dit proces wordt ook wel het voeden van het garen genoemd (yarn-feeding). Voorbeelden zijn algemeen bekend uit de wereld van de rondbreimachines.
In de volgende paragrafen wordt de werking van de snij-inrichting en de garenselector geïllustreerd voor patroongarens en mechanische garens. De werking gebeurt analoog voor bindgarens, mutatis mutandis. Als niet-limitatief voorbeeld wordt de werking van de snij-inrichting en garenselector voor patroon- of machanisch garen als volgt op elkaar afgesteld: 1) het patroon- of mechanisch garen wordt door de gepaste garenselector gevoed aan de naalden op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor de start van de patrooneenheid, waarna het garen eerst door de naalden van de schijf (dial) voor het genoemde aantal steken wordt meegebreid op de achterzijde van de stof, daarna wordt het garen door de naalden van de cilinder meegebreid op de voorzijde van de stof om de patrooneenheid te vormen, en tenslotte wordt het garen door de naalden van de schijf (dial) opnieuw voor het genoemde aantal steken meegebreid op de achterzijde van de stof. Het aanbrengen of voeden van de garens door de garenselector kan tevens bijgestaan worden door de klem-eenheid van de snij-inrichting die het garen kan vastklemmen voor het inbrengen en daarna onmiddellijk loslaten eens het garen werd meegenomen door de naalden van de schijf; 2) het garen wordt vervolgens door de garenselector tot bij de snij-inrichting gebracht, en het garen wordt vastgeklemd door de klem-eenheid en afgeknipt door de snij-eenheid. Typisch wordt hierbij een los eindje van een lengte van ongeveer 0.1 tot 5 cm lang, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang, en liefst ongeveer 1 cm lang gevormd, dat tussen de breisels van voor-en achterzijde wordt gestopt.
Aspect 6: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding een werkwijze volgens één der aspecten 1 tot en met 5 met het kenmerk dat het breiproces een patrooneenheid omvat die bestaat uit meer dan 12 naalden.
Door het gebruik van meer dan 12 naalden kunnen grote patrooneenheden worden gebreid.
Aspect 7: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding werkwijze volgens één der aspecten 1 tot en met 6 met het kenmerk dat de stof een niet-omkeerbare enkelzijdig ontworpen gebreide stof is waarop het gewenste ontwerp aan de voorzijde van de stof wordt gebreid.
Dubbel-jersey gebreide stoffen volgens de huidige uitvinding hebben een voorzijde en een achterzijde. Door het gebruik van de achterzijde als technische zijde en de voorzijde als esthetische zijde met een gewenst ontwerp, kan een veelvoud van effecten bekomen worden. Zo kan bijvoorbeeld een gebied van reliëfstof worden ontworpen door het breien van een elastisch garen onder relatief hoge spanning op de achterzijde en een niet elastisch garen onder relatief lage spanning op de voorzijde.
Aspect 8: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de werkwijze volgens één der aspecten 1 tot en met 7 waarbij het ontwerp van de voorzijde (F) van de stof die wordt gebreid ten minste één gebied van reliëfstof omvat.
In matrastijken wordt reliëfstof courant gebruikt ter vorming van een decoratief patroon. Daarnaast zorgt de relatief volumineuze omsloten ruimte in een gebied van reliëfstof voor een zacht aanvoelen en betere ventilatie.
Aspect 9: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de werkwijze volgens één der aspecten 1 tot en met 8 met het kenmerk dat de losse einden (830, 832) van garens 0.1 tot 5 cm lang zijn, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang zijn, en liefst ongeveer 1 cm lang zijn.
De losse einden van de patroongarens hebben een minimale lengte nodig, bijvoorbeeld ongeveer 0.1 cm, opdat de garens voldoende verankerd zouden zijn in de stof. Daartegenover zijn de losse einden van de garens liefst niet te lang, bijvoorbeeld minder dan ongeveer 5 cm, om garenverspilling en eventueel doorschijnen op de voorzijde van de stof te voorkomen. Losse einden van bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang, bij voorkeur ongeveer 1 cm lang vormen een goeie afweging tussen verankering en het voorkomen van doorschijnen of garenverspilling.
Aspect 10: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de werkwijze volgens één der aspecten 1 tot en met 9 met het kenmerk dat de stof van één of meerdere vuldraden wordt voorzien die worden ingelegd tussen de voorzijde en de achterzijde van de dubbel-jersey gebreide stof.
Deze vuldraden geven volume aan de ruimte tussen voor- en achterzijde van de dubbel-jersey gebreide stof wat de stof luxueuzer doet aanvoelen en wat zachter maakt. Daarenboven komt het de ventilerende eigenschappen van de stof ten goede en geeft het een reliëf effect aan de stof.
Aspect 11: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de werkwijze volgens één der aspecten 1 tot en met 10 met het kenmerk dat de losse einden (830, 832) van garens tussen de achterkant (500) en de voorkant (600) van het breisel worden ingebracht.
Het positioneren van de losse einden (820, 822) op deze manier kan voordelig zijn wanneer het uitsteken van de losse einden (820, 822) uit de achterkant (500) van de stof (100) ongewenst is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de achterkant (500) onderhevig is aan een significante schuifbelasting. Wanneer zo’n schuifbelasting aangrijpt op de losse einden (820, 822) zou de stof (100) beschadigd kunnen worden.
Daarenboven zijn de losse einden op deze manier in het algemeen niet of nauwelijks zichtbaar aan de voorzijde of achterzijde van de afgewerkte stof.
Aspect 12: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de werkwijze volgens één der aspecten 1 tot en met 11 voor het breien van een matrastijk.
De uitvinders hebben verassend ontdekt dat een werkwijze volgens de huidige uitvinding uiterst geschikt is voor het breien van matrastijken.
Aspect 13: in een dertiende aspect omvat de huidige uitvinding een stof vervaardigd door de werkwijze volgens één der aspecten 1 tot en met 12.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de stof meer dan twee patroongarens.
Door het gebruik van bijvoorbeeld meerdere garens met verschillende kleuren kunnen bijvoorbeeld kleurrijke patronen worden gemaakt op de stof.
Aspect 14: in een veertiende aspect omvat de huidige uitvinding een werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof op een dubbel- jacquard rondbreimachine: - die een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - die een basis-garen (308), een mechanisch garen (310), een patroongaren (302); met het kenmerk dat - het patroongaren (302) op de voorzijde (600) van de stof wordt gebreid; - het mechanische garen (312) ingebracht wordt op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een mechanische eenheid (900) die in het respectievelijke mechanische garen uitgevoerd wordt; - het mechanische garen (362) voor het begin van de mechanische eenheid (900) op de achterzijde van de stof wordt gebreid met het hiervoor vermelde aantal steken, samen met het basis-garen (308); - het mechanische garen (312) in de mechanische eenheid (900) wordt op de achterzijde van de stof wordt gebreid, behoudens in verbindingspunten waar het op de voorzijde van de stof wordt gebreid; - het mechanische garen (312) na de mechanische eenheid (900) die in het respectievelijke mechanische garen uitgevoerd wordt, op de achterzijde van de stof wordt gebreid gedurende 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken, samen met het basis-garen (308); en - het mechanische garen (312) vervolgens afgeknipt wordt.
Door het gebruik van mechanische garens in de achterzijde van de stof kunnen bijvoorbeeld elasticiteitsvariaties ingebracht worden. Het enkel lokaal breien van mechanische garens kan een significante kostenbesparing met zich meebrengen omdat dergelijke garens bijvoorbeeld enkel noodzakelijk zijn op welbepaalde plaatsten in de matrastijk. Zo kunnen de mechanische garens in een welbepaalde zone ter ondersteuning van bijvoorbeeld de schouder of heup worden aangebracht. In een dergelijk systeem wordt op de schijf (dial) een basis-garen afgewisseld met een mechanisch garen, waarbij beide garens samen één lijn vervolledigen en overlappen in bijvoorbeeld 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken.
Aspect 15: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de werkwijze volgens conclusie 14, die het breien met een tweede patroongaren (304) omvat, waarbij - het tweede patroongaren (304) ingebracht wordt op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke tweede patroongaren (304) uitgevoerd wordt en voor het begin van de patrooneenheid (400) op de achterzijde van de stof wordt gebreid met het hiervoor vermelde aantal steken; - het tweede patroongaren (304) vervolgens in de patrooneenheid (400) op de voorzijde van de stof wordt gebreid; - het tweede patroongaren (304) na de patrooneenheid (400) op de achterzijde van de stof wordt gebreid met 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken na het einde van de patrooneenheid; - het tweede patroongaren (304) vervolgens afgeknipt wordt.
Op deze manier wordt heel wat duur patroongaren uitgespaard, bijvoorbeeld in vergelijking met de bekende methodes zoals bijvoorbeeld beschreven in EP1975294, omdat dure patroongarens enkel in een patrooneenheid en in de directe omgeving van een patrooneenheid worden gebreid.
Aspect 16: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de werkwijze volgens één der aspecten 14 tot en met 15 met het kenmerk dat het breiproces een patrooneenheid en/of een mechanische eenheid omvat die bestaat uit meer dan 12 naalden.
Door het gebruik van meer dan 12 naalden kunnen grote ontwerpen worden gebreid.
Aspect 17: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de werkwijze volgens één der aspecten 14 tot en met 16 met het kenmerk dat de stof een niet-omkeerbare enkelzijdig ontworpen gebreide stof is waarop het gewenste ontwerp aan de voorzijde van de stof wordt gebreid.
Dubbel-jersey gebreide stoffen volgens de huidige uitvinding hebben een voorzijde en een achterzijde. Door het gebruik van de achterzijde als technische zijde en de voorzijde als esthetische zijde met een gewenst ontwerp, kan een veelvoud van effecten bekomen worden. Zo kan bijvoorbeeld een gebied van reliëfstof worden ontworpen door het breien van een elastisch garen onder spanning op de achterzijde en een niet elastisch garen dat niet onder spanning staat op de voorzijde.
Aspect 18: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de werkwijze volgens één der aspecten 14 tot en met 17 waarbij het ontwerp van de voorzijde (F) van de stof ten minste één gebied van reliëfstof omvat.
In matrastijken kan reliëfstof gebruikt worden ter vorming van een decoratief patroon. Daarnaast zorgt de relatief volumineuze omsloten ruimte in een gebied van reliëfstof voor een zacht aanvoelen en betere ventilatie.
Aspect 19: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de werkwijze volgens één der aspecten 14 tot en met 18 met het kenmerk dat de losse einden 0.1 tot 5 cm lang zijn, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang zijn, en liefst ongeveer 1 cm lang zijn.
De losse einden van de mechanische garens hebben een minimale lengte nodig, ongeveer 0.1 cm, opdat de garens voldoende verankerd zouden zijn in de stof. Aan de andere kant zijn de losse einden van de garens liefst niet te lang, dat is minder dan ongeveer 5 cm, om garenverspilling en doorschijnen te voorkomen. Losse einden van ongeveer 1 cm vormen een goeie afweging tussen verankering en het voorkomen van doorschijnen of garenverspilling.
Ook de losse einden van de patroongarens hebben een minimale lengte nodig, ongeveer 0.1 cm, opdat de garens voldoende verankerd zouden zijn in de stof. Aan de andere kant zijn de losse einden van de garens liefst niet te lang, dat is minder dan ongeveer 5 cm, om garenverspilling en doorschijnen te voorkomen. Losse einden van ongeveer 1 cm vormen een goeie afweging tussen verankering en het voorkomen van doorschijnen of garenverspilling.
Aspect 20: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de werkwijze volgens één der aspecten 14 tot en met 19 met het kenmerk dat de stof van één of meerdere vuldraden worden ingelegd tussen de voorzijde en de achterzijde van de dubbel-jersey gebreide stof.
Deze vuldraden geven volume aan de ruimte tussen voor- en achterzijde van de dubbel-jersey gebreide stof wat de stof luxueuzer doet aanvoelen en wat zachter maakt. Daarenboven komt het de ventilerende eigenschappen van de stof ten goede en geeft het een reliëf effect aan de stof.
Aspect 21: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de werkwijze volgens één der conclusies 14 tot en met 20 met het kenmerk dat de losse einden tussen de achterkant en de voorkant van het breisel worden ingebracht.
Het positioneren van de losse einden (820, 822) op deze manier kan voordelig zijn wanneer het uitsteken van de losse einden (820, 822) uit de achterkant (500) van de stof (100) ongewenst is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de achterkant (500) onderhevig is aan een significante schuifbelasting. Wanneer zo’n schuifbelasting aangrijpt op de losse einden (820, 822) zou de stof (100) beschadigd kunnen worden.
Daarenboven zijn de losse einden op deze manier in het algemeen niet of nauwelijks zichtbaar aan de voorzijde of achterzijde van de afgewerkte stof.
Aspect 22: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de werkwijze volgens één der aspecten 14 tot en met 21 voor het breien van een matrastijk.
De uitvinders hebben verassend ontdekt dat een stof vervaardigd met een werkwijze volgens de huidige uitvinding zich uitstekend verleent ter verwerking tot een matrastijk.
Aspect 23: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding een stof vervaardigd door de werkwijze volgens één der aspecten 14 tot en met 22.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de stof meer dan één patroongaren en/of meer dan één mechanisch-garen.
Door het gebruik van meerdere mechanische garens kan een stof worden bekomen waarbij de achterzijde verschillende mechanische eigenschappen heeft op verschillende plaatsen. Zo kan bijvoorbeeld een stof worden bekomen waarbij de achterzijde een verschillende elasticiteit heeft van plaats tot plaats.
In sommige uitvoeringsvormen wordt de stof van één of meerdere vul-draden voorzien die gebruikt worden als vuldraden tussen de voorzijde en de achterzijde van de dubbel-jersey gebreide stof.
Deze vuldraden geven volume aan de ruimte tussen voor- en achterzijde van de dubbel-jersey gebreide stof wat de stof luxueuzer doet aanvoelen en wat de stof ook zachter maakt. Daarenboven komt het de isolerende eigenschappen van de stof ten goede.
Aspect 24: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding een dubbel-jersey gebreide stof (100) - gebreid op een dubbel-jersey, enkelvoudige jacquard rondbreimachine; - die een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - waarbij de voorzijde (600) van de stof (100) op de cilinder (C) is gebreid en waarbij de achterzijde (500) van de stof (100) op de schijf (D) is gebreid; - waarbij de stof een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) is gebreid, behoudens in verbindingspunten (240, 242) waar het patroongaren (308) op de voorzijde (600) van de stof (100) is gebreid; met het kenmerk dat de stof een patroongaren (302) omvat waarbij: - het patroongaren (302) ingebracht is voor het begin van een patrooneenheid (401) die in het patroongaren (302) uitgevoerd is; - het patroongaren garen (302) in de patrooneenheid die is uitgevoerd in dat garen (400) op de voorzijde (600) van de stof is gebreid; - het patroongaren (302) na de patrooneenheid (400) uitgevoerd in dat garen (302) is afgeknipt.
Op deze manier wordt heel wat duur garen uitgespaard, bijvoorbeeld in vergelijking met de methode beschreven in EP1975294, omdat dure garens enkel in een patrooneenheid en in de directe omgeving van een patrooneenheid worden gebreid.
Aspect 25: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding een dubbel-jersey gebreide stof - gebreid op een dubbel-jersey, enkelvoudige jacquard rondbreimachine; - waarbij de stof een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - waarbij de voorzijde (600) van de stof (100) op de cilinder (C) gebreid is en waarbij de achterzijde (500) van de stof (100) op de schijf (D) gebreid is; - waarbij de stof een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) gebreid is, behoudens in verbindingspunten (240, 242) waar het basis-garen (308) op de voorzijde van de stof gebreid is; met het kenmerk dat de stof een patroongaren (304) omvat waarbij: - het patroongaren (304) ingebracht is voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke garen (304) uitgevoerd wordt; - het patroongaren (304) in de patrooneenheid (400) zowel op de voorzijde (600) als op de achterzijde (500) van de stof is gebreid; - het patroongaren (304) na de patrooneenheid (400) uitgevoerd in dat garen is afgeknipt.
Op deze manier wordt heel wat duur garen uitgespaard, bijvoorbeeld in vergelijking met de methode beschreven in EP1975294, omdat dure garens enkel in een patrooneenheid en in de directe omgeving van een patrooneenheid worden gebreid.
Aspect 26: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding een dubbel-jersey gebreide stof - gebreid op een dubbel-jersey, enkelvoudige jacquard rondbreimachine; - die een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - waarbij de voorzijde (600) van de stof (100) op de cilinder (C) is gebreid en waarbij de achterzijde (500) van de stof (100) op de schijf (D) is gebreid; - waarbij de stof een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) is gebreid, behoudens in verbindingspunten (240, 242) waar het basis-garen (308) op de voorzijde van de stof is gebreid; met het kenmerk dat de stof een eerste patroongaren (302), een tweede patroongaren (304), en een derde patroongaren (306) omvat, waarbij: - het eerste patroongaren (302) enkel op de voorzijde (600) van de stof is gebreid in een eerste patrooneenheid (400) uitgevoerd in het eerste patroongaren (302); - het eerste patroongaren (302) of zwevend is tussen de voorzijde (600) en de achterzijde (500) van de stof in de zones die niet in het eerste patroongaren (302) zijn uitgevoerd, met name een tweede patrooneenheid (401) voorafgaand aan de eerste patroonheid (400) en in een derde patrooneenheid (402) volgend op eerste patroonheid (400); of het eerste patroongaren (302) ingebracht is voor de eerste patrooneenheid (400) die is uitgevoerd in het eerste patroongaren (302), op de voorzijde is gebreid in de eerste patrooneenheid (400), en is afgeknipt na de eerste patrooneenheid; - het tweede patroongaren (304) ingebracht is voor de eerste patrooneenheid (401) die in het tweede patroongaren (304) uitgevoerd is; - het tweede patroongaren (304) in de tweede patrooneenheid (401) op zowel de voorzijde (600) als de achterzijde (500) van de stof is gebreid; - het tweede patroongaren (304) tussen in de eerste patrooneenheid (400) op de achterzijde (500) van de stof (100) gebreid is; - het tweede patroongaren (304) in de derde patrooneenheid (402) op zowel de voorzijde (600) als op de achterzijde (500) van de stof (100) is gebreid; - het tweede patroongaren (304) na de derde patrooneenheid (402) afgeknipt is; - het derde patroongaren (306) is gebreid op een identieke wijze als het eerste patroongaren (302).
In een alternatieve versie van eender welke der aspecten 24 tot en met 26 voorziet de uitvinding in een dubbel-jersey gebreide stof (100) zoals in deze aspecten beschreven, waarbij additioneel een bindgaren (312) meegebreid is samen met de respectievelijke patroongarens (302, 304, 306) op de voorzijde (600) van de stof (100).
Op deze manier wordt heel wat duur garen uitgespaard, bijvoorbeeld in vergelijking met de methode beschreven in EP1975294, omdat dure garens enkel in een patrooneenheid en in de directe omgeving van een patrooneenheid worden gebreid.
Aspect 27. In een verder aspect omvat de huidige uitvinding een dubbel-jersey gebreide stof (100) - gebreid op een dubbel-jersey, enkelvoudige jacquard rondbreimachine; - waarbij de stof een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - waarbij de voorzijde (600) van de stof (100) op de cilinder (C) is gebreid en waarbij de achterzijde (500) van de stof (100) op de schijf (D) is gebreid; - waarbij de stof een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) is gebreid, behoudens in verbindingspunten (240) waar het basisgaren (308) op de voorzijde (600) van de stof (100) is gebreid; met het kenmerk dat de stof een eerste patroongaren (302), een tweede patroongaren (304), en een bindgaren (312) omvat; waarbij - het bindgaren (312) ingebracht is op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een patrooneenheid (400); - het bindgaren (312) voor het begin van de patrooneenheid (400) op de voorzijde van de stof is gebreid gedurende het hiervoor vermelde aantal steken, samen met het eerste patroongaren (302) dat voor het begin van de patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof (100) is gebreid; - het tweede patroongaren (304) wordt ingebracht bij het begin van patrooneenheid (400) en het eerste patroongaren (302) wordt afgeknipt; - het bindgaren (312) na het begin van de patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof (100) is gebreid, samen met het tweede patroongaren (304) dat in de vernoemde patrooneenheid op de voorzijde van de stof is gebreid; - het bindgaren (312) na het einde van de patrooneenheid (400) op de voorzijde van de stof is gebreid gedurende het hiervoor vermelde aantal steken, samen met het tweede patroongaren (304) dat na het einde van vernoemde patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof (100) is gebreid; - het bindgaren (312) en het eerste patroongaren (302) vervolgens wordt afgeknipt opdat de losse einden van het bindgaren (312) en het eerste patroongaren (302) 0.1 tot 5 cm lang zijn, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang zijn, en liefst ongeveer 1 cm lang zijn.
Op deze manier wordt heel wat duur garen uitgespaard, bijvoorbeeld in vergelijking met de methode beschreven in EP1975294, omdat dure garens enkel in een patrooneenheid en in de directe omgeving van een patrooneenheid worden gebreid
Aspect 28: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding een dubbel-jersey gebreide stof (100): - die een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - die een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) is gebreid, behoudens in verbindingspunten (240) waar het basis-garen (308) op de voorzijde (600) van de stof (100) is gebreid; - die een eerste patroongaren (302), en optioneel een tweede patroongaren (304) en een derde patroongaren (306) omvat; - die gebreid is op een dubbel-jersey, dubbel-jacquard rondbreimachine die een cilinder (C) en een schijf (D) heeft, waarbij de naalden van de cilinder (C) zijn voorzien voor het breien van de voorzijde (F) van de stof en de naalden van de schijf (D) zijn voorzien voor het breien van de achterzijde (B) van de stof; met het kenmerk dat - het eerste patroongaren (302) ingebracht is op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke patroongaren (302) uitgevoerd is, en op de achterzijde van de stof (100) is gebreid voor het begin van de patrooneenheid (400) met het hiervoor vermelde aantal steken; - het eerste patroongaren (302) vervolgens in de patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof is gebreid; - het eerste patroongaren (302) na een patrooneenheid (400) op de achterzijde (500) van de stof (100) is gebreid met 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken na het einde van een patrooneenheid (400); en - het eerste patroongaren (302) vervolgens afgeknipt wordt; - optioneel het tweede patroongaren (304) en het derde patroongaren (306) op een gelijkaardige manier gebreid worden in en rond de patrooneenheden die uitgevoerd worden in deze respectievelijke garens zoals voor het eerste patroongaren (302) beschreven.
Aspect 29: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens één der aspecten 24 tot en met 28 met het kenmerk dat de stof ten minste één patrooneenheid omvat die bestaat uit meer dan 12 naalden.
Door het gebruik van meer dan 12 naalden kunnen grote patrooneenheden worden gebreid.
Aspect 30: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens één der aspecten 24 tot en met 29 met het kenmerk dat de stof een niet-omkeerbare enkelzijdig ontworpen gebreide stof is waarop het gewenste ontwerp aan de voorzijde van de stof wordt gebreid.
Dubbel-jersey gebreide stoffen volgens de huidige uitvinding hebben een voorzijde en een achterzijde. Door het gebruik van de achterzijde als technische zijde en de voorzijde als esthetische zijde met een gewenst ontwerp, kan een veelvoud van effecten bekomen worden. Zo kan bijvoorbeeld een gebied van reliëfstof worden ontworpen door het breien van een elastisch garen onder relatief hoge spanning op de achterzijde en een niet elastisch garen onder relatief lage spanning op de voorzijde.
Aspect 31: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens één der aspecten 24 tot en met 30 waarbij het ontwerp van de voorzijde (F) van de stof die is gebreid ten minste één gebied van reliëfstof omvat.
In matrastijken wordt reliëfstof courant gebruikt ter vorming van een decoratief patroon. Daarnaast zorgt de relatief volumineuze omsloten ruimte in een gebied van reliëfstof voor een zacht aanvoelen en betere ventilatie.
Aspect 32: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens één der aspecten 24 tot en met 31 met het kenmerk dat de losse einden (830, 832) van garens 0.1 tot 5 cm lang zijn, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang zijn, en liefst ongeveer 1 cm lang zijn.
De losse einden van de patroongarens hebben een minimale lengte nodig, ongeveer 0.1 cm, opdat de garens voldoende verankerd zouden zijn in de stof. Aan de andere kant zijn de losse einden van de garens liefst niet te lang, dat is minder dan ongeveer 5 cm, om garenverspilling en doorschijnen te voorkomen. Losse einden van ongeveer 1 cm vormen een goeie afweging tussen verankering en het voorkomen van doorschijnen of garenverspilling.
Aspect 33: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens één der aspecten 24 tot en met 32 met het kenmerk dat de stof één of meerdere vuldraden omvat die ingelegd zijn tussen de voorzijde en de achterzijde van de dubbel-jersey gebreide stof.
Deze vuldraden geven volume aan de ruimte tussen voor- en achterzijde van de dubbel-jersey gebreide stof wat de stof luxueuzer doet aanvoelen en wat zachter maakt. Daarenboven komt het de ventilerende eigenschappen van de stof ten goede en geeft het een reliëf effect aan de stof.
Aspect 34: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens één der aspecten 24 tot en met 33 met het kenmerk dat de losse einden (830, 832) van garens tussen de achterkant (500) en de voorkant (600) van de stof zijn ingebracht.
Het positioneren van de losse einden (820, 822) op deze manier kan voordelig zijn wanneer het uitsteken van de losse einden (820, 822) uit de achterkant (500) van de stof (100) ongewenst is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de achterkant (500) onderhevig is aan een significante schuifbelasting. Wanneer zo’n schuifbelasting aangrijpt op de losse einden (820, 822) zou de stof (100) beschadigd kunnen worden.
Daarenboven zijn de losse einden op deze manier in het algemeen niet of nauwelijks zichtbaar aan de voorzijde of achterzijde van de afgewerkte stof.
Aspect 35: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens één der aspecten 24 tot en met 34 met het kenmerk dat de stof een matrastijk is.
De uitvinders hebben verrassend ontdekt dat een werkwijze volgens de huidige uitvinding uiterst geschikt is voor het breien van matrastijken.
Aspect 36: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding een werkwijze voor het maken van een stof volgens één der aspecten 24 tot en met 35.
Aspect 37. In een verder aspect omvat de huidige uitvinding een stof gebreid op een dubbel-jersey, dubbel-jacquard rondbreimachine: - die een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - die een basis-garen (308), een mechanisch garen (310), een patroongaren (302); met het kenmerk dat - het patroongaren (302) op de voorzijde (600) van de stof gebreid is; - het mechanische garen (312) ingebracht wordt op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een mechanische eenheid (900) die in het respectievelijke mechanische garen uitgevoerd is; - het mechanische garen (362) voor het begin van de mechanische eenheid (900) op de achterzijde van de stof gebreid is met het hiervoor vermelde aantal steken, samen met het basis-garen (308); - het mechanische garen (312) in de mechanische eenheid (900) op de achterzijde van de stof gebreid is, behoudens in verbindingspunten waar het op de voorzijde van de stof is gebreid; - het mechanische garen (312) na de mechanische eenheid (900) die in het respectievelijke mechanische garen uitgevoerd wordt, op de achterzijde van de stof gebreid is gedurende 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1,2, of 3 steken, samen met het basis-garen (308); en - het mechanische garen (312) vervolgens afgeknipt is.
Door het gebruik van mechanische garens in de achterzijde van de stof kunnen bijvoorbeeld elasticiteitsvariaties ingebracht worden. Het enkel lokaal breien van mechanische garens kan een significante kostenbesparing met zich meebrengen omdat dergelijke garens bijvoorbeeld enkel noodzakelijk zijn op welbepaalde plaatsten in de matrastijk. Zo kunnen de mechanische garens in een welbepaalde zone ter ondersteuning van bijvoorbeeld de schouder of heup worden aangebracht. In een dergelijk systeem wordt op de schijf (dial) een basis-garen afgewisseld met een mechanisch garen, waarbij beide garens samen één lijn vervolledigen en overlappen in bijvoorbeeld 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1,2, of 3 steken.
Aspect 38: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens aspect 37 die een tweede patroongaren (304) omvat, waarbij - het tweede patroongaren (304) ingebracht is op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke tweede patroongaren (304) uitgevoerd is en voor het begin van de patrooneenheid (400) op de achterzijde van de stof gebreid is met het hiervoor vermelde aantal steken; - het tweede patroongaren (304) vervolgens in de patrooneenheid (400) op de voorzijde van de stof gebreid is; - het tweede patroongaren (304) na de patrooneenheid (400) op de achterzijde van de stof gebreid is met 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken na het einde van de patrooneenheid; - het tweede patroongaren (304) vervolgens afgeknipt is.
Op deze manier wordt heel wat duur patroongaren uitgespaard, bijvoorbeeld in vergelijking met de bekende methodes zoals bijvoorbeeld beschreven in EP1975294, omdat dure patroongarens enkel in een patrooneenheid en in de directe omgeving van een patrooneenheid worden gebreid.
Aspect 39: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens één der aspecten 37 tot en met 38 met het kenmerk dat de stof een patrooneenheid en/of een mechanische eenheid omvat die bestaat uit meer dan 12 naalden.
Door het gebruik van meer dan 12 naalden kunnen grote ontwerpen worden gebreid.
Aspect 40: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens één der aspecten 37 tot en met 39 met het kenmerk dat de stof een niet-omkeerbare enkelzijdig ontworpen gebreide stof is waarop het gewenste ontwerp aan de voorzijde van de stof is gebreid.
Dubbel-jersey gebreide stoffen volgens de huidige uitvinding hebben een voorzijde en een achterzijde. Door het gebruik van de achterzijde als technische zijde en de voorzijde als esthetische zijde met een gewenst ontwerp, kan een veelvoud van effecten bekomen worden. Zo kan bijvoorbeeld een gebied van reliëfstof worden ontworpen door het breien van een elastisch garen onder relatief hoge spanning op de achterzijde en een niet elastisch garen onder relatief lage spanning op de voorzijde.
Aspect 41: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens één der conclusies 37 tot en met 40 waarbij het ontwerp van de voorzijde (F) van de stof ten minste één gebied van reliëfstof omvat.
In matrastijken wordt reliëfstof courant gebruikt ter vorming van een decoratief patroon. Daarnaast zorgt de relatief volumineuze omsloten ruimte in een gebied van reliëfstof voor een zacht aanvoelen en betere ventilatie.
Aspect 42: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens één der aspecten 37 tot en met 41 met het kenmerk dat de losse einden 0.1 tot 5 cm lang zijn, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang zijn, en liefst ongeveer 1 cm lang zijn.
De losse einden van de mechanische garens hebben een minimale lengte nodig, ongeveer 0.1 cm, opdat de garens voldoende verankerd zouden zijn in de stof. Aan de andere kant zijn de losse einden van de garens liefst niet te lang, dat is minder dan ongeveer 5 cm, om garenverspilling en doorschijnen te voorkomen. Losse einden van ongeveer 1 cm vormen een goeie afweging tussen verankering en het voorkomen van doorschijnen of garenverspilling.
Ook de losse einden van de patroongarens hebben een minimale lengte nodig, ongeveer 0.1 cm, opdat de garens voldoende verankerd zouden zijn in de stof. Aan de andere kant zijn de losse einden van de garens liefst niet te lang, dat is minder dan ongeveer 5 cm, om garenverspilling en doorschijnen te voorkomen. Losse einden van ongeveer 1 cm vormen een goeie afweging tussen verankering en het voorkomen van doorschijnen of garenverspilling.
Aspect 43: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens één der aspecten 37 tot en met 42 met het kenmerk dat de stof van één of meerdere vuldraden is voorzien die worden ingelegd tussen de voorzijde en de achterzijde van de stof.
Deze vuldraden geven volume aan de ruimte tussen voor- en achterzijde van de dubbel-jersey gebreide stof wat de stof luxueuzer doet aanvoelen en wat zachter maakt. Daarenboven komt het de ventilerende eigenschappen van de stof ten goede en geeft het een reliëf effect aan de stof.
Aspect 44: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens één der aspecten 37 tot en met 43 met het kenmerk dat de losse einden tussen de achterkant en de voorkant van het breisel zijn ingebracht.
Het positioneren van de losse einden (820, 822) op deze manier kan voordelig zijn wanneer het uitsteken van de losse einden (820, 822) uit de achterkant (500) van de stof (100) ongewenst is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de achterkant (500) onderhevig is aan een significante schuifbelasting. Wanneer zo’n schuifbelasting aangrijpt op de losse einden (820, 822) zou de stof (100) beschadigd kunnen worden.
Daarenboven zijn de losse einden op deze manier in het algemeen niet of nauwelijks zichtbaar aan de voorzijde of achterzijde van de afgewerkte stof.
Aspect 45: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding de stof volgens één der aspecten 37 tot en met 44 met het kenmerk dat de stof een matrastijk is.
De uitvinders hebben verassend ontdekt dat een stof volgens de huidige uitvinding uiterst geschikt is voor het vervaardigen van matrastijken.
Aspect 46: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van een stof volgens één der aspecten 37 tot en met 45.
Aspect 47: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding een dubbel-jersey, dubbel-jacquard rondbreimachine - die een cilinder (C) en een schijf (D) omvat - die is voorzien van één of meerdere garenselectiemechanismes waarbij de dubbel-jersey, dubbel-jacquard rondbreimachine geschikt is voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof volgens de werkwijze zoals beschreven door eender welke der aspecten 14 tot en met 22, of van een stof volgens eender welke der aspecten 23, 28 tot en met 35, of 37 tot en met 45; en waarbij: - elk garenselectiemechanisme voorzien is van een garendoorknipinrichting; - elk garenselectiemechanisme geconfigureerd is om op eender welke plaats in de dubbel-jersey gebreide stof een garenwissel uit te kunnen voeren.
Op een rondbreimachine volgens dit aspect van de huidige uitvinding kunnen dubbel-jersey gebreide stoffen volgens andere aspecten van de huidige uitvinding op een efficiënte manier gebreid worden.
Aspect 48: in een verder aspect omvat de huidige uitvinding een dubbel-jersey, enkeljacquard rondbreimachine - die een cilinder (C) en een schijf (D) omvat - die is voorzien van één of meerdere garenselectiemechanismes die geschikt is voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof volgens de werkwijze zoals beschreven door eender welke der aspecten 1 tot en met 12, of van een stof volgens eender welke der aspecten 13, 24 tot en met 27, of 29 tot en met 35; en waarbij: - elk garenselectiemechanisme voorzien is van een garendoorknipinrichting; - elk garenselectiemechanisme geconfigureerd is om op eender welke plaats in de dubbel-jersey gebreide stof een garenwissel uit te kunnen voeren.
Op een rondbreimachine volgens dit aspect van de huidige uitvinding kunnen dubbel-jersey gebreide stoffen volgens andere aspecten van de huidige uitvinding op een efficiënte manier gebreid worden.
Hoewel ongebruikelijk kan in eender welke der werkwijze aspecten 14 tot en met 22 waarbij een dubbel-jersey dubbel-jacquard rondbreimachine wordt gebruikt, de stoffen daardoor verkregen, of de stoffen beschreven in eender welk der aspecten 23, 28, 3745, alternatief de voorzijde van de stof worden gebreid op de dial en de achterzijde worden gebreid op de schijf. De respectievelijke aspecten kunnen volledig analoog aan de hoger beschreven aspecten door de vakman worden omgevormd, waarbij de respectievelijke patroongarens (302, 304, 306) op de dial worden ingebracht, gebreid en/of afgeknipt en waarbij het basis-garen (308) en/of mechanische garen (310) hoofdzakelijk op de cilinder wordt ingebracht, gebreid en/of afgeknipt naar analogie met de hoger beschreven aspecten. Ook de draairichting van de rondbreimachine is niet beperkend, maar wordt in alle voorbeelden en uitvoeringsvormen hierin beschreven ter vereenvoudiging weergegeven als in tegenwijzerzin (het breipatroon wordt gevolgd van links naar rechts). Volledig analoog kan de vakman de werking en de breipatronen omvormen zodat de rondbreimachine in wijzerzin kan draaien mocht dit nodig zijn.
In de volgende paragrafen wordt de werking van de snij-inrichting en de garenselector geïllustreerd voor patroongarens en mechanische garens. De werking gebeurt analoog voor bindgarens, mutatis mutandis. Voor het bespreken van de werking van de snij-inrichting en garenselector wordt hieronder als niet-limitatief voorbeeld de selectie van patroon- en/of mechanische garens op een dubbel jacuard rondbreimachine voorgesteld. De vakman begrijpt dat dergelijke systemen ook op een enkelvoudige jacquard rondbreimachine kunnen worden geïnstalleerd, waarbij de werking wordt afgesteld op de werkwijzes voor dergelijke toestellen zoals hierin beschreven. 1) het te selecteren patroon- of mechanische garen wordt door de gepaste garenselector gevoed aan de naalden op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor de start van de desbetreffende patrooneenheid, waarna het garen eerst door de naalden van de schijf (dial) voor het genoemde aantal steken wordt meegebreid op de achterzijde van de stof, daarna wordt het garen door de naalden van de cilinder meegebreid op de voorzijde van de stof om de patrooneenheid te vormen, en tenslotte wordt het garen door de naalden van de schijf (dial) opnieuw voor het genoemde aantal steken meegebreid op de achterzijde van de stof. Het aanbrengen of voeden van de garens door de garenselector kan tevens bijgestaan worden door de klem-eenheid van de snij-inrichting die het garen kan vastklemmen voor het inbrengen en daarna onmiddellijk loslaten eens het garen werd meegenomen door de naalden van de schijf; 2) het af te knippen garen wordt eens voorbij de desbetreffende patrooneenheid vervolgens door de garenselector tot bij de snij-inrichting gebracht, en het garen wordt vastgeklemd door de klem-eenheid en afgeknipt door de snij-eenheid. Typisch wordt hierbij een los eindje van een lengte van ongeveer 0.1 tot 5 cm lang, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang, en liefst ongeveer 1 cm lang gevormd, dat tussen de breisels van voor-en achterzijde wordt gestopt.
In een specifieke uitvoeringsvorm omvat de huidige uitvinding een dubbel-jersey gebreide stof (100), zoals getoond in Figuur 1. De dubbel-jersey gebreide stof (100) heeft een achterzijde (500) en een voorzijde (600), gebreid door één of meerdere patroongarens (302, 304, 306). De voorzijde (600) van de stof (100) wordt op de cilinder (C) gebreid en de achterzijde (500) van de stof (100) wordt op de schijf of dial (D) gebreid door een basisgaren (308). Tussen de voorzijde (600) van de stof (100) en de achterzijde (500) van de stof (100) bevindt zich een omsloten ruimte, de binnenkant (700) van de stof (100). In de binnenkant (700) van de stof (100) bevinden zich optioneel vuldraden (710) die voorzien zijn om volume te geven aan de stof (100). Dit verbetert de ventilatie van de stof (100) en doet de stof (100) zachter aanvoelen. De garens (302, 304, 306), waar een patrooneenheid (400) mee wordt gebreid op de voorkant (600) van de stof (100), worden ingebracht enkele steken voor de patrooneenheid (220), op de achterkant van de stof. De patroongarens (302, 304, 306), waar een patrooneenheid (400) mee wordt gebreid op de voorkant (600) van de stof (100), worden afgeknipt na enkele steken die na de patrooneenheid (400) op de achterkant van de stof worden gebreid. Deze garens (302, 304, 306) worden zo ingebracht en afgeknipt dat losse einden (820, 822) worden gecreëerd. Deze losse einden (820, 822) worden in de binnenkant (700) van de stof (100) gepositioneerd en/of vastgelegd opdat ze zich tussen de vuldraden (710) en de achterkant (500) van de stof (100) bevinden.
Het positioneren van de losse einden (820, 822) op deze manier kan voordelig zijn wanneer het uitsteken van de losse einden (820, 822) uit de achterkant (500) van de stof (100) ongewenst is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de achterkant (500) onderhevig is aan een significante schuifbelasting. Wanneer zo’n schuifbelasting aangrijpt op de losse einden (820, 822) zou de stof (100) beschadigd kunnen worden.
In een verdere specifieke uitvoeringsvorm omvat de huidige uitvinding een werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey stof volgens de huidige uitvinding alsook het breisel zelf, zoals weergegeven in de vorm van breipatroon (110) in Figuur 2. Het breipatroon (110) omvat instructies voor het breien van vier garens (300) op de schijf (D) en de cilinder (C) van een dubbel-jacquard, dubbel-jersey rondbreimachine. De achterzijde van de stof wordt op de schijf (D) gebreid en de voorzijde van de stof wordt op de cilinder (C) gebreid. De garens (300) worden onderverdeeld in twee types garen. Basis-garens (308) worden uitsluitend op de achterzijde van de stof (100) gebreid, behoudens in verbindingspunten (240) tussen de achterzijde (500) en de voorzijde (600) van de stof (100) in een patrooneenheid (400). In dit voorbeeld is de patrooneenheid (400) ontworpen als reliëfstof. Patroongarens (302, 304, 306) worden enkel gebreid op de voorzijde van de stof, behoudens een aantal, bijvoorbeeld drie, steken (220, 230) grenzend aan een patrooneenheid (400), die op de achterzijde van de stof worden gebreid. Deze enkele steken (220, 230) dienen als verankeringspunten tussen de voor- en achterzijde van de stof (100). De patroongarens (302, 304, 306) worden kort voor hun respectievelijke patrooneenheid (400) die wordt gebreid met het (de) respectievelijke garen(s) ingebracht door een garenselectiemechanisme, en ze worden kort na de desbetreffende patrooneenheid (400) afgeknipt door een snij-inrichting. Hierdoor ontstaan losse einden (830, 832). Het inbrengen en afknippen van de patroongarens (302, 304, 306) net voor en na de patrooneenheid (400), heeft verschillende positieve effecten. Ten eerste wordt minder patroongaren gebruikt, wat een significante materiaal- en kostenbesparing met zich mee brengt. Ten tweede wordt een doorschijneffect vermeden dat op zou kunnen treden wanneer de patroongarens (302, 304, 306) zwevend zijn over lange afstanden tussen de patrooneenheden (400). Ten derde kunnen lichtere breisels worden bekomen voor dezelfde kwaliteit.
In een verdere specifieke uitvoeringsvorm omvat de huidige uitvinding een breipatroon (111) zoals getoond in Figuur 3. Het breipatroon (111) omvat instructies voor het breien van drie garens (308, 310, 302). Twee garens, één basis-garen (308) en een mechanisch garen (310) worden alternerend op de achterzijde gebreid, behalve in verbindingspunten en hebben een verschillende elasticiteit. Zo wordt een stof bekomen die in een bepaald gebied (de mechanische eenheid) rekbaar is, en in een ander gebied niet of minder rekbaar. Men start met het breien van het basis-garen (308) op de dial (D) volgens de gekende dubbel-jersey techniek. Het mechanische garen (310) wordt enkele steken voor de mechanische eenheid (900) ingebracht en enkele steken samen met het basis-garen (308) gebreid op de dial, waarna het basis-garen wordt afgeknipt. Enkele steken voor het einde van de mechanische eenheid (900) wordt het basis-garen terug ingebracht en samen met het mechanische garen (310) gebreid op de schijf (dial), waarna het mechanische garen wordt afgeknipt. Daarna wordt verder gebreid met het basis-garen op de schijf (dial). Op de schijf (dial) wordt zo dus een continue lijn in het breisel gevormd, die afwisselend een basis-garen of een mechanisch garen bevat, slechts overlappend in enkele steken. De beide garens (308, 310) omvatten eveneens losse einden (831, 833), die tussen de voorzijde en achterzijde worden weggestopt. De voorzijde van het breisel wordt simultaan gebreid met bijvoorbeeld patroongarens (302, 304, 306) op de cilinder (C). Dit proces kan gecombineerd worden met een techniek waarbij patroongarens worden ingebracht en afgeknipt om het patroon te vormen zoals hoger beschreven.
In een specifieke uitvoeringsvorm omvat de huidige stof een breipatroon (112), gebreid op twee systemen (001, 002), voor het breien van drie of meer garens (308, 302, 304, 306). Een basis-garen (308) wordt in een eerste systeem op de schijf (D) van een dubbel-jersey, enkel-jacquard rondbreimachine gebreid, behoudens in verbindingspunten (240) waar een verbinding tussen de voorzijde en de achterzijde van de stof wordt gemaakt met behulp van basis-garen (308). Een eerste en een tweede patroongaren (302, 304) worden op de cilinder (C) van de rondbreimachine gebreid (Figuur 4). Patroongaren (302) wordt in patrooneenheid (401) gebreid en garen (304) wordt in daaropvolgende patrooneenheid (400) gebreid. Patroongaren (304) wordt ingebracht aan het begin van patrooneenheid (400) waarin het respectievelijke garen wordt gebreid. Patroongaren (302) wordt afgeknipt aan het einde van de voorliggende patrooneenheid (401). In de overgangsregio’s tussen de opeenvolgende patrooneenheden (400 en 401) wordt een bind-garen (312) gebreid samen met behulp van garens (302 en 304) ter vorming van dubbele steken met behulp van een plating techniek (Frans: vanisage). Het bind-garen kan eventueel een dunner garen zijn dan het patroongaren. Het begrip "dunner” zoals hier gebruikt betekent dat de bind-draad (312) een diameter heeft die bij voorkeur een kleiner is dan de patroongarens (302, 304) waar de bind-draad mee samen wordt gebreid. Een bind-draad (312) die ongeveer dezelfde diameter heeft dan patroongarens (302, 304) kan eveneens gebruikt worden. Op deze manier worden patroongarens (302, 304) mechanisch verankerd bij de overgang tussen twee patrooneenheden (401 en 400). Een gelijkaardig systeem kan gebruikt worden voor een verder patroongaren (306), waarmee een volgende patrooneenheid (402) wordt gebreidt.
In een verdere specifieke uitvoeringsvorm omvat de huidige uitvinding het begin van een patrooneenheid voorgesteld als breipatroon (113) in Figuur 5 voor een stof (100) volgens de huidige uitvinding. Het breipatroon omvat vier verschillende garens (308, 302, 304, 306), gebreid op twee systemen. Basis-garen (308) wordt op de achterzijde van de stof gebreid. Patroongaren (302) wordt op de voorzijde gebreid net voor een patrooneenheid die met behulp van een tweede patroongaren (304) wordt gebreid. Patroongarens (302) en (304) worden met elkaar verankerd met behulp van een bindgaren (312) dat samen met eerste patroongaren (302) wordt gebreid gedurende een aantal steken, bijvoorbeeld een drie-tal steken, voor het begin van de patrooneenheid die in het tweede patroongaren (304) wordt uitgevoerd. Het bind-garen (312) wordt eveneens samen met tweede patroongaren (304) gebreid in de eerste steken van de patrooneenheid die in patroongaren (304) wordt uitgevoerd. Het aantal steken is uiteraard niet beperkt te zien tot de hierin vernoemde aantal steken, maar kan bijvoorbeeld 1, 2, 3, 4, 5 of meer steken zijn zoals bijvoorbeeld 1 tot 10, 1 tot 20, of 1 tot 50 steken.
In een verdere specifieke uitvoeringsvorm wordt een combinatie weergegeven van verschillende hierboven opgenoemde aspecten en uitvoeringsvormen. In deze specifieke uitvoeringsvorm omvat de huidige uitvinding een breipatroon (140) voor een stof (100), zoals getoond in Figuur 6. De stof wordt gebreid met behulp van vier systemen (001, 002, 003, 004). Op systeem (001) wordt een basis-garen (308) gebreid op de schijf, behoudens in verbindingspunten die op de cilinder worden gebreid. In systemen (002, 003, 004) worden esthetische patroongarens (302a, 302b, 304, 306a, 306b) gebreid die vooral op de voorkant worden gebreid, behoudens in verankeringspunten die op de schijf worden gebreid. Het breipatroon (140) omvat instructies voor het breien van verschillende patrooneenheden (480, 481, 482, 483, 484, 485, 486) met behulp van verschillende garens (302a, 302b, 304, 306a, 306b). Patrooneenheid (480) wordt uitgevoerd in patroongaren (302a) en omvat een verankeringspunt (240) uitgevoerd in basis-garen (308). Patroongaren (302a) wordt niet afgeknipt na patrooneenheid (480) maar blijft zwevend tussen de cilinder en de schijf tot het opnieuw opgepikt wordt door de naalden van de cilinder in patrooneenheid (482). Patrooneenheid (481) wordt uitgevoerd in garen (306a). Patroongaren (306a) wordt enkel vastgelegd op de schijf met behulp van enkele, bijvoorbeeld twee, steken na het inbrengen van het garen en enkele, bijvoorbeeld twee, steken voor het afknippen van het patroongaren (306a). Patrooneenheid (482) wordt uitgevoerd in patroongaren (302a) en omvat één verbindingspunt dat is uitgevoerd in basis-garen (308). Patroongaren (302a) wordt na patrooneenheid (482) voor enkele, bijvoorbeeld twee, steken op de schijf gebreid en wordt vervolgens afgeknipt. Patrooneenheid (483) wordt in patroongaren (306b) uitgevoerd. Patroongaren (306b) wordt voor patrooneenheid (483) ingebracht, wordt enkele, bijvoorbeeld twee, steken voor en na patrooneenheid (483) op de schijf gebreid, en wordt vervolgens afgeknipt. Patrooneenheid (484) wordt uitgevoerd in patroongaren (302b). Patroongaren (302b) wordt voor patrooneenheid (484) ingebracht, enkele, bijvoorbeeld twee, steken voor patrooneenheid (484) op de schijf gebreid. Na patrooneenheid (484) is patroongaren (302b) zwevend tussen de cilinder en de schijf, behoudens in verbindingspunten op de schijf. Patrooneenheid (485) wordt uitgevoerd in een derde patroongaren (304). Derde patroongaren (304) wordt voor patrooneenheid (485) ingebracht, wordt enkele, bijvoorbeeld twee, steken voor en na patrooneenheid (485) op de schijf gebreid, en is na patrooneenheid (485) zwevend tussen de cilinder en de schijf, of kan worden afgeknipt. Patrooneenheid (486) wordt in patroongaren (302b) uitgevoerd. In dit voorbeeld zijn patroongarens 302a en 302b verschillende delen van hetzelfde garen. Ook de tweede patroongarens 306a en 306b zijn verschillende delen van hetzelfde garen. Alternatief kunnen de eerste, tweede en derde patroongarens ook telkens uit een ander type (kleur, vorm, dikte, afwerking,...) patroongaren worden opgebouwd. Het aantal steken is uiteraard niet beperkt te zien tot de hierin vernoemde aantal steken, maar kan bijvoorbeeld 1, 2, 3, 4, 5 of meer steken zijn zoals bijvoorbeeld 1 tot 10, 1 tot 20, of 1 tot 50 steken.
In een verdere specifieke uitvoeringsvorm omvat de huidige uitvinding het begin van een patrooneenheid voorgesteld als breipatroon (114) in Figuur 7 voor een stof (100) volgens de huidige uitvinding. Het breipatroon omvat drie verschillende garens (308, 302, 304), gebreid op twee systemen. Basis-garen (308) wordt op de achterzijde van de stof gebreid, behoudens in verbindingspunten (240, 242) aan de overgang tussen een eerste gebied waar op de voorzijde van de stof met behulp van patroongaren (302) wordt gebreid, en een tweede gebied waar op de voorzijde van de stof met behulp van garen (304) wordt gebreid. Verbindingspunten (241, 242) zorgen voor de verankering van garens (302) en garen (304).
In een verdere specifieke uitvoeringsvorm omvat de huidige uitvinding een breipatroon (117) voor het breien van een stof (100) met behulp van vier garens (300), gebreid met behulp van vier systemen. Eerste basis-garen (308) wordt enkel op de schijf (D) gebreid, behoudens in verbindingspunten (240, 242). Een tweede patroongaren (302) wordt enkel op de cilinder (C) gebreid in een patrooneenheid (400) die in dit tweede garen uitgevoerd wordt. Patroongaren (302) wordt ingebracht aan het begin van patrooneenheid (400), en wordt afgeknipt na het einde van patrooneenheid (400). Een ander, tweede, patroongaren (304) wordt in voor en achterliggende patrooneenheden (resp. 401 en 402) zowel op de cilinder (C) als op de schijf (D) gebreid. In patrooneenheid (400) wordt het tweede patroongaren (304) enkel op de schijf (D) gebreid. Een verder patroongaren (306) kan op dezelfde manier worden gebreid als het derde garen (302), doch op een ander breisysteem (cf. Figuur 8).
In een verdere specifieke uitvoeringsvorm omvat de huidige uitvinding een breipatroon (118) voor het breien van een stof (100) met behulp van minstens 2 garens (300), gebreid met behulp van minstens 2 breisystemen. Eerste basis-garen (308) wordt enkel op de schijf (D) gebreid, behoudens in verbindingspunten (240, 241). Een tweede patroongaren (304) wordt ingebracht voor het begin van een patrooneenheid (400) die in dat respectievelijke patroongaren (304) uitgevoerd wordt. Dit patroongaren (304) wordt in de desbetreffende patrooneenheid (400) zowel op de voorzijde (600) als op de achterzijde (500) van de stof gebreid en wordt na de patrooneenheid afgeknipt (cf. Figuur 9). Tweede patroongaren (302) en eventueel derde patroongaren (306) worden enkel op de voorkant van de stof gebreid indien drie of vier breisystemen worden gebruikt.
In een verdere specifieke uitvoeringsvorm omvat de huidige uitvinding een breipatroon (119) voor het breien van een stof (100) met behulp van vier garens (300), gebreid met behulp van vier breisystemen. Basis-garen (308) wordt enkel op de schijf (D) gebreid, behoudens in verbindingspunten (240, 242). Patroongaren (302) wordt enkel op de cilinder (C) gebreid in een patrooneenheid (400) die in dit tweede garen uitgevoerd wordt. Deze partooneenheid wordt voorafgegaan door een eerste patrooneenheid (401) en gevolgd door een derde patrooneenheid (402). Patroongaren (302) is zwevend tussen de voorzijde (600) en de achterzijde (500) van de stof in de voorafgaande (eerste) patrooneenheid (401) en de daaropvolgende (derde) patrooneenheid (402) die niet in het patroongaren (302) worden uitgevoerd. Alternatief kan het patroongaren (302) voor de patrooneenheid (400) worden ingebracht en kan het na de eerste patrooneenheid (401) worden afgeknipt naar analogie met de uitvoeringsvorm beschreven in Figuur 8. Een ander patroongaren (304) wordt bijvoorbeeld ingebracht aan het begin van eerste patrooneenheid (401), en wordt afgeknipt na het einde van derde patrooneenheid (402) en wordt in voor en achterliggende patrooneenheden (resp. 401 en 402) zowel op de cilinder (C) als op de schijf (D) gebreid. In de eerste patrooneenheid (400) wordt het derde garen (304) enkel op de schijf (D) gebreid. Een derde patroongaren (306) kan op dezelfde manier gebreid worden als het derde garen (302), op een ander breisysteem (cf. Figuur 10).

Claims (46)

  1. Conclusies (hertvpte versie')
    1. Een werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof (100) op een dubbel-jersey, enkelvoudige jacquard rondbreimachine, waarbij de stof een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft, omvattende de volgende stappen: - het breien van de voorzijde (600) van de stof (100) op de cilinder (C) en het breien van de achterzijde (500) van de stof (100) op de schijf (D); - het breien van een basis-garen (308) op de achterzijde (500) van de stof (100), behoudens in verbindingspunten (240, 242) waar het basis-garen (308) op de voorzijde (600) van de stof (100) wordt gebreid; met het kenmerk dat de werkwijze verder de volgende stappen omvat; - het inbrengen van een patroongaren (302) in de stof voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke patroongaren (302) uitgevoerd wordt; - het breien van het patroongaren (302) in de patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof; - het afknippen van het patroongaren (302) na de patrooneenheid (400).
  2. 2. Een werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof op een dubbel-jersey, enkelvoudige jacquard rondbreimachine; waarbij de stof een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: - het breien van voorzijde (600) van de stof (100) op de cilinder (C); - het breien van de achterzijde (500) van de stof (100) op de schijf (D); - het breien van een basis-garen (308) op de achterzijde (500) van de stof (100), behoudens in verbindingspunten (240, 242); - het breien van het basis-garen (308) op de voorzijde (600) van de stof (100) in de verbindingspunten (240,242); met het kenmerk dat de stof een patroongaren (304) omvat waarbij de werkwijze verder de volgende stappen omvat: - het inbrengen van het patroongaren (304) voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke garen (304) uitgevoerd wordt; - het breien van het patroongaren (304) in de patrooneenheid (400) zowel op de voorzijde (600) als op de achterzijde (500) van de stof; - het afknippen van het patroongaren (304) na de patrooneenheid (400) uitgevoerd in dat garen.
  3. 3. Een werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof op een dubbel-jersey, enkelvoudige jacquard rondbreimachine; waarbij de stof een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: - het breien van voorzijde (600) van de stof (100) op de cilinder (C); - het breien van de achterzijde (500) van de stof (100) op de schijf (D); - het breien van een basis-garen (308) op de achterzijde (500) van de stof (100),BE2014/5133 behoudens in verbindingspunten (240, 242); - in de verbindingspunten, het breien van het basis-garen (308) op de voorzijde van de stof; met het kenmerk dat de stof een eerste patroongaren (302), een tweede patroongaren (304), en een derde patroongaren (306) omvat, waarbij de werkwijze verder de volgende stappen omvat: - het breien van het eerste patroongaren (302) enkel op de voorzijde (600) van de stof in een eerste patrooneenheid (400) uitgevoerd in het eerste patroongaren (302); - het eerste patroongaren (302) ofwel laten zweven tussen de voorzijde (600) en de achterzijde (500) van de stof in de zones die niet in het eerste patroongaren (302) worden uitgevoerd, met name een tweedepatrooneenheid (401) voorafgaand aan de eerste patroonheid (400) en in een derde patrooneenheid (402) volgend op eerste patroonheid (400); ofwel inbrengen voor de eerste patrooneenheid (400) die wordt uitgevoerd in het eerste patroongaren (302), op de voorzijde breien in de eerste patrooneenheid (400), en afknippen na de eerste ..... patrooneenheid; - het tweede patroongaren (304) inbrengen voor de eerste patrooneenheid (401) die in het tweede patroongaren (304) uitgevoerd wordt; - het tweede patroongaren (304) in de tweede patrooneenheid (401) op zowel de voorzijde (600) als de achterzijde (500) van de stof breien; - het tweede patroongaren (304) tussen in de eerste patrooneenheid (400) op de achterzijde (500) van de stof (100) breien; - het tweede patroongaren (304) in de derde patrooneenheid (402) op zowel de voorzijde (600) als op de achterzijde (500) van de stof (100) breien; - het tweede patroongaren (304) na de derde patrooneenheid (402) afknippen; - het derde patroongaren (306) breien op een identieke wijze als het eerste patroongaren (302).
  4. 4. De werkwijze volgens eender welke der conclusies 1 tot en met 3, waarbij de werkwijze additioneel het meebreien omvat van een bindgaren (312) op de cilinder (C), samen met de respectievelijke patroongarens (302, 304, 306) op de voorzijde (600) van de stof (100).
  5. 5. Een werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof (100) op een dubbel-jersey, enkelvoudige jacquard rondbreimachine; opdat de stof een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: - het breien van voorzijde (600) van de stof (100) op de cilinder (C); - het breien van de achterzijde (500) van de stof (100) op de schijf (D); - het breien van een basis-garen (308) op de achterzijde (500) van de stof (100), behoudens in verbindingspunten (240); - het breien van het basis-garen (308) in verbindingspunten op de voorzijde BE2014/5133 (600) van de stof (100); met het kenmerk dat de stof een eerste patroongaren (302), een tweede patroongaren (304), en een bindgaren (312) omvat; waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat - het bindgaren (312) inbrengen op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een eerste patrooneenheid (400); - het bindgaren (312) voor het begin van de eerste patrooneenheid (400) op de voorzijde van de stof breien gedurende het hiervoor vermelde aantal steken, samen met het eerste patroongaren (302) dat voor het begin van de eerste patrooneenheid (400), in een voorgaande patrooneenheid (401) op de voorzijde (600) van de stof (100) wordt gebreid; - het eerste patroongaren (304) inbrengen bij het begin van de eerste patrooneenheid (400) en het tweede patroongaren (302) wordt afgeknipt; - het bindgaren (312) na het begin van de eerste patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof (100) breien, samen met het tweede patroongaren (304) dat in de voorgaande patrooneenheid (401) op de voorzijde van de stof wordt gebreid; - het bindgaren (312) na het einde van de eerste patrooneenheid (400) op de voorzijde van de stof breien gedurende het hiervoor vermelde aantal steken, samen met het eerste patroongaren (304) dat na het einde van eerste patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof (100) wordt gebreid; - het bindgaren (312) vervolgens afknippen opdat de losse einden van het bindgaren (312) 0.1 tot 5 cm lang zijn, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang zijn, en liefst ongeveer 1 cm lang zijn.
  6. 6. Werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof (100) die een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; die een eerste patroongaren (302), en optioneel een tweede patroongaren (304) en een derde patroongaren (306) omvat; waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: - het breien van een basis-garen (308) op de achterzijde (500) van de stof (100), behoudens in verbindingspunten (240) waar het basis-garen (308) op de voorzijde (600) van de stof (100) wordt gebreid; - het breien van de stof op een dubbel-jersey, dubbel-jacquard rondbreimachine die een cilinder (C) en een schijf (D) heeft, waarbij de naalden van de cilinder (C) zijn voorzien voor het breien van de voorzijde (F) van de stof en de naalden van de schijf (D) zijn voorzien voor het breien van de achterzijde (B) van de stof; met het kenmerk dat de werkwijze de volgende stappen omvat: - het eerste patroongaren (302) inbrengen op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1,2, of 3 steken voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke eerste patroongaren (302) uitgevoerd wordt en voor het begin van de patrooneenheid (400) op de achterzijde van de stof (100) wordt gebreid met het hiervoorBE2014/5133 vermelde aantal steken; - het eerste patroongaren (302) vervolgens in de patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof breien; - het eerste patroongaren (302) na de patrooneenheid (400) op de achterzijde (500) van de stof (100) breien met 1 -tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken na het einde van een patrooneenheid (400); en - het eerste patroongaren (302) vervolgens afknippen; - optioneel het tweede patroongaren (304) en het derde patroongaren (306) op een gelijkaardige manier breien in en rond de patrooneenheden die uitgevoerd worden in deze respectievelijke garens zoals voor het eerste patroongaren (302) beschreven.
  7. 7. De werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 6 met het kenmerk dat het breiproces ten minste één patrooneenheid omvat die bestaat uit meer dan 12 naalden.
  8. 8. De werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 7 met het kenmerk dat de stof een niet-omkeerbare enkelzijdig ontworpen gebreide stof is waarop het gewenste ontwerp aan de voorzijde van de stof wordt gebreid.
  9. 9. De werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 8 waarbij het ontwerp van de voorzijde (F) van de stof die wordt gebreid ten minste één gebied van reliëfstof omvat.
  10. 10. De werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 9 met het kenmerk dat de losse einden (830, 832) van garens 0.1 tot 5 cm lang zijn, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang zijn, en liefst ongeveer 1 cm lang zijn.
  11. 11. De werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 10 met het kenmerk dat de werkwijze de volgende stap omvat: het voorzien van één of meerdere vuldraden die worden ingelegd tussen de voorzijde en de achterzijde van de dubbel-jersey gebreide stof.
  12. 12. De werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 11 met het kenmerk dat de werkwijzen de volgende stap omvat: het inbrengen van losse einden (830, 832) van garens tussen de achterkant (500) en de voorkant (600) van het breisel.
  13. 13. De werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 12 voor het breien van een matrastijk. .
  14. 14. Een stof vervaardigd door de werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 13.
  15. 15. Werkwijze voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof op een dubbel-jacquard rondbreimachine; die een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; die een basis-garen (308), een mechanisch garen (310), en een patroongaren (302) omvat; met het kenmerk dat de werkwijze de volgende stappen omvat - het breien van een patroongaren (302) op de voorzijde (600) van de stof; - het mechanische garen (312) inbrengen op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een mechanische eenheid (900) die in het respectievelijke BE2014/5133 mechanische garen uitgevoerd wordt; - het mechanische garen (362) voor het begin van de mechanische eenheid (900) op de achterzijde van de stof breien met het hiervoor vermelde aantal steken, samen met het basis-garen (308); - het mechamsche garen (312) in de-mechanische eenheid (900) breien op de achterzijde van de stof, behoudens in verbindingspunten waar het op de voorzijde van de stof wordt gebreid; - het mechanische garen (312) na de mechanische eenheid (900) die in het respectievelijke mechanische garen uitgevoerd wordt, op de achterzijde van de stof breien gedurende 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken, samen met het basis-garen (308); en - het mechanische garen (312) vervolgens afknippen.
  16. 16. De werkwijze volgens conclusie 15, die het breien met een tweede patroongaren (304) omvat, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: - het tweede patroongaren (304) inbrengen op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1,2, of 3 steken voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke tweede patroongaren (304) uitgevoerd wordt en voor het begin van de patrooneenheid (400) op de achterzijde van de stof wordt gebreid met het hiervoor vermelde aantal steken; - het tweede patroongaren (304) vervolgens in de patrooneenheid (400) op de voorzijde van de stof breien; - het tweede patroongaren (304) na de patrooneenheid (400) op de achterzijde van de stof breien met 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken na het einde van de patrooneenheid; - het tweede patroongaren (304) vervolgens afknippen.
  17. 17. De werkwijze volgens één der conclusies 15 tot en met 16 met het kenmerk dat het breiproces een patrooneenheid en/of een mechanische eenheid omvat die bestaat uit meer dan 12 naalden.
  18. 18. De werkwijze volgens één der conclusies 15 tot en met 17 met het kenmerk dat de stof een niet-omkeerbare enkelzijdig ontworpen gebreide stof is, en waarin de werkwijze de volgende stap omvat: het breien van het gewenste ontwerp aan de voorzijde van de stof wordt gebreid.
  19. 19. De werkwijze volgens één der conclusies 15 tot en met 18 waarbij de werkwijze de volgende stap omvat: het breien van een ontwerp op de voorzijde (F) van de stof, waarbij het ontwerp ten minste één gebied van reliëfstof omvat.
  20. 20. De werkwijze volgens één der conclusies 15 tot en met 19 met het kenmerk dat de losse einden 0.1 tot 5 cm lang zijn, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang zijn, en liefst ongeveer 1 cm lang zijn.
  21. 21. De werkwijze volgens één der conclusies15 tot en met 20 met het kenmerk dat de werkwijze de volgende stap omvat: het inleggen van één of meerdere vuldraden ingelegd tussen de voorzijde en de achterzijde van de dubbel-jersey gebreide stof.
  22. 22. De werkwijze volgens één der conclusies 15 tot en met 21 met het kenmerk dat deBE2014/5133 werkwijze de volgende stap omvat: het inbrengen van de losse einden tussen de achterkant en de voorkant van het breisel.
  23. 23. De werkwijze volgens één der conclusies 15 tot en met 22 voor het breien van een matrastijk. 24. «Een stof vervaaröigd-doon-de werkwijze volgens één der conclusies 15 tot en met 23.
  24. 25. Een dubbel-jersey gebreide stof (100) die een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - waarbij de stof een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) is gebreid, behoudens in verbindingspunten (240, 242) waar het basisgaren (308) op de voorzijde (600) van de stof (100) is gebreid; met het kenmerk dat de stof een patroongaren (302) omvat waarbij: - het patroongaren (302) ingebracht is voor het begin van een patrooneenheid (401) die in het patroongaren (302) uitgevoerd is; - het patroongaren (302) in de patrooneenheid die is uitgevoerd in dat garen (400) op de voorzijde (600) van de stof is gebreid; - het patroongaren (302) na de patrooneenheid (400) uitgevoerd in dat garen (302)is afgeknipt. '
  25. 26. Een dubbel-jersey gebreide stof - waarbij de stof een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - waarbij de stof een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) gebreid is, behoudens in verbindingspunten (240, 242) waar het basis-garen (308) op de voorzijde van de stof gebreid is; met het kenmerk dat de stof een patroongaren (304) omvat waarbij: - het patroongaren (304) ingebracht is voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke garen (304) uitgevoerd wordt; - het patroongaren (304) in de patrooneenheid (400) zowel op de voorzijde (600) als op de achterzijde (500) van de stof is gebreid; - het patroongaren (304) na de patrooneenheid (400) uitgevoerd in dat garen is afgeknipt.
  26. 27. Een dubbel-jersey gebreide stof - die een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - waarbij de stof een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) is gebreid, behoudens in verbindingspunten (240, 242) waar het basis-garen (308) op de voorzijde van de stof is gebreid; met het kenmerk dat de stof een eerste patroongaren (302), een tweede patroongaren (304), en een derde patroongaren (306) omvat, waarbij: - het eerste patroongaren (302) enkel op de voorzijde (600) van de stof is gebreid in een eerste patrooneenheid (400) uitgevoerd in het eerste patroongaren (302); - het eerste patroongaren (302) of zwevend is tussen de voorzijde (600) en de achterzijde (500) van deBE2014/5133 stof in de zones die niet in het eerste patroongaren (302) zijn uitgevoerd, met name een tweede patrooneenheid (401) voorafgaand aan de eerste patroonheid (400) en in een derde patrooneenheid (402) volgend op eerste patroonheid (400); of het -eerste patroongaren (302) ingébracht is voor de eerste patrooneenheid (400) die is uitgevoerd in het eerste patroongaren (302), op de voorzijde is gebreid in de eerste patrooneenheid (400), en is afgeknipt na de eerste patrooneenheid; - het tweede patroongaren (304) ingebracht is voor de eerste patrooneenheid (401) die in het tweede patroongaren (304) uitgevoerd is; - het tweede patroongaren (304) in de tweede patrooneenheid (401) op zowel de voorzijde (600) als de achterzijde (500) van de stof is gebreid; - het tweede patroongaren (304) tussen in de eerste patrooneenheid (400) op de achterzijde (500) van de stof (100) gebreid is; - het tweede patroongaren (304) in de derde patrooneenheid (402) op zowel de voorzijde (600) als op de achterzijde (500) van de stof (100) is gebreid; - het tweede patroongaren (304) na de derde patrooneenheid (402) afgeknipt is; - het derde patroongaren (306) is gebreid op een identieke wijze als het eerste patroongaren (302).
  27. 28. Een dubbel-jersey gebreide stof (100) volgens eender welke der conclusies 25 tot en met 27, waarbij additioneel een bindgaren (312) meegebreid is samen met de respectievelijke patroongarens (302, 304, 306) op de voorzijde (600) van de stof (100).
  28. 29. Een dubbel-jersey gebreide stof (100) - waarbij de stof een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - waarbij de stof een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) is gebreid, behoudens in verbindingspunten (240) waar het basisgaren (308) op de voorzijde (600) van de stof (100) is gebreid; met het kenmerk dat de stof een eerste patroongaren (302), een tweede patroongaren (304), en een bindgaren (312) omvat; waarbij - het bindgaren (312) ingebracht is op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een patrooneenheid (400); - het bindgaren (312) voor het begin van de patrooneenheid (400) op de voorzijde van de stof is gebreid gedurende het hiervoor vermelde aantal steken, samen met het eerste patroongaren (302) dat voor het begin van de patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof (100) is gebreid; - het tweede patroongaren (304) wordt ingebracht bij het begin van patrooneenheid (400) en het eerste patroongaren (302) is afgeknipt; - het bindgaren (312) na het begin van de patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof (100) is gebreid, samen met het tweede patroongaren (304) dat in de vernoemde patrooneenheid op de voorzijde van de stof is gebreid; - het bindgaren (312) na het einde van de patrooneenheid (400) op de voorzijde BE2014/5133 van de stof is gebreid gedurende het hiervoor vermelde aantal steken, samen met het tweede patroongaren (304) dat na het einde van vernoemde patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof (100) is gebreid; - het bindgaren (312) en het eerste patroongaren (302) vervolgens zijn afgeknipt opdat de- losse einden van het bindgaren (312) en het eerste patroongaren (302) 0.1 tot 5 cm lang zijn, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang zijn, en liefst ongeveer 1 cm lang zijn.
  29. 30. Een dubbel-jersey gebreide stof (100): - die een voorzijde (600) en een achterzijde (500) heeft; - die een basis-garen (308) omvat dat op de achterzijde (500) van de stof (100) is gebreid, behoudens in verbindingspunten (240) waar het basis-garen (308) op de voorzijde (600) van de stof (100) is gebreid; - die een eerste patroongaren (302), en optioneel een tweede patroongaren (304) en een derde patroongaren (306) omvat; met het kenmerk dat - het eerste patroongaren (302) ingebracht is op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1,2, of 3 steken voor het begin van een'patrooneenheid (400) die in het respectievelijke patroongaren (302) uitgevoerd is, en op de achterzijde van de stof (100) is gebreid voor het begin van de patrooneenheid (400) met het hiervoor vermelde aantal steken; - het eerste patroongaren (302) vervolgens in de patrooneenheid (400) op de voorzijde (600) van de stof is gebreid; - het eerste patroongaren (302) na een patrooneenheid (400) op de achterzijde (500) van de stof (100) is gebreid met 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken na het einde van een patrooneenheid (400); en - het eerste patroongaren (302) vervolgens afgeknipt wordt; - optioneel het tweede patroongaren (304) en het derde patroongaren (306) op een gelijkaardige manier gebreid worden in en rond de patrooneenheden die uitgevoerd worden in deze respectievelijke garens zoals voor het eerste patroongaren (302) beschreven.
  30. 31. De stof volgens één der conclusies 25 tot en met 30 met het kenmerk dat de stof ten minste één patrooneenheid omvat die bestaat uit meer dan 12 naalden.
  31. 32. De stof volgens één der conclusies 25 tot en met 31 met het kenmerk dat de stof een niet-omkeerbare enkelzijdig ontworpen gebreide stof is waarop het gewenste ontwerp aan de voorzijde van de stof wordt gebreid.
  32. 33. De stof volgens één der conclusies 25 tot en met 32 waarbij het ontwerp van de voorzijde (F) van de stof die is gebreid ten minste één gebied van reliëfstof omvat.
  33. 34. De stof volgens één der conclusies 25 tot en met 33 met het kenmerk dat de losse einden (830, 832) van garens 0.1 tot 5 cm lang zijn, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang zijn, en liefst ongeveer 1 cm lang zijn.
  34. 35. De stof volgens één der conclusies 25 tot en met 34 met het kenmerk dat de stof BE2014/5133 één of meerdere vuldraden omvat die ingelegd zijn tussen de voorzijde en de achterzijde van de dubbel-jersey gebreide stof.
  35. 36. De stof volgens één der conclusies 25 tot en met 35 met het kenmerk dat de losse einden (830, 832) van garens tussen de achterkant (500) en de voorkant (600) van de stof zijn ingebracht.
  36. 37. Een matrastijk die een stof volgens één der conclusies 25 tot en met 36 omvat.
  37. 38. Een stof die een basis-garen (308), een mechanisch garen (310), een patroongaren (302); met het kenmerk dat - het patroongaren (302) op de voorzijde (600) van de stof gebreid is; - het mechanische garen (312) ingebracht is op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1,2, of 3 steken voor het begin van een mechanische eenheid (900) die in het respectievelijke mechanische garen uitgevoerd is; - het mechanische garen (362) voor het begin van de mechanische eenheid (900) op de achterzijde van de stof gebreid is met het hiervoor vermelde aantal steken, samen met het basis-garen (308); - het mechanische garen (312) in de mechanische eenheid (900) op de achterzijde van de stof gebreid is, behoudens in verbindingspunten waar het op de voorzijde van de stof is gebreid; - het mechanische garen (312) na de mechanische eenheid (900) die in het respectievelijke mechanische garen uitgevoerd is, op de achterzijde van de stof gebreid is gedurende 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken, samen met het basis-garen (308); en - het mechanische garen (312) vervolgens afgeknipt is.
  38. 39. De stof volgens conclusie 38 die een tweede patroongaren (304) omvat, waarbij - het tweede patroongaren (304) ingebracht is op een positie van 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken voor het begin van een patrooneenheid (400) die in het respectievelijke tweede patroongaren (304) uitgevoerd is en voor het begin van de patrooneenheid (400) op de achterzijde van de stof gebreid is met het hiervoor vermelde aantal steken; - het tweede patroongaren (304) vervolgens in de patrooneenheid (400) op de voorzijde van de stof gebreid is; - het tweede patroongaren (304) na de patrooneenheid (400) op de achterzijde van de stof gebreid is met 1 tot 50, bij voorkeur 1 tot 20, meer bij voorkeur 1 tot 10 en liefst 1, 2, of 3 steken na het einde van de patrooneenheid; - het tweede patroongaren (304) vervolgens afgeknipt is.
  39. 40. De stof volgens één der conclusies 38 tot en met 39 met het kenmerk dat de stof een patrooneenheid en/of een mechanische eenheid omvat die bestaat uit meer dan 12 naalden.
  40. 41. De stof volgens één der conclusies 38 tot en met 40 met het kenmerk dat de stofBE2014/5133 een niet-omkeerbare enkelzijdig ontworpen gebreide stof is waarop het gewenste ontwerp aan de voorzijde van de stof is gebreid.
  41. 42. De stof volgens één der conclusies 38 tot en met 41 waarbij het ontwerp van de voorzijde (F) van de stoften minste één gebied van reiiëfstof omvat.
  42. 43. De stof volgens één der conclusies 38 tot en met 42 met het kenmerk dat de losse einden 0.1 tot 5 cm lang zijn, bij voorkeur 0.5 cm tot 2.5 cm lang zijn, en liefst ongeveer 1 cm lang zijn.
  43. 44. De stof volgens één der conclusies 38 tot en met 43 met het kenmerk dat de stof van één of meerdere vuldraden is voorzien die zijn ingelegd tussen de voorzijde en de achterzijde van de stof.
  44. 45. De stof volgens één der conclusies 38 tot en met 44 met het kenmerk dat de losse einden tussen de achterkant en de voorkant van het breisel zijn ingebracht.
  45. 46. Een matrastijk die een stof volgens één der conclusies 38 tot en met 45 omvat.
  46. 47. Een dubbel-jersey, dubbel-jacquard rondbreimachine - die een cilinder (C) en een schijf (D) omvat - die is voorzien van één of meerdere garenselectiemechanismes waarbij de dubbel-jersey, dubbel-jacquard rondbreimachine geschikt is voor het breien van een dubbel-jersey gebreide stof volgens eender welke der conclusies 24, of 30 tot en met 37, of van een dubbel-jersey gebreide stof gemaakt volgens de werkwijze uit eender welke der conclusies 15 tot en met 23; en waarbij: - elk garenselectiemechanisme voorzien is van een garendoorknipinrichting; - elk garenselectiemechanisme geconfigureerd is om op eender welke plaats in de dubbel-jersey gebreide stof een garenwissel uit te kunnen voeren.
BE2014/5133A 2014-12-19 2014-12-19 Dubbel-jersey gebreide stof met garenselectie BE1022320B1 (nl)

Priority Applications (10)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/5133A BE1022320B1 (nl) 2014-12-19 2014-12-19 Dubbel-jersey gebreide stof met garenselectie
MX2017007783A MX2017007783A (es) 2014-12-19 2015-12-18 Tela de punto jersey doble con seleccion de hilos.
KR1020177019579A KR102501846B1 (ko) 2014-12-19 2015-12-18 얀 선택이 구비된 더블 저지 니트 직물
BR112017012959-0A BR112017012959B1 (pt) 2014-12-19 2015-12-18 Método para tricotar um tecido, tecido tricotado jersey duplo, forro de colchão, método para produzir um tecido, tecido tricotado em uma máquina de tricotar circular jersey duplo, jacquard duplo, e, jacquard simples
PCT/EP2015/080442 WO2016097267A1 (en) 2014-12-19 2015-12-18 Double jersey knitted fabric with yarn selection
US15/537,515 US10662558B2 (en) 2014-12-19 2015-12-18 Double jersey knitted fabric with yarn selection
EP15820489.1A EP3234238A1 (en) 2014-12-19 2015-12-18 Double jersey knitted fabric with yarn selection
TW104142818A TWI743030B (zh) 2014-12-19 2015-12-18 雙面平針針織織物、床墊布、針織雙面平針針織織物之方法、針織床墊布之方法、及圓編機
CN201580076567.XA CN107223169B (zh) 2014-12-19 2015-12-18 利用纱线选择的双面平针针织织物
CA2971274A CA2971274C (en) 2014-12-19 2015-12-18 Double jersey knitted fabric with yarn selection

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/5133A BE1022320B1 (nl) 2014-12-19 2014-12-19 Dubbel-jersey gebreide stof met garenselectie

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1022320B1 true BE1022320B1 (nl) 2016-03-16

Family

ID=52736789

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2014/5133A BE1022320B1 (nl) 2014-12-19 2014-12-19 Dubbel-jersey gebreide stof met garenselectie

Country Status (10)

Country Link
US (1) US10662558B2 (nl)
EP (1) EP3234238A1 (nl)
KR (1) KR102501846B1 (nl)
CN (1) CN107223169B (nl)
BE (1) BE1022320B1 (nl)
BR (1) BR112017012959B1 (nl)
CA (1) CA2971274C (nl)
MX (1) MX2017007783A (nl)
TW (1) TWI743030B (nl)
WO (1) WO2016097267A1 (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1022320B1 (nl) * 2014-12-19 2016-03-16 Lava, Besloten Vennootschap Met Beperkte Aansprakelijkheid Dubbel-jersey gebreide stof met garenselectie
EP3441510A1 (en) * 2017-08-11 2019-02-13 Terrot GmbH Method for producing a double knit fabric on a circular double jersey knitting machine
CN108894033A (zh) * 2018-05-30 2018-11-27 李建强 一种隐形针织运动面料
EP3640383B1 (de) * 2018-10-16 2022-11-30 medi GmbH & Co. KG Gestrickteil
CN110863287A (zh) * 2019-12-26 2020-03-06 昆山五洲加晟服饰有限公司 一种超轻成形双面针织校服面料及其编织方法
US20220018046A1 (en) * 2020-07-20 2022-01-20 TanMeOn GmbH Uv-a and uv-b permeable fabric
US11708651B2 (en) * 2021-05-05 2023-07-25 Pai Lung Machinery Mill Co., Ltd. Method for knitting and forming weft-knitted fabric with varying thickness by flat knitting machine and weft-knitted fabric thereof
CN114000251B (zh) * 2021-11-05 2023-01-13 嘉兴市蒂维时装有限公司 一种全成型侧缝仿手缝装饰线的编织方法及其组织和织物
CN114351339B (zh) * 2022-01-11 2022-09-06 泉州领布机械科技有限公司 一种单、双面毛绒互换编织工艺
JP7379623B1 (ja) 2022-09-07 2023-11-14 株式会社ノリタケ ダブルニット編地およびダブルニット編地を生産する方法

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1769856A (en) * 1925-05-22 1930-07-01 Scott & Williams Inc Spliced knit fabric and method of knitting the same
GB727394A (en) * 1950-11-06 1955-03-30 Kendall & Co Improvements in the toes of stockings and the like and a method and machine for producing them
US2961858A (en) * 1956-12-17 1960-11-29 Wildman Jacquard Co Yarn feeder and clamp and cutter for knitting machine
US3006173A (en) * 1956-03-27 1961-10-31 Floyd R Shoaf Yarn clamping and cutting means and method for knitting machines
FR2343846A1 (fr) * 1976-03-08 1977-10-07 Asa Sa Dispositif de coupe et de retenue du fil pour metier a tricoter circulaire
US5943883A (en) * 1995-09-21 1999-08-31 Sipra Patententwicklungs U. Beteiligungsgesellschaft Mbh Circular knitting machine
US6058742A (en) * 1997-10-07 2000-05-09 Jumberca, S.A. Circular knitting machine for knitted fabrics

Family Cites Families (19)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1451897A (en) * 1973-01-10 1976-10-06 Iws Nominee Co Ltd Knitting
GB1583348A (en) * 1976-12-01 1981-01-28 Wildt Mellor Bromley Ltd Method of knitting
JPS61266650A (ja) * 1985-05-17 1986-11-26 栄レ−ス株式会社 ピコツトを有する編組レ−スの製法
ES2006232A6 (es) * 1987-12-04 1989-04-16 Jumberca Sa Sistema para listar en una maquina circular de genero de punto.
US5422153A (en) * 1993-06-25 1995-06-06 Marumiya Shoko Co., Ltd. Weft knitted composite fabric
DE19511949B4 (de) * 1995-03-31 2009-10-15 Sipra Patententwicklungs- Und Beteiligungsgesellschaft Mbh Strickmaschine und Fadenwechselvorrichtung
US5896758A (en) * 1997-04-17 1999-04-27 Malden Mills Industries, Inc. Three-dimensional knit spacer fabric for footwear and backpacks
GB0220181D0 (en) * 2002-08-30 2002-10-09 Monarch Knitting Machinery Uk Weft knitted spacer fabrics
US7611999B2 (en) * 2002-11-16 2009-11-03 Mcmurray Brian Decorative faced multi-layer weft knit spacer fabric, method, and articles made therefrom
KR100495781B1 (ko) * 2003-09-08 2005-06-16 중앙섬유기계 주식회사 양두 환편기 원사변환장치
CN100547138C (zh) 2005-10-31 2009-10-07 佰龙机械厂股份有限公司 圆形针织机的变色装置
CN2853837Y (zh) 2005-11-15 2007-01-03 立挺企业有限公司 圆编针织机的换色机构
CN200981914Y (zh) 2006-11-13 2007-11-28 王来成 改进的提花圆型针织机
EP1975294B2 (en) 2007-03-27 2021-03-10 Lava BVBA Method for knitting a double jersey knit fabric on a double jacquard circular knitting machine
TWM383000U (en) 2009-11-09 2010-06-21 rong-hao Hong Improved structure for color-selection control of color changer
US7845196B1 (en) * 2010-04-07 2010-12-07 Pai Lung Machinery Mill Co., Ltd. Circular knitting machine having integrated multiple yarn changing apparatus
DE102011000398B3 (de) * 2011-01-28 2012-04-26 Terrot Gmbh Strickware mit Lochstruktur, Verfahren zu deren Herstellung und Funktionstextilie
WO2012162540A1 (en) * 2011-05-24 2012-11-29 Lee David E Knitted fabrics and methods of producing the same
BE1022320B1 (nl) * 2014-12-19 2016-03-16 Lava, Besloten Vennootschap Met Beperkte Aansprakelijkheid Dubbel-jersey gebreide stof met garenselectie

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1769856A (en) * 1925-05-22 1930-07-01 Scott & Williams Inc Spliced knit fabric and method of knitting the same
GB727394A (en) * 1950-11-06 1955-03-30 Kendall & Co Improvements in the toes of stockings and the like and a method and machine for producing them
US3006173A (en) * 1956-03-27 1961-10-31 Floyd R Shoaf Yarn clamping and cutting means and method for knitting machines
US2961858A (en) * 1956-12-17 1960-11-29 Wildman Jacquard Co Yarn feeder and clamp and cutter for knitting machine
FR2343846A1 (fr) * 1976-03-08 1977-10-07 Asa Sa Dispositif de coupe et de retenue du fil pour metier a tricoter circulaire
US5943883A (en) * 1995-09-21 1999-08-31 Sipra Patententwicklungs U. Beteiligungsgesellschaft Mbh Circular knitting machine
US6058742A (en) * 1997-10-07 2000-05-09 Jumberca, S.A. Circular knitting machine for knitted fabrics

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
KLAUS PETER WEBER ET AL: "Wirkerei und Strickerei", 1 January 2004 (2004-01-01), Frankfurt / Main, pages 77 - 98, XP055196190, ISBN: 978-3-87-150792-2, Retrieved from the Internet <URL:http://www.dfv-fachbuch.de/textiltechnik/wirkerei-strickerei,978-3-86641-299-6.html> [retrieved on 20150616] *

Also Published As

Publication number Publication date
TW201631233A (zh) 2016-09-01
US20170362751A1 (en) 2017-12-21
CA2971274A1 (en) 2016-06-23
WO2016097267A1 (en) 2016-06-23
BR112017012959A2 (pt) 2018-02-06
CN107223169B (zh) 2021-03-12
CA2971274C (en) 2023-07-11
US10662558B2 (en) 2020-05-26
MX2017007783A (es) 2018-02-26
TWI743030B (zh) 2021-10-21
BR112017012959B1 (pt) 2022-02-01
EP3234238A1 (en) 2017-10-25
KR20170097128A (ko) 2017-08-25
CN107223169A (zh) 2017-09-29
KR102501846B1 (ko) 2023-02-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1022320B1 (nl) Dubbel-jersey gebreide stof met garenselectie
KR101059853B1 (ko) 플레이팅에 의한 와이드 리브 조직의 편성방법
JP5058817B2 (ja) ボーダー柄を有する筒状編地の編成方法
US20080236204A1 (en) Method for knitting a double jersey knit fabric on a double jacquard, double jersey circular knitting machine and double jersey knit fabric knitted by such a method
EP2530197A2 (en) Knitting method of knitted fabric, and knitted fabric
JP4252751B2 (ja) 筒状編地のストライプ柄編成方法およびその編地
WO2008136185A1 (ja) 編地の編成方法および編地
JP5695862B2 (ja) 編地の編出し方法
CN105143537B (zh) 针织物的编织方法
JP2014047446A (ja) パイル編成方法、パイル編地部を有する編地
JP2016204769A (ja) シングルニット・ジャガード柄の編成方法およびそれにより得られる複合編地
US2236758A (en) Elastic fabric
CN102534977A (zh) 编织物的编织方法及编织物
JP5695859B2 (ja) 隣接する編地部の接合方法、および編地
JP2017186681A (ja) フリンジ付編地の編成方法
KR101449912B1 (ko) 편성포의 편성방법 및 편성포
CN110644122B (zh) 一种针织物的浮线交错组织及其编织方法
JP2008303489A (ja) 編地の編成方法および編地
JP2010013748A (ja) 筒状編地の編成方法
JP4814923B2 (ja) ストッキング
EP2636778A1 (en) Method for preventing unraveling of knitting yarn
KR20160033599A (ko) 편성포의 편성방법
JP2000199157A (ja) インタ―シャ編地における編糸の拘束方法
JP2022030303A5 (nl)
JP2000199155A (ja) インタ―シャ編地における編糸の拘束方法