BE1021007B1

BE1021007B1 - Samenstelling en voeder omvattende middenlange vetzuurketens

Info

Publication number: BE1021007B1
Application number: BE2013/0677A
Authority: BE
Inventors: Geert Bruggeman; Katrien Deschepper
Original assignee: Nutrition Sciences N.V.
Priority date: 2013-10-09
Filing date: 2013-10-09
Publication date: 2014-12-11
Also published as: EP3054784B1; WO2015052673A1; CA2924983A1; PL3054784T5; US20160205970A1; ES2774302T3; EA201690482A1; DK3054784T4; BR112016008003A2; EP3054784A1; ES2774302T5; PL3054784T3; DK3054784T3; CN105611841A; EP3054784B2; CN105611841B; US11259547B2

Abstract

SAMENSTELLING EN VOEDER OMVATTENDE MIDDENLANGE VERTZUURKETENS De huidige uitvinding betreft een samenstelling omvattende middenlange vetzuurketens of zouten, mono-, di-, triglycerides, esters of amiden hiervan, met het kenmerk dat de samenstelling minstens caprylzuur (C8) en caprinezuur (C10) omvat en waarbij de verhouding tussen caprylzuur (C8) en caprinezuur (C10) minstens 0.6 bedraagt. In een verder aspect betreft onderhavige uitvinding tevens een voeder gesupplementeerd met deze samenstelling, en een werkwijze voor het voederen van dieren.

Description

SAMENSTELLING EN VOEDER OMVATTENDE MIDDENLANGE VETZUURKETENS TECHNISCH DOMEIN

De uitvinding heeft betrekking op een samenstelling en diervoeder omvattende middenlange vetzuurketens ter verbetering van de immuniteit en intestinale gezondheid van dieren, alsook ter eliminatie van schadelijke pathogenen.

STAND DER TECHNIEK

Het optimaliseren van diervoeder-efficiëntie, het indijken van infecties en de hieraan direct gerelateerde groei van dieren kan een aanzienlijke invloed hebben op onder andere de ecologische voetafdruk van de vlees-industrie. Hoge voederkosten worden gereduceerd en onderhoudskosten van de voedselproducerende dieren worden verminderd, wat tevens leidt tot het rechtstreeks optimaliseren van de winst. De positieve eigenschappen van middenlange vetzuurketens als samenstelling voor dieren zijn reeds langer gekend. EP 1 294 37 en EP 1 765 318 beschrijven beiden een voeder gesupplementeerd met een samenstelling bestaande uit middenlange vetzuurketens met 6 tot 10 koolstofatomen. Deze additieven hebben zowel een positieve invloed op de eliminatie of vermindering van microbiële pathogenen in het voeder (voedselaangeboren pathogenen) als in het lichaam (bijvoorbeeld maagdarmkanaal) van dieren.

Rund- en melkvee in het bijzonder, zijn bijvoorbeeld sterk onderhevig aan bacteriële infecties die leiden tot een uier- of melkklierontsteking. Dit verschijnsel is algemeen bekend onder de term mastitis. De ontsteking wordt veroorzaakt door verschillende bacteriën, waaronder Streptococcus uberis, Streptococcus agalactiae, Prothoteca, E. coli, Staphylococcus aureus en Klebsiella. De E. coli bacterie is meestal de oorzaak van mastitis. Tot op heden is het toedienen van antibiotica vooralsnog de meest effectieve remedie bij mastitis. Daarbij geldt de stelregel: hoe eerder de behandeling start, hoe beter het is. Bacteriën kunnen zich gaan innestelen in het ontstekingsweefsel en worden daarmee onbereikbaar voor antibiotica. In incidentele gevallen is mastitis het gevolg van een schimmelaantasting.

Mastitis is op heden het meest voorkomende gezondheidsprobleem op melkveebedrijven.

Middenlange vetzuurketens gelden als alternatief voor het toedienen van antibiotica als therapie voor mastitis. Echter, de verhoudingen tussen de middenlange vetzuurketens onderling aanwezig in de stand der techniek bieden niet-optimale verhoudingen en zijn niet goed uitgebalanceerd. Een goede uitbalancering van de samenstelling van voederadditieven op basis van verschillende middenlange vetzuren is nochtans cruciaal. Immers, een niet-optimale concentratie aan middenlange vetzuurketens kan tot gevolg hebben dat deze minder of zelfs niet effectief is. Een ander probleem met samenstelling op basis van middenlange vetzuurketens is gerelateerd aan de sterke, door dieren als onaangenaam bevonden geur van sommige van deze middenlange vetzuurketens of derivaten. Aldus zal een dier niet of minder geneigd zijn om diervoeder met een niet-optimaal uitgebalanceerd samenstelling op te nemen. Het is het doel van onderhavige uitvinding om een samenstelling aan te leveren met een optimale samenstelling van middenlange vetzuurketens, waarbij zowel een efficiënte inname van de middenlange vetzuurketens gewaarborgd wordt, alsook de verhoudingen tussen de individuele vetzuurketens geoptimaliseerd werden, om aldus een optimale werking te verkrijgen. Voorts is het tevens doel van onderhavige uitvinding om een samenstelling van middenlange vetzuurketens aan te leveren die geoptimaliseerd is voor specifieke diergroepen, hierbij de algemene gezondheid van deze dieren te verbeteren en eventuele ziektebeelden te verhinderen of the onderdrukken. In het bijzonder is het de bedoeling om een alternatieve behandeling voor mastitis of uierontsteking bij melkvee te bieden, waarbij de behandeling een alternatief biedt voor het conventioneel antibiotica gebruik bij melkkoeien.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Onderhavige uitvinding betreft een samenstelling volgens conclusie 1 en een diervoeder volgens conclusie 13. Bij voorkeur is de samenstelling en voeder geschikt voor herkauwers, zoals rund- en melkvee en kalveren. Aldus heeft onderhavige uitvinding als doel een uitgebalanceerde samenstelling van middenlange vetzuurketens aan te bieden die een verbeterd effect zal hebben op het algemeen welzijn van het dier, alsook op de voederefficiëntie.

In een verder aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze volgens conclusie 21, om de gezondheid van een individu te verhogen, de dagelijkse gewichtstoename te verhogen, de dagelijkse voedingsinname te verhogen, de voederconversie te verlagen, en algemeen het welzijn te verhogen door middel van toediening van de samenstelling of het voeder zoals hierin beschreven volgens de uitvinding.

BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN

Figuur 1 toont de evolutie van het somatisch celgetal van melkkoeien vóór toediening van een samenstelling of diervoeder volgens een uitvoeringsvorm van onderhavige uitvinding en na toediening van een dergelijke samenstelling of diervoeder.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

De uitvinding betreft een samenstelling met een optimale verhouding aan middenlange vetzuurketens, geschikt voor gebruik in een diervoeder. Het diervoeder, gesupplementeerd met de samenstelling volgens onderhavige uitvinding bezit een anti-microbiële werking en heeft verder ook een heilzame werking op het maag-darmkanaal en op de algemene immuniteit van de dieren gevoed met dit voeder. Het veoderadditief en voeder volgens onderhavige uitvinding zorgt tevens voor een verbeterde voederconversie.

Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technisch en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd. "Een", "de" en "het" refereren in dit document naar zowel het enkelvoud als het meervoud tenzij de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, "een segment" betekent een of meer dan een segment.

Wanneer "ongeveer" of "rond" in dit document gebruikt wordt bij een meetbare grootheid, een parameter, een tijdsduur of moment, en dergelijke, dan worden variaties bedoeld van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, meer bij voorkeur +/-5% of minder, nog meer bij voorkeur +/-1% of minder, en zelfs nog meer bij voorkeur +/-0.1% of minder dan en van de geciteerde waarde, voor zoverre zulke variaties van toepassing zijn in de beschreven uitvinding. Hier moet echter wel onder verstaan worden dat de waarde van de grootheid waarbij de term "ongeveer" of "rond" gebruikt wordt, zelf specifiek wordt bekendgemaakt.

De termen "omvatten", "omvattende", "bestaan uit", "bestaande uit", "voorzien van", "bevatten", "bevattende", "behelzen", "behelzende", "inhouden", "inhoudende" zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.

Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.

In een eerste aspect betreft de uitvinding een samenstelling omvattende middenlange vetzuurketens of NH4+-, Na+-, K+- en/of Ca2+- zouten, mono-, di-, triglycerides, esters of amiden hiervan voor gebruik als samenstelling bij dieren. Zoals hierin beschreven verwijst de term "middenlange vetzuren keten" of "MLKV" naar vetzuren met een middenlange ketenlengte, waarbij de vetzuren verzadigd of onverzadigd kunnen zijn. Volgens de uitvinding bestaan de MLKVs uit 6 tot 12 koolstofatomen, in het bijzonder capronzuur (C6), caprylzuur (C8), caprinezuur (CIO) of laurinezuur (C12).

Preferentieel omvat het diervoeder een mengsel van middenlange vetzuurketens, waarbij deze bij voorkeur een ketenlengte hebben van 6 tot 12 koolstofatomen. Meer bepaald zal de samenstelling middenlange vetzuurketens omvatten gekozen uit de groep van capronzuur (C6), caprylzuur (C8), caprinezuur (CIO) en laurinezuur (C12).

In een uitvoeringsvorm, zijn de middenlange vetzuurketens chemisch gemodificeerd en worden de middenlange vetzuurketens voorzien van zijketens, zoals, zonder limitatie, één of meerdere alkylgroepen, bij voorkeur C1-C10 alkylgroepen, in het bijzonder methyl of ethyl groepen.

In een verdere uitvoeringsvorm omvat onderhavige uitvinding afgeleiden van middenlange vetzuurketens. Zoals hierin beschreven, verwijst de term "afgeleide van een middenlange vetzuurketen" naar een vetzuurketen waarvan de carboxylgroep reversibel geconverteerd is tot een andere groep, bij voorkeur, maar zonder limitatie, tot een amide, zout, ester of glyceride. Zoals hierin beschreven, verwijst de term "vrije vetzuren" naar vetzuren die niet geconverteerd zijn naar een zout of een afgeleide (zoals een amide, ester of glyceride). Het gebruik van esters en zouten bijvoorbeeld voorkomt de verspreiding van kwalijke geuren, welke mogelijk optreden wél bij het gebruik van de vrije vetzuren.

De verhoudingen tussen de verschillende middenlange vetzuurketens uit onderhavige uitvinding werd dermate bepaald om tot een optimale werkzaamheid te komen. De term 'verhouding' uit onderhavige uitvinding dient te worden begrepen als een verhouding tussen de gehaltes aan middenlange vetzuurketens en kan zowel als een gewichts- of volumeverhouding worden geïnterpreteerd.

De samenstelling zal bij voorkeur minstens caprylzuur (C8) en caprinezuur (CIO) omvatten, waarbij de verhouding tussen caprylzuur (C8) en caprinezuur (CIO) minstens 0.6 bedraagt. In een verdere voorkeursvorm zal deze verhouding maximaal 1.5 bedragen.

Een voorkeursvorm van de samenstelling volgens onderhavige uitvinding zal aldus C8 en CIO middenlange vetzuurketens omvatten in een volgende ratio: 0.6<(C8/C10)<1.5.

In een voorkeursvorm zal de samenstelling tevens laurinezuur (C12) omvatten. Bij voorkeur zal de verhouding tussen de som van caprylzuur en caprinezuur (C8+C10) en laurinezuur (C12) in de samenstelling minstens 0.6 bedragen. In een verdere voorkeursvorm zal deze verhouding maximaal 1.5 bedragen. Een voorkeursvorm van de samenstelling volgens onderhavige uitvinding zal aldus C8, CIO en C12 middenlange vetzuurketens omvatten in een volgende ratio: 0.6<(C8+C10)/C12<1.5.

In een uitvoeringsvorm wordt de samenstelling of het voeder volgens de uitvinding zoals hierin beschreven aangewend voor het selectief elimineren, onderdrukken of reguleren van één of meerdere enteropathogenen, die geselecteerd zijn uit de groep bestaande uit filamenteuze micro-organismen en micro-organismen met adhesiestructuren, Gram negatieve bacteriën, Gram positieve bacteriën, schimmels, gisten en virussen. Onder "(entero)pathogenen", in tegenstelling tot "gunstige of niet-pathogene gastroïntestinale microbiële flora" wordt hierin verstaan micro-organismen welke een nadelig effect hebben op de gastheer, in het bijzonder welke ziektes of aandoeningen veroorzaken. Andere vormen van nadelige effecten zijn een verminderde dagelijkse voedselinname, een verminderde dagelijkse gewichtstoename, een vermeerderde voederconversie, en algemeen een verminderde gezondheid en welzijn.

In een uitvoeringsvorm wordt de samenstelling of het voeder volgens de uitvinding zoals hierin beschreven toegediend aan dieren welke geselecteerd worden uit de groep bestaande uit vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren, zoals, zonder limitatie, adulte of juveniele herkauwers, schapen, geiten, runderen, zwijnen, paarden, pluimvee, hoenderen, huisdieren (bv. honden, katten, konijnen, hamsters, cavias) en bij voorkeur geselecteerd uit de groep bestaande uit pluimvee, varkens en herkauwers. Meer in het bijzonder wordt de samenstelling of het voeder toegediend aan herkauwers zoals daar zijn rundvee, melkvee en kalveren.

In het bijzonder zal de samenstelling volgens onderhavige uitvinding, en het voeder gesupplementeerd met deze samenstelling zorgen voor een verbeterde darm en verhogen van de algemene immuniteit bij dieren. Bij herkauwers zal dit tevens leiden tot een betere rumen-fermentatie door een positieve invloed op de rumen-flora.

In een andere uitvoeringsvorm zal de samenstelling volgens onderhavige uitvinding bedoeld zijn voor het voorkomen van en het behandelen van mastitis in melkvee. In het bijzonder zal de samenstelling volgens onderhavige uitvinding geschikt zijn voor het inhiberen van de groei en/of afdoden van bacteriën betrokken bij het ontstaan van mastitis.

Algemeen werden volgende positieve effecten waargenomen: - Verlaging van het celgetal en voorkomen van klinische mastitis; - Verlaagd risico op pensverzuring door een verhoogde pens pH; - Efficiënter stikstofgebruik: verlaagd melkureum, verlaagde NH3 - concentratie in de pens; - Tendens voor hoger melkeiwit en lager melkvet; - Verbeterde voederefficiëntie; - Verminderde methaanemissie; - Lagere veterinaire kosten door een betere resistentie en algemene gezondheid; - Het verhogen van de van de melkproductie bij melkvee - Het verhogen van de immuniteit bij kalveren, rund- en melkvee; - Het verbeteren van vleesproductie bij kalveren, rund- of melkvee; of - Het verbeteren van rumen fermentatie bij rund- en melkvee.

Zoals gemeld is de samenstelling volgens onderhavige uitvinding in het bijzonder werkzaam ter behandeling van of het onderdrukken of genezen van mastitis bij melkvee en de daaraan verbonden kenmerken en symptomen. Mastitis (borstontsteking, uierontsteking of melkklierontsteking) is een ontsteking van de melkklier die veroorzaakt kan worden door een steriele ontstekingsreactie van het lichaam op de druk van zich ophopende melk of door verschillende soorten pathogene bacteriën. Bij melkvee is mastitis een vaak voorkomende ziekte met een aanzienlijke economische impact. Het resulteert in een vermindering van de melkproductie en in een verandering van de melksamenstelling. Ook het aantal somatische cellen in de melk stijgt.

De hoeveelheid lactose en chloor zijn positief met elkaar gecorreleerd. Dit is het gevolg van de activiteit van de uier, die de melk isotoon houdt. Als de productie van lactose verhinderd is door een ontstoken uier, zal deze meer chloriden afgeven aan de melk. Dit fenomeen kan gebruikt worden om mastitis te detecteren. Het getal van Koestier (= 100 * chloriden/%lactose) is een betrouwbare parameter om normale melk van mastitis melk te onderscheiden. Bij gewone melk is dit 1,5-3,0; bij mastitis melk bedraagt het meer dan 3.

Het somatisch celgetal of koecelgetal van melk is tevens een maatstaf voor de detectie van mastitis. Dit getal staat voor het aantal cellen per mililiter (ml) melk, voornamelijk witte bloedcellen en epitheelcellen. Algemeen kan men stellen dat 100.000 cellen per ml geldt als grens, waarbij een celgetal boven deze 100.000 geldt als een indicatie van mastitis.

Uierontsteking kan worden ondermeer veroorzaakt door bacteriën van de stammen Staphylococous, Escherichia en Streptococcus, zoals daar zijn Staphylococcus aureus, Escherichia coli of Streptococcus uberis. Conventionele behandeling bestaat erin om de zieke koe te behandelen met antibiotica en pijnstillers. In het licht van een beoogde vermindering aan antibiotica-gebruik bij vee, is het aldus nodig om een alternatieve behandeling aan te bieden. In een uitvoeringsvorm van onderhavige uitvinding is de samenstelling alsook het diervoeder bijgevolg geschikt voor de inhibitie en eliminatie van Staphylococcus, Escherichia en/of Streptococcus.

In een uitvoeringsvorm, omvat de samenstelling volgens de uitvinding, zoals hierin beschreven, additionele grondstoffen (additieven) en/of groeibevorderende bestanddelen. In een voorkeuruitvoeringsvorm worden de additieven geselecteerd uit de groep bestaande uit aroma's en plantenextracten. In een verdere voorkeuruitvoeringsvorm worden de groeibevorderende bestanddelen geselecteerd uit de groep bestaande uit antibiotica, vitamines, spoorelementen, probiotica, prebiotica, essentiële oliën, enzymen, vetzuren en (an)organische zuren. Niet-limiterende voorbeelden van organische zuren welke in een uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen gebruikt worden omvatten C1-C12 carboxylzuren, in het bijzonder niet-gesubstitueerde carboxylzuren zoals mierenzuur, azijnzuur, propionzuur, boterzuur en valeriaanzuur; en/of gesubstitueerde carboxylzuren zoals adipinezuur, maleinezuur, succinylzuur, citroenzuur, fumaarzuur, wijnsteenzuur, melkzuur, gluconzuur, barnsteenzuur en ascorbinezuur, inclusief cyclische carboxylzuren zoals picolinezuur. De organische zuren kunnen één of meerdere gesubstitueerde of ongesubstitueerde carboxylzuren zijn alsook mengsels hiervan, evenals verzadigde, onverzadigde, cyclische en/of alifatische carboxylzuren of mengsels hiervan, evenals metaalcomplexen en/of zouten hiervan, evenals racemische en /of enantiomere vormen hiervan. Niet-limiterende voorbeelden van anorganische zuren welke in een uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen gebruikt worden omvatten sterke zuren in kleine hoeveelheden, zoals perchloorzuur (waterstofperchloraat), waterstofjodide, waterstofbromide (broomwaterstofzuur), waterstofchloride (zoutzuur), zwavelzuur en salpeterzuur; evenals zwakke anorganische zuren zoals fosforzuur, waterstoffluoride, onderchlorig zuur en salpeterigzuur.

In een uitvoeringsvorm zijn de middenlange vetzuurketens in de samenstelling volgens de uitvinding aanwezig in vloeibare of vaste vorm. In een verdere uitvoeringsvorm is de samenstelling volgens de uitvinding zoals hierin beschreven geformuleerd als een vloeibare of een vaste vorm. Onder "vaste vorm" wordt in het bijzonder een poeder verstaan. Onder "vloeibare vorm" wordt in het bijzonder een oplossing in water verstaan of een oplossing in olie verstaan. De middenlange vetzuurketens zoals hierin beschreven volgens de uitvinding zijn olie-oplosbaar en kunnen zowel als poeder en als een olie-oplossing voorzien worden.

In een uitvoeringsvorm bedraagt de concentratie van de middenlange vetzuurketens zoals hierin beschreven ten minste 1, 5, 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50, 55, 60, 65, 70, 75, 80, 85, 90, 95, 99 gewichts% van de samenstelling. In een verdere uitvoeringsvorm bedraagt de hoeveelheid van de middenlange vetzuurketens zoals hierin beschreven (op basis van droog gewicht) tussen 1 g / 100 g samenstelling (1 gewichts%) en 100 g / 100 g samenstelling (100 gewichts%), bij voorkeur tussen 50 g / 100 g en 90g/ 100 g samenstelling (50-90 gewichts%), meer bij voorkeur tussen 60g / lOOg en 80g /100g. Hierbij wordt verstaan dat de concentratie van de MLKVs zoals hierin beschreven maximaal 100 gewichts% van de samenstelling bedraagt.

In een tweede aspect omvat onderhavige uitvinding een diervoeder gesupplementeerd met de samenstelling volgens de uitvinding. Conventionele diervoeders bezitten van nature geen of slechts een minimale hoeveelheid aan vrije middenlange vetzuurketens. Additie van de samenstelling volgens onderhavige uitvinding aan het diervoeder resulteert in een diervoeder dat middenlange vetzuurketens (MLKV) omvat.

In een voorkeursvorm zullen deze MLKV minstens caprylzuur (C8) en caprinezuur (CIO) omvatten of een afgeleide ervan. In een verdere voorkeursvorm zal de verhouding tussen de verhouding tussen caprylzuur (C8) en caprinezuur (CIO) minstens 0.6 bedragen en maximaal 2.

Bij voorkeur omvat het gesupplementeerde diervoeder tevens laurinezuur (C12) of een afgeleide, waarbij de verhouding tussen de som van caprylzuur en caprinezuur (C8+C10) of afgeleiden en laurinezuur (C12) of afgeleide in de samenstelling minstens 0.6 bedraagt en maximaal 1.5.

In een verdere uitvoeringsvorm omvat de voeding volgens de uitvinding tot 10 gewichts% van de middenlange vetzuurketens (of zouten, afgeleiden, of mengsels) zoals hierin beschreven. In het bijzonder zal de inclusie-hoeveelheid van de samenstelling in het voeder zich bij voorkeur tussen de 0.1 en 2 g/ kg drooggewicht van het voeder bevinden. In een verdere uitvoeringsvorm omvat de voeding een hoeveelheid middenlange vetzuurketens (of zouten, afgeleiden, of mengsels) zoals hierin beschreven (op basis van droog gewicht) tussen 0,01 g / 100 g voedingssupplement (0,01 gewichts%) en 1 g / 100 g voedingssupplement (1 gewichts%), bij voorkeur 0,07 g / 100 g voedingssupplement (0,07 gewichts%).

Bij voorkeur zal de inclusie-hoeveelheid van de samenstelling voorzien dat een dier, gevoed met het diervoeder, de samenstelling in een gehalte tussen 0.1 en 2 g MLKV/kg droge stof in voeder/dag/dier verkrijgt.

In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven a.d.h.v. niet-limiterende voorbeelden die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren.

VOORBEELDEN VOORBEELD 1: 45 melkkoeien met een gemiddelde melkproductie van 9000kg/jaar maar die lijden aan subklinische mastitis werden gevoed met een samenstelling van MLKVs volgens volgende verhouding: C8/C10 = 1.0 (C8+C10)/C12 = 1.0

Een andere groep werd gevoed met een controlesamenstelling zonder middenlange vetzuurketens.

Voor de start van het experiment leden deze melkkoeien reeds aan (klinische of zichtbare) mastitis en vertoonden zij gedurende 8 maanden voor de therapie een consistent hoog somatisch celgetal van 350.000-400.000 cells/ml. Ondanks vele inspanningen (controle melkmachine en hygiëne) kon het verhoogd celgetal niet naar beneden gekregen worden. Als therapie werden de koeien vervolgens gevoed met een samenstelling zoals hierboven beschreven, aan een effectieve opnamehoeveelheid van 0,5 g MLKV/kg droog voeder/dier/dag.

Het somatisch celgetal werd geregistreerd gedurende de volgende maanden na de start van het experiment. De evolutie van het celgetal voor beide groepen wordt gegeven in figuur 1.

Uit de data blijkt duidelijk dat het getal in de groep koeien gevoederd met een samenstelling volgens onderhavige uitvinding naar beneden ging. Dit was niet het geval in de controle groep. Bovendien werd, naast een daling in somatisch celgetal, geen gevallen van klinische mastitis meer waargenomen.

Samenvattend blijkt dat samenstelling volgens onderhavige uitvinding erin slagen waar management controle faalde: het verlagen van het celgetal en het reduceren, behandelen of genezen van klinische mastitis. Dit gaf ook een positief effect op de algemene gezondheid van het dier alsook de melkkwaliteit.

Het is verondersteld dat de huidige uitvinding niet beperkt is tot de uitvoeringsvormen die hierboven beschreven zijn en dat enkele aanpassingen of veranderingen aan de beschreven voorbeelden kunnen toegevoegd worden zonder de toegevoegde conclusies te herwaarderen.

Claims

CONCLUSIES

1. Een samenstelling omvattende middenlange vetzuurketens of afgeleiden ervan gekozen uit de groep van zouten, mono-, di-, triglycerides, esters of amiden, waarbij de samenstelling minstens caprylzuur (C8) en caprinezuur (CIO) of een afgeleide ervan omvat met het kenmerk, dat de verhouding tussen caprylzuur (C8) en caprinezuur (CIO) minstens 0.6 bedraagt.
2. Samenstelling volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de verhouding tussen caprylzuur (C8) en caprinezuur (CIO) of afgeleiden in de samenstelling maximaal 2 bedraagt.
3. Samenstelling zoals in één van de conclusies 1 tot 2, met het kenmerk dat de samenstelling laurinezuur (C12) of een afgeleide omvat.
4. Samenstelling volgens één van de conclusies 3, met het kenmerk dat de verhouding tussen de som van caprylzuur en caprinezuur (C8+C10) of afgeleiden en laurinezuur (C12) of afgeleide in de samenstelling minstens 0.6 bedraagt.
5. Samenstelling volgens één van de conclusies 3 tot 4, met het kenmerk dat de verhouding tussen de som van caprylzuur en caprinezuur (C8+C10) of afgeleide en laurinezuur (C12) of afgeleide in de samenstelling maximaal 1.5 bedraagt.
6. Samenstelling volgens één van de conclusies 1 tot 5, met het kenmerk dat de samenstelling geschikt is voor kalveren, rund- of melkvee.
7. Samenstelling volgens één van de conclusies 1 tot 6, met het kenmerk dat de samenstelling verder nog vitamines, spoorelementen, mineralen of carbonzuren en/of zouten hiervan omvat gekozen uit de groep van valeriaanzuur, mierenzuur, azijnzuur, propionzuur, melkzuur, boterzuur, citroenzuur, appelzuur, fumaarzuur, benzoëzuur, barnsteenzuur, sorbinezuur, wijnsteenzuur.
8. Samenstelling volgens één van de conclusies 1 tot 7, voor het gebruik in de behandeling van mastitis.
9. Samenstelling volgens één van de conclusies 1 tot 7, voor het verhogen van de melkproductie bij melkvee.
10. Samenstelling volgens één van de conclusies 1 tot 7, voor het verhogen van de immuniteit bij kalveren, rund- en melkvee.
11. Samenstelling volgens één van de conclusies 1 tot 7, voor het verbeteren van vleesproductie bij kalveren, rund- of melkvee.
12. Samenstelling volgens één van de conclusies 1 tot 7, voor het verbeteren van rumen fermentatie bij rund- en melkvee.
13. Diervoeder omvattende een samenstelling volgens één van de conclusies 1 tot 7, met het kenmerk dat de inclusie-hoeveelheid van de samenstelling in het voeder zich tussen de 0.1 en 2 g/ kg drooggewicht van het voeder bevindt.
14. Diervoeder volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de inclusie-hoeveelheid van de samenstelling voorziet dat een dier, gevoed met het diervoeder, de samenstelling in een gehalte tussen 0.1 en 2 g MLKV/kg droge stof in voeder/dag/dier verkrijgt.
15. Diervoeder volgens één van de conclusies 13 of 14, waarbij het dier behoort tot de groep van de kalveren, rund-of melkvee.
16. Diervoeder volgens conclusie 13 tot 15 voor - het verhogen van de van de melkproductie bij melkvee; - het verhogen van de immuniteit bij kalveren, rund- en melkvee; - het verbeteren van vleesproductie bij kalveren, rund- of melkvee; of - het verbeteren van rumen fermentatie bij rund- en melkvee - voor gebruik in de behandeling van mastitis.
17. Werkwijze voor het voederen van dieren, waarbij een dier gevoed wordt met een diervoeder volgens één van de conclusie 13 tot 16, met het kenmerk dat het dier de samenstelling in een gehalte tussen 0.1 en 2 g MLKV/kg droge stof in voeder/dag/dier verkrijgt.
18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk dat het dier dagelijks gevoed wordt.
19. Werkwijze volgens één van de conclusies 17 of 18, met het kenmerk dat de dieren kalveren, rund-of melkvee zijn.