BE1018494A3 - Profiel voor het afwerken van een vloerbekleding en set van onderdelen voor dergelijk profiel. - Google Patents

Profiel voor het afwerken van een vloerbekleding en set van onderdelen voor dergelijk profiel. Download PDF

Info

Publication number
BE1018494A3
BE1018494A3 BE2007/0571A BE200700571A BE1018494A3 BE 1018494 A3 BE1018494 A3 BE 1018494A3 BE 2007/0571 A BE2007/0571 A BE 2007/0571A BE 200700571 A BE200700571 A BE 200700571A BE 1018494 A3 BE1018494 A3 BE 1018494A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
profile
aforementioned
profile according
layer
parts
Prior art date
Application number
BE2007/0571A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Flooring Ind Ltd Sarl
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Flooring Ind Ltd Sarl filed Critical Flooring Ind Ltd Sarl
Priority to BE2007/0571A priority Critical patent/BE1018494A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1018494A3 publication Critical patent/BE1018494A3/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F19/00Other details of constructional parts for finishing work on buildings
    • E04F19/02Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves
    • E04F19/04Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves for use between floor or ceiling and wall, e.g. skirtings

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Floor Finish (AREA)

Abstract

Profiel voor het afwerken van een vloerbekleding, waarbij dit profiel (1) minstens een lichaam (4) met meerdere gedeelten (5) bevat die onderling samenvoegbaar en/of scheidbaar zijn uitgevoerd, daardoor gekenmerkt dat het profiel (1) toelaat dat door het met elkaar samenvoegen en/of van elkaar scheiden van twee of meer van voornoemde gedeelten (5) naar keuze minstens twee verschillende plinten kunnen worden gevormd. Alsmede betreft de uitvinding een set onderdelen voor een dergelijk profiel.

Description

Pr°fiel voor het afwerken van een vloerbekleding en! set van onderdelen voor dergelijk profiel.
t
Deze uitvinding heeft’ betrekking qp ' epn ’profipl voor het afwerken van een vloerbekleding, meer speciaal op een profiel dat kan worpen aangewend - als een plint van het type dat bij de afwerking van een rand van een vloerbekleding als een belegstuk tegen een wand wordt aangebracht. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een set van onderdelen voor een dergelijk profiel.
Plinten voor de afwerking van- vlo e rb e k1edi ngen be s ta an i n de stahct--vân-':de''>téchûiék^·‘i'h·' al&isfe-ifeïi. vormen en grootten. De keuze van een. geschikte, .plint voor. een... bepaalde vloerbekleding kan afhangen van de specifieke smaak van de gebruiker, bijvoorbeeld van- de algemene indruk die ' men ’van ’het ' betrèffend interieur verlangt, zoals ' een· eerder moderne of :’een 'eerder':.rustieke ; indruk. De keuze : van :dë plint,- en dan:'in -het: bi j zondef: de ‘ keuze van- haar grootte,· kan ook afhangen‘vanbtechnische overwegingen.
Een hogere plint zal bijvoorbeeld- eenvoudiger te -plaatsen zijn tegen een bepleisterde muur, vermits"'in véle ’ gevallen1 - de bepleistering niet tot tegen het vloeroppervlak wordt uitgevoerd en de hechting van een lage plint tegen het niet bepleisterde gedeelte- van" de wand moeilijk op- een- goede manier isuit te voeren. De hoogte-van de plint kan' navenant de niet bepleisterde hoogte worden gekozenv bepaalde. tLoerbekledine kar-' f'>:.V., vev 1 '·. c -v. aira- a va.': at cebr-'ike.::, fci · yr,-, ;.:wb -,
Het spreekt voor zich dat:de noodzakelij ke: verscheidenheid aan vormen en hoogten van ‘ plinten:o;èeH’‘ grote ^iasb-·: mét - zich mee brengt: vóór de producent eri/of- de- vfeïkópër'ï^vaHipÏ-ift'tfe'ri', vermits van haar verlangd wordt’ elk type plint 'in-%èh--kort: tijdsbestêk te- kunnen leveren. Deze verscheidéhheid'-’ vêr-eist : voornamenj k-een’ uitgebreide voorraad aan verschillende producten, en/of een : ’· - ' t- r’. 'v-: -V’-jviiopiV'“ v.
· -v- ”· " ‘ V -V.’ i'-i:.':'- -w a.,.-· - -- - ' ’ - - " 'V-: - -V '1: J'.l Λ J t: OVi V -;>V ·.;?: VUV V: U; productieapparaat dat flexibel op een vraag naar een bepaalde plint kan inspringen.
Uit de stand van de techniek, bijvoorbeeld uit het WO 03/040492, het WO 2006/074824, het WO 2007/116144 en het WO 2007/091138, is het bekend, doch dan met betrekking tot andere afwerkprofielen dan plinten, een universeel afwerkprofiel aan te bieden waarmede de gebruiker verschillende typen van dergelijke afwerkprofielen kan vormen. De uit deze documenten bekende afwerkprofielen bevatten een lichaam met ' > .
meerdere gedeelten die naargelang de beoogde toepassing onderling samenvoegbaar en/of scheidbaar zijn. De voornoemde internationale^ octrooiaanvragen '-‘bieden geen 'of'· althans 1 toch minstens- geen: afdoende oplossing voor het specifieke probleem dat zich met plinten, en in het bijzonder met het voorraadbeheer ervan, voordoet ί r·':1 -oi:, v : . : . ,
Met betrekking tot de; voornoemde internationale octrooiaanvragen wordt nog opgemerkt dat . onder 'andere in de voornoemde documenten WO 2007/091138'' en WO 2007/116144 de scheidbare gedeelten van voornoémde; ä-fwerkpröfielen eendelig zijn uitgevoerd.: In dit geval wordt 'dé'1 scheiding dén''--bekomeh door· het vormen ' van een breukoppervlak' tussen ; dë scheidbare gedeelten. Het bij deze profielen bèkömën'bfè'ukoppervlak is ruw en valt samen met een - oppervlak'1-! dat bij het bekomen afwerkprof iel op de vloerbekleding wordt‘‘aangêbracht en het is dus aan te raden op dit ruw breukóppervlak voor het bekomen van een optimaal resultaat nog bijkomende bewerkingen zoals schuurbewerkingen uit te voeren.
Verder wordt in verband met het' voornoemde WO 2006/074824 opgemerkt dat het hieruit bekend is- voornoemde afwerkprofielen van geïntegreerde verbindingsmiddelen ·: -te · voorzien' waarmede minstens twee van de voornoemde : scheidbare of samenvoégbare gedeelten onderling· zijn verbonden Of -verbonden kunnen worden.
Deze geïntegreerde bevestigingsmiddelen kunnen hierbij volgens tal van mogelijkheden worden uitgevoerd en kunnen bijvoorbeeld minstens bestaan uit een kleefverbinding, een mechanische verbinding of een laagvormige bekleding die zich over de overgang tussen de betreffende gedeelten uitstrekt of kan uitstrekken.
De huidige uitvinding beoogt een alternatief profiel dat minstens als plint kan worden aangewend en dat, bij voorkeur, minstens in enige mate universeel kan toegepast worden. Volgens voorkeurdragende uitvoeringsvormen van de uitvinding wordt een oplossing geboden voor minstens één van de voornoemde nadelen met de profielen uit de stand van de techniek. Hiertoe betreft de uitvinding volgens haar eerste onafhankelijk aspect een profiel voor het afwerken van een vloerbekleding, waarbij dit profiel minstens een lichaam met meerdere gedeelten bevat die onderling samenvoegbaar en/'of scheidbaar zijn uitgevoerd en waarbij het profiel geïntegreerde verbindingsmiddelen omvat waarmede minstens twee van de voornoemde gedeelten onderling zijn verbonden en/of kunnen verbonden worden,· met als kenmerk dat het profiel toelaat dat door het met elkaar samenvoegen en/of van elkaar scheiden van twee of meer van voornoemde gedeelten naar keuze minstens twee verschillende plinten kunnen worden gevormd. Het is duidelijk dat de mogelijkheid om op basis van een profiel met meerdere gedeelten verschillende plinten te vormen een reductie van het aantal in voorraad te houden profielen kan inhouden. Bij voorkeur is het profiel van de uitvinding op zich eveneens uitgevoerd als een plint.
Het is voor de vakman duidelijk dat, volgens alle aspecten van de uitvinding, met een "plint" een belegstuk bedoeld wordt dat bij de afwerking van een rand van een vloerbekleding aan de voet van wanden kan worden geplaatst. Deze belegstukken kunnen zowel hoofdzakelijk vlak als enigszins geprofileerd zijn uitgevoerd. Voor voorbeelden van een vlakke plint wordt verwezen naar het WO 2005/059270, voor voorbeelden van geprofileerde plinten wordt verwezen naar het WO 03/016657. Verder is het duidelijk dat de plint van de uitvinding bij voorkeur een lengte vertoont van meer dan één of zelfs van meer dan twee meter. Het is echter niet uitgesloten dat dergelijke plint, meer speciaal het profiel waaruit deze plint wordt gevormd, met een kleinere lengte wordt - uitgevoerd, bijvoorbeeld met een lengte die hoofdzakelijk overeenkomt met een afmeting, hetzij de lengte, hetzij de breedte, van de in de betreffende af te werken vloerbekleding aangewend vloerelementen of een geheel veelvoud daarvan. Zo bijvoorbeeld kunnen in het geval de vloerbekleding tegelvormige vloerelementen vertoont of omvat, plinten worden aangewend waarvan de afmetingen hoofdzakelijk overeenstemmen met de zijden van de tegels. Het gebruik van korte plinten is op zich bekend, bijvoorbeeld uit het reeds genoemde WO 2005/059270.
Zoals voornoemd vertonen de plinten die aan de hand van het profiel van de uitvinding volgens haar eerste aspect kunnen worden bekomen een verschil. Hiertoe kunnen de bekomen plinten op vele mogelijkheden onderscheidend zijn uitgevoerd, waarvan hieronder twee van de meest voorkeurdragende mogelijkheden worden vermeld.
Volgens een eerste mogelijkheid kunnen aan de hand van het profiel van de uitvinding naar keuze minstens twee plinten van verschillende hoogte worden bekomen. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door het profiel op zich als een hoge plint uit te voeren, terwijl voor het bekomen van een lagere plint minstens één van de voornoemde gedeelten dient te worden verwijderd.
Volgens een tweede mogelijkheid kunnen aan de hand van het profiel van de uitvinding naar keuze minstens twee plinten met een verschillende vorm worden bekomen. Bij voorkeur betreft het hier de vorm van het siergedeelte van de plint. Met "siergedeelte" worden de zichtbare gedeelten van de plint bedoeld, die bij toepassing ervan naar de kamer of van de wand weg worden gericht. Hierbij kan het zowel gaan om de voorzijde als de bovenzijde van dergelijke plint. In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm betreft het minstens de bovenzijde of het kopgedeelte van dergelijke plint, waarbij dan naar keuze bij voorkeur een plint kan gevormd worden met een eerder rustieke geprofileerde kop of een plint met een eerder moderne kop. Dergelijke rustieke' geprofileerde kop bevat bij voorkeur minstens één afronding of boogvormig > oppervlak, | terwijl dergelijke moderne kop bij voorkeur hoofdzakelijk ; bestaat uit een plat, bijvoorbeeld, bij gebruik, hoofdzakelijk horizontaal oppervlak. Een uitvoering volgens voornoemde meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm van deze tweede mogelijkheid kan bijvoorbeeld worden bereikt door het profiel op zich uit te voeren als een plint die zowel aan haar onderzijde als aan haar bovenzijde met een kop, beter nog met een verschillende kop, is voorzien.; De gebruiker kap dan naa:p keuze één van de koppen j
verwijderen. ! J
; , : I
Het is duidelijk dat vpornoemde eerste en tweede mogelijkheden kunnen worden gecombineerd in één enkel profiel.
Volgens de uitvinding is voornoemd lichaam bij voorkeur minstens gedeeltelijk met een laagvormige bekleding ommanteld. Dergelijke laagvormige bekleding kan gelijk welke vorm aannemen, doch bevat bij voorkeur een materiaalvel zoals een papiervel of folie. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de voornoemde laagvormige bekleding een overschilderbare, bij voorkeur witte folie, of een folie van eender welke andere, bij voorkeur uniforme kleur. Volgens deze uitvoeringsvorm kan een uiterst universele schilderbare plint worden bekomen. Het is duidelijk dat ook andere laagvormige bekledingen zoals laminaat, fineer en dergelijke meer kunnen worden toegepast.
Het is duidelijk dat de voornoemde laagvormige bekleding in de gescheiden toestand bij voorkeur aanwezig is op minstens één en bij voorkeur alle uit het profiel realiseerbare verschillende plinten. Opgemerkt wordt dat het mogelijk is dat het verschil tussen de realiseerbare plinten er minstens in bestaat dat zowel een plint met als een plint zonder laagvormige bekleding kan worden gevormd, of dat naar keuze plinten met een onderscheidende laagvormige bekleding kunnen worden bekomen.
Bij voorkeur strekt de voornoemde laagvormige bekleding zich in de niet gescheiden toestand of samengebrachte toestand van voornoemde gedeelten minstens over de overgang tussen deze gedeelten uit of- kan zij zich bij voorkeur1· minstens over deze overgang uitstrekken. Bij voorkeur betreft het hierbij minstens een overgang die aan de zichtzijde van het profiel of de plint aanwezig is. Deze uitvoeringsvorm biedt het voordeel dat de overgang tussen de betreffende gedeelten :minder -of niet meer zichtbaar is voor de gebruiker en/of dat de laagvormige bekleding bij kan dragen aan de stevigheid van het profiel of de plint. Dergelijke bekleding kan bijvoorbeeld nuttig worden aangewend bij de productie of het transport van het afwerkprofiel of de plint. Aan de hand van dergelijke laagvormige bekleding kunnen de gedeelten 'van het lichaam bijvoorbeeld beter of stabieler worden samengehouden.
De scheidbaarheid of samenvoëgbaarhèid van dé voornoémde gedeelten van het lichaam kan op velerlei wijzen zijn bekomen.
Volgens een eerste mogelijkheid zijn voornoemde twee gedeelten in de niet gescheiden toestand, of in de samengebrachte toestand, minstens door middel van voornoemde laagvormige bekleding, en eventueel bijkomend door middel van een verzwakt materiaalgedeelte direct onder deze laagvormige bekleding, verbonden. Zo kunnen voornoemde twee gedeelten scheidbaar en/of samenbrengbaar zijn doordat de voornoemde laagvormige bekleding en het eventueel resterend verzwakt materiaalgedeelte scheurbaar, snijdbaar, breekbaar of dergelijke is, en/of doordat minstens één van de scheidbare of samenbrengbare gedeelten, of althans minstens een eigenlijk gedeelte of wezenlijk onderdeel daarvan, losmaakbaar is van de daar tegen aansluitende laagvormige bekleding. Het is duidelijk dat in het kader van voorliggende eerste mogelijkheid voornoemde geïntegreerde verbindingsmiddelen minstens worden gevormd door het gedeelte van de laagvormige bekleding dat zich over voornoemde overgang uitstrekt en eventueel het voornoemd resterend verzwakt materiaalgedeèlte eronder.
Volgens een tweede mogelijkheid zijn voornöemde twee gedeelten in de; niet gescheiden toestand minstens door middel van een verzwakt materiaalgedeelte verbonden en zijn deze gedeelten scheidbaar en/of samenbrengbaar zijn bij voorkeur doordat het voornoemd verzwakt materiaalgedeelte scheurbaar/ snijdbaar, breekbaar of dergelijke is. Het is duidelijk dat in het kader van voorliggende tweede mogelijkheid voornoemde geïntegreerde verbindingsmiddelen minstens: worden : gevormd "door·· voornoemd verzwakt materiaalgedeelte. Het i’s'op zich gekend gedeelten van een profiel scheidbaar uit' te voeren door deze zodanig te verwezenlijken dat zij slechts met een verzwakt materiaalgedeelte aan elkaar zijn verbonden. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld gegeven in het WO 2007/091138. Hierbij betreft het· echter steeds toepassingen voor andere afwerkprofielen dan plinten. Anders 'dan in het WO·2007/091138 vormt voornoemd: verzwakt materiaàlgedeëlte bij1 Voorkeur een afbreekzone, waarbij bij het loodrecht op een scheidingsvlak van elkaar scheiden van voornoemde gedeelten een breukoppervlak ontstaat in voornoemdë afbreekzone,: dët"zich hoöfdzakelijk dwars ten opzichte van het ’vöorhóemidë: sëHëidïngsvla-k uitstrekt·. Bij -hét voornoemde WO 2007/091138 wordt - steeds een breukoppervlak evenwijdig mét hët sChëidingsöppefvlak ’gevormd. Dit heeft het nadeel dat een : ruw ' scheidingsoppervlak wordt bekomen, dat eventueel nog moet worden opgeschuurd alvorens dit wordt aangewend. Met een breukoppervlak dat zich dwars op het scheidingsvlak bevindt, kan dergelijke schuurbewerking minstens gedeeltelijk worden uitgesloten. Opgemerkt wordt dat met "scheidingsvlak" het imaginaire vlak wordt aangeduid dat zich uitstrekt tussen beide te scheiden gedeelten. Dit "scheidingsvlak" kan bijvoorbeeld gedefinieerd worden als het vlak dat zich gemiddeld gezien tussen de begrenzende oppervlakken van beide betreffende gedeelten uitstrekt. Voor praktische voorbeelden van dergelijk scheidingsvlak wordt verwezen naar de verdere gedetailleerde beschrijving en de figuren.
Volgens een derde mogelijkheid bestaan-voörnoëmde geïntegreerde verbindingsmiddelen' minstens - - uit mechanische' koppelmiddelen en/of uit een al dan niet verbreekbare kleefverbinding. Als mechanische koppelmi dde1en kunnen· 'zowel een tand en groefverbinding, een zwaluwstaartverbinding of eender welke andere mechanische koppelmiddelen worden toegépast. Zo bijvoorbeeld kunnen de op zich voor vloerpanelen bekende koppelmiddelen uit het WO 97/47834, ook'hier worden toegepast. Bij voorkeur wordt gewerkt met mechanische koppelmiddelen die minstens een zogenaamde snapverbinding tussen de betreffende gedeelten kunnen teweeg brengen. Wanneer geopteerd wordt voor een kleefverbinding kan de betreffende kleefstof op minstens één van de voornoemde gedeelten zijn aangebracht.
Alle hiervoor genoemde mogelijkheden kunnen zodanig worden uitgevoerd dat het mogelijk is de' vóornoemde twee of meer gedeelten te scheiden zonder grote krachtinspanningen, bijvoorbeeld zonder het gebruik van gemotoriseerde gereedschappen. Bij voorkeur wordt echter wel een handmatig gereedschap, zoals een mes of ander snijdend gereedschap toegepast.
Het is duidelijk dat de hiervoor genoemde mogelijkheden met elkaar kunnen worden gecombineerd, waarbij dan een combinatie van de eerste en de tweede mogelijkheid bijzonder voordelen met zich meebrengt, vermits een dergelijke combinatie kan leiden tot gemeenschappelijk ommantelde lichaamsgedeelten die eveneens met een verzwakt materiaalgedeelte met elkaar zijn verbonden, waarbij dit verzwakt materiaalgedeelte zich dan bij voorkeur op een afstand van de gemeenschappelijke ommanteling bevindt. Deze bijzondere combinatie levert bijzonder stabiele universele profielen op, die zonder veel problemen kunnen worden vervaardigd. Bovendien is de overgang tussen beide gedeelten bij een dergelijk profiel verborgen. In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevindt het voornoemd verzwakt materiaalgedeelte zich ongeveer in het midden tussen de voorzijde en de achterzijde van het profiel of de plint, of bevindt dit materiaalgedeelte zich althans toch bij voorkeur in een zone gelegen tussen 0,4 en 0,6 keren de dikte van het profiel of de plint.
Bij voorkeur bestaan voornoemde gedeelten minstens gedeeltelijk, hetzij uit hout, hetzij uit een houtgebaseerd materiaal, bij voorkeur uit MDF/HDF of multiplex. Deze materialen laten een vlotte verwerking : toe bijvoorbeeld aan de hand van freeswerktuigen en kunnen, indiërv nodig, ook eenvoudig worden ommanteld. De uitvinding is echter niet beperkt tot houtachtige materialen. De gedeelten kunnen immers ook in andere materialen zoals aluminium, papierpulp en kunststof of kunststofgebaseerde materialen worden uitgevoerd. Deze materialen laten toe de scheidbare en/of samenvoegbare gedeelten van het profiel afzonderlijk of eventueel samen te extruderen.
Met hetzelfde oogmerk als bij het eerste aspect betreft de huidige uitvinding volgens haar tweede onafhankelijk aspect een profiel voor het afwerken van een vloerbekleding, waarbij dit profiel een lichaam met twee of meer gedeelten bevat die onderling ééndelig, doch scheidbaar zijn uitgevoerd, met als kenmerk dat door het scheiden van voornoemde gedeelten twee omrandingsprofielen kunnen worden gevormd, waaronder minstens één plint. Het profiel van het tweede aspect biedt een resem aan mogelijkheden voor het configureren van een universeel aanwendbaar profiel, bovendien kan met het profiel van het tweede aspect het door de scheiding eventueel ontstane afval worden beperkt. Bij scheiden van de voornoemde twee gedeelten bestaan immers twee bruikbare omrandingsprofielen. Het is dus niet zo dat bij een dergelijke scheiding het volledige afgescheiden gedeelte dient te worden weggeworpen.
Bij voorkeur is het profiel van de uitvinding op zich eveneens uitgevoerd als een plint of een ander omrandingsprofiel. In dit geval verkrijgt de gebruiker de keuze hetzij het profiel op zich toe te passen als plint, respectievelijk als een ander omrandingsprofiel, hetzij de plint en/of het omrandingsprofiel die uit het profiel kunnen worden bekomen toe te passen.
De voornoemde twee omrandingsprofielen kunnen beiden plinten zijn. Volgens een eerste mogelijkheid hiervan kunnen deze plinten een identieke vorm en hoogte vertonen. Een dergelijk Pr°fiel laat een economische productie toe van plinten, vermits twee identieke plinten uit eenzelfde lichaam kunnen worden bekomen. Bovendien is de distributie van dergelijke profielen eenvoudiger te organiseren. In het geval waar het profiel op zich eveneens is uitgevoerd als een plint, wordt de gebruiker de keuze gelaten, hetzij het profiel op zich als plint toe te passen, hetzij de identieke plinten die uit het profiel kunnen worden bekomen toe te passen. Volgens een tweede mogelijkheid kunnen voornoemde plinten verschillend zijn, waarbij dit verschil er bij voorkeur minstens in bestaat dat voornoemde pli-nten een verschillende hoogte en/of een verschillende vorm vertonen. Aan de hand van deze uitvoeringsvorm kunnen de keuzemogelijkheden van de gebruiker worden gemaximaliseerd.
De voornoemde twee omrandingsprofielen kunnen ook slechts één plint omvatten. Het tweede omrandingsprofiel kan dan bijvoorbeeld een zogeheten eindprofiel, een concave sierlijst of moulure (Engels: scotia) of een kwartrond profiel (Engels: quarter round) zijn, waarbij het bij dit laatste dan een convexe sierlijst of moulure betreft.
Voornoemd lichaam is in de niet-gescheiden toestand bij voorkeur minstens gedeeltelijk met een laagvormige bekleding ommanteld. Deze laagvormige bekleding kan bijvoorbeeld een overschilderbare folie omvatten. Bij vööbkeur is de -laagvormige bekleding in de gescheiden toestand minstens op de voornoemde plint en beter nog tevens op het - voornoemde Omrandingsprof iel aanwezig.
Er wordt opgemerkt dat het profiel vari het tweede aspect van de uitvinding tevens de kenmerken van het voornoemde eerste aspect of de voorkeurdragende uitvoeringsvormen daarvan kan vertonen, in zoverre deze niet tegenstrijdig zijn.
Volgens een derde onafhankelijk aspect beoogt de huidige uitvinding een profiel aan te bieden met - scheidbare doch eendelig uitgevoerde gedeelten, waarbij de aan te wenden oppervlakken van het na een eventuele scheiding bekomen afwerkings- of omrandingsprofiel niet noodzakelijk dienen te worden nabewerkt voor het bekomen van een optimaal resultaat. De betreffende oppervlakken kunnen bijvoorbeeld met een goed resultaat in contact worden gebracht met een vloerbekleding of met een wand zonder dat een schuurbewerking dient te worden uitgevoerd. Hiertoe betreft de uitvinding volgens haar onafhankelijk derde aspect een profiel voor het afwerken van een vloerbekleding, waarbij dit profiel een lichaam met twee of meer gedeelten bevat die onderling ééndelig, doch in functie van de beoogde toepassing onderling scheidbaar zijn uitgevoerd doordat zij via een verzwakt materiaalgedeelte dat een afbreekzone vormt met elkaar zijn verbonden, met als kenmerk dat bij het loodrecht op een scheidingsvlak van elkaar scheiden van voornoemde gedeelten een breukoppervlak ontstaat in voornoemde afbreekzone, dat zich hoofdzakelijk dwars ten opzichte van het voornoemde scheidingsvlak uitstrekt. Dit laat toe dat het eigenlijke breukoppervlak op een zodanige plaats in het bekomen profiel aan te brengen dat het ontstane ruwe breukoppervlak niet dient te worden nabewerkt voor het bekomen van een optimaal resultaat.
Opgemerkt wordt dat het voornoemde scheidingsvlak als denkbeeldig wordt aanzien en een vlak'betreft dat in hoofdzaak samenvalt met de te verwezenlijken scheiding. Dit "scheidingsvlak" kan bijvoorbeeld gedefinieerd worden als het vlak dat zich gemiddeld gezien tussen de begrenzende oppervlakken van beide betreffende gedeelten uitstrekt. Voor praktische voorbeelden van dergelijk scheidingsvlak wordt verwezen naar de verdere gedetailleerde beschrijving en de figuren. Zo bijvoorbeeld strekt het scheidingsvlak zich bij een plint waarvan de hoogte door afscheiding van een gedeelte kan worden aangepast zich hoofdzakelijk dwars op de zichtzijde van de plint uit, tussen de te scheiden gedeelten, terwijl het breukoppervlak zich dan volgens het derde aspect van de uitvinding dwars op dit scheidingsoppervlak uitstrekt, bijvoorbeeld hoofdzakelijk evenwijdig aan de voornoemde zichtzijde.
Het voornoemde profiel vertoont bij voorkeur gedeelten die hoofdzakelijk zijn opgebouwd uit een materiaal dat een laminaire opbouw vertoont. In het kader van deze uitvinding wordt hiermede bedoeld dat dergelijke materialen loodrecht op de lagen waaruit zij zijn opgebouwd andere mechanische eigenschappen vertonen dan in het vlak van deze lagen. Opgemerkt wordt dat voornoemde lagen niet noodzakelijk duidelijk te onderscheiden moeten zijn. Het kan immers ook gaan over een materiaal dat wel uniform uit hetzelfde materiaal is opgebouwd, doch waarbij de onderlinge verbinding tussen de samenstellende materiaaldeeltjes in één bepaalde richting verschillend is. Zo bijvoorbeeld kunnen voornoemde gedeelten hoofdzakelijk zijn opgebouwd uit MDF of HDF (Medium Density Fiberboard of High Density Fiberboard), waarvan gekend is dat het anistrope eigenschappen heeft doordat het in de dikterichting van een typische MDF of HDF plaat een lagere treksterkte vertoont dan in de richtingen in het vlak van de MDF of HDF plaat. Het is bekend dat, in het geval van MDF of HDF, deze anistrope eigenschappen worden bekomen door een oriëntatie van de houtvezels hoofdzakelijk in het vlak van de platen en dat de voornoemde lagere treksterkte aanleiding kan geven tot splitten van het materiaal.
Bij voornoemde materialen van laminaire opbouw draagt het de voorkeur dat het voornoemde breukoppervlak zich hoofdzakelijk parallel aan de lagen van voornoemde laminaire opbouw uitstrekt, terwijl het voornoemde scheidingsvlak zich hoofdzakelijk dwars op deze lagen uitstrekt. Typisch vertonen materialen met een laminaire opbouw een lagere treksterkte in een richting loodrecht op de lagen waarop het is opgebouwd. Hierdoor kan het breukoppervlak eenvoudiger hoofdzakelijk parallel aan deze lagen worden gevormd. Opgemerkt wordt dat voornoemde anistrope eigenschappen, zoals dit onder andere het geval is bij MDF en HDF, aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van het zogeheten split-effect, dat normalerwijze als nadelig wordt ervaren. In het derde aspect van de huidige uitvinding kan dergelijk split-effect echter gunstig worden aangewend voor het vormen van een breukoppervlak tussen de voornoemde gedeelten van het lichaam.
Voor voorbeelden en verdere verduidelijking van dit derde aspect wordt verwezen naar de beschrijving en de bijgaande figuren. Het is duidelijk dat een profiel met de kenmerken van het derde aspect tevens de kenmerken kan vertonen van het eerste en/of het tweede aspect of van de voorkeurdragende uitvoeringsvormen hiervan.
De uitvinding heeft volgens een bijzonder vierde aspect ook betrekking op een set van onderdelen voor een profiel met de kenmerken van het eerste, het tweede en/of het derde aspect. Deze set van onderdelen heeft als kenmerk dat zij minstens de in voorgaande aspecten genoemde gedeelten van het lichaam bevat. Het is duidelijk dat' dergelijke set van onderdelen bij voorkeur als een eenheid wordt aangeboden, bijvoorbeeld in eenzelfde verpakking wordt aangeboden. Naast voornoemde gedeelten van het lichaam kan dergelijke set van onderdelen eveneens één of meerdere accessoires bevatten die kunnen worden aangewend bij het scheiden en/of bij het samenvoegen van voornoemde onderdelen. Zo bijvoorbeeld kan de set van onderdelen een mes of een ander snijwêrktuig, lijm of andere kleefmiddelen, grijp- of fixeerwerktuigen, of dergelijke bevatten, waarbij voornoemde grijp- of fixeerwerktuigen dan kunnen worden aangewend om minstens één van de voornoemde gedeelten van het lichaam vast te houden tijdens het scheiden of samenvoegen ervan. Het is duidelijk dat dergelijke set van onderdelen ook de voornoemde geïntegrèerde verbindingsmiddelen kan bevatten, waarbij deze dan al dan niet reeds met het profiel of een gedeelte daarvan zijn geïntegreerd.
Met het inzicht de kenmerken van de Uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 een profiel volgens de huidige uitvinding weergeeft; figuur 2 een zicht weergeeft in een dwarsdoorsnede volgens de op figuur 1 aangeduide lijn II-II; figuur 3 in een gelijkaardig zicht verschillende mogelijke configuraties weergeeft voor een variante van dergelijk profiel; figuur 4 op grotere schaal een zicht weergeeft op het gebied dat op figuur 3 met F4 is aangeduid; figuren 5 tot 10 in een gelijkaardig zicht varianten weergeven; figuur 11 in een zicht gelijkaardig aan dat van figuur 2 nog een profiel volgens de huidige uitvinding weergeeft; figuren 12 en 13 verdere varianten weergeven van dergelijk profiel; figuur 14 op grotere schaal een zicht weergeeft op het gebied dat op figuur 13 met F14 is aangeduid; figuur 15 in eenzelfde zicht de toepassing van dit profiel illustreert; figuur 16 nog een profiel volgens de uitvinding weergeeft; figuur 17 een stap weergeeft in een werkwijze voor het scheiden van gedeelten van dergelijk profiel; figuur 18 in dwarsdoorsnede een zicht weergeeft volgens de in figuur 17 aangeduide lijn XVIII-XVIII; figuur 19 een accessoire weergeeft dat bij het profiel van de uitvinding kan worden aangewend; figuur 20 in dwarsdoorsnede nog een profiel volgens de uitvinding weergeeft; en figuur 21 nog een bijzondere variante weergeeft van een profiel met de kenmerken van minstens het voornoemde derde aspect van de uitvinding.
Figuur 1 geeft in vooraanzicht een profiel 1 weer voor het afwerken van een vloerbekleding 2. Het profiel 1 is als plint toegepast en is hiertoe aan de rand van de vloerbekleding 2 als een belegstuk tegen de betreffende wand 3 aangebracht. Het afgebeelde profiel 1 vertoont, zoals uit de verdere figuren zal blijken, de kenmerken van het eerste aspect.
Figuur 2 geeft duidelijk weer dat dit profiel 1 een lichaam 4 met meerdere gedeelten 5 bevat die zowel onderling samenvoegbaar als onderling scheidbaar zijn uitgevoerd. In dit geval gaat het om een lichaam 4 met drie gedeelten 5, die niet noodzakelijk alle drie tegelijk in de uiteindelijk aangewende configuratie van het profiel 1 moeten worden toegepast. Het gaat hier om een eerste gedeelte 6 dat minstens een gedeelte van de basisstructuur van de plint of profiel 1 vormt, een tweede gedeelte 7 dat minstens de kop of het kopgedeelte 7 van de plint 1, of een gedeelte daarvan, vormt en een derde gedeelte 8 dat, zoals weergegeven met de pijl 9, tussen het voornoemde eerste gedeelte 6 en tweede gedeelte 7 kan worden toegepast. Het is duidelijk dat door het al dan niet toepassen van dit tweede gedeelte 7 naar keuze minstens twee plinten van verschillende hoogte kunnen worden gevormd.
Figuur 2 geeft ook duidelijk weer dat het profiel 1 geïntegreerde verbindingsmiddelen 10 omvat waarmede minstens twee van de voornoemde gedeelten 5 onderling zijn verbonden of kunnen verbonden worden. In dit geval zijn de geïntegreerde verbindingsmiddelen 10 uitgevoerd als mechanische koppelmiddelen, meer bepaald koppelmiddelen in de vorm van een tand 11 en een groef 12 die met elkaar kunnen samenwerken. In voorliggend geval zijn zowel de tand 11 als de groef 12 telkens eendelig met hetzelfde materiaal als de betreffende samenwerkende gedeelten 5 van het lichaam 4 uitgevoerd. Het is uiteraard niet uitgesloten dat de mechanische koppelmiddelen in een ander materiaal zijn uitgevoerd. Zo bijvoorbeeld kan gewerkt worden met ingezet materiaal of een ingezet verbindingsdeel dat dan bijvoorbeeld minstens de voornoemde tand 11 kan vormen. Volgens een afwijkende variante van het eerste aspect van de uitvinding kunnen dergelijke inzetstukken ook afzonderlijk zijn voorzien. Dit wil zeggen dat zij bij installatie van het profiel nog door de gebruiker in de te bekomen plint dienen te worden geïntegreerd. Eventueel kan dergelijke oplossing aangeboden worden aan de hand van een set van onderdelen met de kenmerken van het vierde aspect waarbij deze set van onderdelen dan minstens de voornoemde afzonderlijke verbindingsmiddelen bevat.
De geïntegreerde verbindingsmiddelen 10 kunnen zich volgens de uitvinding, zoals in figuur 2, over hoofdzakelijk de volledige lengte L van het profiel 1 of de betreffende gedeelten 5 uitstrekken, doch kunnen zich ook over · een beperkte afstand langsheen dit profiel 1 uitstrekken, of kunnen alternerend al dan niet aanwezig zijn over deze afstand. In het geval van verbindingsmiddelen in de vorm van een tand en groefverbinding 11-12 kan dergelijke alternerende aanwezigheid eventueel nog enige mate van verbinding in de lengterichting van het profiel 1 of de plint opleveren.
In streeplijn 13 is op figuur 2 nog een mogelijk vierde gedeelte van het lichaam 4 van het profiel 1 weergegeven. Het betreft een alternatief kopgedeelte 7A voor de plint. Dit vierde gedeelte 5, dat een eerder modern kopgedeelte 7A is, kan in de plaats van het voornoemde tweede gedeelte 5, dat een eerder klassiek kopgedeelte 7 is, worden aangeboden. Aan de hand van het voornoemde eerste gedeelte 6, derde gedeelte 8 en vierde gedeelte 7A kan dan een profiel 1 worden aangeboden waarmee naar keuze minstens twee moderne plinten van verschillende hoogte kunnen worden gevormd. Dit vierde gedeelte 7A kan ook in de plaats van het voornoemde derde gedeelte 8 worden aangeboden, waarbij dan aan de hand van het voornoemde eerste gedeelte 6, tweede gedeelte 7 en vierde gedeelte 7A een profiel 1 kan worden aangeboden waarmee naar keuze minstens twee plinten met een verschillende vorm,-meer speciaal met een verschillend kopgedeelte 7-7A, kunnen worden gevormd. Uiteraard kunnen de vier in figuur 2 afgebeelde gedeelten 6-7-7A-8 ook samen als één profiel 1 of als één set van onderdelen voor dergelijk profiel 1 worden aangeboden, waardoor dan uiteraard de keuzemogelijkheden voor het vormen van verschillende plinten vermeerderd worden.
Op figuur 2 is verder in streeplijn ook nog weergegeven dat het profiel 1 van de uitvinding aan zijn achterzijde geprofileerd kan zijn. Deze profilering 15 kan tot doel hebben een meer eenvoudige fixatie tegen een wand 3 mogelijk te maken, bijvoorbeeld aan de hand van clips, zoals die bekend zijn uit het BE 1015275, of aan de hand van rails, zoals die bekend zijn in het WO 2006/074824. Andere bevestigingstechnieken zoals het nagelen of verlijmen van de profielen 1 of plinten zijn uiteraard niet uitgesloten. Voor het verlijmen kan de voornoemde profilering 15 bestaan uit in de achterzijde 14 van het profiel 1 of de plint aangebrachte uitsparingen waarin de lijm dient te worden aangebracht. De voornoemde profilering 15 kan ook tot doel hebben de buigbaarheid van het profiel 1 of de plint te verhogen zodat deze op een meer eenvoudige wijze tegen een niet al te rechte wand 3 kan worden toegepast. De voornoemde profilering 15 kan uiteraard eender welke vorm vertonen. Bij voorkeur laat dergelijke profilering 15, zoals de hier voorgestelde profilering 15, minstens toe dat het kopgedeelte 7-7A van de plint tegen de wand 3 kan worden aangebracht.
Figuur 3 geeft verschillende mogelijke configuraties weer van eenzelfde profiel 1 met de kenmerken van de uitvinding, waarbij dit profiel 1 een lichaam 4 vertoont dat minstens gedeeltelijk met een laagvormige bekleding 16 is ommanteld. Deze laagvormige bekleding 16 kan uit eender welke materie bestaan, maar bevat bij voorkeur minstens een materiaalvel, zoals een papiervel, een PVC folie, een textiellaag of dergelijke. In een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding volgens al haar aspecten wordt het profiel 1 uitgevoerd als een overschilderbaar profiel. In dergelijk geval wordt bij voorkeur gekozen voor een overschilderbare laagvormige bekleding 16, zoals een overschilderbaar papiervel of enig ander overschilderbaar materiaalvel, dat bij voorkeur in niet-geschilderde toestand een neutrale lichte kleur zoals wit of beige vertoont. Uiteraard kan in de plaats van met een neutrale, eventueel overschilderbare laagvormige bekleding 16 ook gewerkt worden met een laagvormige bekleding 16 die reeds is ingekleurd of van een motief is voorzien. Eender welk motief kan worden toegepast, zoals een houtmotief, een steenmotief of een motief met stenen en voegen. Dergelijke van een motief voorziene of van een uniforme inkleuring voorziene laagvormige bekleding 16 kan van eender welke aard zijn en bevat bij voorkeur tevens een materiaalvel zoals een papiervel, PVC folie of een textiellaag. Er kan uiteraard gewerkt worden met de gekende types van laminaat, dat bijvoorbeeld hoofdzakelijk kan bestaan uit één of meerdere papierveilen die van hars of andere kunststof zijn voorzien en die door de uitharding van deze kunststof met elkaar zijn verbonden. Er kan evenwel ook gewerkt worden met laagvormige bekledingen 16 van echt hout, zoals fineer, dat dan bij voorkeur een laagdikte van minder dan 1 millimeter vertoont. Ook andere laagvormige bekledingen bezitten bij voorkeur een laagdikte van minder dan 1 millimeter. Bij eender welk type van laagvormige bekleding 16 kunnen er additieven in deze laagvormige bekleding 16 worden toegepast die aan het profiel 1 of aan de plint enige slijtvastheid verlenen. Bij voorkeur wordt gewerkt met minerale of keramische partikels, zoals aluminiumoxide, die in de laagvormige bekleding 16 zijn vervat en/of aan het oppervlak daarvan aanwezig zijn.
Het is mogelijk dat de eventuele laagvormige bekleding 16 die volgens de uitvinding wordt toegepast enige structuur vertoont, zoals bijvoorbeeld een houtstructuur, die dan bijvoorbeeld waarneembaar blijft bij het overschilderen ervan.
Volgens de uitvinding is het ook mogelijk dat de laagvormige bekleding 16 vrij is van materiaalvellen en bijvoorbeeld uitsluitend gevormd is door een uitgeharde vloeibare substantie zoals inkt. Voor het bekomen van een dergelijk profiel 16 of een dergelijke plint kunnen bijvoorbeeld de directe druktechnieken zoals beschreven in het WO 2006/074824 worden toegepast.
In het voorbeeld van de links in figuur 3 weergegeven configuratie IA van het profiel 1 bevindt de laagvormige bekleding 16 zich minstens aan de zichtzijde 17 van het profiel 1 of de plint. Beter nog wordt hoofdzakelijk de volledige zichtzijde 17 gevormd door de voornoemde .laagvormige bekleding 16. Het is uiteraard mogelijk dat, zoals· in streeplijn 18 weergegeven is, eveneens de achterzijde'14 van het profiel 1 met de voornoemde laagvormige bekleding 16 is voorzien. De rechts in figuur 3 weergegeven configuratie· 1D van het profiel 1 illustreert dat dan eveneens de achterzijde 14 als sierzijde of zichtzijde 17 kan worden aangewend. Op deze manier kan het aantal gebruiksmogelijkheden van het profiel 1 of de eruit realiseerbare plinten gemaximaliseerd worden. Een andere mogelijkheid is het aanbrengen van een gebruiksaanwijzing, markering of merk op het gedeelte van de laagvormige bekleding 16 die zich op de achterzijde 14 bevindt. Er wordt opgemerkt dat voor het aanbrengen van dergelijke gebruiksaanwijzing, markering of merk niet noodzakelijk een laagvormige bekleding 16 aanwezig dient te zijn. Voor dit doel kan immers ook direct op het lichaam worden gedrukt. Tevens wordt opgemerkt dat de laagvormige bekleding 16 niet noodzakelijk als één doorlopend vel over de volledige omtrek van het profiel 1 moet zijn aangebracht.
Figuur 4 toont duidelijk aan dat de voornoemde laagvormige bekleding 16 zich bij het profiel 1 dat is weergegeven op figuur 3 zich in de niet gescheiden toestand van voornoemde gedeelten 5 minstens over de overgang 19 tussen deze gedeelten 5 uitstrekt. Hierdoor wordt bekomen dat de overgangen 19 tussen de betreffende gedeelten 5 van het lichaam 4 van het profiel 1 op deze manier extra stevig worden uitgevoerd. In het voorbeeld zijn de betreffende gedeelten 5 dan minstens door middel van voornoemde laagvormige bekleding 16 verbonden. Het is duidelijk dat in dit geval de voornoemde geïntegreerde verbindingsmiddelen 10 minstens door deze laagvormige bekleding 16 worden gevormd. De betreffende gedeelten 5 zijn hierbij scheidbaar uitgevoerd minstens doordat de voornoemde laagvormige bekleding 16 scheurbaar, snijdbaar, breekbaar of dergelijke is. Volgens een variante, die hier niet is weergegeven, is het ook mogelijk dat de betreffende gedeelten 5 scheidbaar zijn uitgevoerd doordat één of meer van de voornoemde gedeelten 5 van de daar tegen aansluitende laagvormige bekleding 16 kan worden losgemaakt. Er wordt opgemerkt dat de laagvormige bekleding 16 zich niet noodzakelijk over de volledige lengte L van het profiel 1 over de overgang 19 tussen de betreffende gedeelten 5 dient uit te strekken.
Zoals weergegeven aan de hand van de uiterst rechts en uiterst links op figuur 3 afgebeelde configuraties 1A-1D kan het profiel 1 van de uitvinding op zich als een plint zijn uitgevoerd en kan zij een lichaam 4 bevatten dat uit minstens drie gedeelten 5, namelijk minstens een kopgedeelte 7 en twee basisgedeelten 6, bestaat, welke onderling samenvoegbaar en/of scheidbaar zijn uitgevoerd. De betreffende configuraties 1A-1D betreffen een aanwending van het eigenlijke profiel 1 in een verschillende oriëntatie, welke in dit geval leidt tot plinten van verschillende vorm, meer bepaald tot plinten met een verschillend kopgedeelte 7-7A. Enerzijds is in de linkse configuratie IA het eigenlijke rustieke kopgedeelte 7 aangewend, terwijl in de rechtse configuratie 1D één van de voornoemde basisgedeelten 6 dienst doet als alternatief kopgedeelte 7A, in dit geval als modern kopgedeelte, en het voornoemde eigenlijke kopgedeelte 7 dienst doet als basisgedeelte 6.
Met beide midden op figuur 3 afgebeelde configuraties 1B en IC is duidelijk weergegeven dat ook plinten van verschillende hoogte kunnen worden gevormd, waarbij eventueel, zoals in streeplijn 20 is weergegeven, een afgescheiden gedeelte 5 van het lichaam 4 kan worden aangewend aan de voet van de plint. Dit kan in het bijzonder zonder al te veel moeite verwezenlijkt worden wanneer het profiel 1 vrij is van de voornoemde mechanische koppelmiddelen 11-12. Eventueel kan in dergelijk geval enkel met de laagvormige bekleding 16 als geïntegreerd verbindingsmiddel 10 worden gewerkt. Andere mogelijkheden komen verder in deze getailleerde beschrijving nog aan bod. Een verdere mogelijkheid is dat het van het lichaam 4 afgescheiden gedeelte 5 op zich als omrandingsprofiel kan worden toegepast. Zo bijvoorbeeld zou het kopgedeelte 7 van het voorbeeld op zich als convexe sierlijst kunnen worden toegepast. Er wordt opgemerkt dat dergelijk profiel 1 om deze reden ook de kenmerken van het tweede aspect van de uitvinding vertoont.
Het is mogelijk dat voor het scheiden van de gedeelten 5 van het lichaam 4 bij het voorbeeld uit de figuren 3 en 4 minstens de laagvormige bekleding 16 ter hoogte van de overgang 19 tussen de betreffende gedeelten 5 dient te worden onderbroken. Dit kan met of zonder gereedschap gebeuren. In het geval gereedschap wordt aangewend is dit bij voorkeur niet gemotoriseerd. De onderbreking van de laagvormige bekleding 16 kan bijvoorbeeld gebeuren aan de hand van een mes of ander snijdend werktuig of kan eenvoudig handmatig door afscheuren gebeuren.
In het geval een mes of ander snijwerktuig wordt aangewend voor het ter hoogte van voornoemde overgang 19 onderbreken van minstens de voornoemde laagvormige bekleding 16, kan de desbetreffende snijbewerking zowel van buiten naar binnen uitgevoerd worden als andersom. Zeker in het laatste geval is het nuttig onder de laagvormige bekleding 16, al dan niet direct daaronder, een zone 21 te voorzien waarin een gedeelte van het mes ongehinderd, of althans toch quasi ongehinderd, kan worden geïntroduceerd en voortbewogen. Het betreffende gedeelte van het mes kan al dan niet een gedeelte van de snijkant bevatten. De betreffende zone 21 of de wanden 22 ervan kunnen een geleiding vormen voor het betreffende gedeelte van het mes. Met een dergelijke geleiding kan een kwalitatief hoogstaande snede worden bereikt.
Figuur 5 geeft een variante van het profiel 1 van de uitvinding weer waarin dergelijke zone 21 is uitgevoerd als een materiaalvrije zone. Het is uiteraard niet uitgesloten dat de betreffende zone 21 minstens gedeeltelijk wordt opgevuld met bijvoorbeeld een week materiaal zoals was of dergelijke. Met het oog op een meer eenvoudig aanbrengproces voor de laagvormige bekleding 16 kunnen in dergelijke zones 21 ook profielen, bijvoorbeeld geëxtrudeerde profielen worden aangebracht. Het verstevigen van het te ommantelen lichamen 4 aan de hand van separaat vervaardigde profielen is op zich bekend bijvoorbeeld uit het WO 2007/116144. Verder kunnen in dergelijke zones 21 bijvoorbeeld ook lijm of andere kleefmiddelen worden aangebracht, welke dan bijvoorbeeld deel kunnen uitmaken van de voornoemde geïntegreerde verbindingsmiddelen 10.
Figuur 6 illustreert een variante waarbij twee gedeelten 5 van het lichaam 4 in de niet gescheiden toestand minstens door middel van de voornoemde laagvormige bekleding 16 en bijkomend door middel van een verzwakt materiaalgedeelte 23 direct onder deze laagvormige bekleding 16 zijn verbonden. De voornoemde geïntegreerde verbindingsmiddelen 10 worden hierbij dan minstens, en in het weergegeven geval uitsluitend, gevormd door de voornoemde laagvormige bekleding 16 en het voornoemd verzwakt materiaalgedeelte 23.
Figuur 7 toont een ander voorbeeld waarbij de voornoemde geïntegreerde verbindingsmiddelen 10 minstens gevormd worden door de voornoemde laagvormige bekleding 16 en een verzwakt materiaalgedeelte 23. In tegenstelling tot figuur 6 bevindt het verzwakt materiaalgedeelte 23 zich niet onmiddellijk onder de voornoemde laagvormige bekleding 16, ' doch bevindt het zich op een afstand van deze laagvormige' bekleding 16 of is het verzwakt materiaalgedeelte 23 minstens gescheiden van deze laagvormige bekleding 16 door een materiaalvrije zone 21 of uitsparing 24.
Uit de figuren 6 en 7 is het duidelijk dat dergelijke verzwakte materiaalgedeelten 23 kunnen worden gevormd door het uitvoeren van insnijdingen 25 in een oorspronkelijk vol materiaal. Deze insnijding 25 is in het geval van figuur 6 uitgevoerd van één zijde, in dit geval de achterzijde 14 van het profiel of de plint, tot net onder de voornoemde laagvormige bekleding. In het geval van figuur 7 zijn twee insnijdingen 25 uitgevoerd waarvan de respectievelijke bodems 27 de zijwanden 28 van het voornoemde verzwakte materiaalgedeelte 23 definiëren. Er wordt opgemerkt dat dergelijke verzwakte materiaalgedeelten 23 ook op een andere manier kunnen zijn bekomen dan door het vormen van insnijdingen 25 in een oorspronkelijk vol materiaal. Zo bijvoorbeeld kunnen zij in het lichaam 4 van het profiel 1 zijn voorzien bij de vorming van dit lichaam 4 zelf, zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn wanneer dit lichaam 4 gevormd wordt aan de hand van een extrusieproces. Voor de vakman is het duidelijk dat dergelijke extrusietechnieken met verschillende materialen kunnen worden uitgevoerd, zoals kunststoffen, aluminium, hout-kunststofcomposiet of dergelijke.
Het is duidelijk dat de afgebeelde gedeelten 5 van de varianten van het profiel van de uitvinding, zoals weergegeven in de figuren 6 en 7, in de niet gescheiden toestand minstens door middel van het voornoemde verzwakt materiaalgedeelte 23 zijn verbonden en dat deze gedeelten 5 scheidbaar zijn doordat het voornoemd verzwakt materiaalgedeelte 23 scheurbaar, snijdbaar, breekbaar of dergelijke is en dat derhalve bij deze voorbeelden de voornoemde geïntegreerde verbindingsmiddelen 10 minstens gevormd worden door het voornoemde verzwakt materiaalgedeelte 23.
Figuur 8 illustreert dat de voornoemde insnijdingen 25 niet noodzakelijk loodrecht op de achterzijde 14 en/of voorzijde 17 van het profiel 1 dienen te zijn uitgevoerd. Zij kunnen, zoals hier, ook met een zekere inclinatie worden uitgevoerd. Hiermede kan worden bekomen dat bij aanwending van het afgebroken gedeelte 5 van het lichaam 4 als omrandingsprofiel het gevormde breukoppervlak 29 verwijderd is van het horizontaal oppervlak waarop het omrandingsprofiel dient te worden toegepast.
Figuur 9 toont een bijzonder voorkeurdragende uitvoering voor geïntegreerde verbindingsmiddelen 10. Zij worden ook hier minstens gevormd door een verzwakt materiaalgedeelte 23 dat een afbreekzone vormt, en eventueel een laagvormige bekleding 16 die zich over de overgang 19 van de desbetreffende gedeelten 5 uitstrekt. Het bijzondere aan deze uitvoeringsvorm is dat bij het loodrecht op een denkbeeldig scheidingsvlak S van elkaar scheiden van de betreffende gedeelten 5 een breukoppervlak 29 ontstaat in de voornoemde afbreekzone, dat zich hoofdzakelijk dwars ten opzichte van het voornoemde scheidingsvlak S uitstrekt. Dit is in tegenstelling tot bijvoorbeeld de figuren 6 en 7 waar een eventueel te vormen breukoppervlak 29 zich in het scheidingsvlak S of parallel daaraan zou uitstrekken. In het weergegeven voorbeeld is dergelijk verzwakt materiaalgedeelte 23 gedefinieerd door minstens twee insnijdingen 25, eventueel kunnen zoals in streeplijn weergegeven ook nog verder insnijdingen 25 worden uitgevoerd. Uiteraard kan ook hier extrusie worden toegepast, waarbij de voornoemde verzwakte materiaalgedeelten 23 dan eventueel direct kunnen worden voorzien zonder dat hier noodzakelijkerwijs insnijdingen 25 dienen te worden voor uitgevoerd.
Figuur 10 geeft een gelijkaardig voorbeeld als figuur 9, waarbij de vorm van de insnijdingen 25 of uitsparingen 24 is aangepast om een meer eenvoudige scheiding van de betreffende gedeelten 5 toe te laten. Hierbij is·gewerkt met minstens één insnijding 25 of uitsparing 24 waarbij de verwijdering van de wanden 22 van deze insnijding 25 of uitsparing 24 in een distale richting met betrekking tot hét profiel 1 toeneemt. Dergelijke insnijdingen 25 of uitsparingen 24 laten toe dat de gedeelten 5 van het profiel 1 met behulp van een wentelbeweging omheen het verzwakt materiaalgedeelte 23 kunnen worden gescheiden.
Er wordt opgemerkt dat figuren 9 en 10 tevens de kenmerken van het derde aspect van de huidige uitvinding vertonen. Hierbij bestaat het verzwakte materiaalgedeelte 23 en bij voorkeur tevens de voornoemde gedeelten 5, zoals schematisch op figuur 10 weergegeven, uit een materiaal dat een laminaire opbouw vertoont, waarbij het voornoemde breukoppervlak 29 zich hoofdzakelijk parallel aan de lagen 31 van deze laminaire opbouw uitstrekt, terwijl het voornoemdé imaginaire scheidingsvlak S zich hoofdzakelijk dwars op deze lagen 31 uitstrekt. Zoals voornoemd kan voor het laminair opgebouwd materiaal gekozen worden voor MDF of HDF.
Het spreekt voor zich dat bij een profiel 1 met een lichaam 4 met meer dan twee scheidbare gedeelten 5, de onderlinge scheidbaarheid en/of samenvoegbaarheid van deze gedeelten 5 op verschillende wijzen kan zijn bekomen, namelijk aan de hand van verschillende geïntegreerde verbindingsmiddelen 10. Zo bijvoorbeeld kunnen de verbindingsmiddelen 10 van de figuren 2 tot en met 10 met elkaar worden gecombineerd, of kunnen nog andere verbindingsmiddelen 10 worden aangewend.
Figuur 11 geeft een praktische uitvoeringsvorm weer van een profiel 1 met de kenmerken van het eerste, het tweede en het derde aspect. Het profiel 1 bestaat uit een met een laagvormige bekleding 16 voorzien lichaam 4, waarbij dit lichaam 4 hoofdzakelijk uit twee gedeelten 5 bestaat die naar keuze en naargelang de toepassing van het profiel 1 al dan niet van elkaar kunnen worden gescheiden. De betreffende gedeelten 5 zijn met elkaar verbonden, enerzijds, middels de voornoemde laagvormige bekleding 16 die zich minstens tot over de overgang 19 tussen beide gedeelten 5 uitstrekt, en, anderzijds, middels een verzwakt materiaalgedeelte 23. Het voornoemde verzwakt materiaalgedeelte 23 is hierbij gelijkaardig uitgevoerd als op figuur 10. Het weergegeven profiel 1 is op zich als een plint uitgevoerd en bij scheiding van beide gedeelten 5, kunnen twee kleinere omrandingsprofielen 32, in dit geval tevens plinten, worden bekomen.
Figuur 12 geeft nog een verdere praktische mogelijkheid weer voor een profiel 1 met de kenmerken van de uitvinding. Het profiel 1 is op zich uitgevoerd als een plint, meer speciaal een hoge plint, en kan daarnaast nog grosso modo in drie verschillende configuraties worden aangewend, namelijk als convexe sierlijst, als lage plint 34 en als middelmatig hoge plint 35. Het is duidelijk dat de afgescheiden gedeelten 5 in het geval van sommige van de voornoemde configuraties nog op zich kunnen worden aangewend.
Figuur 13 geeft nog een mogelijkheid weer, waarbij een profiel 1 dat op zich is uitgevoerd als een plint en waarbij de keuzemogelijkheden in vergelijking met die van de uitvoeringsvorm van figuur 12 zijn vergroot doordat de voornoemde lage plinten 34 en middelmatige plinten 35 naar keuze met twee verschillende kopgedeelten 7-7A kunnen worden gevormd, namelijk enerzijds, met een eerder rustiek kopgedeelte 7, en, anderzijds, met een eerder modern kopgedeelte 7A.
Figuur 14 illustreert de aanwending van het profiel 1 uit figuur 13, en maakt in het bijzonder duidelijk hoe de afscheiding van één van de gedeelten 5 van het lichaam 4 kan worden uitgevoerd. Hierbij wordt in een eerste stap SI minstens aan één zijde, bijvoorbeeld aan de voorzijde of sierzijde 17, van het profiel 1 de laagvormige bekleding 16 ter plaatse van de overgang 19 tussen minstens twee van de voornoemde gedeelten 5 onderbroken. Bij voorkeur wordt, indien zij daar aanwezig is, de laagvormige bekleding 16 tevens onderbroken aan de andere zijde, bijvoorbeeld aan de achterzijde 14 van het profiel 1 en dit eveneens ter hoogte van de overgang 19 tussen de betreffende gedeelten 5. De voornoemde onderbreking kan zoals eerder reeds vernoemd worden uitgevoerd aan de hand van een gereedschap zoals een snij gereedschap 36, dat bij voorkeur niet gemotoriseerd is.
Figuur 15 illustreert dat na de onderbreking van deze laagvormige bekleding 16 aan minstens één zijde 14-17 van het profiel 1 in een tweede stap S2 ter hoogte van het verzwakte materiaalgedeelte 23 een breukoppervlak 29 kan worden gevormd door één van deze gedeelten 5 relatief ten opzichte van het andere te roteren. Het hier weergegeven profiel 1 vertoont onder andere de kenmerken van het derde aspect van de uitvinding, waarbij het voornoemde breukoppervlak 29 zich dus dwars op het imaginaire scheidingsvlak S uitstrekt. Er wordt opgemerkt dat het niet uitgesloten is de voornoemde eerste stap SI en tweede stap S2 in omgekeerde volgorde uit te oefenen. Tevens kunnen tussenliggende stappen of navolgende stappen worden uitgevoerd die hier niet nader zijn beschreven. Het is duidelijk dat de uitvinding ook betrekking heeft op een werkwijze voor het afscheiden van gedeelten 5 van een profiel 1 volgens minstens één van de aspecten van de uitvinding, met als kenmerk dat hiertoe minstens voornoemde eerste stap SI, en bij voorkeur tevens voornoemde tweede stap S2 wordt uitgevoerd.
Figuur 16 geeft nog een uitvoeringsvorm weer waarbij door het onderling afscheiden van gedeelten 5 van het lichaam 1 niet alleen kan gekozen worden tussen plinten met een verschillende vorm, meer bepaald tussen plinten· mét een verschillend kopgedeelte 7-7A, doch deze plinten ook naar keuze met vier verschillende hoogten H1-H2-H3-H4 kunnen' worden uitgevoerd. Op de figuur zijn deze verschillende hoogten H1-H2-H3-H4 aangeduid in het geval gebruik gemaakt wordt van het eerder rustieke, convexe kopgedeelte 7. Het is duidelijk dat dezelfde variatie kan worden bereikt wanneer gebruik gemaakt wordt van het eerder moderne alternatieve kopgedeelte 7A. Uiteraard kunnen de kopgedeelten 7 of 7A ook op zich als sierlijst of ander omrandingsprofiel 32 worden aangewend. Een verder bijzonder kenmerk van het hier weergegeven profiel 1, betreft de, in dit geval V-vormige, profilering 15 van de achterzijde 14 van het profiel, welke uitermate geschikt is om verlijming van het profiel 1 op een wand 3 toe te laten. Dergelijke gleuf, of ze nu al dan niet V-vormige is, laat een eenvoudige lijmdosering toe.
Figuur 17 geeft weer dat voor het uitvoeren van voornoemde eerste stap SI een handgereedschap 36 kan worden aangewend dat minstens bestaat uit een houder 37 en een snijkant 38, waarbij deze snijkant 38 zoals hier het geval is kan bestaan uit een snijplaatje 39, dat bij voorkeur een dikte T vertoont die overeenstemt met de breedte Bl van minstens één van de in het lichaam 4 aanwezige uitsparingen 24 of insnijdingen 25. Op deze manier kan het snijplaatje 39 goed worden geleid langs de wanden 22 van de uitsparingen 24, zodat langs weerszijden van deze uitsparing 24 een goede rechtlijnige snede 40 door de laagvormige bekleding 16 kan worden bekomen.
In de plaats van met één enkel snijplaatje 39 waarvan de dikte T overeenstemt met de breedte BI van de betreffende uitsparing 24 kan, volgens een niet weergegeven uitvoeringsvorm, ook gewerkt worden met twee snijplaatjes 39 die op een dusdanige onderlinge dwarse afstand gepositioneerd kunnen zijn dat zij beide in zijdelingse richting kunnen worden geleid door een respectieve wand 22 van de betreffende uitsparing 24. De voornoemde positionering kan ofwel statisch zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld door middel van een afstandshoudend materiaal tussen de betreffende snijkanten 39, ofwel veranderbaar zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld doordat de betreffende snijplaatjes 39 beweegbaar zijn opgesteld. In dit laatste geval kan bijvoorbeeld in een verende werking zijn voorzien middels de welke de snijplaatjes 39 worden uiteengedrukt zodat zij telkens in zijdelingse richting goed tegen de wand 22 van de uitsparing 24 aansluiten. Bij het begin van de snede 40 kan de gebruiker dan de snijplaatjes 39 naar elkaar toe drukken om hen beide aan een uiteinde 41 van het profiel 1 in de desbetreffende uitsparing 24 te brengen, waarna hij deze terug kan vrijlaten en de snijplaatjes 39 automatisch door middel van de voornoemde verende werking een onderlinge positie innemen waarop zij elke met een respectievelijke wand 22 van de betreffende uitsparing 24 contact maken.
Figuur 18 geeft duidelijk weer dat de voornoemde onderbreking van de laagvormige bekleding 16 gepaard kan gaan met de verwijdering van een strook materiaal 42 van de laagvormige bekleding 16, en eventueel een materiaalgedeelte van het eigenlijke lichaam 4. De in figuren 17 en 18 weergegeven uitvoeringsvormen kunnen erop voorzien worden dat dergelijke strook materiaal 42 de verdere snede 40 niet of slechts minimaal hindert. In het weergegeven voorbeeld kan de strook 42 of sliert het snijwerktuig 36 in de snijrichting C verlaten, in dit geval via een opening 43 die in de houder 37 is voorzien.
Figuur 18 geeft ook weer dat het snijwerktuig 36, in het bijzonder de houder 37 van dergelijk snijwerktuig 36, één of meerdere aanslagvlakken 44 kan vertonen waarmee het bedoeld is tegen de laagvormige bekleding 16 te worden aangebracht. Aan de hand van dergelijke aanslagvlakken 44 kunnen fouten bij het snijden eenvoudig worden vermeden. Zo bijvoorbeeld kan steeds onder een hoek worden gesneden die een goede snëdekwaliteit oplevert. Er kan ook gewerkt worden met aanslagvlakken 44 die minstens een referentie nemen op één van de laterale extremiteiten 45 , zoals op het kopgedeelte 7 en/of 7A, van het profiel 1 en bij voorkeur op beide laterale extremiteiten 45. Zo kan gekozen worden voor een snijwerktuig 36, zoals datgene dat op figuur 17 in streeplijn 46 is weergegeven, dat een zodanige breedte B vertoont dat dit snijwerktuig 36 zich minstens van één van voornoemde extremiteiten 45, in dit geval van het kopgedeelte 7 van het profiel 1 tot over de middellijn M van dit profiel 1 kan uitstrekken, al dan niet tot aan de andere extremiteit 45. Bij een dergelijk snijwerktuig 36 kan zowel met meerdere, eventueel verwijderbare, bijvoorbeeld wegklapbare of wegdraaibare snijkanten 38, worden gewerkt, als met één enkele snijkant 38 die bijvoorbeeld van plaats kan verwisseld worden op de houder 37 zodat één en dezelfde houder 37 toch kan worden aangewend voor de verwijdering van meerdere gedeelten 5 van het lichaam 4 van het profiel 1.
Op figuur 18 is verder nog in streeplijn 47 een andere mogelijke uitvoering van dergelijk snijwerktuig 36 weergegeven, waarbij het snijplaatje 39 een haakvormige snijkant 38 vertoont en dit snijplaatje 39 een neusgedeelte 48 vertoont via hetwelk dit eenvoudig in de betreffende uitsparing 24 kan worden geïntroduceerd.
Het is duidelijk dat een dergelijk handgereedschap 36 speciaal kan aangeboden worden voor gebruik bij het profiel 1 van de uitvinding of dat dit handgereedschap 36 meegeleverd kan zijn, al dan niet in dezelfde verpakking, met één of meerdere van dergelijke profielen 1. Nog een mogelijkheid is dat de set van onderdelen van het vierde aspect dergelijk handgereedschap 36 bevat. Verder is het mogelijk dat de vorm van het handgereedschap 36 is aangepast aan de vorm van het profiel 1, meer bepaald aan de zichtzijde 17 daarvan, bijvoorbeeld doordat, zoals hoger reeds vernoemd aanslagvlakken·44 of andere referentiegedeelten zijn gevormd waarmede dit handgereedschap 36 bedoeld is te worden geleid op het profiel- of plintoppervlak.
Figuur 19 toont nog een uitvoeringsvorm van een snijwerktuig 36 dat kan worden aangewend met de profielen 1 van de huidige uitvinding. Het betreft hierbij in het bijzonder een snijwerktuig 36 dat twee snijplaatjes 39 bevat. Deze snijplaatjes 39 kunnen op eender welke manier aan de houder 37 van het snijwerktuig 36 zijn bevestigd. Zo bijvoorbeeld! kunnen hiertoe bevestigingsmiddelen 49 in de houder 37 zijn geïntegreerd. De hier afgebeelde snijplaatjes 39 vertonen een gezamenlijke dikte T die overeenstemt met de breedte Bl van minstens één van de in het lichaam 4 van het profiel 1 aangebrachte uitsparingen 24. Bovendien bevat de houder 37 van het snijwerktuig 36 een beweegbaar onderdeel 50 dat over de snijkant 38 van het snij gereedschap 36 kan worden gebracht. Een dergelijke uitvoering kan voor verschillende doeleinden nuttig zijn. Zo bijvoorbeeld kan de snijkant 38 worden afgeschermd wanneer het snijwerktuig 36 niet in gebruik is, eventueel kan dergelijk beweegbaar onderdeel 50 ook als een, bij voorkeur permanente, afscherming uitgevoerd die bijvoorbeeld enkel wegbeweegt of wegbewogen wordt wanneer het snijwerktuig 36 in gebruik is.
Figuur 20 geeft nog een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding weer, waarbij in het bijzonder het voornoemde tweede aspect is toegepast. Het aldaar weergegeven profiel 1 staat namelijk toe dat door het scheiden van de gedeelten 5 van het lichaam 4 minstens twee, en in dit geval zelfs vier, gelijke omrandingsprofielen 32 ontstaan. Het gaat hierbij om zogenaamde kwartronde profielen of andere convexe sierlijsten 33. Deze uitvoeringsvorm biedt de mogelijkheid tot een eenvoudige en efficiënte productie van dergelijke omrandingsprofielen 32, bovendien is het weergegeven eindproduct compact en eenvoudig te transporteren en/of te verpakken.
Figuur 21 geeft nog een bijzondere uitvoeringsvorm weer van het voornoemde derde aspect, waarbij het profiel 1 een multifunctioneel afwerkingsprofiel betreft. De in de inleiding vermelde stand der techniek beschrijft omstandig multifunctionele afwerkingsprofielen voor vloerbekledingen. Het bijzondere aan het hier weergegeven afwerkingsprofiel is echter dat de scheidbaar uitgevoerde gedeelten 5 met elkaar zijn verbonden via een verzwakt materiaalgedeelte 23 dat een afbreekzone vormt, waarbij in deze breekzone of breekzonen bij het onderling scheiden van de betreffende gedeelten 5 een breukoppervlak 29 ontstaat dat zich hoofdzakelijk dwars ten opzichte van het scheidingsvlak S uitstrekt.
Er wordt opgemerkt dat gelijk welke onderlinge combinatie van de kenmerken van het eerste en/of het tweede en/of het derde en/of het vierde aspect bijzondere effecten kan opleveren welke bijvoorbeeld het gebruiksgemak van dergelijk profiel kunnen maximaliseren en/of de problemen verbonden aan de voorraadbeheer van omrandingsprofielen kunnen beperken.
Verder wordt nog opgemerkt dat afgescheiden gedeelten 5 evenals de profielen 1 op zich naast de in de verschillende aspecten genoemde mogelijkheden eender welke andere toepassing kunnen hebben. Zo bijvoorbeeld kunnen de afgescheiden gedeelten 5 als sierlijst aan de rand van een plafond, een deur, of lambrisering worden toegepast, of kunnen de profielen op zich als plafondpaneel, deurlijst of wandpaneel worden toegepast.
Het is duidelijk dat wanneer er in het voorgaande sprake is van onderling scheidbare gedeelten dat deze gedeelten bij voorkeur speciale voorzieningen, zoals insnijdingen 25, uitsparingen 24 of dergelijke meer vertonen die de onderlinge afscheidbaarheid van de betreffende gedeelten voor de gebruiker mogelijk maken. De onderlinge afscheiding geschiedt bij voorkeur zonder gereedschap of eventueel met eenvoudig gereedschap zoals aan de hand van een niet gemotoriseerd snij werktuig 36. Verder is het duidelijk dat de uitvinding betrekking heeft op de aan de gebruiker of verkoper geleverde profielen, eerder dan op halfproducten die gedurende de productie van dergelijke profielen worden bekomen.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch dergelijke profielen en sets van onderdelen daarvoor kunnen volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

Claims (27)

1. Profiel voor het afwerken van een vloerbekleding, waarbij dit profiel (1) minstens een lichaam (4) met meerdere gedeelten (5) bevat die onderling samenvoegbaar en/of scheidbaar zijn uitgevoerd en waarbij het profiel (1) geïntegreerde verbindingsmiddelen (10) omvat waarmede minstens twee van de voornoemde gedeelten (5) onderling zijn verbonden en/of kunnen worden verbonden, daardoor gekenmerkt dat het profiel (1) toelaat dat door het met elkaar samenvoegen en/of door het van elkaar scheiden van minstens de voornoemde twee gedeelten (5) naar keuze minstens twee verschillende plinten kunnen worden gevormd.
2. Profiel volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat dit profiel (1) op zich is uitgevoerd als een plint.
3. Profiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat naar keuze minstens twee plinten van verschillende hoogte (H1-H2) kunnen worden-gevormd.
4. Profiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat naar keuze minstens twee plinten met een verschillende vorm kunnen worden gevormd.
5. Profiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemd lichaam (4) minstens gedeeltelijk met een laagvormige bekleding (16) is ommanteld.
6. Profiel volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt- dat voornoemde laagvormige bekleding (16) een overschilderbare folie omvat.
7. Profiel volgens conclusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde laagvormige bekleding (16) zich in de niet gescheiden toestand of samengebrachte toestand van voornoemde gedeelten (5) minstens over de overgang (19) tussen deze gedeelten (5) uitstrekt of kan uitstrekken.
8. Profiel volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat voornoemde twee gedeelten (5) in de niet gescheiden toestand, of in de samengebrachte toestand, minstens door middel van voornoemde laagvormige bekleding (16), en eventueel bijkomend door middel van een verzwakt materiaalgedeelte (23) direct onder deze laagvormige bekleding (16), verbonden zijn, waarbij voornoemde geïntegreerde verbindingsmiddelen (10) dan minstens door voornoemde laagvormige bekleding (16) en eventueel voornoemd verzwakt materiaalgedeelte (23) worden gevormd.
9. Profiel volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat voornoemde twee gedeelten (5) scheidbaar en/of samenbrengbaar zijn doordat de voornoemde laagvormige bekleding (16) en het eventueel resterend verzwakt materiaalgedeelte (23) scheurbaar, snijdbaar, breekbaar of dergelijke is, en/of doordat minstens één van de scheidbare of samenbrengbare gedeelten (5), of althans minstens een eigenlijk gedeelte of wezenlijk onderdeel daarvan, losmaakbaar is van de daar tegen aansluitende laagvormige bekleding. (16)
10. Profiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde twee gedeelten (5) in de niet gescheiden toestand minstens door middel van een verzwakt materiaalgedeelte (23) zijn verbonden en dat deze gedeelten (5) scheidbaar en/of samenbrengbaar zijn doordat het voornoemd verzwakt materiaalgedeelte (23) scheurbaar, snijdbaar, breekbaar of dergelijke is, waarbij de voornoemde geïntegreerde verbindingsmiddelen (10) dan minstens door voornoemd verzwakt materiaalgedeelte (23) worden gevormd.
11. Profiel volgens conclusie 9 of 10, daardoor gekenmerkt dat voornoemd verzwakt materiaalgedeelte (23) een afbreekzone vormt en dat bij het loodrecht op een scheidingsvlak (S) van elkaar scheiden van voornoemde gedeelten (5) een breukoppervlak (29) ontstaat in voornoemde afbreekzone, dat zich hoofdzakelijk dwars ten opzichte van het voornoemde scheidingsvlak (S) uitstrekt.
12. Profiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde geïntegreerde verbindingsmiddelen (10) minstens bestaan uit mechanische koppelmiddelen (11-12) en/of een verbreekbare kleefverbinding bestaan.
13. Profiel volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat voornoemde mechanische koppelmiddelen bestaan uit een zogenaamde snapverbinding.
14. Profiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde gedeelten (5) minstens gedeeltelijk, hetzij uit hout, hetzij uit een houtgebaseerd materiaal bestaan, bij voorkeur uit MDF/HDF of multiplex.
15. Profiel voor het afwerken van een vloerbekleding, waarbij dit profiel (1) een lichaam (4) met twee of meer gedeelten (5) bevat die onderling ééndelig, doch scheidbaar zijn uitgevoerd, daardoor gekenmerkt dat door het scheiden van voornoemde gedeelten (5) twee omrandingsprofielen (32) kunnen worden gevormd, waaronder minstens één plint.
16. Profiel volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat voornoemde twee omrandingsprofielen (32) beiden plinten zijn.
17. Profiel volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat voornoemde plinten een identieke vorm en hoogte vertonen.
18. Profiel volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat voornoemde plinten verschillend zijn, waarbij dit verschil er bij voorkeur in bestaat dat voornoemde plinten een verschillende hoogte en/of een verschillende vorm vertonen.
19. Profiel volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat voornoemde twee omrandingsprofielen (32) slechts één plint omvatten.
20. Profiel volgens één van de conclusies 15 tot 20, daardoor gekenmerkt dat voornoemd lichaam (4) minstens gedeeltelijk met een laagvormige bekleding (16) is ommanteld.
21. Profiel volgens conclusie 20, daardoor gekenmerkt dat voornoemde laagvormige bekleding (16) een overschilderbare folie omvat.
22. Profiel volgens één van de conclusies 15 tot 21, waarbij dit profiel (1) tevens de kenmerken vertoont van één van de conclusies 1 tot 14.
23. Profiel voor het afwerken van een vloerbekleding, waarbij dit profiel (1) een lichaam (4) met twee of meer gedeelten (5) bevat die onderling ééndelig, doch in functie van de beoogde toepassing onderling scheidbaar zijn uitgevoerd doordat zij via een verzwakt materiaalgedeelte (23) dat een afbreekzone- vormt met elkaar zijn verbonden, daardoor gekenmerkt dat bij het loodrecht op een scheidingsvlak (S) van elkaar scheiden van voornoemde gedeelten (5) een breukoppervlak (29) ontstaat in voornoemde afbreekzone, dat zich hoofdzakelijk dwars ten opzichte van het voornoemde scheidingsvlak (S) uitstrekt.
24. Profiel volgens conclusie 23, daardoor gekenmerkt dat voornoemde gedeelten (5) hoofdzakelijk zijn opgebouwd uit een materiaal dat een laminaire opbouw vertoont.
25. Profiel volgens conclusie 24, daardoor gekenmerkt dat voornoemde gedeelten (5) hoofdzakelijk zijn opgebouwd uit MDF of HDF.
26. Profiel volgens conclusie 24 of 25, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde breukoppervlak (29) zich hoofdzakelijk parallel aan de lagen (31) van voornoemde laminaire opbouw uitstrekt, terwijl het voornoemde scheidingsvlak (S) zich hoofdzakelijk dwars op deze lagen (31.) uitat-békt. gekerunor wr: n o a-?·.'.'1 ter; ik; hoofdzakelijk zijn opgedouwd uir. uo:: 27. ^rFrofieO;d:völgehskiéénivankrdd^udohdiiiataä-23 tot 26, daardoor gekenmerkt dat het profiel tevens de kenmerken vertoont van één vdn-‘de OGOriclusiésll/'-tot 21C-olusie 24, daardoor gekenmerkt .·. v'vod. .•.•kt-· .ï::k' 'î:cvîvj.·^ -.elijk zijn opgedouwd w 1 v hl 28.o.’Set van onderdelen voor een profiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat deze set minstens' voornoemde gedeelten (5) -^anohet-gLdchàam-i (4) bevat .1 ‘ ' ' o ' v.! z ·: ;2w; u : oh .hoe··': o··-.·')
29.- Set van onderdelen volgens 28,'daardoor gekenmerkt dat zij minstens een accessoire bevat: dat bij d het ' scheiden of samënvoegen van voornoemde gedeelten' (5p ^kan -worden aangewend.
BE2007/0571A 2007-11-28 2007-11-28 Profiel voor het afwerken van een vloerbekleding en set van onderdelen voor dergelijk profiel. BE1018494A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2007/0571A BE1018494A3 (nl) 2007-11-28 2007-11-28 Profiel voor het afwerken van een vloerbekleding en set van onderdelen voor dergelijk profiel.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE200700571 2007-11-28
BE2007/0571A BE1018494A3 (nl) 2007-11-28 2007-11-28 Profiel voor het afwerken van een vloerbekleding en set van onderdelen voor dergelijk profiel.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1018494A3 true BE1018494A3 (nl) 2011-02-01

Family

ID=39591781

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2007/0571A BE1018494A3 (nl) 2007-11-28 2007-11-28 Profiel voor het afwerken van een vloerbekleding en set van onderdelen voor dergelijk profiel.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1018494A3 (nl)

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2012095603A1 (fr) * 2011-01-11 2012-07-19 Findes Angle rentrant ou sortant pour plinthes ou moulures
WO2013038277A2 (en) 2011-09-13 2013-03-21 Unilin, Bvba Finishing profile for a floor covering
WO2017130114A1 (en) * 2016-01-25 2017-08-03 Decruy Nv Skirting board and an improved method for manufacturing a skirting board or finishing profiled section
EP3527745A2 (en) 2018-01-26 2019-08-21 Unilin, BVBA Finishing profile, finishing set for a floor covering, and cutting tool for cutting the same

Citations (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2124267A (en) * 1982-04-13 1984-02-15 William Marsden Plastics skirting board or rubbing strip
DE9114833U1 (de) * 1991-11-15 1992-03-26 Konzeption & Reisen Werbeagentur & Reiseveranstaltungs Hans Quintes GmbH, 5429 Reichenberg Frei kombinierbare zusammensteckbare Sockelleiste
DE29611933U1 (de) * 1996-07-09 1996-09-05 Profilform Möbelteile GmbH, 98646 Gleichamberg Sockelleiste
EP0862976A1 (de) * 1997-03-05 1998-09-09 Neuhofer, Franz, jun. Verfahren zum Herstellen einer Abdeckleiste
JPH1142610A (ja) * 1997-07-25 1999-02-16 Matsushita Electric Works Ltd 幅木の製造方法
DE29721062U1 (de) * 1997-12-02 1999-04-08 Saarländische Leistenfabrik Karl Euler GmbH, 66265 Heusweiler Leiste
JP2004211469A (ja) * 2003-01-07 2004-07-29 Toto Sekisui Kk 建築用造作材及びその施工方法
WO2005059270A1 (en) * 2003-12-18 2005-06-30 Flooring Industries Ltd. Skirting board, floor covering system and method for manufacturing a skirting board
BE1016403A5 (nl) * 2005-01-12 2006-10-03 Flooring Ind Ltd Afwerkset voor een vloerbedekking en houder, alsmede afwerkprofiel, voor een afwerkset.
US20060260262A1 (en) * 2005-05-20 2006-11-23 Timothy Richardson Interlocking interior trim
WO2007019957A1 (de) * 2005-08-16 2007-02-22 Johannes Schulte Verfahren zur herstellung von paneelen
WO2007124520A1 (de) * 2006-05-03 2007-11-08 Neuhofer Franz Jun Abschlussprofil zum stirnseitigen abschliessen eines bodenbelages mit einem die stirnseite des bodenbelages übergreifenden randabschnitt

Patent Citations (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2124267A (en) * 1982-04-13 1984-02-15 William Marsden Plastics skirting board or rubbing strip
DE9114833U1 (de) * 1991-11-15 1992-03-26 Konzeption & Reisen Werbeagentur & Reiseveranstaltungs Hans Quintes GmbH, 5429 Reichenberg Frei kombinierbare zusammensteckbare Sockelleiste
DE29611933U1 (de) * 1996-07-09 1996-09-05 Profilform Möbelteile GmbH, 98646 Gleichamberg Sockelleiste
EP0862976A1 (de) * 1997-03-05 1998-09-09 Neuhofer, Franz, jun. Verfahren zum Herstellen einer Abdeckleiste
JPH1142610A (ja) * 1997-07-25 1999-02-16 Matsushita Electric Works Ltd 幅木の製造方法
DE29721062U1 (de) * 1997-12-02 1999-04-08 Saarländische Leistenfabrik Karl Euler GmbH, 66265 Heusweiler Leiste
JP2004211469A (ja) * 2003-01-07 2004-07-29 Toto Sekisui Kk 建築用造作材及びその施工方法
WO2005059270A1 (en) * 2003-12-18 2005-06-30 Flooring Industries Ltd. Skirting board, floor covering system and method for manufacturing a skirting board
BE1016403A5 (nl) * 2005-01-12 2006-10-03 Flooring Ind Ltd Afwerkset voor een vloerbedekking en houder, alsmede afwerkprofiel, voor een afwerkset.
US20060260262A1 (en) * 2005-05-20 2006-11-23 Timothy Richardson Interlocking interior trim
WO2007019957A1 (de) * 2005-08-16 2007-02-22 Johannes Schulte Verfahren zur herstellung von paneelen
WO2007124520A1 (de) * 2006-05-03 2007-11-08 Neuhofer Franz Jun Abschlussprofil zum stirnseitigen abschliessen eines bodenbelages mit einem die stirnseite des bodenbelages übergreifenden randabschnitt

Cited By (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2012095603A1 (fr) * 2011-01-11 2012-07-19 Findes Angle rentrant ou sortant pour plinthes ou moulures
WO2013038277A2 (en) 2011-09-13 2013-03-21 Unilin, Bvba Finishing profile for a floor covering
WO2017130114A1 (en) * 2016-01-25 2017-08-03 Decruy Nv Skirting board and an improved method for manufacturing a skirting board or finishing profiled section
US10883280B2 (en) 2016-01-25 2021-01-05 Decruy Nv Skirting board and an improved method for manufacturing a skirting board or finishing profiled section
EP3527745A2 (en) 2018-01-26 2019-08-21 Unilin, BVBA Finishing profile, finishing set for a floor covering, and cutting tool for cutting the same
US11365549B2 (en) 2018-01-26 2022-06-21 Flooring Industries Limited, Sarl Finishing profile and finishing set for a floor covering, and cutting tool for cutting said finishing profile

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1016925A6 (nl) Afwerkprofiel voor een vloerbekleding en werkwijzen voor het vervaardigen van een dergelijk afwerkprofiel.
CA3011421C (en) A method for forming a panel for a furniture product
BE1023779B1 (nl) Vloerpaneel voor het vormen van een vloerbekleding
BE1018494A3 (nl) Profiel voor het afwerken van een vloerbekleding en set van onderdelen voor dergelijk profiel.
BE1017157A3 (nl) Vloerbekleding, vloerelement en werkwijze voor het vervaardigen van vloerelementen.
JP6594939B2 (ja) 建築用パネル
BE1015825A5 (nl) Plint, vloerbedekkingssysteem en werkwijze voor het vervaardigen van een plint.
CN107724641B (zh) 建筑镶板、生产地板镶板的方法和木基地板镶板
EP1836363B1 (en) Finishing set for a floor covering and holder, as well as finishing profile, for a finishing set, and method for manufacturing a finishing profile and a skirting board
KR100686567B1 (ko) 바닥 덮개
BR0308966B1 (pt) " tábua de assoalho"
BE1018177A3 (nl) Bedrukt substraat, werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen en werkwijze voor het vervaardigen van bedrukte substraten.
BE1026806B1 (nl) Paneel en werkwijze voor het vervaardigen van dergelijk paneel
BE1027789B1 (nl) Paneel met koppeldelen
BE1016394A3 (nl) Vloerpaneel, alsmede werkwijze, inrichting en accessoires voor het vervaardigen van zulk vloerpaneel.
DE202008004011U1 (de) Mehrschichtige flexible Werkstoffplatte
BE1019285A3 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een plint.
BE1020251A5 (nl) Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding.
BE1017171A3 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van vloerelementen en vloerelement.
BE1025653B1 (nl) Multifunctioneel profiel voor traprenovatie
JP6386430B2 (ja) 化粧目地付きパネル及びドア
BE1018972A3 (nl) Hulpinrichting voor het bewerken van langwerpige werkstukken.
BE1016667A6 (nl) Afwerkset voor een vloerbedekking en houder, alsmede afwerkprofiel, voor een afwerkset.
BE1022842B1 (nl) Meubel
EP3228775A1 (en) Baseboard or finishing profile and an improved method for the fabrication of this baseboard or flooring profile

Legal Events

Date Code Title Description
PD Change of ownership

Owner name: UNILIN BV; BE

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: FLOORING INDUSTRIES LTD./SARL.

Effective date: 20240320