BE1020251A5 - Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding. - Google Patents

Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding. Download PDF

Info

Publication number
BE1020251A5
BE1020251A5 BE2011/0546A BE201100546A BE1020251A5 BE 1020251 A5 BE1020251 A5 BE 1020251A5 BE 2011/0546 A BE2011/0546 A BE 2011/0546A BE 201100546 A BE201100546 A BE 201100546A BE 1020251 A5 BE1020251 A5 BE 1020251A5
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
finishing profile
finishing
aforementioned
skirting
profile
Prior art date
Application number
BE2011/0546A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Unilin B V B A
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Unilin B V B A filed Critical Unilin B V B A
Priority to BE2011/0546A priority Critical patent/BE1020251A5/nl
Priority to PCT/IB2012/053713 priority patent/WO2013038277A2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1020251A5 publication Critical patent/BE1020251A5/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F19/00Other details of constructional parts for finishing work on buildings
    • E04F19/02Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves
    • E04F19/04Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves for use between floor or ceiling and wall, e.g. skirtings
    • E04F19/0495Plinths fixed around wall openings or around corners of walls
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F19/00Other details of constructional parts for finishing work on buildings
    • E04F19/02Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves
    • E04F19/04Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves for use between floor or ceiling and wall, e.g. skirtings
    • E04F19/045Hygienic or watertight plinths
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F19/00Other details of constructional parts for finishing work on buildings
    • E04F19/02Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves
    • E04F19/04Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves for use between floor or ceiling and wall, e.g. skirtings
    • E04F19/0459Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves for use between floor or ceiling and wall, e.g. skirtings characterised by the fixing method
    • E04F19/0463Plinths fixed by snap-action in a direction perpendicular to the wall
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F19/00Other details of constructional parts for finishing work on buildings
    • E04F19/02Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves
    • E04F19/04Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves for use between floor or ceiling and wall, e.g. skirtings
    • E04F19/049Plinths specially adapted for joining wall coverings to floor surfaces
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F19/00Other details of constructional parts for finishing work on buildings
    • E04F19/02Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves
    • E04F19/04Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves for use between floor or ceiling and wall, e.g. skirtings
    • E04F2019/0404Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves for use between floor or ceiling and wall, e.g. skirtings characterised by the material
    • E04F2019/0409Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves for use between floor or ceiling and wall, e.g. skirtings characterised by the material of wood
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F19/00Other details of constructional parts for finishing work on buildings
    • E04F19/02Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves
    • E04F19/04Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves for use between floor or ceiling and wall, e.g. skirtings
    • E04F2019/0404Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves for use between floor or ceiling and wall, e.g. skirtings characterised by the material
    • E04F2019/0422Borders; Finishing strips, e.g. beadings; Light coves for use between floor or ceiling and wall, e.g. skirtings characterised by the material of organic plastics with or without reinforcements or filling materials

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Epidemiology (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Floor Finish (AREA)
  • Finishing Walls (AREA)

Abstract

Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding, waarbij dit afwerkingsprofiel (4) hoofdzakelijk bestaat uit een lichaam (10) met een sierzijde (11), daardoor gekenmerkt dat het voornoemde lichaam (10) één of meerdere interne geprefabriceerde grensoppervlakken (21) bezit, waarbij deze geprefabriceerde grensoppervlakken (21) kunnen worden vrijgemaakt voor het vormen van een aansluiting met een gelijkaardig afwerkingsprofiel (4), bij voorkeur voor een aansluiting onder verstek.

Description

Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding.
Deze uitvinding heeft betrekking op een profiel voor het afwerken van een vloerbekleding, meer speciaal op een profiel dat kan worden aangewend als een plint van het type dat bij de afwerking van een rand van een vloerbekleding als een belegstuk tegen een wand wordt aangebracht.
Plinten voor de afwerking van vloerbekledingen bestaan in de stand van de techniek in allerlei vormen en grootten en het is zeer goed bekend allerhande typen vloerbekleding tegen een wand met plinten af te werken. In de hoek van een kamer wordt de plint gebruikelijk in verstek gezaagd, zodanig dat de respectieve plinten van de wanden die de hoek vormen elkaar nagenoeg op de bissectrice van die hoek ontmoeten. In het geval van een hoek van 90° worden beide plinten aan hun uiteinde voorzien van een vlak dat zich volgens 45° met de af te werken wand uitstrekt, zodanig dat deze tegen elkaar kunnen aansluiten in de betreffende hoek. Het verwezenlijken van het voornoemde vlak of, in het jargon, het verstek, wordt door de installateur uitgevoerd op een verstekbak en middels een al dan niet automatische zaag of andere snij-inrichting. Zulke techniek is omslachtig en vereist een geoefende doe-het-zelver of een vakman voor het bereiken van een goed resultaat.
Uit het DE 298 09 577 U1 is het gekend afdekkappen te voorzien die een eventueel slecht gerealiseerd verstek verbergen. Dergelijke afdekkap is voor een aantal consumenten echter esthetisch niet gewenst. Zij is meestal uitgevoerd in een afwijkend kleur en valt eveneens op doordat zij uit het oppervjak van de plint steekt. Bovendien dient de gebruiker in dit geval nog steeds een verstek te voorzien.
Uit het EP1408176A1 is het gekend verbindingstukken te voorzien voor het aansluiten van plinten in een hoek. Dergelijke verbindingstukken vermijden het verstek, doch zijn voor een aantal consumenten evenzeer esthetisch ongewenst.
Het voorzien van afdekkappen en/of verbindingstukken verhoogt tevens de logistieke last voor een producent en/of verkoper van plinten of andere profielen.
Uit de stand van de techniek, bijvoorbeeld uit het WO 03/040492, het WO 2006/074824, het WO 2007/116144, het BE 1018494 en het WO 2007/091138, is het bekend, doch dan met betrekking tot andere afwerkprofielen dan plinten, een universeel afwerkprofiel aan te bieden waarmede de gebruiker verschillende typen van dergelijke afwerkprofielen kan vormen. De voornoemde internationale octrooiaanvragen bieden geen oplossing voor het specifieke probleem dat zich met het verwezenlijken van een verstek stelt.
Uit het US 3,671,369 is een afwerkingsprofiel met een lichaam en een sierzijde bekend, waarbij het lichaam interne grensoppervlakken vertoont. Deze grensoppervlakken zijn niet bedoeld om een aansluiting te vormen met een gelijkaardig afwerkingsprofiel, bijvoorbeeld onder verstek. Het afwerkingsprofiel van dit document kan veeleer worden aangewend als universeel verbindingstuk voor het aansluiten van plinten, naar keuze, in een binnen of buitenhoek.
De huidige uitvinding beoogt, volgens haar eerste onafhankelijk aspect, een alternatief afwerkingsprofiel aan te bieden, dat volgens verschillende voorkeurdragende uitvoeringsvormen een opjossing kan geven voor de problemen met de afwerkprofielen uit de stand van de techniek.
Hiertoe betreft de uitvinding volgens haar eerste onafhankelijk aspect een afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding, waarbij dit afwerkingsprofiel hoofdzakelijk bestaat uit een lichaam met een sierzijde, met als kenmerk dat het voornoemde lichaam één of meerdere interne geprefabriceerde grensoppervlakken bezit, waarbij deze geprefabriceerde grensoppervlakken kunnen worden vrijgemaakt voor het vormen van een aansluiting met een gelijkaardig afwerkingsprofiel. Het kan zowel een aansluiting betreffen van de plinten in eikaars verlengde, als een aansluiting ter plaatse van een buitenhoek of binnenhoek. Bij voorkeur is het interne grensoppervlak geschikt voor het vormen van een aansluiting onder verstek. Een rechte aansluiting is echter niet uitgesloten. Met ‘‘intern’’ wordt hier bedoeld dat het betreffende grensoppervlak zich op een afstand van ieder uiteinde van het afwerkingsprofiel bevindt. Bij voorkeur is het interne grensoppervlak vrij te maken door middel van manuele handelingen, eventueel mits aanwending van een eenvoudig gereedschap, zoals een niet-gemotoriseerd snijgereedschap. Dergelijk intern grensoppervlak vormt bij voorkeur minstens gedeeltelijk en, beter nog, in hoofdzaak de begrenzing van twee gedeelten van het lichaam. In dergelijk geval kan het intern grensoppervlak worden vrijgemaakt door één van de betreffende gedeelten te verwijderen. Bij voorkeur strekt de sierzijde zich ononderbroken uit, ook over het voornoemde interne grensoppervlak.
Volgens de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm betreft de uitvinding een afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding, waarbij dit afwerkingsprofiel hoofdzakelijk bestaat uit een lichaam met een sierzijde, waarbij deze sierzijde zowel een eerste oppervlak omvat dat in gebruik naar boven wordt gericht, als een tweede oppervlak omvat dat in gebruik zijdelings wordt gericht, met als kenmerk dat het afwerkingsprofiel minstens twee zich naast elkaar bevindende gedeelten omvat die in hoofdzaak door een uitsparing van elkaar zijn gescheiden, doch tevens minstens via een resterend materiaalgedeelte van de sierzijde met elkaar zijn verbonden, waarbij de betreffende uitsparing minstens begrensd wordt door het voornoemde interne grensoppervlak, waarbij dit grensoppervlak zich loodrecht of nagenoeg loodrecht op het eerste oppervlak uitstrekt, doch met het tweede oppervlak een hoek maakt tussen 30° en 60°. De aanwezigheid van de uitsparing laat toe de twee betreffende gedeelten eenvoudiger van elkaar te scheiden, bijvoorbeeld door deze van elkaar los te snijden doorheen het resterende materiaalgedeelte en/of door deze met de hand van elkaar los te kraken. Doordat de uitsparing begrensd wordt door het betreffende grensoppervlak vertoont minstens één van de gescheiden gedeelten een oppervlak dat kan dienen voor het vormen van een verstek. Enige nabewerking van het betreffende gedeelte of grensoppervlak, bijvoorbeeld een manuele schuuroperatie ervan, kan vereist zijn voor het bereiken van een optimaal resultaat. Enige zaag bewerking voor het vormen van een verstek kan worden uitgesloten.
Volgens een andere uitvoeringsvorm strekt het interne grensoppervlak zich loodrecht uit zowel op het eerste als op het tweede oppervlak. Met dergelijk grensoppervlak kan, na het vrijmaken ervan, een rechte aansluiting worden gevormd van twee van dergelijke afwerkingsprofielen in eikaars verlengde.
Bij voorkeur bedraagt de hoek die het betreffende grensoppervlak met het tweede oppervlak maakt 45°of nagenoeg 45°. Met zulke hoek kunnen de meest voorkomende verstekken door minder ervaren doe-het-zelvers worden gevormd. Dergelijke hoek laat ook een aansluiting van twee afwerkingsprofielen in elkaar verlengde toe.
Bij voorkeur vertoont het afwerkingsprofiel minstens twee van dergelijke uitsparingen, waarbij de hoeken die de respectieve grensoppervlakken met het tweede oppervlak maken gelijk of nagenoeg gelijk zijn. Het gebruik van dergelijke uitsparingen laat toe met dezelfde plint naar keuze het verstek voor een buitenhoek of een binnenhoek te vormen. De twee uitsparingen staan bij voorkeur onderling dwars of zelfs loodrecht op elkaar. Bij voorkeur staat de bissectrice tussen beide betreffende grensoppervlakken loodrecht op het voornoemde tweede oppervlak.
Bij voorkeur is het afwerkingsprofiel langwerpig, waarbij voornoemde uitsparing zich dan, bij voorkeur, op een afstand van het uiteinde van het afwerkingsprofiel bevindt, waarbij deze afstand beter nog kleiner is dan 25%, of kleiner dan 10% van de lengte van het afwerkingsprofiel. Op deze manier kan een afwerkingsprofie! worden gerealiseerd dat met een minimum aan afval door de gebruiker van een verstek kan worden voorzien. In het geval er minstens twee van dergelijke uitsparingen voorzien zijn, bevinden zij zich bij voorkeur beiden binnen de voornoemde afstand van eenzelfde uiteinde. Bij voorkeur is aan beide uiteinden van de plint zowel de mogelijkheid voorzien het verstek te vormen voor een binnenhoek als voor een buitenhoek. Het spreekt voor zich dat dergelijke uitsparingen en grensoppervlakken langsheen de lengte van het afwerkingsprofiel op verschillende plaatsen kunnen zijn voorzien, bijvoorbeeld om de 30 à 80 centimeter, beter nog ongeveer om de 50 centimeter.
Volgens de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding bestaat het afwerkingsprofiel hoofdzakelijk uit een lichaam ommanteld met een decoratieve laagvormige bekleding, waarbij de voornoemde sierzijde gevormd wordt door deze laagvormige bekleding. Bij voorkeur bestaat het lichaam hoofdzakelijk uit MDF of HDF en/of is de laagvormige bekleding gekozen uit de reeks van laminaat, fineer, folie, vinyl, kunststoflaag, lak en een bedrukking. Bij voorkeur vertoont een dergelijk laminaat, vinyllaag of folie eveneens een bedrukking.
Indien, zoals in het geval van bovenstaande meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm, gewerkt wordt met een ommanteld lichaam, is dit lichaam bij voorkeur minstens gedeeltelijk met een laagvormige bekleding ommanteld. Dergelijke laagvormige bekleding kan gelijk welke vorm aannemen, doch bevat bij voorkeur een materiaalvël zoals een papiervel of folie. In een bijzondere uitvoeringsvorm omvat de voomoemde laagvormige bekleding een overschilderbare, bij voorkeur witte folie, of een folie van eender welke andere, bij voorkeur uniforme kleur. Volgens deze uitvoeringsvorm kan een universele schilderbare plint worden bekomen. Het is duidelijk dat ook andere laagvormige bekledingen zoals laminaat, fineer en dergelijke meer kunnen worden toegepast. Het is duidelijk dat de voomoemde laagvormige bekleding bij voorkeur de volledige zichtbare zijde van het afwerkprofiel, in gebruik, bekleedt.
De laagvormige bekleding strekt zich bij voorkeur ononderbroken over de volledige lengte van het eerste en tweede oppervlak uit. Bij voorkeur strekt de betreffende uitsparing zich dus op geen enkele plaats uit tot in of door deze laagvormige bekleding, of althans toch minstens niet ter plaatse van de in gebruik zichtbare gedeelten daarvan. Ook wanneer de sierzijde van het afwerkingsprofiel van het eerste aspect op enige andere wijze zou zijn gerealiseerd wordt deze bij voorkeur niet onderbroken door de betreffende uitsparing.
Voor het realiseren van een afwerkprofiel volgens het eerste aspect of de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm daarvan, worden hieronder enkele mogelijkheden beschreven.
Volgens een eerste mogelijkheid zijn voornoemde twee gedeelten minstens door middel van voornoemde laagvormige bekleding, en eventueel bijkomend door middel van een verzwakt materiaalgedeelte direct onder deze iaagvormige bekleding, verbonden. Zo kunnen voornoemde twee gedeelten scheidbaar zijn doordat de voornoemde laagvormige bekleding en het eventueel resterend verzwakt materiaalgedeelte scheurbaar, snijdbaar, breekbaar of dergelijke is, en/of doordat minstens één van de gedeelten, of althans minstens een eigenlijk gedeelte of wezenlijk onderdeel daarvan, losmaakbaar is van de daar tegen aansluitende laagvormige bekleding.
Volgens een tweede mogelijkheid zijn voornoemde twee gedeelten minstens door middel van een verzwakt materiaalgedeelte verbonden en zijn deze gedeelten scheidbaar bij voorkeur doordat het voornoemd verzwakt materiaalgedeelte scheurbaar, snijdbaar, breekbaar of dergelijke is. Het is op zich gekend gedeelten van een profiel scheidbaar uit te voeren door deze zodanig te verwezenlijken dat zij slechts met een verzwakt materiaalgedeelte aan elkaar zijn verbonden. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld gegeven in het WO 2007/091138. Hierbij betreft het echter steeds andere toepassingen dan het vormen van een verstek.
Volgens een derde mogelijkheid zijn voornoemde twee gedeelten minstens door middel van één of meerdere afzonderlijke verbindingsmiddelen verbonden en zijn deze gedeelten scheidbaar doordat één of meerdere van de betreffende verbindingsmiddelen losmaakbaar zijn van minstens één van deze gedeelten en/of doordat één of meerdere van de betreffende bevestigingsmiddelen scheurbaar, snijdbaar, breekbaar of dergelijke is. Als afzonderlijk bevestigingsmiddel kunnen deuvels of dergelijke worden toegepast, of bijvoorbeeld een verbreekbare lijmverbinding. Een eventuele bevestingsrail of bevestigingsclip kan ook dienst doen als dergelijke afzonderlijk bevestigingsmateriaal
Onder andere voornoemde derde mogelijkheid laat toe dat een intern grensoppervlak kan worden gevormd zonder dat in het afwerkingsprofiel een uitsparing aanwezig dient te zijn. De betreffende zich naast elkaar bevindende gedeelten kunnen elkaar door middel van hun respectieve grensoppervlakken contacteren.
Twee of meer van de hiervoor genoemde mogelijkheden kunnen, naar keuze, zodanig worden uitgevoerd dat het mogelijk is de voornoemde twee, of meer, gedeelten te scheiden zonder grote krachtinspanningen, bijvoorbeeld zonder het gebruik van gemotoriseerde gereedschappen. Bij voorkeur wordt echter wel een handmatig gereedschap, zoals een mes of ander snijdend gereedschap toegepast.
Het is duidelijk dat de hiervoor genoemde mogelijkheden met elkaar kunnen worden gecombineerd, waarbij dan een combinatie van de eerste en de tweede mogelijkheid bijzondere voordelen met zich mee kan brengen, vermits een dergelijke combinatie kan leiden tot gemeenschappelijk ommantelde lichaamsgedeelten die eveneens met een verzwakt materiaalgedeelte met elkaar zijn verbonden, waarbij dit verzwakt materiaalgedeelte zich dan bij voorkeur op een afstand van de gemeenschappelijke ommanteling bevindt. Deze bijzondere combinatie levert bijzonder stabiele universele profielen op, die zonder veel problemen kunnen worden vervaardigd. Bovendien is de overgang tussen beide gedeelten bij een dergelijk profiel verborgen. Een combinatie van de eerste en de derde mogelijkheid levert gelijkaardige voordelen op. In de plaats van een verzwakt materiaalgedeelte wordt dan een afzonderlijk verbindingsmiddel toegepast tussen de betreffende gemeenschappelijk ommantelde gedeelten. Doordat de gedeelten eventueel zonder tussenruimte tegen elkaar kunnen aansluiten, kan de ommanteling met grotere kwaliteit en precisie worden uitgevoerd. Er kan in dergelijk geval een steviger geheel worden bekomen dat toch over één of meerdere interne grensoppervlakken, zoals vereist in het eerste aspect, beschikt.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het voornoemd verzwakt materiaalgedeelte minstens een materiaalgedeelte dat zich ongeveer in het midden tussen de voorzijde en de achterzijde van het profiel of de plint, of bevindt dit materiaalgedeelte zich althans toch bij voorkeur in een zone gelegen tussen 0,4 en 0,6 keren de dikte van het profiel of de plint. Deze meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door in het lichaam van het afwerkprofiel minstens twee insnijdingen uit te voeren, namelijk, enerzijds, een eerste insnijding onder de voornoemde hoek en van op het oppervlak dat uiteindelijk dienst zal doen als het voornoemde tweede oppervlak, en, anderzijds, een tweede insnijding van op de achterzijde van het lichaam doch op een zekere afstand, in lengterichting van het afwerkprofiel gezien, van voornoemde eerste insnijding. Tussen de eerste en de tweede insnijding bevindt zich als resultaat een materiaalgedeelte dat beide gedeelten eendelig verbindt, doch door aanwezigheid van beide insnijdingen eenvoudig scheurbaar kan zijn. Dergelijke uitvoering is met name interessant wanneer voor het lichaam gewerkt wordt met een materiaal dat een laagvormige structuur vertoont, zoals het geval is met MDF of HDF.
Volgens een ander voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevindt het voornoemde materiaalgedeelte zich aan de achterzijde of nagenoeg aan de achterzijde van het profiel of de plint, of bevindt dit materiaalgedeelte zich althans toch bij voorkeur in een zone gelegen tussen 0,8 en 1 keer de dikte van het profiel of de plint.
Bij voorkeur bestaan voornoemde gedeelten minstens gedeeltelijk, hetzij uit hout, hetzij uit een houtgebaseerd materiaal, bij voorkeur uit MDF/HDF of multiplex. Deze materialen laten een vlotte verwerking toe bijvoorbeeld aan de hand van freeswerktuigen en kunnen, indien nodig, ook eenvoudig worden ommanteld. De uitvinding van het eerste aspect is echter niet beperkt tot houtachtige materialen. De gedeelten kunnen immers ook in andere materialen zoals aluminium, papierpulp en kunststof of kunststofgebaseerde materialen worden uitgevoerd. Deze materialen laten toe de scheidbare en/of samenvoegbare gedeelten van het profiel afzonderlijk of eventueel samen te extruderen.
Volgens een tweede onafhankelijk aspect beoogt de huidige uitvinding nog een afwerkprofiel dat ideaal kan worden toegepast voor de afwerking van vloerbekledingen in vochtige ruimtes, zoals in badkamers. Hiertoe betreft de uitvinding een afwerkingsprofiel dat hoofdzakelijk bestaat uit een lichaam ommanteld met een decoratieve laagvormige bekleding, met als kenmerk dat voornoemd lichaam hoofdzakelijk uit een vochtgevoelig materiaal bestaat, doch aan de oppervlakken ervan die bedoeld zijn in gebruik naar de vloerbekleding te worden gewend gedeelten vertoont uit een waterresistent materiaal en dat de decoratieve laagvormige bekleding zich ononderbroken uitstrekt minstens over de overgang tussen het watergevoelig materiaal en het waterresistent materiaal. Door toepassing van de gedeelten uit waterresistent materiaal kan het afwerkingsprofiel van het tweede aspect een verbeterde vochtweerstand bieden. Doordat de laagvormige bekleding zich over de overgang uitstrekt wordt dit waterresistent materiaal minstens gedeeltelijk verborgen voor de gebruiker. Bij voorkeur is het waterresistent materiaal in gebruik van het afwerkprofiel volledig uit het zicht onttrokken, bij voorkeur door middel van voornoemde laagvormige bekleding.
Bij voorkeur bestaat voornoemd vochtgevoelig materiaal uit een houtgebaseerd materiaal, zoals uit MDF of HDF.
Bij voorkeur bestaat voornoemd vochtresistent materiaal uit een synthetisch materiaal, zoals uit een materiaal gekozen uit de lijst van acrylonitrilbutadieenstyreen (ABS), Polyvinylchloride (PVC), polyethyleentereftalaat (PET), polypropyleen (PP), polyurethaan (PUR) en polyisocyanuraat (PIR).
Bij voorkeur omvat voornoemde decoratieve laagvormige bekleding een bedrukking, zoals het geval kan zijn bij een laagvormige bekleding van laminaat of folie. Volgens een andere mogelijkheid wordt een decoratieve laagvormige bekleding toegepast van fineer of lak, die doorgaans geen bedrukking vertoont, doch dit is niet uitgesloten.
Bij voorkeur vertoont het voornoemde lichaam, en in het bijzonder het vochtgevoelig gedeelte daarvan, verder bevestigingsmiddelen of bevestigingsdelen, waarmede het met een rail, clipsen of andere bevestigingsbeugels kan samenwerken. Zoals voornoemd kan dergelijke rail, clips of andere bevestigingsbeugel eventueel bijkomend dienst doen als bevestigingsmiddel tussen de betreffende scheidbare gedeelten van het afwerkingsprofiel, wanneer dit profiel is gerealiseerd of uitgevoerd minstens in overeenstemming met de eerder genoemde derde mogelijkheid hiervoor.
Bij voorkeur bestaat het voornoemde gedeelte dat waterresistent materiaal omvat, hoofdzakelijk uit een geëxtrudeerd profiel.
Bij voorkeur is het voornoemde gedeelte dat waterresistent materiaal omvat met de overige gedeelten van het lichaam verbonden door middel van een lijmverbinding en/of een mechanische verbinding.
Er wordt opgemerkt dat het profiel van het tweede aspect van de uitvinding tevens de kenmerken van het voornoemde eerste aspect of de voorkeurdragende uitvoeringsvormen daarvan kan vertonen, in zoverre deze niet tegenstrijdig zijn.
Bij voorkeur betreft het afwerkingsprofiel van de uitvinding, zowel volgens het eerste als volgens het tweede aspect, een plint. Het is voor de vakman duidelijk dat, volgens alle aspecten van de uitvinding, met een “plint" een belegstuk bedoeld wordt dat bij de afwerking van een rand van een vloerbekleding aan de voet van wanden kan worden geplaatst. Deze belegstukken kunnen zowel hoofdzakelijk vlak als enigszins geprofileerd zijn uitgevoerd. Voor voorbeelden van een vlakke plint wordt verwezen naar het WO 2005/059270, voor voorbeelden van geprofileerde plinten wordt verwezen naar het WO 03/016657.
Verder is het duidelijk dat de plint van de uitvinding bij voorkeur een lengte vertoont van meer dan één of zelfs van meer dan twee meter. Het is echter niet uitgesloten dat dergelijke plint met een kleinere lengte wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld met een lengte die hoofdzakelijk overeenkomt met een afmeting, hetzij de lengte, hetzij de breedte, van de in de betreffende af te werken vloerbekleding aangewend vloerelementen of een geheel veelvoud daarvan. Zo bijvoorbeeld kunnen in het geval de vloerbekleding tegelvormige vloerelementen vertoont of omvat, plinten worden aangewend waarvan de afmetingen hoofdzakelijk overeenstemmen met de zijden van de tegels. Het gebruik van korte plinten is op zich bekend, bijvoorbeeld uit het reeds genoemde WO 2005/059270.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 in perspectief een toepassing weergeeft van afwerkingsprofielen met de kenmerken van het eerste aspect van de uitvinding; figuren 2 en 3 dwarsdoorsneden weergegeven respectievelijk volgens de op figuur 1 weergegeven lijnen !!-!! en !!!-!!!; figuur 4 een zicht weergeeft volgens de op figuur 2 weergegeven pijl F4; figuren 5 in een zicht gelijkaardig aan dat van figuur 4 een variante weergeeft; figuren 6 en 7 respectievelijk een bovenaanzicht volgens pijl F6 en een achteraanzicht volgens pijl F7 op figuur 5 weergeven; figuren 8 tot 10 in een zicht gelijkaardig aan figuur 6 een toepassing van een dergelijke afwerkingsprofiel weergeven; figuur 11 in dwarsdoorsnede van het lichaam enkele stappen weergeeft in een werkwijze voor het vervaardigen van het profiel van figuren 5 tot en met 10; en figuur 12 in een zicht gelijkaardig aan dat van figuur 3 een afwerkingsprofiel met de kenmerken van het tweede aspect weergeeft.
Figuur 1 geeft een hoek van een kamer weer, waarbij een vloerbekleding 1, in dit geval bestaande uit harde vloerpanelen 2, bijvoorbeeld zwevend geïnstalleerde laminaatpanelen, aan de wanden 3 is afgewerkt aan de hand van afwerkingsprofielen, in dit geval plinten 4. In een binnenhoek 5, zowel als in een buitenhoek 6 van de kamer zijn twee uiteinden 7 van plinten 4 tegen elkaar gebracht, die daar aansluiten onder verstek.
Figuur 2 geeft weer dat de respectieve uiteinden 7 van de plinten 4 een vlak onder een hoek A van 45° met het zijdelings gericht oppervlak 8 van de plint 4 vertonen, zodanig dat beide plinten 4 tegen elkaar kunnen aansluiten in de betreffende binnenhoek 5, alsook in de betreffende buitenhoek 6. De plinten 4 kunnen op eender welke manier tegen de wand 3 en/of de vloerbekleding 1 zijn bevestigd, bijvoorbeeld aan de hand van lijm, nagels, losmaakbare verbindingen zoals clipsen of door middel van rails 9, zoals weergegeven in figuur 3.
Figuur 3 geeft een uitvoering weer waarbij de plint 4 losmaakbaar op een dergelijke rail 9 is bevestigd, waarbij deze rail op zich vast met de wand is bevestigd, bijvoorbeeld daartegen is geschroefd. Figuur 3 geeft verder weer dat de plint 4 van het voorbeeld hoofdzakelijk bestaat uit een lichaam 10 met een sierzijde 11. Met “sierzijde” wordt het in gebruik zichtbaar oppervlak van het afwerkingsprofiel of de plint 4 bedoeld. De sierzijde 11 omvat, volgens de uitvinding, zowel een eerste oppervlak 12 dat in gebruik naar boven wordt gericht, als een tweede oppervlak 8 dat in gebruik zijdelings wordt gericht.
In het geval van figuur 3 bestaat het afwerkingsprofiel of de plint 4 hoofdzakelijk uit een lichaam 10 ommanteld met een decoratieve laagvormige bekleding 13. In zulk geval wordt de sierzijde 11 minstens gedeeltelijk, en in dit geval volledig, aan de hand van de decoratieve bekleding 13 gevormd. Het is duidelijk dat dergelijke laagvormige bekleding 13 bij voorkeur aanwezig is op zowel het voornoemde eerste oppervlak 12 als op het voornoemde tweede oppervlak 8.
Figuur 4 geeft weer dat het afwerkingsprofiel of de plint 4, in overeenstemming met de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding, minstens twee, en in dit geval drie, zich naast elkaar bevindende gedeelten 14-15-16 omvat die hoofdzakelijk telkens door een uitsparing 17-18 van elkaar zijn gescheiden, doch tevens minstens via een resterend materiaalgedeelte 19 van de sierzijde 11 met elkaar zijn verbonden. In dit geval zijn de betreffende gedeelten 14-15-16 alleen maar door de laagvormige bekleding 13 met elkaar verbonden. Het is uiteraard mogelijk dat zij bijkomend of louter door een resterend verzwakt materiaalgedeelte 20 van het lichaam 10 met elkaar zouden zijn verbonden, zoals aan de hand van de één of meerdere mogelijkheden die hiervoor in de inleiding zijn vermeld, of zoals in de figuren 5 tot 11. De uitsparing 17-18 is minstens begrensd door een grensoppervlak 21 dat zich loodrecht op het eerste oppervlak 12 uitstrekt, doch met het tweede oppervlak 8 een hoek A maakt tussen 30° en 60°, in dit geval van 45° of ongeveer 45°.
In het voorbeeld van figuur 4 vertoont het afwerkingsprofiel 4 minstens twee van dergelijke uitsparingen 17-18. Deze uitsparingen 17-18 vertonen telkens een grensoppervlak 21 dat een hoek A maakt van 45° of nagenoeg 45° met het tweede oppervlak 8. Zodoende bestaat het afwerkingsprofiel 4 uit minstens drie zich naast elkaar bevindende gedeelten 14-15-16. De uitsparingen 17-18 die minstens gedeeltelijk de betreffende gedeelten 14-15-16 begrenzen, bevinden zich op een afstand van het uiteinde 7 van het afwerkingsprofiel, waarbij deze afstand kleiner is dan 25% van de lengte L van het afwerkingsprofiel of plint 4.
Het is duidelijk dat het afwerkingsprofiel of de plint 4 ook het hoofdidee van het eerste aspect vertoont. Hiertoe beschikt het lichaam 10 van de plint 4 over één of meerdere, in dit geval over twee, interne geprefabriceerde grensoppervlakken 21 die kunnen worden vrijgemaakt, namelijk zoals hieronder nog uiteengezet, voor het vormen van een aansluiting met een gelijkaardig afwerkingsprofiel.
Het gebruik van het afwerkprofiel of de plint 4 uit figuur 4 geschiedt, volgens drie mogelijke aanwendingen, als volgt.
Wanneer de plint 4 tegen een wand 3, doch niet in een hoek, wordt toegepast, kan zij in de volledige lengte, of ingekort, tegen de betreffende wand 3 worden bevestigd. Wanneer de plint 4 in een binnenhoek, gelijkaardig aan de binnenhoek 5 van figuur 1, dient te worden toegepast, dient het gedeelte 14 dat zich het dichtst bij het uiteinde 7 van de plint 4 bevindt of, met andere woorden, het distale gedeelte 14 te worden verwijderd. Dit kan worden uitgevoerd door het doorsnijden van de laagvormige bekleding 13 ter plaatse van de zich, in dit geval distaai bevindende uitsparing 17. Zo wordt een plint 4 verkregen die aan het nieuw bekomen uiteinde 7A voorzien is van een vlak, namelijk het voornoemde grensoppervlak 21, onder een hoek A van 45°met het voornoemde tweede oppervlak 12. Het is duidelijk dat dergelijk vlak het verstek kan vormen in een toepassing gelijkaardig aan diegene van de binnenhoek 5 van figuur 1. Wanneer de plint 4 in een buitenhoek, gelijkaardig aan de buitenhoek 6 van figuur 1, dient te worden toegepast, dienen de twee gedeelten 14-15 die zich het dichtst bij het uiteinde 7 van de plint 4 bevinden, te worden verwijderd. Dit kan worden uitgevoerd door het doorsnijden van de laagvormige bekleding 13 ter plaatse van de zich, in dit geval, proximaal bevindende uitsparing 18. Zo wordt een plint 4 verkregen die aan het nieuw bekomen uiteinde 7B voorzien is van een vlak, namelijk het voornoemd grensoppervlak 21, onder een hoek A van 45° met het voornoemde tweede oppervlak 12. Het is duidelijk dat dergelijk vlak het verstek kan vormen in een toepassing gelijkaardig aan diegene van de buitenhoek 6 van figuur 1.
Er wordt opgemerkt dat figuur 4 de meest compacte mogelijkheid weergeeft voor het verwezenlijken van zulke plint 4 met minstens drie gedeelten 14-15-16 die toelaten een verstek voor een binnenhoek zowel als voor een buitenhoek te vormen. Het is echter niet uitgesloten dat de positie van beide uitsparingen 17-18 wordt uitgewisseld, waarbij het gebruik van de plint 4, zoals beschreven in voorgaande paragrafen, dan, mutatis mutandis, van toepassing blijft.
In het voorbeeld van figuur 5 is een uitvoeringsvorm weergegeven waarbij de minstens twee naast elkaar bevindende gedeelten, in dit geval de drie naast elkaar bevindende gedeelten 14-15-16 van de plint 4, naast door een resterende gedeelte 19 van de laagvormige bekleding 13, ook nog door een resterend verzwakt materiaalgedeelte 20 van het lichaam 10 met elkaar zijn verbonden. Zoals blijkt het bovenaanzicht en het achteraanzicht, respectievelijk van figuren 7 en 8, omvat het voornoemd verzwakt materiaalgedeelte 20 minstens een materiaalgedeelte dat zich ongeveer in het midden tussen de voorzijde en de achterzijde van het afwerkingsprofiel of de plint 4 bevindt.
Volgens de uitvoeringsvorm van de figuren 5 tot 7 is dit gerealiseerd door in het lichaam 10 van het afwerkingsprofiel 4 telkens per uitsparing 17-18 minstens twee insnijdingen 22-23 uit te voeren, namelijk, enerzijds, een eerste insnijding 22 onder de voomoemde hoek A en van op het oppervlak 24 dat uiteindelijk dienst zal doen als het voornoemde tweede oppervlak 8, en, anderzijds, een tweede insnijding 23 van op de achterzijde van het lichaam 10 doch op een zekere afstand, in lengterichting L van het afwerkprofiel gezien, van voornoemde eerste insnijding 22. Tussen de eerste insnijding 22 en de tweede insnijding 23 bevindt zich als resultaat een materiaalgedeelte 20 dat beide gedeelten 14-15-16 eendelig verbindt, doch door aanwezigheid van beide insnijdingen 22-23 eenvoudig scheurbaar kan zijn. Zoals voornoemd is dergelijke uitvoering met name interessant wanneer voor het lichaam 10 gewerkt wordt met een materiaal dat een laagvormige structuur vertoont, zoals hier het geval is wanneer MDF of HDF.
Voor het verwijderen van het distale gedeelte 14 kan dan de laagvormige bekleding 13 ter plaatse van de distale uitsparing 17 doorgesneden worden en de verbinding van de gedeelten 14-15 over het verzwakt materiaalgedeelte 20 onderbroken worden. Dit laatste kan, in voorliggend geval, worden uitgevoerd door het distaai gedeelte 14 via een wentelbeweging W naar de achterzijde van de plint 4 te bewegen, waardoor een breuklijn 25 wordt gevormd zoals aangeduid op figuur 8.
Figuur 9 geeft een bovenaanzicht op het gevormde verstek weer, waarbij dit verstek geschikt is voor het vormen van een binnenhoek gelijkaardig aan de binnenhoek 5 van figuur 1.
Figuur 10 geeft een bovenaanzicht op het verkregen verstek weer wanneer de twee distale gedeelten 14-15 van de plint 4 worden verwijderd. Het verkregen verstek is geschikt voor het vormen van een buitenhoek gelijkaardig aan de buitenhoek 6 van figuur 1.
Opgemerkt wordt dat volgens een niet weergegeven bijzondere variante dergelijke plint 4 fabrieksmatig reeds voorzien kan zijn van een uiteinde 7 dat toelaat een verstek te vormen. Bijvoorbeeld met een uiteinde 7 dat is uitgevoerd als een vlak dat zich onder een hoek A van 45° met het tweede oppervlak 8 uitstrekt en, bijvoorbeeld, toelaat een binnenhoek of een buitenhoek te vormen. In dergelijk geval vertoont de plint van het eerste aspect bij voorkeur tevens minstens een vrijmaakbaar intern grensoppervlak dat toelaat een rechte aansluiting te vormen. Zo bijvoorbeeld kan dergelijke plint of ander afwerkingsprofiel twee zich naast elkaar bevindende gedeelten vertonen die hoofdzakelijk door een uitsparing van elkaar zijn gescheiden, doch tevens minstens via een resterend materiaalgedeelte van de sierzijde met elkaar zijn verbonden, waarbij de betreffende uitsparing minstens begrensd wordt door een grensoppervlak dat zich loodrecht of nagenoeg op het eerste oppervlak uitstrekt en zich eveneens loodrecht of nagenoeg loodrecht op het tweede oppervlak uitstrekt. Het scheiden van dergelijke gedeelten laat dan toe een recht eindvlak aan het uiteinde van de plint te vormen, zodanig dat deze ook in een toepassing voor een rechte aansluiting langs een wand, in de plaats van in een hoek, kan worden toegepast, zonder dat de gebruiker zelf dit eindvlak dient te voorzien, bijvoorbeeld middels een zaagbewerking.
Volgens nog een bijzondere niet weergegeven variante vertoont dergelijk afwerkprofiel of plint 4 aan beide uiteinden een grensoppervlak dat toelaat het verstek van een binnenhoek te vormen, bij voorkeur een grensoppervlak onder een hoek A van 45° of ongeveer 45°, terwijl zij nabij beide uiteinden tevens een intern vrijmaakbaar grensoppervlak vertoont voor het vormen van een verstek van een buitenhoek.
Er wordt opgemerkt dat de interne grensoppervlakken die volgens het eerste aspect beschikbaar zijn in het afwerkingsprofiel eventueel ook dienstig kunnen zijn als geleidingsoppervlak voor een eventuele zaagbewerking, bijvoorbeeld een zaagbewerking voor het vormen van een verstek.
Figuur 11 geeft weer hoe het lichaam 10 van het afwerkingsprofiel of de plint 4 uit voorgaande figuren 5 tot en met 10, meer speciaal de daarin toegepaste uitsparingen 17-18, zouden kunnen worden gerealiseerd. Links in figuur 11 is weergegeven dat voorafgaandelijk aan het ommantelen met de laagvormige bekleding 13 een eerste insnijding 22 wordt uitgevoerd onder de voornoemde hoek A en minstens van op het oppervlak 24 dat uiteindelijk dienst zal doen als het voornoemde tweede oppervlak 8. De diepte D1 van de eerste insnijding 22 is beperkt, zodanig dat de verschillende gedeelten 14-15-16 van de plint 4 nog minstens over een materiaalgedeelte 20 aan de achterzijde van de plint 4 zijn verbonden.
In het voorbeeld van Figuur 11 voert het snijwerktuig een niet rechtlijnige baan uit. Het is echter niet uitgesloten dat met een rechtlijnig baan van het snijwerktuig ook een bruikbare eerste insnijding 22 kan worden gerealiseerd. Het kan bijvoorbeeld gaan om een rechtlijnige baan zoals weergegeven met de aslijn 22A.
Rechts in figuur 11 is weergegeven dat, al dan niet voorafgaandelijk aan het ommantelen met de laagvormige bekleding 13 een tweede insnijding 23 wordt uitgevoerd van op de achterzijde van het lichaam 10. De diepte D2 van de tweede insnijding 23 is beperkt, zodanig dat de tweede insnijding 23 het voornoemde oppervlak 24 dat uiteindelijk dienst zal doen als het voornoemde tweede oppervlak 8 hierdoor niet wordt onderbroken. Aan de hand van figuren 6 en 7 is reeds weergegeven dat de eerste insnijding 22 en de tweede insnijding 23 op een zekere afstand, in lengterichting L van het afwerkprofiel of de plint 4 gezien, van elkaar zijn uitgevoerd, zodanig dat ook na het uitvoeren van de tweede insnijding 23 de verschillende gedeelten 14-15-16 van de plint 4 nog minstens over een materiaalgedeelte 20 aan de achterzijde van de plint 4 zijn verbonden. Er bevindt zich namelijk als resultaat tussen de eerste insnijding 22 en de tweede insnijding 23 een materiaalgedeelte 20 dat beide gedeelten 14-15 eendelig verbindt, doch door aanwezigheid van beide insnijdingen 22-23 eenvoudig scheurbaar kan zijn. Voor het bekomen van een optimale scheurbaarheid zijn de respectieve diepten D1-D2 van de eerste insnijding 22 en de tweede insnijding 23 bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat zij, zoals hier, gezien in projectie in een dwarsdoorsnede, elkaar overlappen.
Er wordt opgemerkt dat de profilering van de achterzijde van het lichaam 10 van het afwerkingsprofiel 4 eender wanneer kan worden uitgevoerd, al dan niet na het verwezenlijken van de eerste insnijding 22 en/of de tweede insnijding 23. Volgens een voorkeurdragende sequentie voor het vervaardigen van dergelijke afwerkingsprofielen wordt gestart met een volle lat van het materiaal waaruit het lichaam 10 zal worden gevormd. Hiermede wordt bedoeld dat de achterzijde van deze lat nog niet voorzien is van de finale profilering en bij voorkeur nog vlak is. In deze volle lat wordt dan voornoemde eerste insnijding 22 uitgevoerd, bijvoorbeeld aan de hand van een roterend zaaggereedschap. Hierna vindt de ommanteling plaats door middel van de laagvormige bekleding 13 of een deellaag daarvan. Daaropvolgend wordt de achterzijde geprofileerd of uitgefreesd al dan niet tot de uiteindelijke profilering is bereikt. Bij voorkeur wordt de uiteindelijke profilering toch minstens in hoofdzaak in deze bewerking bekomen. In een daaropvolgende stap kunnen de afwerkingsprofielen eventueel op lengte worden gebracht. Al dan niet na het op lengte brengen wordt voomoemde tweede insnijding 23 gerealiseerd.
Het principe van het eerste aspect is voornamelijk van toepassing bij elk profiel dat geregeld van een verstek moet worden voorzien en kan in eerste instantie worden ingezet bij plinten 4 of bij overgangsprofielen. De uitvinding is dan ook niet beperkt tot afwerkingsprofielen voor vloerbekledingen, maar kan bijvoorbeeld ook worden toegepast bij raam- en/of deurlijsten, meubelprofielen en dergelijke meer.
Figuur 12 geeft nog een illustratie van een afwerkingsprofiel met de kenmerken van het in de inleiding genoemde tweede aspect van de uitvinding. Het betreft hierbij een afwerkingsprofiel, in dit geval een plint 4, dat hoofdzakelijk bestaat uit een lichaam 10 ommanteld met een decoratieve laagvormige bekleding 13. Het lichaam 10 bestaat hoofdzakelijk uit een vochtgevoelig substraat 26, bijvoorbeeld uit MDF of HDF, doch aan de oppervlakken 27 ervan die bedoeld zijn naar de vloerbekleding 1 te worden gericht, namelijk aan de onderzijde ervan, vertoont het profiel 4 gedeelten 28 uit een waterresistent materiaal. De decoratieve laagvormige bekleding 13 strekt zich ononderbroken uit minstens over de overgang 29 tussen het gedeelte 26 uit watergevoelig materiaal en het gedeelte 28 uit waterresistent materiaal.
Waar in het voorgaande sprake is van een uitsparing 17-18 of insnijding 22-23, betreft het bij voorkeur een gleuf of groef met een breedte van 0,4 tot 2 millimeter, of beter nog tussen 0,5 tot 1,3 millimeter. Dergelijke uitsparing 17-18 of insnijding 22-23 vormt bij voorkeur een luchtspleet in het lichaam 10, doch kan eventueel gedeeltelijk of volledig worden gevuld met een vulmiddel zoals een smeltlijm, een polyurethaan of dergelijke meer. Bij voorkeur worden in dit laatste geval wel de voordelen van de uitvinding bewaard, bijvoorbeeld voor wat betreft de scheidbaarheid van gedeelten en de toepassingen van de interne grensoppervlakken 21.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch dergelijke profielen kunnen volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

Claims (8)

1. Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding, waarbij dit afwerkingsprofiel (4) hoofdzakeiijk bestaat uit een lichaam (10) met een sierzijde (11), daardoor gekenmerkt dat het voornoemde lichaam (10) één of meerdere interne geprefabriceerde grensoppervlakken (21) bezit, waarbij deze geprefabriceerde grensoppervlakken (21) kunnen worden vrijgemaakt voor het vormen van een aansluiting met een gelijkaardig afwerkingsprofiel (4), bij voorkeur voor een aansluiting onder verstek.
2. Afwerkingsprofiel volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de sierzijde (11) zowel een eerste oppervlak (12) omvat dat in gebruik naar boven wordt gericht, als een tweede oppervlak (8) omvat dat in gebruik zijdelings wordt gericht, en dat het afwerkingsprofiel (4) minstens twee zich naast elkaar bevindende gedeelten (14-15) omvat die hoofdzakelijk door een uitsparing (17) van elkaar zijn gescheiden, doch tevens minstens via een resterend materiaalgedeelte (19) van de sierzijde (11) met elkaar zijn verbonden, waarbij de betreffende uitsparing (17) minstens begrensd wordt door het voornoemde geprefabriceerde grensoppervlak (21), waarbij het betreffende grensoppervlak (21) zich loodrecht of nagenoeg loodrecht op het eerste oppervlak (12) uitstrekt, doch met het tweede oppervlak (8) een hoek (A) maakt tussen 30° en 60°.
3. Afwerkingsprofiel volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de hoek (A) die het betreffende grensoppervlak (21) met het tweede oppervlak (8) maakt 45° of nagenoeg 45° bedraagt.
4. Afwerkingsprofiel volgens conclusie 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat het afwerkingsprofiel (4) minstens twee van dergelijke uitsparingen (17-18) vertoont, waarbij de som van de hoeken (A) die de betreffende grensoppervlakken (21 ) met het tweede oppervlak (8) maken 90° of nagenoeg 90° bedraagt.
5. Afwerkingsprofiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het afwerkingsprofiel (4) langwerpig is en dat het voornoemde interne grensoppervlak (21) zich op een afstand van het uiteinde (7) van het afwerkingsprofiel (4) bevindt, waarbij deze afstand kleiner is dan 25% van de lengte (L) van het afwerkingsprofiel (4).
6. Afwerkingsprofiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat dit afwerkingsprofiel (4) hoofdzakelijk bestaat uit een lichaam (10) ommanteld met een decoratieve laagvormige bekleding (13), waarbij de voornoemde sierzijde (11) gevormd wordt door deze laagvormige bekleding (13).
7. Afwerkingsprofiel volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat het lichaam (10) hoofdzakelijk uit MDF of HDF bestaat, terwijl de laagvormige bekleding (13) gekozen is uit de reeks van laminaat, fineer, folie, lak, een bedrukking.
8.- Afwerkingsprofiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het afwerkingsprofiel een plint (4) betreft.
BE2011/0546A 2011-09-13 2011-09-13 Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding. BE1020251A5 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0546A BE1020251A5 (nl) 2011-09-13 2011-09-13 Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding.
PCT/IB2012/053713 WO2013038277A2 (en) 2011-09-13 2012-07-20 Finishing profile for a floor covering

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0546A BE1020251A5 (nl) 2011-09-13 2011-09-13 Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding.
BE201100546 2011-09-13

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1020251A5 true BE1020251A5 (nl) 2013-07-02

Family

ID=46799296

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2011/0546A BE1020251A5 (nl) 2011-09-13 2011-09-13 Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding.

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1020251A5 (nl)
WO (1) WO2013038277A2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US11414875B2 (en) 2019-12-11 2022-08-16 Progress Profiles Spa Baseboard

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1026396B1 (nl) * 2018-06-19 2020-01-28 Findes Bvba Verbeterde methode voor het vervaardigen van een afwerkingsprofiel

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2768571A1 (fr) * 1997-09-16 1999-03-19 Planet Wattohm Sa Dispositif de recouvrement variable pour conduit de cablage electrique
CH690187A5 (de) * 1995-08-28 2000-05-31 Huber+Suhner Ag Abdichtelement zum Dichten von Ecken in Bauwerken.
AT506794A4 (de) * 2008-08-22 2009-12-15 Neuhofer Franz Jun Abdeckprofil für fussböden zur anpassung an unterschiedliche einsatzfälle

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3671369A (en) 1970-05-06 1972-06-20 Aim Products Inc Universal molding strip for trimming
US20030084634A1 (en) 2001-11-08 2003-05-08 Oliver Stanchfield Transition molding
DE29809577U1 (de) 1998-05-28 1998-10-01 Hülsta-Werke Hüls GmbH & Co KG, 48703 Stadtlohn Schmale Endkappe für Dekorleisten
EP1408176A1 (de) 2002-10-08 2004-04-14 Kosche Profilummantelung GmbH Verbindungsvorrichtung für Profilleisten
BE1015825A5 (nl) 2003-12-18 2005-09-06 Flooring Ind Ltd Plint, vloerbedekkingssysteem en werkwijze voor het vervaardigen van een plint.
US8747596B2 (en) 2005-01-12 2014-06-10 Flooring Industries Limited, Sarl Finishing set for floor covering and holder, as well as finishing profile, for a finishing set, and method for manufacturing a finishing profile and a skirting board
BE1016925A6 (nl) 2006-02-07 2007-09-04 Flooring Ind Ltd Afwerkprofiel voor een vloerbekleding en werkwijzen voor het vervaardigen van een dergelijk afwerkprofiel.
FR2899615B1 (fr) 2006-04-10 2008-06-06 Bernard Francois Michel Proot Dispositif unique de finition a trois fonctions d'utilisation pour revetement de sol en bois ou similaire
BE1018494A3 (nl) 2007-11-28 2011-02-01 Flooring Ind Ltd Sarl Profiel voor het afwerken van een vloerbekleding en set van onderdelen voor dergelijk profiel.

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH690187A5 (de) * 1995-08-28 2000-05-31 Huber+Suhner Ag Abdichtelement zum Dichten von Ecken in Bauwerken.
FR2768571A1 (fr) * 1997-09-16 1999-03-19 Planet Wattohm Sa Dispositif de recouvrement variable pour conduit de cablage electrique
AT506794A4 (de) * 2008-08-22 2009-12-15 Neuhofer Franz Jun Abdeckprofil für fussböden zur anpassung an unterschiedliche einsatzfälle

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US11414875B2 (en) 2019-12-11 2022-08-16 Progress Profiles Spa Baseboard

Also Published As

Publication number Publication date
WO2013038277A2 (en) 2013-03-21
WO2013038277A3 (en) 2013-05-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1019654A3 (nl) Paneel voor het vormen van een vloerbekleding.
BE1020316A3 (nl) Samengesteld element en hoekverbinding hierbij toegepast.
BE1015825A5 (nl) Plint, vloerbedekkingssysteem en werkwijze voor het vervaardigen van een plint.
US8505250B2 (en) Finishing for a staircase or step, and kit for forming such finishing
US6849320B2 (en) Decorative molding/casing
BE1020576A3 (nl) Vloerpaneel en werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen.
BE1019285A3 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een plint.
BE1020251A5 (nl) Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding.
CA2762914C (en) Apparatus for trimming interior walls
CA2868400C (en) Building panels of solid wood
CA2941602A1 (en) Floor vent
BE1018494A3 (nl) Profiel voor het afwerken van een vloerbekleding en set van onderdelen voor dergelijk profiel.
NL1018401C1 (nl) Nieuw plankenvloersysteem en nieuwe vloer- of bodempanelen die in dit systeem gebruikt kunnen worden.
BE1019586A3 (nl) Randafwerking voor een bekleding, sierlijst hierbij aangewend en werkwijze voor het afwerken van een rand.
US20130061548A1 (en) Adhesive threshold bar
BE1025653B1 (nl) Multifunctioneel profiel voor traprenovatie
JP6386430B2 (ja) 化粧目地付きパネル及びドア
BE1019526A3 (nl) Afwerking voor een trap of trede en een kit voor het vormen van dergelijke afwerking.
BE1019389A3 (nl) Verpakking voor vloerpanelen.
BE1021539B1 (nl) Paneel en wekwijze voor het vervaardigen van een dergelijk paneel
BE1024243B1 (nl) Systeem voor het isoleren en afwerken van wanden
US20100215888A1 (en) Border
BE1026248B1 (nl) Afwerkingsprofiel
EP2388388A1 (en) Finishing for a staircase or step, and kit for forming such finishing
BE1026396B1 (nl) Verbeterde methode voor het vervaardigen van een afwerkingsprofiel