<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
Titel WANDELWAGEN MET BEN RBMSAMENSTEL.
Beschrijving De uitvinding heeft betrekking op een wandelwagen en i meer in het bijzonder op een verbeterd remsamenstel voor een wandelwagen.
Wandelwagens staan reeds vele jaren ter beschikking ten behoeve van het handig en makkelijk kunnen transporteren van kinderen. Veelal: deze wandelwagens voorzien van diverse remsamenstellen om deze in een stopstand te kunnen vastzetten en, indien gewenst, te kunnen vrijgeven.
Sommige conventionele ontwerpen omvatten een veerbelaste rem die wrijvend aangrijpt op het oppervlak van het wandelwagenwiel. De door wrijving verschafte beperkte weerstand voorkomt echter een positieve aangrijping van het wiel.
Andere conventionele ontwerpen omvatten een kamrad met uitsteeksels en uitsparingen, een ingrijpuitsteeksel dat wordt opgenomen in de uitsparingen voor het aangrijpen op de uitsteeksels voor het in zijn positie borgen van het wiel, en een bedieningsorgaan voor het aktiveren van het ingrijpuitsteeksel. Het bedieningsorgaan bij dergelijke ontwerpen moet echter door de gebruiker worden bediend in plaats van te worden bediend door veerwerking voor het op de juiste wijze positioneren van het ingrijpuitsteeksel in een uitsparing. Hiertoe moet bij het aktiveren van de rem het kamrad vaak enigszins worden geroteerd totdat het ingrijpuitsteeksel in een uitsparing valt.
Verder voorzien sommige conventionele ontwerpen in remmen aan zowel de linker-als de rechterzijde van de wandelwagen welke remmen zijn verbonden door een enkel bedieningsorgaan, waardoor de rechter-en linkerrem star zijn gekoppeld. Bij dergelijke ontwerpen zal echter, indien één ingrijpuitsteeksel is gepositioneerd tegenover een uitsteeksel van het kamrad en het tweede ingrijpuitsteeksel is gepositioneerd tegenover een uitsparing, noch het ene, noch het andere element in de uitsparingen kun-
<Desc/Clms Page number 2>
nen vallen ten gevolge van de starre koppeling van beide remmen. Dat wil zeggen, dat het eerste ingrijpuitsteeksel buiten de uitsparing wordt gehouden door het tweede ingrijpuitsteeksel, dat op een kamraduitsparing rust.
Bovendien zal bij het roteren van het wiel de opstelling worden omgekeerd met het eerste ingrijpuitsteeksel gepositioneerd bij een uitsparing en het tweede ingrijpuitsteeksel bij een kamraduitsteeksel. Dienovereenkomstig zal de rem "overslaan" en niet tot ingrijping kunnen komen tot de wielen zodanig zijn geroteerd dat uitsteeksels en uitsparingen van twee wielen gesynchroniseerd zijn. Deze synchronisatie vereist enige verplaatsing van de wandelwagen en meer in het bijzonder enige relatieve verplaatsing tussen het linker en het rechter kamrad.
Dienovereenkomstig is de uitvinding gericht op een wandelwagen die in wezen een of meer van de problemen als gevolg van beperkingen en nadelen van de bekende stand van de techniek uit de weg ruimt.
Een doel van de onderhavige uitvinding is te voorzien in een remsamenstel dat de wielen nauwkeurig en betrouwbaar aangrijpt.
Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het voorzien in een remsamenstel dat ergonomisch tot ingrijping en uit ingrijping kan worden gebracht.
Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het voorzien in een wandelwagen met een remsamenstel dat gemakkelijk kan worden vervaardigd en met lage kosten kan worden samengesteld.
Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het voorzien in een wandelwagen met een remsamenstel dat voorzien is van complementaire remmen met één bedieningsorgaan dat toch voorziet in ontkoppelde werking.
Aanvullende kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen worden verduidelijkt in de thans volgende beschrijving en zullen deels uit die beschrijving duidelijk worden of vastgesteld worden bij toepassing van de uitvinding. De doeleinden en andere voordelen van de uitvinding zullen worden verwezenlijkt en verkregen door de struktuur zoals die in het bijzonder is verduidelijkt in
<Desc/Clms Page number 3>
de beschrijving en conclusies alsmede de bijgevoegde tekeningen.
Om deze en andere voordelen te verkrijgen en wel overeenkomstig het doel van de onderhavige uitvinding zoals neergelegd en in ruime zin omschreven is een wandelwagen met een frame en een aantal wielen voorzien van een montage-element dat vast op het frame is aangebracht, waarbij het montage-element voorzien is van een nokoppervlak met een eerste nokdeel en een tweede nokdeel ; een remorgaan geplaatst op het-montagedeel verplaatsbaar tussen een borgstand en een vrijstand ; een nokvolger geplaatst in het remorgaan in drukkontakt met het nokoppervlak teneinde het remorgaan verend te drukken in de richting van de borgstand wanneer de nokvolger kontakt maakt met het eerste nokdeel en het remorgaan verend te drukken in de richting van de vrijstand wanneer de nokvolger kontakt maakt met het tweede nokdeel ;
en een remoppervlak dat werkzaam is verbonden met het wiel, waarbij het remorgaan aangrijpt op het remoppervlak wanneer het remorgaan zich in de borgstand bevindt.
Volgens een ander aspekt is een wandelwagen met een frame, een eerste wiel en een tweede wiel voorzien van een eerste remorgaan gemonteerd op het frame, welk eerste remorgaan beweegbaar is tussen een borgstand en een vrijstand ; een tweede remorgaan gemonteerd op het frame, welk tweede remorgaan beweegbaar is tussen een borgstand en een vrijstand ; een eerste kamrad dat werkzaam is verbonden met het eerste wiel ; een tweede kamrad dat werkzaam is verbonden met het tweede wiel ; een eerste uitsteeksel aangebracht op het eerste remorgaan voor het aangrijpen op het eerste kamrad wanneer het eerste remmechanisme zich in de borgstand bevindt ; een tweede uitsteeksel aangebracht op het tweede remmechanisme voor het aangrijpen op het tweede kamrad wanneer het tweede remmechanisme zieh in de borgstand bevindt ;
en een bedieningshefboom die voorziet in gelijktijdige bediening van het eerste en het tweede remorgaan, waarbij het eerste en het tweede remorgaan ontkoppeld blijven teneinde ingrijping van één van de twee remorganen mogelijk te maken zonder ingrij-
<Desc/Clms Page number 4>
ping van het andere van de twee remorganen.
Het zal duidelijk moeten zijn dat zowel de voorgaande algemene omschrijving als de thans volgende gedetailleerde beschrijving als voorbeeld en toelichting dienen en bedoeld zijn voor het geven van een nadere uitleg van de uitvinding zoals geclaimd.
De bijgaande tekeningen die zijn opgenomen om een beter begrip van de uitvinding te geven en geincorporeerd zijn in en een deel vormen van deze omschrijving, illustreren uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding en dienen samen met de beschrijving voor het toelichten van de principes van de uitvinding.
Daarbij toont :
Figuur 1 in perspectief een wandelwagen overeenkomstig de onderhavige uitvinding ;
Figuur 2 een achteraanzicht van een rechterzijde van een remsamenstel overeenkomstig de onderhavige uitvinding ;
Figuur 3 in perspectief het remsamenstel van figuur 2 ;
Figuur 4 en 5 elk een zijaanzicht-van een kamwiel voor het remsamenstel van figuur 2 ;
Figuur 6A tot 6C respectievelijk een zij, boven en achteraanzicht van een remorgaan voor het remsamenstel van figuur 2 ;
Figuur 7A tot 7C respectievelijk een zij, boven en achteraanzicht van een remorgaan voor een rem aan de linkerzijde van de wandelwagen ;
Figuur 8 een dwarsdoorsnedeaanzicht van het rechter remorgaan volgens lijn 8-8 in figuur 6B ;
Figuur 9 een dwarsdoorsnedeaanzicht van het linker remorgaan volgens lijn 9-9 in figuur 7B ;
Figuur 10A en 10B elk een aanzicht van een bedieningshefboom voor het remsamenstel volgens de onderhavige uitvinding ;
Figuur 1lA en 11B respectievelijk een achter en zijaanzicht van een montage-element voor het remsamenstel van figuur 2 ;
Figuur 12 een dwarsdoorsnedeaanzicht van het remorgaan volgens lijn 12-12 in figuur 6B ;
<Desc/Clms Page number 5>
Figuur 13A tot 13C respectievelijk een boven, zij en achteraanzicht van een nokvolger voor het remsamenstel van figuur 2 ;
Figuur 14A en 14B elk een zijaanzicht van het remsamenstel van figuur 2, waarbij de werking van het remorgaan wordt getoond ;
Figuur 15A en 15B elk een dwarsdoorsnedeaanzicht van het remsamenstel van figuur 2, waarbij de werking van het remorgaan en de nokvolger worden getoond ;
Figuur 16A tot 16C elk een schematisch aanzicht van een verbeterde ingrijping van de kamwielen overeenkomstig de onderhavige uitvinding ;
Figuur 17 een perspectivisch aanzicht van het remsamenstel, waarbij het ontkoppelen van de linker en rechterrem overeenkomstig de onderhavige uitvinding wordt getoond ; en
Figuur 18 een perspectivisch aanzicht van een samengeklapte wandelwagen waarbij het remsamenstel wordt gebruikt als een staander overeenkomstig de onderhavige uitvinding.
Thans zal in detail worden gerefereerd aan de voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, waarvan voorbeelden zijn geillustreerd in de bijgaande tekeningen.
Figuur 1 toont een wandelwagen 100 overeenkomstig de onderhavige uitvinding. De wandelwagen 100 omvat een mand (niet weergegeven) ondersteund door een frame 112 dat door een handgreep 114 kan worden voortgeduwd. Het frame omvat wielen 116 gemonteerd op assen 118. Overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een remsamenstel geaktiveerd door het gebruiken van een aktiveringshefboom 230. Het remsamenstel kan symmetrische linker en rechter remmen 120 omvatten voor het corresponderende linker of rechter achterwiel 116 van de wandelwagen 100. In dit geval bedient de aktiveringshefboom 230 bij voorkeur beide remmen 120.
Figuur 2 en 3 tonen een voorkeursremsamenstel overeenkomstig de onderhavige uitvinding. In het bijzonder toont figuur 2 een de voorkeur verdienend achteraanzicht
<Desc/Clms Page number 6>
van de rechterzijde van het remsamenstel en figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht van de rechterzijde van het remaamenstel.
In het algemeen is het voorkeursremsamenstel voorzien van een remorgaan 210, een remoppervlak 220, en de aktiveringshefboom 230. Bij voorkeur is het remorgaan 210 op het frame 112 geplaatst en is het remoppervlak 220 werkzaam verbonden met het wiel 116 van de wandelwagen.
Het remorgaan 210 kan zwenkbaar zijn gemonteerd op een montage-element 240. Het mbntage-element 240 kan bevestigd zijn aan het frame met behulp van bouten, klinknagels of dergelijke. Het remoppervlak 220 kan eveneens integraal zijn gevormd met het wiel 116 tijdens een vormproces. Alternatief kan het remoppervlak een afzonderlijke component zijn die bevestigd is aan het wiel door middel van een geschikte lipconnector of een andere techniek. Bet remoppervlak 220 is bij voorkeur zodanig geplaatst dat dit op het remorgaan 210 kan aangrijpen om het wiel 116 te borgen. Bij een uitvoeringsvorm die het meest de voorkeur verdient, is het remoppervlak 220 een kamrad. De aktiveringshefboom 230 kan de vorm hebben van een u-vormige stang met einden die bevestigd zijn aan de rechter en de linker rem 120.
Het remorgaan 210 is beweegbaar tussen een neerwaartse borgstand en een bovenwaartse vrijstand. In de borgstand grijpt het remorgaan 210 aan op het kamrad 220 om de stand van het wiel te borgen. Bijvoorbeeld kan het remorgaan 210 voorzien zijn van een uitsteeksel 212 dat aangrijpt op het kamrad 220.
De aktiveringshefboom 230 is bevestigd aan het remorgaan 210 zodat de gebruiker gemakkelijk de rem 220 kan bedienen tussen de borgstand en de vrijstand. Bij de voorkeursuitvoeringsvorm omvat het remorgaan 210 een hefboomopneemdeel 214 met een holte 216 voor het opnemen van de aktiveringshefboom 230.
Figuur 4 en 5 tonen zijaanzichten van een remoppervlak 220 in een de voorkeur verdienende configuratie, dat wil zeggen, als een kamrad 220. Het kamrad 220 kan zijn vervaardigd van elk geschikt veerkrachtig materiaal,
<Desc/Clms Page number 7>
zoals kunststof (bijvoorbeeld nylon 66). Het kamrad 220 heeft in het algemeen een cirkelvorm en is voorzien van een doorgaand gat 410 voor het opnemen van de as. Op een zijde gericht naar het remorgaan 210 is het kamrad 220 voorzien van uitsteeksels 420 en uitsparingen 430. Overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de uitsteeksels 420 pijlvormig zoals getoond in figuur 4 en 5. Zoals zal worden toegelicht wordt het uitsteeksel 212 van het remorgaan 210 opgenomen in een uitsparing 430 teneinde aan te grijpen op een respectievelijk uitsteeksel 420 waardoor het kamrad 220 en het wiel 116 worden geblokkeerd.
Figuur 6A tot 6C tonen het remorgaan 210 voor de rechterrem overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Het lichaam van het remorgaan 210 kan vervaardigd zijn van elk geschikt veerkrachtig materiaal, zoals plastik (bijvoorbeeld nylon 66).
Hier is het lichaam van het remorgaan 210 in het algemeen hol en voorzien van een centrale uitsparing 601. De centrale uitsparing 602 maakt het mogelijk dat het remorgaan wordt aangebracht over het montage-element 240 en de vertikale steun van het frame 112 passeert zoals getoond in figuur 2 en 3. Het remorgaan 210 bepaalt tevens een zwenkgat 604 zodat het zwenkbaar kan worden gemonteerd op het montage-element 240.
Verder is het uitsteeksel 212 verplaatst op een einddeel 606 van het remorgaan 210. Zodoende zal, wanneer het remorgaan 210 zwenkt, het uitsteeksel 212 verplaatsen teneinde aan te grijpen op het kamrad 220. Bij voorkeur is het uitsteeksel 212 vervaardigd van een duurzaam en sterk materiaal, zoals aluminium of staal.
Het hefboomopneemdeel 214 is voorzien van een holte 216 voor het opnemen van de aktiveringshefboom 230. Overeenkomstig de onderhavige uitvinding wordt de aktiveringshefboom 230 niet gefixeerd opgenomen door het hefboomopneemdeel 214 maar is voorzien in een de voorkeur verdiende graad van beweging. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door de boven en onderwanden van de holte 216 een hoek 608 te laten insluiten in plaats van evenwijdig uit
<Desc/Clms Page number 8>
te voeren, waardoor een speelruimte wordt gecreéerd die het mogelijk maakt dat de aktiveringahefboom 230 beweegt in de holte 216. Dienovereenkomstig omvat het hefboomopneemdeel 214 verder vasthoudmiddelen voor het vasthouden van de aktiveringshefboom 230 in een voorkeursuitvoe- ringsvorm.
De vaathoudmiddelen kunnen bijvoorbeeld zijn vormgegeven als een flexibele lip 610 die grijpt in een indeuking, gat, of dergelijke gevormd in het ingestoken einde van de aktiveringshefboom 230.
Figuur 7A tot 7C tonen een linker remorgaan 210 correaponderend aan het rechter remorgaan volgens figuur 6A tot 6C. Zoals weergegeven is het linker remorgaan 210 in het algemeen symmetrisch ten opzichte van het rechter remorgaan 210. Evenwel is de vrije hoek 608a van het linker remorgaan 210 tegengesteld gevormd vergeleken met de vrije hoek 608 van het rechter remorgaan 210, waardoor het mogelijk wordt dat de aktiveringshefboom 230 tegenge' steld beweegt bij de tree remorganen 210. Dit in verder weergegeven in de dwarsdoorsnedeaanzichten volgens figuur 8 (rechter rem) en figuur 9 (linker rem).
Hoewel de figuren de vrije hoek 608 van het rechter remorgaan zeer geven gevormd aan de lager gelegen zijde en de vrije hoek 608a van het linker remorgaan 210 gevormd aan de bovengelegen zijde, ia de tegengentelde configuratie in wezen equivalent. De vrije hoeken 608 en 608a hebben bij voorkeur dezelfde grootte, bijvoorbeeld 5 graden. Uiteraard kunnen de vrije hoeken 608 en 608a ook verschillende groottes hebben. Figuur 10A toont de aktiveringshefboom 230 gestoken in de holte 216.
Figuur lOB toont de aktiveringshefboom 230. Hoewel elk gewenst materiaal kan worden gebruikt, kan de aktiveringshefboom 230 gevormd worden uit buisvormig staal of aluminium. Omdat de aktiveringahefboom 230 in de voor- keursuitvoeringavorm wordt bediend door de voet van de gebruiker, kan op het oppervlak van de aktiveringshefboom 230 een antislipmateriaal 1010, bijvoorbeeld polypropeen, worden aangebracht.
Figuur 11A en 11B tonen respectievelijk een achter en een zijaanzicht van het montage-element 240. Het mon-
<Desc/Clms Page number 9>
tage-element 240 kan vervaardigd zijn van elk veerkrachtig materiaal, zoals kunststof (bijvoorbeeld nylon 66).
Het montage-element 240 is bevestigd op het frame 112, en kan bij een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvonn voorzien zijn van een binnendeel 1110 en een buitendeel 1120, die op het frame zijn bevestigd door gebruik te maken van bevestigingsmiddelen 1130, zoals bauten, klinknagels of dergelijke. Het montage-element 240 omvat scharnierpennen 1140 gevormd aan tegengestelde zijde van het montagne- element en opgenomen door schamiergaten 604 van het remorgaan 210 zodat het remorgaan 210 zwenkbaar kan worden gemonteerd in het montage-element 240. Hoewel niet weergegeven, kunnen de scharnierpennen 1140 een hellend uiteinde hebben zodat het remorgaan 210 schuivend op het montage-element 240 kan worden gemonteerd waardoor het assembleren wordt vergemakkelijkt.
Tevens kan het montage-element 24p voorzien zijn van a8/wieltaD 1160. Bij voorkeur is de as/wieltap 1160 van het type zoalabe- schreven in het Amerikaanse octrooischrift Nr. 5. 800. 023 met als titel axle and Wheel Mount Assembly op naam van Hartenstine c. s. ingediend op 25 Oktober 1996, welke aanvrage door referentie hierbij is geincorporeerd.
Overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het montage-element 240 tevens een nokoppervlak 1165 met een eerste nokvlakdeel 1170 en een tweede nokvlak 1180.
Het eerste en tweede nokoppervlak 1170 en 1180 vormen een kam 1190 bij het scheidingsvlak.
Figuur 12 is een dwarsdoorsnedeaanzicht van het remorgaan 210 waarbij een nokvolger 1210 is getoond. De nokvolger 1210 is geplaatst in de opening van het remorgaan 210 en wordt door een drukveer 1220 veerkrachtig naar rechts gedrukt in figuur 12, zodat de nokvolger 1210 steun kan nemen tegen het nokoppervlak 1165. Voor het geleiden van de verplaatsing van de nokvolger 120 kan een geleidepad zijn gedefinieerd door de binnenwanden van het remorgaan 210. Teneinde het gewicht te minimaliseren zijn de binnenwanden van het remorgaan 210 voorzien van ribben 1230 (zie eveneens figuur 6C en 7C). Het remorgaan 210 kan eveneens een uitsteeksel 1240 omvatten dat langs zijn
<Desc/Clms Page number 10>
as de veer 1220 opneemt.
Figuur 13A tot 13C tonen respectievelijk een boven, zij en achteraanzicht van de nokvolger 1210. De nokvolger 1210 kan uit elk veerkrachtig materiaal zoals kunststof (bijvoorbeeld Celcon M90) zijn vervaardigd. De nokvolger 1210 omvat een aangrijpoppervlak 1310 voor het aangrijpen van het nokoppervlak 1165 van het montage-element 240.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm zijn in het inwendige van de nokvolger 1210 een holte 1320 en een uitsteeksel 1330 gevormd voor het vasthouden van de veer 1220. De beweging van de nokvolger 1210 kan verder worden geleid door groeven 1340 die de ribben 1230 opnemen en door lippen 1350 die opgenomen worden door gleuven 1410 gevormd in het remorgaan 210, zoals getoond in figuur 14A en 14B. "
Figuren 14A, 14B, 15A en 15B tonen de werking van het remsamenstel overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. In het bijzonder tonen figuren 14A en 15A de rem 120 in een ontgrendelde stand en figuur 14B en 15B de rem 120 in een grendelstand. Zoals eerder beschreven kan het remorgaan 210 gezwenkt worden tussen de grendelstand en de vrije ontgrendelde stand.
Onder verwijzing naar figuur 15A wordt het uitsteeksel 212 buiten ingrijping met het kamwiel 220 gebracht in de ontgrendelde stand. Verder verkeert de nokvolger 1210 in drukkontakt met het tweede nokvlak 1180 van het montage-element 240. Hier heeft de druk tussen de nokvolger 1210 en het tweede nokoppervlak 1180 tot gevolg dat het remorgaan 210 veerkrachtig naar de ontgrendelde stand wordt gedrukt als gevolg van de relatieve helling van het tweede nokoppervlak 1180.
Zoals weergegeven in figuur 15B verkeert het uitsteeksel 220 in ingrijping met het kamrad 220 in de grendelstand. Meer in het bijzonder is het uitsteeksel 212 opgenomen in een uitsparing 430 van het kamrad 220. Verder verkeert de nokvolger 1210 in drukkontakt met het eerste nokoppervlak 1170 van het montage-element 240.
Hier heeft de druk tussen de nokvolger 1210 en het eerste
<Desc/Clms Page number 11>
nokoppervlak 1170 tot gevolg dat het remorgaan 210 veerkrachtig naar de grendelstand wordt gedrukt als gevolg van de relatieve helling van het eerste nokoppervlak 1170.
Zoals kan worden waargenomen, schakelt de rotatievoorspanning van het remorgaan 210, wanneer de nokvolger 1210 over de kam 1190 verplaatst, tussen een antikloksgewijze voorspanning in de ontgrendelde stand en een kloksgewijze voorspanning in de vergrendelde stand (zoals getoond in figuur 15). Zodbende wordt ergonomische werking van het remsamenstel verkregen met positieve voorspanning om het remsamenstel te houden in die van de ineengrijpende of niet-ineengrijpende stand welke gewenst wordt door de gebruiker.
Om het de voorkeur verdienende remsamenstel van de onderhavige uitvinding zoals beschreven te vergrendelen, drukt de gebruiker met zijn voet op de aktiveringshefboom 230. Dit heeft tot gevolg dat elk remorgaan 210 zwenkt in een richting om het uitsteeksel 212 omlaag te brengen in ingrijping met het kamrad 220. Dat wil zeggen, het uitsteeksel 212 wordt opgenomen in een uitsparing 430 zodat het de aangrenzende uitsteeksels 420 aangrijpt. Het wiel 116 van de wandelwagen, dat werkzaam is verbonden met het kamrad, is dan vergrendeld.
Voor het ontgrendelen van het remsamenstel van de onderhavige uitvinding zoals beschreven brengt de gebruiker de aktiveringshefboom 230 met zijn voet omhoog. Dit heeft tot gevolg dat elk remorgaan 210 zwenkt in een richting om het uitsteeksel 212 omhoog te brengen vanuit de uitsparing 430. Op deze wijze grijpt het uitsteeksel 212 niet langer in de uitsteeksels 420 en bevindt het wiel 116 zich in een ontgrendelde stand.
Overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding kan het remorgaan 210 meer positief grijpen in het kamrad 220 in vergelijking met sommige conventionele wandelwagens. Zoals blijkt uit de figuren 16A en 16B zal wanneer één uitsteeksel 212 gepositioneerd is bij een uitsteeksel 420 terwijl het andere uitsteeksel is gepositioneerd bij een uitsparing 430, het
<Desc/Clms Page number 12>
uitsteeksel bij de uitsparing 430 worden opgenomen in de uitsparing 430 en daardoor op het kamrad aangrijpen.
Ondertussen rust het overblijvende uitsteeksel 212 op het uitsteeksel 420 totdat het kamwiel 220 roteert zodat een aangrenzende uitsparing 430 op de juiste wijze is gepositioneerd. Dat wil zeggen, dat, zoals weergegeven in figuur 16A en 16B, een aanvankelijk uit lijn gelegen zijn van de kamraderen 220 kan optreden zodat een uitsparing 430 in lijn is gelegen met een uitsteeksel420 . Als de gebruiker dan het remsamenstel aktiveert door middel van de aktiveringshefboom 230 zal een uitsteeksel 212 tegen een uitsteeksel 420 stuiten terwijl het andere uitsteeksel 212 wordt opgenomen in een uitsparing 430. Dienovereenkomstig vergrendelt het ene uitsteeksel 412 opgenomen in de uitsparing 430 het corresponderende wiel 116. Daarvoor wordt de aktiveringshefboom 230 ietwat geschrankt zoals getoond in figuur 17.
Ben geringe verplaatsing van het tweede viel 116 zal echter het uitsteeksel 212 in lijn brengen met een aangrenzende uitsparing430. Dan zai het overblijvende uitsteeksel 212 worden opgenomen inde y uitsparing 430 en daardoor in ingrijping kamen. met het
EMI12.1
kamrad 220. Zodoende zullen de beide remmen 120 vagi de wandelwagen vergrendeld zijn.
Op deze wijze wordt het"overslaan"van de conventionele rem voorkomen. Overeenkomstig een voorkeursuitvoe- ringsvormkan een uitsteekael 212 in ingrijping kamen omdat de twee remmen 120 niet star onderling zijn gekoppeld door de aktiveringshefboom 230. Hier zullen de vrije hoeken 608 en 608a voorzien in de holten 216 van het hefboomopneemdeel 214 van het remorgaan 210 ontkoppeling van de remmen toestaan onder gelijktijdige handhaving van het aktiveren van beide remmen 120 door de gebruiker.
Meer in het bijzonder zou de som van de vrije hoeken 608 en 608a een ontkoppeling moeten toestaan die correspondeert met een afstand D in de verplaatsing van een van de uitsteeksels 212 zoals aangeduid in figuur 16C. Verder zal omdat de vrije hoeken 608 en 608a van de linker en de rechterrem tegengesteld zijn gevormd, de aanvullende vrijheid van beweging opgeteld worden om de afstand D
<Desc/Clms Page number 13>
voor een bepaalde vrij hoek te maximaliseren. Bovendien moet de vrije hoek niet te groot zijn om de gevoeligheid te behouden wanneer het remsamenstel wordt geaktiveerd.
Aldus verdient het in vele toepassingen de voorkeur te voorzien in een vrije hoek aan slechts een zijde van het hefboomopneemdeel 214 van elk remorgaan 210. Figuur 17 toont verder het ontkoppelen tussen twee remmen wanneer één uitsteeksel 212 gepositioneerd is bij een uitsteeksel 420 terwijl het andere uitsteeksel is gepositioneerd bij een uitsparing 430.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm kan de aktiveringshefboom 230 worden gebruikt als een staander wanneer de wandelwagen is samengeklapt. Zoals getoond in figuur 18 is een samengeklapte wandelwagen stabiel gepositioneerd in een staande stand door gebruik te maken van de aktiveringshefboom 230 in combinatie met de wielen. Uiteraard dient de aktiveringshefboom 230 zich te bevinden in de bovenwaartse ontgrendelde stand om dit kenmerk van de onderhavige uitvinding op de juiste wijze te kunnen benutten. In dit geval voorziet de aktiveringshefboom 230 in een niet-rollende constructie voor het balanceren van de samengeklapte wandelwagen.
Bij de voorkeursuitvoeringsvorm reikt de aktiveringshefboom 230 opwaarts vanaf het hefboomopneemgedeelte 214 van het remorgaan onder een hoek van ongeveer 450 (met betrekking tot het vlak dat de wielen van de wandelwagen bevat) zoals weergegeven in figuur 10A.
Het zal de deskundige duidelijk zijn dat vele wijzigingen en variaties kunnen worden aangebracht bij de wandelwagen volgens de onderhavige uitvinding zonder de geest of het kader van de uitvinding te verlaten. Aldus is het de bedoeling dat de onderhavige uitvinding de wijzigingen en variaties dekt van deze uitvindingen ervan uitgaande dat deze vallen binnen het kader van de bijgaande conclusies en hun equivalenten.