<Desc/Clms Page number 1>
"Dakraam constructie"
De uitvinding heeft betrekking op een dakraamconstructie, in het bijzonder uit aluminium vervaardigd, bevattende een lijst met een daarin aangebrachte ruit, welke lijst ten minste twee langsgedeeltes bevat die telkens met ten minste een dwarsgedeelte verbonden zijn en waarbij elk gedeelte een eerste en een tweede in hoofdzaak gootvormig profiel bevat die middels ten minste in een der gedeeltes aangebrachte verbindingselementen losneembaar met elkaar verbonden zijn, welk eerste en tweede profiel elk aan ten minste een eerste opstaande flank van een boord voorzien zijn en met hun open zijde en genoemde boord naar elkaar toe gericht opgesteld zijn en waarbij een randstrook van genoemde ruit in een ruimte tussen genoemde boorden van het eerste en tweede profiel is aangebracht.
Een dergelijke dakraamconstructie is bekend uit het Franse octrooischrift nr. 479. 838. Bij de bekende dakraamconstructies worden het eerste en het tweede profiel door middel van een verbindingsstang met elkaar verbonden. De ruit zelf is middels haar rand ingeklemd tussen de boorden van het eerste en het tweede profiel. Een bekend probleem bij dakraamconstructies voornamelijk bij gebruik aan aluminium lijsten is de vorming van condensatie op de ruit. Deze condensatie ontstaat door een slechte thermische wisselwerking tussen het glas, een siechte thermische geleider, en het aluminium een goede thermische geleider. Om condensatie te bestrijden zijn de bekende dakraamconstructies langsgroeven in de ruit zelf aangebracht.
Deze groeven houden, door hun capillaire werking, de vochtigheid vast welke op het ruitoppervlak neerslaat en geleiden de vochtigheid vervolgens naar een onderkant van de lijst.
<Desc/Clms Page number 2>
Een nadeel van de bekende dakraamconstructies is nu juist het gebruik van ruiten voorzien van dergelijke langsgroeven. Dergelijke ruiten zijn duur, belemmeren grotendeels het zicht door het raam en zijn onesthetisch.
De uitvinding heeft tot doel een dakraamconstructie te realiseren waarbij door de constructie van de lijst zelf de vorming van condensatie wordt tegengewerkt.
Een dakraamconstructie volgende uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat genoemde verbindingselementen uit thermisch siecht geleidend materiaal vervaardigd zijn en waarbij een uiteinde van een tweede opstaande flank van het eerste profiel van het dwarsgedeelte op een afstand van het daar tegenover opgestelde deel van het tweede profiel van het dwarsgedeelte is opgesteld een en ander zodanig om aldaar een opening te creëren tussen eerste en tweede profiel van het dwarsgedeelte. Het gebruik van thermisch siecht geleidend materiaal voor het verbindingselement tussen eerste en tweede profiel draagt er reeds zorg voor dat er een slechte thermische geleiding is tussen het eerste en het tweede profiel.
Hierdoor stroomt er al weinig warmte naar het aan de buitenkant opgestelde profiel wat reeds een bijdrage levert aan de bestrijding van condensatievorming. Door verder tussen eerste en tweede profiel van het dwarsgedeelte een opening te creëren kan er lucht naar binnen stromen in de ruimte omsloten door eerste en tweede profiel. Deze lucht draagt er nu zorg voor dat in genoemde ruimte een goede ventilatie aanwezig is waardoor condensatievorming op een efficiente wijze wordt bestreden door de constructie van de lijst zelf.
Een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van een dakraamconstructie volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat genoemde lijst een segment bevat dat bestemd is voor het opstellen daarvan ter hoogte van een hoekverandering tussen twee opeenvolgende raa ì1delen, waarbij het eerste profiel een tweede tegenover een eerste gelegen flank bevat die een stompe hoek maakt met een bodemviak van genoemd gootvormig profiel en eindigt in een steunrand. Een hoekverandering tussen twee opeenvolgende raamdelen, zoals bijvoorbeeld een hoekverandering in de daklijn, ter hoogte van de nok, of
<Desc/Clms Page number 3>
bij de overgangslijn tussen twee vlakken van een pyramidale koepel, vereist een daaraan aangepaste lijst.
Door het aanbrengen van een stompe hoek wordt het gootvormig profiel en de daarmee gekoppelde voordelen behouden en wordt tevens de hoekverandering verdisconteerd. De steunrand maakt ondersteuning van het ene profiel op het andere mogelijk waardoor een stevige constructie wordt verkregen.
Het is gunstig dat genoemde tweede flank een nagenoeg boogvormig profiel vertoont. Aangezien ter hoogte van een hoekverandering de segmenten van twee opeenvolgende zijden bij elkaar aansluiten, komen zodoende twee boogvormige profielen tegenover elkaar te staan, wat de relatieve bewegingen ten opzichte van elkaar vergemakkelijkt.
Het is gunstig dat genoemde steunrand een verder gootvormig profiel bevat waarin een verder verbindingselement vervaardigd uit een slecht thermisch geleidend materiaal is aangebracht bestemd voor het daarop laten steunen van een tweede profiel van genoemd segment. Door gebruik te maken van slecht thermisch geleidend materiaal wordt een warmtestroom ten gevolge van temperatuursverschillen tussen het ene profiel wat aan een buitenzijde is opgesteld en het andere profiel wat aan de binnenzijde is opgesteld, aanzienlijk afgeremd.
Een tweede uitvoeringsvorm van een dakraamconstructie volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat ten minste een gedeelte ten opzichte van een op genoemde lijst aangebrachte schaal beweegbaar is, welk beweegbaar gedeelte een verdere lijst bevat die ten minste twee langsgedeeltes bevat die telkens met ten minste een dwarsgedeelte verbonden zijn en waarbij elk gedeelte een derde en een vierde in hoofdzaak gootvormig profiel bevat, welk derde en vierde profiel aan ten minste een derde opstaande flank van een verdere boord voorzien zijn, welk derde en vierde profiel met hun open zijde en genoemde verdere boord naar elkaar gericht opgesteld zijn en waarbij een rand van een in genoemd beweegbaar gedeelte aangebrachte ruit in een verdere ruimte tussen genoemde verdere boorden is aangebracht.
Hierdoor kunnen de reeds eerder genoemde voordelen ook van toepassing zijn op dakraamconstructies met te openen gedeelten.
<Desc/Clms Page number 4>
Een derde voorkeursuitvoeringsvorm van een dakraamconstructie volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat genoemde schaal een rand bevat die op een verdere afstand van genoemd uiteinde van een tweede opstaande flank van het eerste profiel van het dwarsgedeelte is opgesteld, een en ander zodanig om aldaar een verdere opening te creëren tussen genoemde schaal en genoemde lijst. Tussen genoemde opening en genoemde verdere opening ontstaat hierdoor een goede luchtcirculatie.
Bij voorkeur strekt genoemde pakking zich enerzijds tussen genoemde opening uit en anderzijds een verdere boord van het tweede profiel. De pakking zorgt ervoor dat de luchtcirculatie binnen de lijst blijft en geen tochtvorming in het gebouw waar de dakraamconstructie opgesteld is doet ontstaan.
Het is gunstig dat op genoemde schaal een dwarsprofiel gemonteerd is waarop een paal is aangebracht in dewelke een verdere paal verplaatsbaar is aangebracht, welke verdere paal met genoemd gedeelte verbonden is. Hierdoor wordt een eenvoudig te monteren geheel verkregen aangezien de elementen van het te openen gedeelte een geheel vormen.
Het is gunstig dat genoemde derde en vierde profiel elk een vierde tegenover genoemde derde gelegen opstaande flank bevatten en waarbij de vierde flank van het derde en vierde profiel elkaar overlappen. Hierdoor wordt een stevige constructie verkregen.
De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van enkele in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.
In het bijzonder worden dakraamconstructies beschreven. Maar het zal duidelijk zijn dat de uitvinding ook kan worden toegepast bij andere raamconstructies.
In de tekening laat :
Figuur 1 een gedeelte zien uit een zadeldak, voorzien van een dakraamconstructie volgens de uitvinding ;
Figuur 2 een pyramidale koepel zien voorzien van een dakraamconstructie volgens de uitvinding ;
<Desc/Clms Page number 5>
Figuur 3 een eerste en tweede profiel in doorsnede zien uit een langsgedeelte van een lijst uit een dakraamconstructie volgens de uitvinding ;
Figuur 4 een eerste en tweede profiel in doorsnede zien uil een dwarsgedeelte van een lijst;
Figuur 5 segmenten in doorsnede zien, geschikt om te worden opgesteld ter hoogte van een hoekverandering in de dakl1jn.
Figuur 6 een profiel in doorsnede zien geschikt om ter hoogte van de nok van het dak te worden opgesteld ;
Figuur 7 een doorsnede zien van een schaaldeel geschikt voor een zadeldak ;
Figuur 8, respectievelijk 9, een derde, respectievelijk vierde, profiel in doorsnede zien ;
Figuur 10 een overgangsprofiel in doorsnede zien, geschikt voor een overgang naar een opstaande zijflank van een zadeldak ;
Figuur 11 een ondergedeelte in doorsnede zien, van een lijst voor een zijflank van een zadeldak ;
Figuur 12 segmenten in doorsnede zien, geschikt om te worden opgesteld ter hoogte van een hoekverandering bij twee vlakken van een pyramidale koepel ;
<Desc/Clms Page number 6>
Figuur 13 de profielen in doorsnede zien waar het te openen kopgedeelte van een koepel aansluit bij het basisgedeelte.
In de verschillende figuren is aan eenzelfde of analoog element, eenzelfde referentiecijfer toegekend.
Bij het in figuur 1 weergegeven zadeldak is aan weerszijden van de nok een ruit aangebracht en elke ruit is telkens in een paneel van de dakraamconstructie aangebracht. Het zal duidelijk zijn dat de keuze van meerdere panelen slechts een uitvoeringsvoorbeeld is en dat het ook mogelijk is om slechts een paneel te kiezen. De ruit is uit glas of kunststof vervaardigd.
Elke ruit 1 is in een raam aangebracht dat een langsgedeelte 2 en een dwarsgedeelte 3 bevat. Twee opeenvolgende ruiten hebben elk een randstrook die in eenzelfde langsgedeelte is aangebracht. De ruiten zijn of alle vast bevestigd in de dakraamconstructie, of een gedeelte daarvan is in een beweegbaar gedeelte 4 aangebracht. Dat beweegbaar gedeelte bevat op zichzelf weer een lijst 5 die ten opzichte van een schaal 6 beweegbaar is. De lijst 5 is op een paal 7 gemonteerd welk ter hoogte van de nok met de lijst verbonden is. De paal 7 schuift in een verdere paal 8 welke als geleiding van de paal 7 dient bij het openen en het sluiten van het gedeelte 4. De verplaatsing van de paal geschiedt hetzij door middel van een elektrische motor hetzij manueel.
Ten einde de wrijving bij het schuiven van de paal 7 in de verdere paal 8 te verminderen zijn aan de binnenkant van de verdere paal bij voorkeur kussens uit een slijtvaste stof zoals bijvoorbeeld ertalon aangebracht. Ten einde het instellen van deze verdere kussens mogelijk te maken worden deze aangebracht op een nog verdere paal (in de tekening niet weergegeven) die in de verdere paal 8 is opgenomen. De kussens zijn dan bijvoorbeeld opgenomen in uitsparingen of doorboringen van genoemde nog verdere paal en wel zodanig dat ze daarin verplaatsbaar zijn aangebracht ten einde het instellen mogelijk te maken. De paal 7 schuift dan in genoemde nog verdere paal langs genoemde kussens.
De palen 7 en 8 en de nog verdere paal zijn bij voorkeur vierkantig ten einde onderlinge verdraaiing van de ene paal ten opzichte van de andere te voorkomen. Het is verder mogelijk om ronde
<Desc/Clms Page number 7>
palen te gebruiken en om in de verdere paal aan de binnenzijde geleidingssporen aan te brengen die ingrijpen in groeven aangebracht in de buitenmantel van de paal.
Figuur 2 laat een andere uitvoeringsvorm zien waarbij de dakraamconstructie gevormd is door een pyramidale koepel waarvan het kopgedeelte 10 ten opzichte van een basisgedeelte 11 verplaatsbaar is. De kop 10 is op een paal 7 gemonteerd. De basis 11 bevat vier vlakken en de scheidingslijn tussen de aansluitende vlakken wordt telkens gevormd door een segment 9. Het zal duidelijk zijn dat een beweegbaar kopgedeelte een uitvoeringsvoorbeeld is en dat het eveneens mogelijk is de koepel zonder zo een verplaatsbaar kopgedeelte te maken.
Een dwarsdoorsnede van een langsgedeelte 2 van een lijst volgens de uitvinding is weergegeven in figuur 3. Het langsgedeelte bevat een eerste 12 en een tweede 13 profiel die beiden in hoofdzaak gootvormig zijn en een bodemdeel 14 alsook een opstaande eerste 15 en tweede 16 flank bevatten. De opstaande flanken zijn elk voorzien van een boord 17,18 die gebogen is ten opzichte van de opstaande flank met dewelke hij verbonden is. Bij de profielen bestemd voor het langsgedeelte is de boord over een hoek van nagenoeg 90 gebogen ten opzichte van de opstaande flank. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld zijn de profielen voorzien van twee boorden 17 en 18 aangezien deze bestemd zijn om aan weerszijden een glasrand te omsluiten.
Uiteraard is het ook mogelijk om slechts aan een opstaande flank een boord aan te brengen wat bijvoorbeeld het geval is wanneer niet aan weerszijden maar slechts aan een zijde van het langsgedeelte een ruit dient te worden aangebracht.
Een randstrook van het glas 1 is aangebracht in een ruimte gelegen tussen de boorden 17, respectievelijk 18, van de profielen. Bij voorkeur wordt tussen het glas zelf en de boord nog een afdichtstrip 19 aangebracht om tochtvorming te voorkomen.
Het eerste 12 en tweede 13 profiel is met elkaar verbonden door een verbindingsstang 20 die bij voorkeur van schroefdraad is voorzien en uit een thermisch slecht geleidend materiaal zoals kunststof is vervaardigd. De verbindingsstang is bijvoorbeeld
<Desc/Clms Page number 8>
bevestigd aan twee dwarsstukjes 77,78 die met hun respectievelijke profielen verbonden zijn. Hierdoor is de gehele verbinding tussen eerste en tweede profiel in het inwendige van de lijst opgenomen wat enerzijds uit esthetisch oogpunt gunstig is en anderzijds inbraak veilig is. Immers door de verbinding in het inwendige van de lijst op te nemen kunnen de profielen van buitenaf niet gedemonteerd worden bij een inbraakpoging.
Door middel van de verbindingsstang 20 worden, éénmaal de ruit is aangebracht, eerste en tweede profiel naar elkaar toe bewogen ten einde de ruit tussen de beide profielen in te klemmen. Doordat de beide profielen met hun open zijde en boorden naar elkaar gericht opgesteld zijn, wordt bij het naar elkaar toe bewegen van de profielen de randstrook van de ruit ingeklemd. Bij een alternatieve uitvoeringsvorm bevat de verbindingsstang twee delen, elk aan een respectievelijk profiel bevestigd en middels een bus voorzien van schroefdraad met elkaar verbonden.
Figuur 4 laat een dwarsdoorsnede zien van het gedeelte uit de lijst wat bestemd is om aan de onderkant te worden aangebracht. Ook dit gedeelte bevat een eerste 20 en een tweede 21 in hoofdzaak gootvormig profiel. Het eerste profiel 20, dat bestemd is om aan de binnenkant van de dakraamconstructie te worden opgesteld bevat aan elke opstaande flank een boord 22,23. Een van de opstaande flanken 24 van het eerste profiel maakt een nagenoeg rechte hoek met het bodemvlak terwijl de andere opstaande flank 25 een stompe hoek maakt met het bodemvlak. Dankzij deze stompe hoek sluit het eerste profiel helemaal aan bij de overgang van een opstaande huismuur naar een hellend dak en wordt de gootvorm behouden. De ruit 1 wordt opnieuw aangebracht tussen eerste en tweede profiel en rust op de boord 22. Ook bij deze profielen wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van afdichtstrippen.
Het gedeelte aan de onderkant en het langsgedeelte zijn bij voorkeur aan elkaar gelast ten einde een degelijke waterdichte verbinding te behouden.
Figuur 5 laat een gedeelte van de lijst zien dat bestemd is om ter hoogte van een hoekverandering tussen twee opeenvolgende raamdelen te worden opgesteld, in het bijzonder ter hoogte van de nok van het dak. In het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 5
<Desc/Clms Page number 9>
is het lijstdeel bestemd om aan weerszijden van de nok een ruit te klemmen en daartoe vertoont dit lijstdeel een nagenoeg spiegelsymmetrisch beeld ten opzichte van de lijn AA'. Indien slechts aan een zijde van de nok een ruit dient te worden aangebracht, bevat deze lijst natuurlijk slechts een deel.
Het eerste profiel 26 is bestemd om aan de binnenzijde te worden aangebracht en bevat een eerste opstaande flank 24 die een nagenoeg rechte hoek maakt met het bodemvlak en een boord 30 bevat waarop de ruit komt te rusten. De tweede flank 31 maakt een stompe hoek met het bodemvlak ten einde het gootvormig profiel te behouden bij de hoekverandering in de daklijn. De tweede flank 31 vertoont verder een boogvormig profiel waardoor de tweede flanken van aangrenzende profielen op hun uiteinden goed tegen elkaar gaan aandrukken en enigszins veerkrachtig tegen elkaar aanliggen. Hierdoor wordt verkregen dat wanneer twee naburige tweede flanken met elkaar verbonden worden een enigszins elastische verbinding ontstaat waardoor thermische fluctuaties beter worden opgevangen.
De tweede flank 31 eindigt in een steunrand 32 die een verder gootvormig profiel vertoont. Deze steunrand dient voor het aanbrengen van een tussenstuk uit thermisch slecht geleidend materiaal waarop dan het tweede profiel 27,28 kan steunen. Dat tussenstuk heeft bij voorkeur een zwaluwstaart profiel dat overeenkomt met het profiel gevormd door twee naburige steunranden.
Het tweede profiel 27,28 is eveneens gootvormig en vertoont een eerste flank 28 en een boord 33 die aansluit bij de bovenrandstrook van de ruit. De tweede flank 34, resp. 35 sluit aan bij het bodemvlak van het naburige profiel, ten einde de naburige profielen degelijk met elkaar te verbinden en zodoende een waterdichte nok van het dak te verkrijgen.
Dankzij het gebruik van een eerste en een tweede profiel en dankzij de gootvorm van de profielen wordt het vormen van condensatie op de ruiten tegengewerkt en wordt ook de gevormde condensatie afgevoerd. Immers doordat eerste en tweede profiel slechts door middel van slecht thermisch geleidend materiaal met elkaar verbonden zijn en er zieh in hoofdzaak lucht bevindt in de ruimte
<Desc/Clms Page number 10>
begrensd door de gootvormige profielen is er slechts een zeer geringe, nagenoeg verwaarloosbare, warmtestroom tussen het eerste profiel aan de binnenkant en het tweede profiel aan de buitenkant. De aanwezige lucht vormt een goede thermische isolator.
Wordt er nu toch condensatie gevormd op de ruit, dan kan het condensatiewater gemakkelijk langs de rand van de ruit afvloeien en komt het terecht op het bodemvlak van het eerste profiel langs hetwelke het dan gemakkelijk kan afvloeien. Ten einde het afvoeren van het condensatiewater te verbeteren zijn er bij voorkeur afvoergaatjes aanwezig in het onderste gedeelte van de lijst, namelijk in het eerste profiel.
Wanneer de dakraamconstructie nu een beweegbaar gedeelte bevat, zoals het gedeelte 4 uit figuur 1, dan wordt dit gedeelte op een paal 7 gemonteerd zoals reeds beschreven. De verdere paal 8 in dewelke de paal 7 verplaatsbaar is, is op een steunbalk aangebracht die deel uitmaakt van een schaal 6. Ten einde het beweegbaar gedeelte aan te brengen worden op de plaats waar dit dient te worden aangebracht de nokprofielen zoals weergegeven in figuur 5 vervangen door een verder nokprofiel 36 waarvan in figuur 6 een uitvoeringsvoorbeeld is gegeven.
Het verdere nokprofiel heeft eveneens een gootvorm meut omgebogen boorden aan de opstaande flanken en verbindt twee langsgedeelten van de schaal 6. Zoals weergegeven in figuur 6 is het verdere nokprofiel nagenoeg W-vormig ten einde een stevige constructie te verkrijgen die geschikt is om het gewicht van het beweegbaar gedeelte te dragen. Ten einde de constructie nog verder te versterken zijn op een aantal plaatsen bij voorkeur nog verbindingsplaatjes aangebracht die de opstaande flanken van het W-vormige profiel met elkaar verbinden.
Figuur 7 laat een dwarsdoorsnede zien van het langsgedeelte van de schaal 6. Dit langsgedeelte bevat een omgekeerd U-vormig profiel gevormd door de opstaande flanken 38, 40 en de kopzijde 39. Dit omgekeerd U-vormig profiel wordt verlengd door het uitsteeksel 41 en een korte opstaande flank 42. Het omgekeerd
U-vormig profiel heeft een zodanige dimensie dat dit past over een tweede profiel (figuur 3) van een langsgedeelte van de raamlijst zoals weergegeven in figuur 1. Het omgekeerd U-vormig profiel vormt als het ware een zadel dat op het tweede profiel van het langsgedeelte van de
<Desc/Clms Page number 11>
raamlijst wordt geplaatst. Het uitsteeksel 41 en de flank 42 vormen een schaaldeel dat bestemd is om het langsgedeelte van de raamlijst uit het beweegbaar gedeelte erin te laten rusten.
De opstaande flanken 42 van twee zich nagenoeg parallel uitstrekkende langsgedeelten zijn ter hoogte van de onderkant van de schaal middels een dwarsgedeelte 53 met elkaar verbonden zoals weergegeven in figuur 1, hierdoor wordt verkregen dat water wat langs de flank 42 of het uitsteeksel 41 zou aflopen niet naar binnen dringt. Bij voorkeur wordt onder het dwarsgedeelte 53 nog een tochtstrip of een zwaluwstaart profiel 54 aangebracht ten einde een goede afdichting te verkrijgen.
Het langsgedeelte van de verdere raamlijst van het beweegbaar gedeelte bevat eveneens twee profielen, namelijk een derde 43, respectievelijk een vierde 48 profiel zoals weergegeven in figuur 8, respectievelijk 9. Het derde en vierde profiel zijn in hoofdzaak gootvormig en bevatten een bodemvlak 45, 50 en een derde opstaande flank 46, 51 die voorzien is van een verdere boord 47, 52 welke een nagenoeg rechte hoek maakt met de derde opstaande flank. Het derde resp. vierde profiel bevat verder een vierde opstaande flank 44, resp. 49.
Bij de montage van de verdere raamlijst worden derde en vierde profiel met hun open zijde naar elkaar toe gericht gemonteerd, waardoor er tussen de boorden 47, 52 een verdere ruimte ontstaat in dewelke de randstrook van de ruit wordt gemonteerd. De vierde opstaande flanken 44 en 49 komen bij de montage tegen elkaar aan te liggen waardoor een sluitend geheel wordt verkregen. De langsgedeelten worden door dwarssegmenten met elkaar verbonden, bijvoorbeeld middels lassen, welke dwarssegmenten een analoog profiel vertonen aan datgene weergegeven in figuur 4.
Bij voorkeur wordt aan de verdere raamlijst, in het bijzonder aan het derde profiel, een tochtwerend orgaan bij voorbeeld uitgevoerd als een borstel, aangebracht, een en ander zodanig dat in de gesloten toestand het tochtwerend orgaan tegen de schaal aanrust. Hierdoor wordt tocht tussen de verdere raamlijst en de schaal aanzienlijk verminderd.
<Desc/Clms Page number 12>
Door ook voor het beweegbaar gedeelte in hoofdzaak gootvormige profielen te kiezen worden dezelfde voordelen, namelijk het tegenwerken van condensatie, als voor de vaste profielen voor dat beweegbaar gedeelte verkregen.
Bij zadeldak constructies waarbij gebruik gemaakt wordt van dakraamconstructies volgens de uitvinding is het mogelijk om ook de driehoekvormige zijflank van raamlijsten te voorzien ten einde ook aldaar ruiten aan te brengen. Hiertoe zijn dan overgangsprofielen nodig waarvan in figuur 10 een uitvoeringsvoorbeeld gegeven is. Het aldaar weergegeven overgangsprofiel 53 bevat een eerste nagenoeg U-vormig gedeelte 54 dat een dimensie heeft die correspondeert met diegene van het tweede profiel 14 zoals weergegeven in figuur 3. Dat eerste gedeelte 54 schuift dan ook over het tweede profiel 14 en wordt er aldus mee verbonden. Deze verbinding wordt bij voorkeur nog aangevuld middels het aanbrengen van puntlassen.
Een tweede nagenoeg U-vormig gedeelte 55, maakt een nagenoeg rechte hoek met het eerste U-vormig gedeelte en dient als buitenlijst voor een op de zijflank aan te brengen ruit.
Figuur 11 laat het ondergedeelte van een lijst bestemd voor zo een zijflank zien. Dit ondergedeelte bevat twee delen 56, 57. Het deel 56 bevindt zieh aan de binnenkant en de ruit is aangebracht tussen de flank 58 en de flank 59.
Naast de toepassing bij zadeldaken worden, zoals reeds vermeld, dakraamconstructies volgens de uitvinding ook toegepast bij koepels, zoals bijvoorbeeld drie- of meervlaks pyramidale of ronde koepels. Ook hierbij wordt dan gebruik gemaakt van in hoofdzaak gootvormige profielen. Bij de pyramidale koepel weergegeven in figuur 2 worden voor de langsgedeelten 2 profielen gebruikt zoals weergegeven in figuur 3, terwijl voor de dwarsgedeelten 3 profielen zoals weergegeven in figuur 4 worden gebruikt. Voor de segmenten 9, ter hoogte van een hoekverandering in de daklijn worden profielen gebruikt zoals weergegeven in figuur 12. Deze laatste profielen zijn analoog aan diegene weergegeven in figuur 5. Bij voorkeur worden de delen 27 en 28 aan elkaar gelast na montage ten einde een stevige constructie te verkrijgen.
<Desc/Clms Page number 13>
Bij de uitvoeringsvorm waarbij de pyramidale koepel een verplaatsbaar kopgedeelte bevat zijn de segmenten ter hoogte van de hoekverandering samengesteld uit profielen zoals weergegeven in figuur 12, deze segmenten vormen dan de ribben van de pyramide en zijn ter hoogte van de top aan elkaar gelast.
Figuur 13 laat een doorsnede zien ter hoogte van de plaats waar het beweegbaar kopgedeelte 10 op het ondergedeelte 11 rust. Het ondergedeelte bevat een schaal 60 die losneembaar verbonden is met een eerste dwarsgedeelte 61 gelegen aan de bovenzijde van de lijst uit het ondergedeelte. Het eerste dwarsgedeelte 61 vertoont het gootvormig profiel waarbij de ruitrand komt te rusten op de boord 65. De steunrand 66 aansluitend aan de tweede flank van het eerste dwarsgedeelte 61 ondersteunt de schaal 60 die verder aanleunt aan een ander uiteinde tegen genoemde tweede flank. De schaal 60 is voorzien voor het dragen van de verdere paal 8.
De randstrook van de ruit 1 uit het ondergedeelte bevindt zieh in de ruimte tussen de boord 65 van het eerste dwarsgedeelte 61 en de ene flank 67 van het tweede dwarsgedeelte 62.
De andere flank 68 van het tweede dwarsgedeelte 62 ondersteunt een onderrand van het kopgedeelte 10. Ook het tweede dwarsgedeelte vertoont een in hoofdzaak gootvormig profiel. De onderrand van de lijst uit het kopgedeelte bevat een vijfde 63 resp. zesde profiel 64. Het vijfde profiel bevat een strook 69 die een nagenoeg rechte hoek maakt met een strook 70, welke strook 70 een stompe hoek maakt met een strook 71 welke, in de gesloten toestand van het kopgedeelte, rust op de andere flank 68. De strook 71 gaat over in een strook 72 welke verbonden is met het zesde profiel ter hoogte van een knikpunt tussen de stroken 73,74 van dat zesde profiel 64, dat verder de stroken 75 en 76 bevat.
De strook 73 verloopt nagenoeg evenwijdig met de flank 67 en vormt ten opzichte van de strook 72 een uitsteeksel, waardoor deze strook 73 als het ware als een afvoergoot dient er ervoor zorgt dat condenswater op het glas 1 van het onderste gedeelte terecht komt alwaar het dan langs de gootvormige profielen wordt afgevoerd.
<Desc/Clms Page number 14>
Een randstrook van de ruit uit het kopgedeelte wordt in de ruimte tussen de stroken 63 en 76 aangebracht en rust op de strook 70. Wanneer nu condensatie op de binnenzijde van de ruit zou gevormd worden dan kan deze langs de ruit aflopen en komt terecht in de goot gevormd door de stroken 69 en 70, welke van afvoergaten voorzien zijn. Zoals weergegeven in figuur 13 is er een afstand tussen het bodemvlak van het tweede dwarsgedeelte 62 en de steunrand 66.
Die afstand wordt nu gebruikt om enerzijds tussen eerste en tweede dwarsgedeelte geen thermische verbinding te hebben en anderzijds om het condenswater wat uit de strook 70 druppelt in de door het eerste dwarsgedeelte 61 gevormde goot te verzamelen alwaar het verder via de gootvormige profielen van het onderste gedeelte kan afvloeien. Hierdoor wordt dus een goede afvoer verkregen van condenswater gevormd op het kopgedeelte waardoor ook op het kopgedeelte condensatievorming wordt tegengewerkt.
De profielen zijn alleen vervaardigd middels het plooien van platen, bij voorkeur aluminium platen waardoor deze eenvoudig en goedkoop te vervaardigen zijn. Het zal duidelijk zijn dat ook andere materialen dan aluminium te gebruiken zijn zoals bijvoorbeeld koper of roestvrij staal, en dat naast metalen ook kunststoffen zoals epoxy al dan niet met glasvezels versterkt te gebruiken zijn. De verschillende profielen en segmenten worden bij het gebruik van kunststof bijvoorbeeld door spuitgieten of persen vervaardigd.
Naast de beschreven dakraamconstructies is de uitvinding natuurlijk eveneens toepasbaar op andere raamconstructies zoals muurramen of erkers.