<Desc/Clms Page number 1>
WARENHUIS
De uitvinding betreft een warenhuis omvattende een veelvoud van raamelementen.
De uitvinding heeft ten doel een raamsysteem te verschaffen, waarmee op eenvoudige wijze een flinke ventilatieopening gecreëerd kan worden. Daartoe heeft het warenhuis volgens de uitvinding het kenmerk dat een veelvoud van raamelementen telkens met tussenvoeging van een H-vormig afdichtprofiel van elastisch materiaal aansluitend naast elkaar zijn opgesteld voor het vormen van een doorlopend raampaneel, dat als een geheel tussen een geopende en een gesloten stand verplaatsbaar is.
De uitvinding verschaft tevens een warenhuis omvattende een gestel van kolommen, kolommen onderling verbindende, op onderlinge spantafstand a evenwijdig aan elkaar opgestelde spanten en kolommen verbindende, dwars op de richting van de spanten gerichte goten ; waarbij zieh telkens tussen twee evenwijdige goten uitstrekkende daken omvatten : nokprofielen ; vanaf de nokprofielen schuin neerwaarts naar goten hellende roeden ; aan nokprofielen scharnierend aangebrachte ramen ;
gekenmerkt door rmaan elk bestaande uit een veelvoud van raamelementen die als een doorlopend paneel met een lengte van een veelvoud van spantafstanden a als een geheel vanuit een gesloten tot in een geopende stand verplaatsbaar zijn, waarbij er goten ondersteund worden door spanten en waarbij raambedieningsstangen voor ramen paarsgewijs zijn opgesteld bij en ondersteund worden door spanten, waarbij van elk paar raambedieningsstangen de ene gekoppeld is met ramen die aan de ene zijde van nokprofielen zijn opgesteld en de andere raambedieningsstang van dit paar gekoppeld is met ramen die aan de andere zijde van nokprofielen zijn opgesteld.
Genoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving aan de hand van een tekening. In de tekening stellen voor :
Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een
<Desc/Clms Page number 2>
fractie van een warenhuis volgens de uitvinding ;
Figuur 2 op grotere schaal detail II van figuur 1 ;
Figuur 3 op nog grotere schaal detail III van figuur 2 ;
Figuur 4 op grotere schaal detail IV van figuur 1 ;
Figuren 5 en 6 een dwarsdoorsnede over lijn V-V respectievelijk VI-VI van figuur 1 ; en
Figuur 7 op grotere schaal een doorsnede over lijn VII-VII van figuur 6.
Het warenhuis 55 van figuur 1 is van het Venlokastype en heeft een gestel van kolommen 67, kolommen 67 onderling verbindende op onderlinge spantafstanden a liggende spanten 68 en dwars op de spanten gerichte door kolommen 67 gedragen goten 69 en door spanten gedragen tussenliggende goten 70. Tussen elk paar goten 69,70 is een dak 71 aangebracht, omvattende tussen een nokprofiel 72 en een goot 69,70 hellende roeden 73, vaste ruiten 74 en ramen 75.
Elk raam 75 bestaat uit een veelvoud van raamelementen 76 die met tussenvoeging van een H-vormig afdichtprofiel 77 van elastisch materiaal, bijvoorbeeld kunststof, aansluitend naast elkaar zijn opgesteld voor het vormen van een doorlopend raampaneel van een raam 75, dat als een over een lengte gelijk aan een veelvoud van spantafstanden a doorlopend, afgedicht geheel paneel tussen een geopende en een gesloten stand zwenkbaar is aangebracht aan een scharnierrand 78 van een nokprofiel 72. Elk raamelement 76 is opgebouwd uit een scharnierrandprofiel 79, waarvan een profielstuk 80 om de scharnierrand 78 grijpt. Een U-vormig profielstuk 81 neemt de bovenrand van een glasplaat 82 op, terwijl op een onderprofielstuk 97 per raamelement 76 drie trekstangen 98 aangrijpen.
Elk raamelement 76 heeft verder aan zijn onderrand een raamrandprofiel 83 met een U-vormig profielstuk 84 voor het opnemen van de onderrand van de glasplaat 82 ; met een profielstuk 85, waarop de drie trekstangen 98 aangrijpen ; met een gaasverankeringsprofielstuk 86 ; met een profielstuk 87 voor het verankeren van gaas-
<Desc/Clms Page number 3>
leidstangen 88 ; met een gaaskastflens 89 die een gaaskast 108 aan de binnenzijde van het warenhuis 55 begrenst en met een raamcondensgoot 90 voor het opvangen van condenswater en tevens voor het eraan bevestigen van raamuitzetstangen 91, waarvan scharnierstukken 92 middels een bout 129 aan de raamcondensgoot 90 zijn vastgeklemd.
De glasplaat 82 (of dergelijk lichtdoorlatend paneel) wordt tussen het scharnierrandprofiel 79 en het raamrandprofiel 83 middels de trekstangen vastgeklemd, zodanig dat er niet metalen zijrandprofielen nodig zijn die een rondlopend raamfreem zouden completeren, zoals gebruikelijk is.
Elke goot 69,70 bestaat uit een stevig kokervormig profiel, waarvan het gesloten bovenvlak 93 tezamen met aangrenzende dakvlakken een uitwendige hemelwatergoot 94 vormt. Het inwendige kanaal 95 doet dienst als condensaterafvoer. Condenswater is vaak verontreinigd met in het warenhuis 1 gebezigde chemicaliën en wordt daarom liefst separaat van het hemelwater afgevoerd. Aan weerszijden van het kanaal 95 bevinden zieh een condensafvoergoot 96, waarin ondereinden van roeden 73 zijn opgenomen. Elke roede 73 is kokervormig.
Figuur 7 toont een roede 73, omvattende een metalen roedeprofiel 124 en een daarmee verbonden koppelprofiel 122. Het roedeprofiel 124 is kokervormig en neerwaarts convergerend en heeft een sponning 121, die complementair gevormd is met het haaientandvormige onderstuk 120 van het koppelprofiel 122, dat verder een centraal lijf 125, twee onderflenzen 126 en twee bovenflenzen 127 heeft. De glasplaten 82 reiken tot in sponningen 119, die alom begrensd zijn door het kunsstofmateriaal van het koppelprofiel 122.
Dit fenomeen verbetert het warenhuis 1 in sterke mate ten aanzien van het vermijden van gerammel, tocht en glasbreuk.
Het koppelprofiel 122 is tevens een goede isolator en vermijdt koudebruggen. Dit vermindert de condensvorming.
Zoals figuur 7 toont, is een glasplaat gemakkelijk tot in een sponning 119 te steken, doordat de bovenflenzen 127 schuin binnenwaarts en neerwaarts gerichte buitenranden 128
<Desc/Clms Page number 4>
hebben. De glasplaten 82 liggen op opstaande buitenranden 118 van de flenzen 126.
De roede 123 reikt tot in een roedeopneemkamer tevens condensafvoergoot 96 van de goot 69,70 van figuur 6 en wordt daarin vastgehouden door middel van een haakvormige rand 161 en door middel van een zelf schroefdraad tappende schroef 162, die aangrijpt in de sponning 121 van het roedeprofiel 124. Hiermede worden de steekafstanden a tussen de roeden 123 vooraf bepaald door de in de goot 69, 70 voorgeboorde gaten voor de schroeven 162. De glasplaten 82 worden opgenomen in sponningen 165 van het gootprofiel 69, 70, terwijl in sponningen 164 elastische afdichtstroken 166 zijn opgenomen. De uitvinding is toepasbaar bij roeden die in sponningen van nokken en goten, met tussenvoeging van glasplaten, als een serie aaneengeregen worden tijdens het beglazen van het dak van een warenhuis.
Dankzij de losse koppelstrook 122 hoeft noch het raamrandprofiel 105 noch de roede 73 ter plaatse van de aansluiting tussen raamrandprofiel 105 en roede 73 te worden bewerkt. Het raamrandprofiel 105 kan hier zelfs gewoon doorlopen. Door het weglaten van de koppelstrook 122 ter plaatse van het raam ontstaat daar een lagere minder licht wegnemende roede. Het raam ligt vanwege het plaatselijk lagere roedeprofiel vlakker op het dak, hetgeen voordelig is ten aanzien van vuilophoping en reiniging.
Aan weerszijden van het nokprofiel 72 zijn de boveneinden van roeden 73 bevestigd middels een ankerstuk 98, dat tussen de roeden 73 is opgenomen en een bout 99 met moer 100. De boutkop 101 grijpt in een boutkopkamer 102 van de roede 73. Opwaartse tanden 103 van het ankerstuk grijpen in de sleufgaten 104 van de roeden 73. Op deze wijze worden de roeden 73 stevig ingeklemd aan elkaar en aan het nokprofiel 72 bevestigd.
Een over een flinke afstand doorlopend vast openingrandprofiel 105 is kokervormig met in de sponning 121 geschroefde schroeven aan roeden 73 en heeft aan de bovenzijde een sponning 106 voor het opnemen van een afdicht-
<Desc/Clms Page number 5>
strook 107, een een gaaskast 108 aan de van de raamopening afgekeerde zijde begrenzend, opstaand kokervormig lijf 109 en een naar de raamopening toegekeerde, de onderzijde van de gaaskast begrenzende flens 110 met een gaasverankeringsrand 111. Tussen de beide gaasverankeringsranden 111 en 86 kan een harmonicavormig in de gaaskast 108 opgenomen vervormbaar gaas 113 voor het tegenhouden van insekten worden bevestigd middels C-vormige elastische bevestigingsstroken 112.
Het gaas 113 bestaat uit een over de drie randen van het als één geheel te openen lange paneel doorlopende strook die op regelmatige afstanden voorzien is van aangenaaide leidogen 114 waar gebogen leidstangen 88 doorheen steken. Aan de beide zijranden van de raamopening zijn schuine stukken van de doorlopende strook afgeknipt, zodat trapeziumvormige gaaszijstukken 115 ontstaan, die middels c-vormige bevestigingsstroken 112 aan verankeringsranden 116,117 van een raamzijrandprofiel 130 respectievelijk een openingrandprofiel 131 zijn verankerd. Hier zijn gebogen leidstangen 88 voor het opnemen van leidogen 114 verankerd aan het raamzijrandprofiel 130, terwijl zij door passende openingen 132 van het openingrandprofiel 131 steken. Er is aldus een gesloten gaasafdichting gecombineerd met een flinke raamopening gecreëerd, waarbij voldoende beluchting mogelijk is.
Anderzijds bevindt het gaas zieh in de gesloten raamstand als een klein pakket in een afgesloten gaaskast 108, zodat er door de toepassing van gaas slechts weinig licht wordt weggenomen. De gaaskast 108 bevindt zieh namelijk voor een belangrijk deel onder het raamrandprofiel 83. Ditzelfde geldt ook voor de hellende zijden van de raamopening wegens een overeenkomstige configuratie van de daar aanwezige profielen. Het gaas is in gesloten raamstand goed afgedicht tegen vocht opgeborgen.
Het koppelprofiel 122 is slechts daar op het metalen roedeprofiel 124 aanwezig waar glasplaten van vaste ruiten moeten worden vastgehouden. Het condenswater 135 van de raamelementen 76 stroomt vanuit de raamcondensgoot 90 via geboorde gaten 133 (figuur 6) tot in sponningen 121 van
<Desc/Clms Page number 6>
roeden 73 en stroomt zo tot in de condensafvoergoten 96 en van daaruit via openingen 134 tot in het kanaal 95.
De raamelementen 76 hebben bij voorkeur een lengte overeenkomende met een handelbare lengte van een glasplaat 82 en worden na aan het nokprofiel 72 gehaakt te zijn onderling verbonden middels koppelstrippen 140 die geschoven worden in kokervormige koppelkamers 141 van naburige raamrandprofielen 83 en die met niet-getekende schroeven worden vastgeklemd.
Het nokprofiel 72 heeft een opstaand lijf 145 met een sponning 142 voor het opnemen van een elastische afdekstrook 143 die afdichtend over de beide bovenste raamranden heen grijpt.
De raamuitzetstangen 91 worden bediend door horizontale bedieningsstangen 146,147, waarbij hetzij al de stangen 146 in pijlrichting 148 tegelijk worden bewogen voor het openen van de raamelementen 76 aan de linkerzijde van nokprofielen 72, hetzij de stangen 147 worden bewogen in pijlrichting 149 voor het openen van de raamelementen 76 aan de rechterzijde van nokprofielen 72. Boven elk spant 68 in een U-profiel 150 daarvan worden de bedieningsstangen 146,147 onafhankelijk van elkaar geleid middels rollen op legerblokken. De bedieningsstangen 146,147 worden op een op zichzelf bekende wijze per serie gemeenschappelijk in dezelfde richting aangedreven.