NL9401134A - Inrichting voor het bedienen van een beweegbaar deel van een motorvoertuig. - Google Patents

Description

Inrichting voor het bedienen van een beweegbaar deel van een motorvoertuig

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bedienen van een beweegbaar deel van een motorvoertuig, in het bijzonder een schuifdak, voorzien van een elektromotor voor het aandrijven van het beweegbare deel, een instelorgaan voor het instellen van een gewenste positie van het beweegbare deel, een incrementele positie-opnemer voor de werkelijke positie van het schuifdak, een aan de positie-opnemer toegevoegde teller waarvan de telstand de werkelijke positie van het beweegbare deel aangeeft, en een elektronische besturingseenheid die in afhankelijkheid van de gewenste positie en de telstand de elektromotor bekrachtigt voor het verplaatsen van het beweegbare deel naar de gewenste positie.

Een dergelijke inrichting is bekend uit DE-A-38 29 405. Bij een dergelijke inrichting kan door telfouten de telstand van de teller afwijken van de werkelijke positie van het beweegbare deel, waardoor de besturingseenheid het beweegbare deel niet meer naar de gewenste positie zou kunnen verplaatsen. Bij deze bekende inrichting is dit probleem ondervangen door een extra signaalgever toe te voegen, die bij het bereiken van een vooraf bepaalde positie een signaal aan de besturingseenheid afgeeft, waarbij door een mechanische koppeling tussen de positie-opnemer en de extra signaalgever de onderlinge stand van deze beide elementen is vastgelegd. Door het toevoegen van een extra signaalgever worden de kosten van de bekende inrichting echter verhoogd. Bovendien dient bij deze bekende inrichting de elektromotor nauwkeurig te zijn gekoppeld met het beweegbare deel respectievelijk de positie-opnemer en de extra signaalgever, teneinde een juiste besturing van het beweegbare deel te waarborgen.

De uitvinding beoogt een vereenvoudigde inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij deze bezwaren op eenvoudige wijze zijn ondervangen.

Hiertoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de besturingseenheid detectiemiddelen omvat voor het detecteren van tenminste één eindstand van het beweegbare deel, waarin het beweegbare deel blokkeert, waarbij de bestu ringseenheid bij het bereiken van deze eindstand de teller terugstelt naar een vooraf bepaalde telstand die overeenkomt met deze eindstand.

De uitvinding berust op het inzicht, dat de reeds beschikbare besturingseenheid, die in het algemeen een microprocessor zal omvatten, zonder toevoegen van extra onderdelen eenvoudig geschikt kan worden gemaakt voor het detecteren van tenminste één eindstand van het beweegbare deel, waarin het beweegbare deel blokkeert. Een dergelijke eindstand is bij elk beweegbaar deel, zoals een venster, schuifdak, spoilerdak of hef/schuifdak aanwezig. De besturingseenheid kan dan bij het bereiken van deze eindstand de teller terugstellen naar een met deze eindstand overeenkomende vooraf bepaalde telstand. Deze telstand zal gewoonlijk de nulstand van de teller zijn.

Aangezien bij een inrichting van deze soort in het algemeen een klembeveiliging is aangebracht, verdient het volgens de uitvinding de voorkeur, dat de besturingseenheid tijdens normaal bedrijf bij het bereiken van de eindstand de teller alleen naar de vooraf bepaalde telstand terugstelt, indien de teller van de positie-opnemer aangeeft dat het beweegbare deel zich in de nabijheid van de eindstand moet bevinden. Hierdoor wordt voorkomen dat de teller naar de vooraf bepaalde telstand zou worden teruggesteld in geval de beweging van het beweegbare deel door een obstakel wordt geblokkeerd.

Het detecteren van de eindstand van het beweegbare deel is volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding mogelijk, doordat de besturingseenheid het impulssignaal van de positie-opnemer bewaakt, waarbij de besturingseenheid de teller terugstelt naar de vooraf bepaalde telstand indien gedurende een vooraf bepaalde periode geen impulsen meer worden ontvangen.

Als alternatief bewaakt de besturingseenheid de mo-torstroom van de elektromotor, waarbij de besturingseenheid de teller terugstelt naar de vooraf bepaalde telstand indien de motorstroom een vooraf bepaalde drempelwaarde overschrijdt.

Bij voorkeur is de genoemde eindstand de gesloten stand van het beweegbare deel. Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel, dat bij blokkeren van het beweegbare deel in deze eindstand is gewaarborgd dat het beweegbare deel zich ook daadwerkelijk in de gesloten stand bevindt.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin twee uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding, toegepast bij een schuifdak, schematisch zijn weergegeven.

Fig. 1 geeft in perspectief een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weer, waarbij het dakpaneel van het schuifdak zich in een geopende stand bevindt.

Fig. 2 toont het signaal dat door de positie-opnemer wordt afgegeven bij het verplaatsen van het schuifdak van de gesloten stand naar de in fig. 1 weergegeven open stand.

Fig. 3 is een met fig. 1 overeenkomend perspectivisch aanzicht, waarbij het dakpaneel van het schuifdak zich nabij de gesloten stand bevindt.

Fig. 4 toont het signaal, dat door de positie-opnemér wordt afgegeven bij het verplaatsen van het dakpaneel naar de gesloten stand.

Fig. 5 is een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij het dakpaneel van het schuifdak zich in een open stand bevindt.

Fig. 6 toont de motorstroom van de elektromotor bij het verplaatsen van het dakpaneel van de gesloten stand naar de open stand volgens fig. 5.

Fig. 7 is een met fig. 5 overeenkomend perspectivisch aanzicht, waarbij het dakpaneel zich nabij de gesloten stand bevindt.

Fig. 8 toont de motorstroom van de elektromotor, die bij het bereiken van de gesloten stand zal optreden.

In fig. 1 is sterk schematisch in een perspectivisch aanzicht een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven van een inrichting voor het bedienen van een beweegbaar deel van een motorvoertuig, dat in dit geval is uitgevoerd als een schuifdak l met een heen en weer beweegbaar dakpaneel 2 dat aandrijfbaar is door middel van een elektromotor 3 via een tandwiel 4 en op gebruikelijke wijze uitgevoerde aandrijfkabels 5 die met het dakpaneel 2 zijn verbonden. De elektromotor 3 wordt bestuurd door een besturingseenheid 6. Hiertoe is op de besturingseenheid 6 een incrementele positie-opnemer 7 aangesloten, welke positie-opnemer 7 een impulssignaal aan de besturingseenheid 6 afgeeft. Dit impulssignaal wordt in een telregister van de besturingseenheid 6 geteld, zodat de telstand van het telregister overeenkomt met de werkelijke positie van het dakpaneel 2. Voorts is op de besturingseenheid 6 een instelorgaan 8 aangesloten, waarmee de gebruiker een gewenste positie voor het dakpaneel 2 kan instellen.

In fig. 2 is het signaal van de positie-opnemer 7 weergegeven, dat aan de besturingseenheid 6 wordt geleverd indien het dakpaneel 2 van de niet-getekende gesloten stand naar de in fig. 1 afgebeelde open stand wordt verplaatst. Wanneer met het instelorgaan 8 een gewenste open stand van het dakpaneel 2 wordt ingesteld, zal de besturingseenheid 6 de elektromotor 3 zo lang bekrachtigen, dat de telstand van het telregister een werkelijke stand van het dakpaneel 2 aangeeft die overeenkomt roet de ingestelde gewenste stand. Hierbij kunnen problemen ontstaan, doordat tengevolge van storingen of dergelijke impulsen verloren gaan dan wel valse extra impulsen worden opgewekt, zodat de telstand van het telregister niet meer overeenkomt met de werkelijke stand van het dakpaneel 2. De nauwkeurigheid van de besturing zou hierdoor verloren gaan.

Bij de beschreven uitvoeringsvorm is dit probleem ondervangen, doordat met voordeel gebruik wordt gemaakt van het feit, dat het dakpaneel 2 in de volledig open eindstand respectievelijk de gesloten stand blokkeert, welke blokkering door de besturingseenheid 6 eenvoudig kan worden gedetecteerd. Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 wordt het blokkeren van het dakpaneel 2 door de besturingseenheid 6 gedetecteerd, door het optreden van de impulsen van de positie-opnemer 7 te bewaken. In fig. 3 is de situatie weergegeven, waarin met het instelorgaan 8 als gewenste positie de gesloten stand is ingesteld, zodat het dakpaneel 2 door de besturingseenheid 6 naar de gesloten stand wordt verplaatst. In fig. 3 heeft het dakpaneel 2 de gesloten stand bijna bereikt. Het impulssignaal dat in dit geval door de positie-opnemer 7 wordt afgegeven aan de besturingseenheid 6, is in fig. 4 afgebeeld. Zoals uit fig. 4 blijkt, zullen na het bereiken van de gesloten stand geen impulsen meer optreden. Indien door de besturingseenheid 6 gedurende een vooraf bepaalde tijd geen impulsen meer worden ontvangen van de positie-opnemer 7, schakelt de besturingseenheid 6 de elektromotor 3 uit en stelt het telregister terug naar een vooraf bepaalde telstand, bijvoorbeeld de nulstand. Hoewel het ook mogelijk is^de volledig geopende stand als eindstand te kiezen, waarin de besturingseenheid 6 het telregister terugstelt naar de vooraf bepaalde telstand, heeft de gesloten stand de voorkeur, aangezien hierdoor met zekerheid vaststaat, dat het dakpaneel 2 bij instellen van de gesloten stand met het instelorgaan 8 ook daadwerkelijk de gesloten stand zal bereiken.

Opgemerkt wordt, dat in fig. 4 is te zien, dat gewoonlijk bij het bereiken van de eindstand van het dakpaneel 2 de bewegingssnelheid van het dakpaneel 2 afneemt, d.w.z. de tussenpauze tussen impulsen toeneemt.

In de fig. 5 en 7 is een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven, waarbij de besturingseenheid 6 voor het detecteren van de eindstand van het dakpaneel 2 de motorstroom van de elektromotor 3 bewaakt. Overeenkomstige onderdelen zijn met dezelfde verwijzingscij-fers aangeduid als in de fig. 1 en 3.

In fig. 5 is het dakpaneel 2 naar een open stand verplaatst, waarbij in fig. 6 de motorstroom Im van de elektromotor 3 is weergegeven, die bij een dergelijke verplaatsing zal optreden. Zoals uit fig. 6 blijkt, zal deze motorstroom nagenoeg constant zijn. De besturingseenheid 6 zal na het instellen van een gewenste positie met het instelorgaan 8 het dakpaneel 2 weer verplaatsen, totdat de telstand van het telregister een werkelijke positie aangeeft die overeenkomt met de ingestelde gewenste positie.

In fig. 7 is het dakpaneel 2 getoond bij verplaatsing naar de gesloten stand, waarbij fig. 8 de motorstroom weergeeft die bij het bereiken van de gesloten stand optreedt.

Deze motorstroom wordt door de besturingseenheid 6 bewaakt en wanneer op het tijdstip T de motorstroom Im een vooraf bepaalde drempelwaarde overschrijdt, schakelt de besturingseenheid 6 de elektromotor 3 uit en stelt het telregister terug naar de vooraf bepaalde telstand.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn, dat de beschreven inrichting met voordeel gebruik maakt van het feit, dat het dakpaneel 2 tenminste één eindstand heeft, waarin het dakpaneel blokkeert. Deze blokkering van het dakpaneel 2 kan zonder aanvullende onderdelen door de besturingseenheid 6 een voudig worden gedetecteerd, zodat de besturingseenheid 6 bij het bereiken van deze eindstand het telregister terug kan stellen naar een telstand die overeenkomt met deze eindstand.

Hoewel bij de beschreven uitvoeringsvoorbeelden de inrichting wordt gebruikt voor het bedienen van een schuifdak, kan de beschreven inrichting ook worden toegepast voor het bedienen van andere beweegbare delen van een motorvoertuig, zoals een spoilerdak, een hef/schuifdak of een venster.

Voorts wordt opgemerkt, dat de besturingseenheid 6 ook andere besturingsfuncties kan uitvoeren. Het is bijvoorbeeld mogelijk met behulp van de beschreven detectiemiddelen een klembeveiliging te realiseren, zodat de besturingseenheid 6 de elektromotor 3 uitschakelt of bekrachtigt voor het verplaatsen van het dakpaneel 2 naar de volledig geopende stand, indien het impulssignaal van de positie-opnemer dan wel de motorstroom Im aangeeft dat het dakpaneel 2 door een obstakel wordt geblokkeerd. Teneinde in dit geval te voorkomen, dat de besturingseenheid 6 tevens het telregister naar de vooraf bepaalde telstand zou terugstellen, is de besturingseenheid 6 zodanig ingericht, dat het terugstellen van het telregister tijdens normaal bedrijf alleen wordt uitgevoerd, indien de telstand van het telregister aangeeft, dat het dakpaneel 2 zich nabij de eindstand, in dit geval de gesloten stand, bevindt .

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeelden, die binnen het kader der conclusies op verschillende manieren kunnen worden gevarieerd.

Claims (5)

1. Inrichting voor het bedienen van een beweegbaar deel van een motorvoertuig, in het bijzonder een schuifdak, voorzien van een elektromotor voor het aandrijven van het beweegbare deel, een instelorgaan voor het instellen van een gewenste positie van het beweegbare deel, een incrementele positie-opnemer voor de werkelijke positie van het schuifdak, een aan de positie-opnemer toegevoegde teller waarvan de tel-stand de werkelijke positie van het beweegbare deel aangeeft, en een elektronische besturingseenheid die in afhankelijkheid van de gewenste positie en de telstand de elektromotor bekrachtigt voor het verplaatsen van het beweegbare deel naar de gewenste positie, met het kenmerk, dat de besturingseenheid detectiemiddelen omvat voor het detecteren van tenminste één eindstand van het beweegbare deel, waarin het beweegbare deel blokkeert, waarbij de besturingseenheid bij het bereiken van deze eindstand de teller terugstelt naar een vooraf bepaalde telstand die overeenkomt met deze eindstand.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de besturingseenheid tijdens normaal bedrijf bij het bereiken van de eindstand de teller alleen naar de vooraf bepaalde telstand terugstelt, indien de teller van de positie-opnemer aangeeft dat het beweegbare deel zich in de nabijheid van de eindstand moet bevinden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de besturingseenheid het impulssignaal van de positie-opnemer bewaakt, waarbij de besturingseenheid de teller terugstelt naar de vooraf bepaalde telstand indien gedurende een vooraf bepaalde periode geen impulsen meer worden ontvangen.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de besturingseenheid de motorstroom van de elektromotor bewaakt, waarbij de besturingseenheid de teller terugstelt naar de vooraf bepaalde telstand indien de motorstroom een vooraf bepaalde drempelwaarde overschrijdt.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de genoemde eindstand de gesloten stand van het beweegbare deel is.