NL9400568A - Ground-working machine - Google Patents

Ground-working machine Download PDF

Info

Publication number
NL9400568A
NL9400568A NL9400568A NL9400568A NL9400568A NL 9400568 A NL9400568 A NL 9400568A NL 9400568 A NL9400568 A NL 9400568A NL 9400568 A NL9400568 A NL 9400568A NL 9400568 A NL9400568 A NL 9400568A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
soil cultivation
discs
cultivation machine
machine according
soil
Prior art date
Application number
NL9400568A
Other languages
Dutch (nl)
Inventor
Cornelis Van Der Lely
Original Assignee
Maasland Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Maasland Nv filed Critical Maasland Nv
Priority to NL9400568A priority Critical patent/NL9400568A/en
Publication of NL9400568A publication Critical patent/NL9400568A/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/04Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on horizontal shaft parallel to direction of travel
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/16Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with special additional arrangements

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Abstract

In a ground-working machine, in particular a plough, a strip of land is tilled and at least partially turned. For this purpose, the ground-working machine comprises at least one rotor which can rotate about a shaft which projects in the direction of forwards movement of the machine, and means with which the strip of land can firstly be moved in the direction of the rotary shaft of the rotor and can then be removed in a direction which is virtually transverse with respect to the rotary shaft of the rotor. <IMAGE>

Description

GRONDBEWERKINGSMACHINESOIL TILLER

De uitvinding heeft betrekking op een grond bewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en althans gedeeltelijk gekeerd.The invention relates to a soil cultivating machine, in particular a plow, in which a soil beam is worked and at least partly turned.

Bij bekende grondbewerkingsmachines van deze soort wordt tijdens de voortbeweging van de machine een grondbalk uitgesneden en onder een zijdelingse verplaatsing althans voor een deel gekeerd. Bij het gebruik van deze machines is veel vermogen nodig om de machine voort te bewegen. Met de constructie volgens de uitvinding kan het vermogen voor de voortbeweging van de machine aanmerkelijk worden verkleind, doordat de machine ten minste één rotor omvat, die om een zich in de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende as draaibaar is en middelen aanwezig zijn met behulp waarvan de grondbalk eerst in de richting van de draaiingsas van de rotor beweegbaar is en vervolgens in een richting nagenoeg dwars op de draaiingsas van de rotor kan worden afgevoerd. Met behulp van deze voorziening kan de grondbalk in dezelfde voor meer of minder gekeerd worden teruggebracht zonder dat hierbij veel vermogen voor de voortbeweging van de machine vereist is.In known tillage machines of this kind, a ground beam is cut during the machine's advance and at least partly turned under lateral displacement. When using these machines, a lot of power is required to move the machine. With the construction according to the invention, the power for advancing the machine can be considerably reduced, because the machine comprises at least one rotor which is rotatable about an axis extending in the direction of advancement of the machine and means are provided by means of which the ground beam can first be moved in the direction of the axis of rotation of the rotor and can then be discharged in a direction substantially transverse to the axis of rotation of the rotor. With the aid of this device, the ground beam can be returned in the same way, more or less, without requiring much power for the machine to move.

Een verder facet van de uitvinding betreft een grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij de machine een opvoerorgaan omvat voor het omhoogbewegen van een grondbalk en daarop volgend ten minste één om een zich althans nagenoeg in de voortbewegingsrichting uitstrekkende as draaibaar meeneemorgaan is aangebracht. Met behulp van deze constructie kan men op effectieve wijze een samenwerking verkrijgen tussen het opvoerorgaan en het meeneemorgaan voor het onder een gehele of gedeeltelijke omkering verwerken van de losgemaakte grondbalk en het terugbrengen van deze in dezelfde voor.A further aspect of the invention relates to a soil cultivating machine of the above-mentioned type, wherein the machine comprises a lifting member for raising a soil beam and subsequently at least one carrying member rotatable about an axis extending substantially in the direction of advancement. With the aid of this construction one can effectively obtain a cooperation between the lifting member and the carrying member for processing the loosened ground beam under full or partial reversal and returning it to the same furrow.

Een volgend facet van de uitvinding betreft een grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij de machine ten minste twee om een zich dwars op de voort- bewegingsrichting uitstrekkende as draaibare schijven omvat en nabij de omtrek van de schijven een opvoerorgaan voor het opvoeren van de grondbalk is aangebracht, welk opvoerorgaan een geleiding omvat, waarover de grondbalk naar omlaag beweegbaar is. Door toepassing van deze voorziening kan men op effectieve wijze een grondbalk uitsnijden en onder een gehele of gedeeltelijke omkering in dezelfde voor terugbrengen.A further aspect of the invention relates to a soil cultivating machine of the above-mentioned type, wherein the machine comprises at least two discs rotatable about an axis extending transversely of the direction of travel and a lifting member for raising the ground beam is arranged near the circumference of the discs , which lifting member comprises a guide, over which the ground beam can be moved downwards. By using this provision, one can effectively cut out a ground beam and return it to the same furrow, in whole or in part.

Aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.The invention will be explained in more detail below with reference to an illustrative embodiment shown in the drawings.

Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewer-kingsmachine weer voorzien van een constructie volgens de uitvinding;Figure 1 is a plan view of a soil tillage machine provided with a construction according to the invention;

Figuur 2 geeft een aanzicht weer volgens de pijl II in figuur 1;Figure 2 shows a view according to the arrow II in Figure 1;

Figuur 3 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de lijn III-III in figuur 1, enFigure 3 is a larger-scale view taken on the line III-III in Figure 1, and

Figuur 4 geeft een gedeeltelijk aanzicht weer volgens de pijl IV in figuur 2.Figure 4 shows a partial view according to the arrow IV in Figure 2.

De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg.The device shown in the figures relates to a soil cultivating machine, in particular a plow.

De machine omvat nabij de voorzijde een gestelbalk 1, die zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt en althans nagenoeg horizontaal is gelegen. Aan de einden van de gestelbalk zijn platen 2 aangebracht, die zich in opwaartse richting en althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A uitstrekken. Elk van de platen 2 verloopt vanaf een laagste punt nabij het midden van de onderzijde opwaarts en schuin naar voren, respectievelijk naar achteren (figuur 2). De voorzijde van elke plaat 2 helt naar voren evenals de achterzijde. Althans nagenoeg boven het laagste punt van de onderzijde van de platen 2 is ter hoogte van de gestelbalk 1 tussen de platen 2 een gestelbalk 3 aangebracht, die althans nagenoeg evenwijdig aan de gestelbalk 1 is gelegen. Althans nagenoeg midden tussen de gestelbalken 1 en 3 is lager dan deze, tussen de platen 2, een buisvormige drager 4 aangebracht, welke door middel van assen 5 en legers draaibaar is ondersteund. De buisvormige drager 4 is aan de einden en op gelijke afstanden daartussen voorzien van schijven 6, die zich althans nagenoeg loodrecht op de langshartlijn a, welke een draaiingsas vormt, uitstrekken en aan de omtrek een snijrand hebben. In totaal zijn elf schijven 6 op een afstand van ± 25 cm van elkaar aangebracht. De buisvormige drager 4 met de erop aangebrachte schijven 6 vormt een rotor, die om de draaiings^as a roteerbaar is. Althans nagenoeg in het midden van het achterste onderste kwadrant van de schijven 6 is tussen de platen 2 een gestelbalk 7 aangebracht, welke gestelbalk zich evenwijdig uitstrekt aan de gestelbalken 1 en 3. Door middel van bouten 8 zijn op de gestelbalk 7 opvoerorganen 9 aangebracht, die zich concentrisch ten opzichte van de omtrek van de schijven naar beneden uitstrekken. De breedte van de opvoerorganen 9 komt, zoals uit figuur 1 blijkt, praktisch overeen met de afstand tussen twee schijven 6. De opvoerorganen 9 zijn aan de voorzijde voorzien van in een punt uitlopende snijranden en reiken met deze punt tot voorbij een loodvlak door de draaiingsas a van de schijven 6 (fig. 2 en 3). Een lijn door de punt van een opvoerorgaan 9 en de draaiingsas a van de schijven 6 sluit hierbij een hoek van ± 10° in met het loodvlak door de draaiingsas van de schijven. Elk van de opvoerorganen 9 vormt tevens een snijorgaan voor het aan de onderzijde lossnijden van een grondbalk. Boven de gestelbalk 7 is elk opvoerorgaan 9 via een vloeiende kromming over althans nagenoeg 90° over een gedeelte 9A afgebogen dat zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekt en waarvan het verlengde een hoek insluit van ± 50° met het horizontale vlak. Nabij de achterzijden van de platen 2 die, van onderen naar boven gerekend, schuin naar voren en opwaarts verlopen is een kokervormig gesteldeel 10 aangebracht, dat een trapeziumvormige dwarsdoorsnede heeft en waarbij de boven- en onderzijde van de trapeziumvormige dwarsdoorsnede zich althans nagenoeg evenwijdig aan de achterzijde van de platen 2 uitstrekken. In het gesteldeel 10 zijn de assen 11 gelegerd van roteerbare, als meeneemorganen uitgevoerde, bewerkings-organen 1 en 12. De verlengde hartlijn b van de assen 11 raakt althans nagenoeg aan de omtrek van de buisvormige drager 4 voor de schijven 6 en sluit een hoek van ± 20° in met het horizontale vlak. De hartlijnen b van de assen 11 bevinden zich althans nagenoeg midden tussen twee schijven 6. De afstand tussen de hartlijnen b van de assen 11 bedraagt ± 25 cm. De assen 11 steken met een einde aan de voorzijde buiten het gesteldeel 10 uit en zijn op dit einde voorzien van een drager 13, die zich vanaf een naaf slechts naar één zijde uitstrekt en nabij het vrije einde is voorzien van een zich schuin naar beneden en naar voren uitstrekkend bewer-kingselement 14 in de vorm van een tand. De tand 14 verloopt vanaf zijn bevestiging tot voorbij het midden althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas b en gaat vervolgens via twee opvolgende knikken over in een eveneens althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas b verlopend gedeelte, dat dichter bij de draaiingsas is gelegen (fig. 2 en 3). Het laatstgenoemde gedeelte kan hierdoor tot binnen de ruimte tussen twee schijven 6 reiken. Elke tand 14 verloopt vanaf zijn bevestiging naar zijn vrije einde taps en is voorzien van ribben, die ten opzichte van de draairichting die de tand verkrijgt, aan de achter- en voorzijde zijn gelegen (figuur 3). De dragers 13 van naast elkaar gelegen meeneemorganen 12 zijn zodanig opgesteld dat, indien zij zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekken aan een verticaal vlak door de draaiingsas b en in de voortbewegingsrichting zijn gelegen, er een faseverschil van ± 180° is (figuur 4). Aan de gestelbalk 3 is door middel van bouten 15 een plaat 16 aangebracht die zich over de gehele lengte van de buisvormige drager 4 uitstrekt en met naar beneden gebogen delen 17 tot tussen de respectieve schijven 6 reikt. De voorzijden van de delen 17 die afschrapers vormen zijn tegen de buisvormige drager 4 gelegen in een punt, dat zich althans nagenoeg ter hoogte van de draaiingsas a voor de schijven 6 bevindt. Aan de achterzijde van de gestelbalk 3 strekt de plaat 16 zich over een gedeelte 18 dat althans nagenoeg evenwijdig is gelegen aan de draaiingsassen b van de meeneemorganen 12 tot de onderzijde van het gesteldeel 10 uit en is hier over een gedeelte haaks naar boven omgezet (fig. 2 en 3). Aan het in de voort- bewegingsrichting A gezien linkereinde van het kokervormig gesteldeel 10 is de as van het buitenste meeneemorgaan 12 naar boven verlengd en reikt met deze verlenging tot in een tandwielkast 19, die op het kokervormig gesteldeel 1 is aangebracht. Binnen de tandwielkast 19 staat de verlenging via een conische tandwieloverbrenging in aandrijvende verbinding met een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 20. De as 20 reikt tot in een toerenvariator 21 en staat via deze toerenvariator in aandrijvende verbinding met een as 21A, die aan een plaat 2 is aangebracht en een kettingwiel 22 draagt waarom een ketting 22A is geslagen, die eveneens is geslagen over een kettingwiel 23 op een as 24. De as 24 strekt zich evenwijdig uit aan de gestelbalk 3 en is ondergebracht in een pijp 25, die tussen de plaat 2 en een tandwielkast 31A nabij het midden van de gestelbalk 3 is aangebracht. De as 24 draagt op het vrije einde een kettingwiel 26 waarover een ketting 27 is geslagen, welke ketting eveneens is geslagen over een kettingwiel 28 op een as 5 van de buisvormige drager 4. De bovengenoemde ketting-overbrengingen zijn ondergebracht in kettingkasten 29 respectievelijk 30. Binnen de tandwielkast 31A staat de as 24 via een conische tandwieloverbrenging in verbinding met een as 31, die aan de voorzijde buiten de tandwielkast 31A uitsteekt en via een tussenas 32 met de aftakas van een trekker koppelbaar is. De voorste gestelbalk 1 is nabij het midden voorzien van een aankoppelbok 33, die een driepunts-bevestiging heeft voor aankoppeling aan de driepuntshef-inrichting van een trekker. De bok 33 is door middel van naar acnteren convergerende steunen 34 met de gestelbalk 3 verbonden.Near the front, the machine comprises a frame beam 1, which extends transversely to the direction of travel A and is located at least substantially horizontally. Plates 2 are provided at the ends of the frame beam, which extend in the upward direction and at least substantially parallel to the direction of travel A. Each of the plates 2 extends upward and obliquely from the lowest point near the center of the bottom, respectively (Figure 2). The front of each plate 2 leans forward as does the rear. At least substantially above the lowest point of the underside of the plates 2, a frame beam 3 is arranged at the level of the frame beam 1 between the plates 2, which is located at least substantially parallel to the frame beam 1. At least substantially midway between the frame beams 1 and 3, a tubular support 4, which is rotatably supported by means of shafts 5 and bearings, is arranged lower than this, between the plates 2. The tubular support 4 is provided at the ends and equidistant therebetween with discs 6 extending at least substantially perpendicular to the longitudinal axis a which forms a rotary axis and have a cutting edge on the periphery. A total of eleven disks 6 are arranged at a distance of ± 25 cm from each other. The tubular support 4 with the discs 6 mounted thereon forms a rotor which is rotatable about the axis of rotation a. At least substantially in the middle of the rear lower quadrant of the disks 6, a frame beam 7 is arranged between the plates 2, which frame beam extends parallel to the frame beams 1 and 3. Lifting members 9 are mounted on the frame beam 7 by means of bolts 8, which extend downward concentrically to the circumference of the discs. As can be seen from Figure 1, the width of the lifting members 9 practically corresponds to the distance between two disks 6. The lifting members 9 are provided with tapered cutting edges at the front and extend beyond this perpendicular plane through the axis of rotation a of the discs 6 (fig. 2 and 3). A line through the tip of a lifting member 9 and the axis of rotation a of the discs 6 hereby encloses an angle of ± 10 ° with the plumb plane through the axis of rotation of the discs. Each of the lifting members 9 also forms a cutting member for cutting a ground beam at the bottom. Above the frame beam 7, each lifting member 9 is bent over a portion 9A, which extends obliquely downwards and backwards, via a smooth curvature at least 90 °, the extension of which extends at an angle of ± 50 ° with the horizontal plane. A tubular frame portion 10 having a trapezoidal cross section and the top and bottom of the trapezoidal cross section extending substantially parallel to the trapezoidal cross section is disposed near the rear sides of the plates 2, which, counting from bottom to top, run obliquely forward and upward. extend the back of the plates 2. In the frame part 10, the shafts 11 are supported by rotatable machining members 1 and 12, which are designed as carrier members. of ± 20 ° in with the horizontal plane. The center lines b of the shafts 11 are at least substantially centered between two discs 6. The distance between the center lines b of the shafts 11 is ± 25 cm. The shafts 11 protrude with an end at the front outside the frame part 10 and are provided on this end with a carrier 13, which extends from one hub only to one side and is provided with an inclined downward near the free end and forwardly extending machining element 14 in the form of a tooth. The tooth 14 extends from its attachment to beyond the center at least substantially parallel to the axis of rotation b and then changes via two successive kinks into a section also running at least substantially parallel to the axis of rotation b, which is located closer to the axis of rotation (fig. 2 and 3). The latter part can hereby extend within the space between two discs 6. Each tooth 14 tapers from its fastening to its free end and is provided with ribs which are located at the rear and front with respect to the direction of rotation that the tooth obtains (Figure 3). The carriers 13 of adjacent carrying members 12 are arranged such that if they extend at least substantially parallel to a vertical plane through the axis of rotation b and are in the direction of travel, there is a phase difference of ± 180 ° (Figure 4). A plate 16 is arranged on the frame beam 3 by means of bolts 15, which extends over the entire length of the tubular carrier 4 and extends with downward bent parts 17 between the respective disks 6. The front sides of the parts 17 forming scrapers are located against the tubular carrier 4 at a point which is at least substantially at the level of the axis of rotation a for the discs 6. At the rear of the frame beam 3, the plate 16 extends over a portion 18 which is at least substantially parallel to the rotational axes b of the carrier members 12 to the underside of the frame portion 10 and here is bent at a right angle over a portion (fig. 2 and 3). At the left end of the tubular frame portion 10 viewed in the direction of travel A, the shaft of the outer carrier member 12 is extended upwardly and extends with this extension into a gearbox 19, which is mounted on the tubular frame portion 1. Within the gearbox 19, the extension is in a driving connection via a bevel gear transmission with a shaft 20 extending transversely to the direction of travel A. The shaft 20 extends into a speed variator 21 and is in this speed variator in a driving connection with a shaft 21A, which a plate 2 is provided and carries a sprocket 22 why a chain 22A has been driven, which is also driven over a sprocket 23 on a shaft 24. The shaft 24 extends parallel to the frame beam 3 and is housed in a pipe 25, which located between the plate 2 and a gearbox 31A near the center of the frame beam 3. The shaft 24 carries on the free end a chain wheel 26 over which a chain 27 is driven, which chain is also driven over a chain wheel 28 on a shaft 5 of the tubular carrier 4. The above chain transmissions are housed in chain cases 29 and 30, respectively. Within the gearbox 31A, the shaft 24 communicates via a bevel gear transmission with a shaft 31, which protrudes from the front outside the gearbox 31A and can be coupled to the PTO shaft of a tractor via an intermediate shaft 32. The front frame beam 1 is provided near the center with a hitch 33, which has a three-point attachment for coupling to the three-point hitch of a tractor. The trestle 33 is connected to the frame beam 3 by means of acoustically converging supports 34.

De werking van de in het voorgaande beschreven machine is als volgt.The operation of the machine described above is as follows.

Tijdens het bedrijf is de machine door middel van de bok 33 met de driepuntshefinrichting van een trekker gekoppeld en kan vanaf de aftakas en de tussenas 32 via de in het voorgaande beschreven overbrenging de buisvormige drager 4, die met de schijven 6 een de grond bewerkende rotor vormt, worden aangedreven in een richting waarbij de schijven 6 roteren volgens de in de figuren 2 en 3 weergegeven pijl. Tijdens de voortbeweging van de machine in een richting volgens de pijl A wordt door de voorzijde van de respectieve opvoerorganen 9 in samenwerking met de schijven 6 een grond-balk losgesneden met een dikte, die met de hoogte van een schijf 6 overeenstemt (fig. 2 en 3). De respectieve grond-balken worden aanvankelijk in de draairichting van de schijven 6 langs een opvoerorgaan 9 naar boven gevoerd, waarna deze grondbalken worden aangegrepen door de tot tussen de schijven 6 reikende tand 14 van de meeneemorganen 12, die via de in het voorgaande beschreven aandrijving worden aangedreven in tegengestelde richtingen zoals met pijlen in figuur 4 is weergegeven. Met behulp van de tand 14 wordt in samenwerking met de plaat 16, waarvan de delen 17 een af schraper voor de schijven 6 en de drager 4 vormen telkens een deel van de opgevoerde grondbalk althans gedeeltelijk gekeerd en in een richting dwars op de draaiingsas a van de buisvormige drager 4 en de schijven 6 langs het omgebogen gedeelte 9A, dat een geleiding vormt, naar onderen in de gemaakte voor gebracht. De beweging van de grondbalken vindt aanvankelijk plaats in de richting van de draaiingsas b van een als rotor uitgevoerd meeneemorgaan en vervolgens in een richting dwars op de draaiingsas b. Door toepassing van een enkele tand 14 bij de respectieve meeneemorganen 12 kan een grondmoot na door de tand meer of minder te zijn bewerkt en meer of minder te zijn gekeerd, gemakkelijk worden vrijgegeven om in de voor te worden gebracht. Hierbij wordt het betreffende gedeelte van de grondbalk niet zijwaarts verplaatst. De lengte van de door de meeneemorganen 12 aangegrepen delen van de opgevoerde grondbalk is afhankelijk van de voortbewegingssnelheid en de rotatiesnelheid van de schijven 6. Met behulp van de toeren-variator 21 kan de rotatiesnelheid van de meeneemorganen 12 aan de grondsoort en de heersende omstandigheden worden aangepast. Zo kan men bijvoorbeeld bij kleverige zware gronden de rotatiesnelheid van de meeneemorganen vergroten. Bij het keren van de door de omkeerorganen 12 aangegrepen delen van de opgevoerde grondbalken komen eventuele gewasresten en onkruid meer of minder omgekeerd in de gemaakte voor. Door middel van de schijven 6 ontstaat een naar voren gerichte stuwkracht, zodat de hoeveelheid energie voor de voortbeweging van de machine relatief gering kan zijn.During operation, the machine is coupled by means of the trestle 33 to the three-point lifting device of a tractor and from the power take-off shaft and the intermediate shaft 32 can pass through the tubular carrier 4 via the transmission described above, which with the discs 6 a ground-working rotor are driven in a direction in which the disks 6 rotate according to the arrow shown in Figures 2 and 3. During the advancement of the machine in a direction according to the arrow A, a ground beam with a thickness corresponding to the height of a disc 6 is cut loose by the front side of the respective lifting members 9 in cooperation with the discs 6 (fig. 2 and 3). The respective ground beams are initially guided upwards in the direction of rotation of the discs 6 along a lifting member 9, after which these ground beams are engaged by the tooth 14 of the carrier members 12, which extends between the discs 6 and which drive via the drive described above. driven in opposite directions as shown by arrows in Figure 4. With the aid of the tine 14, in cooperation with the plate 16, the parts of which 17 form a scraper for the discs 6 and the carrier 4, part of the elevated ground beam is at least partly turned and in a direction transverse to the axis of rotation a of the tubular support 4 and the discs 6 along the bent portion 9A, which forms a guide, are brought down into the prepared furrow. The movement of the ground beams takes place initially in the direction of the axis of rotation b of a carrier member designed as a rotor and then in a direction transverse to the axis of rotation b. By using a single tine 14 at the respective carrier members 12, a soil trowel after more or less tilling and more or less tipping through the tine can be easily released for furrowing. The relevant part of the ground beam is not moved sideways. The length of the parts of the elevated ground beam engaged by the carriers 12 depends on the speed of movement and the rotation speed of the discs 6. With the speed variator 21, the rotation speed of the carriers 12 can be adjusted to the type of soil and the prevailing conditions. adjusted. For example, for sticky heavy soils, the rotation speed of the carrier members can be increased. When the parts of the raised soil beams engaged by the reversing members 12 are turned, any crop residues and weeds are more or less reversed in the ones made. A thrust is directed forward by means of the disks 6, so that the amount of energy for the advancement of the machine can be relatively small.

De afmeting van de uitgesneden grondbalk is zodanig, dat de breedte praktisch gelijk is aan de hoogte. De werkbreedte van de in de figuren afgeheelde machine bedraagt ± 250 cm.The dimensions of the cut out ground beam are such that the width is practically equal to the height. The working width of the machine shown in the figures is ± 250 cm.

De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.The invention is not limited to the above, but also concerns all details of the figures, whether or not described.

Claims (25)

1. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en althans gedeeltelijk gekeerd, met het kenmerk, dat de grondbewerkingsmachine ten minste één rotor omvat, die om een zich in de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende as draaibaar is en middelen aanwezig zijn met behulp waarvan de grondbalk eerst in de richting van de draaiingsas van de rotor beweegbaar is en vervolgens in een richting nagenoeg dwars op de draaiingsas van de rotor kan worden afgevoerd.Soil cultivation machine, in particular a plow, with a soil beam being worked and at least partially turned, characterized in that the soil cultivating machine comprises at least one rotor which is rotatable about an axis extending in the direction of the machine's movement and means are present with the aid of which the ground beam can first be moved in the direction of the axis of rotation of the rotor and then can be discharged in a direction substantially transverse to the axis of rotation of the rotor. 2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de grondbewerkingsmachine een opvoerorgaan omvat voor het omhoogbewegen van de grondbalk en achter dit opvoerorgaan een of meer om de zich althans nagenoeg in de voortbewegingsrichting uitstrekkende as draaibare als meeneemorganen uitgevoerde rotors zijn aangebracht.2. Soil cultivation machine according to claim 1, characterized in that the soil cultivation machine comprises a lifting member for raising the ground beam and one or more rotors designed as carrying members, which are rotatable about at least substantially in the direction of advancement, are arranged behind this lifting member. 3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusies 2 of 3, met het kenmerk, dat het opvoerorgaan is aangebracht nabij de omtrek van twee om een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende as draaibare schijven en het opvoerorgaan aan de achterzijde is voorzien van een geleiding waarlangs de grondbalk omlaag beweegbaar is.Soil cultivation machine according to claim 2 or 3, characterized in that the lifting member is arranged near the circumference of two discs rotatable about an axis transverse to the direction of advancement of the machine and the lifting member is provided at the rear with a guide along which ground beam can be moved down. 3. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en althans gedeeltelijk gekeerd, met het kenmerk, dat de machine een opvoerorgaan omvat voor het omhoogbewegen van een grondbalk en daaropvolgend ten minste één om een zich althans nagenoeg in de voortbewegingsrichting uitstrekkende as draaibaar meeneemorgaan is aangebracht.3. Soil cultivation machine, in particular a plow, in which a ground beam is worked and at least partially turned, characterized in that the machine comprises a lifting member for raising a ground beam and subsequently at least one around an at least substantially extending in the direction of travel shaft rotatable drive member is provided. 4. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk bewerkt en althans gedeeltelijk wordt gekeerd, met het kenmerk, dat de machine ten minste twee om een zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkende as draaibare schijven omvat en nabij de omtrek van de schijven een opvoerorgaan voor het opvoeren van de grondbalk is aangebracht, welk opvoerorgaan een geleiding omvat waarover de grondbalk naar omlaag beweegbaar is.Soil cultivation machine, in particular a plow, in which a ground beam is worked and at least partly turned, characterized in that the machine comprises at least two discs rotatable about an axis extending transversely of the direction of movement and a disc near the circumference of the discs lifting member for raising the ground beam is provided, which lifting member comprises a guide over which the ground beam is movable downwards. 5. Grondbewerkingsmachine volgens conclusies 3 of 4, met het kenmerk, dat tussen de schijven een afschraper is aangebracht waarmee een als rotor uitgevoerd meeneemorgaan kan samenwerken.Soil cultivation machine according to claims 3 or 4, characterized in that a scraper is arranged between the discs with which a carrying member designed as a rotor can cooperate. 6. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en althans gedeeltelijk gekeerd, met het kenmerk, dat de machine een meeneemorgaan omvat dat samenwerkt met een nabij een of meer schijven aangebrachte afschraper.6. Soil cultivation machine, in particular a plow, wherein a soil beam is worked and at least partly turned, characterized in that the machine comprises a carrying member which cooperates with a scraper arranged near one or more discs. 7. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 2-6, met het kenmerk, dat meerdere, naast elkaar op een buisvormige drager aangebrachte, schijven een rotor vormen die om een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende dwarsas roteerbaar is en een opvoer-orgaan telkens tussen twee schijven nabij de omtrek van de schijven is gelegen.Soil cultivation machine according to any one of the preceding claims 2-6, characterized in that a plurality of discs, arranged next to each other on a tubular support, form a rotor which is rotatable about a transverse axis extending at least in a substantially horizontal direction and a lifting element in each case located between two disks near the periphery of the disks. 8. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 2-7, met het kenmerk, dat de voorzijde van het opvoerorgaan is voorzien van ten minste één snijtand en zich tot onder de draaiingsas van de schijven uitstrektSoil cultivation machine according to any one of the preceding claims 2-7, characterized in that the front of the lifting member is provided with at least one cutting tooth and extends below the axis of rotation of the discs 9. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een opvoerorgaan zich althans nagenoeg over een omtrekshoek van ± 45° uitstrekt en de achterzijde van het opvoerorgaan is voorzien van een geleiding die zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekt.Soil cultivation machine according to claim 8, characterized in that a lifting member extends at least substantially over a circumferential angle of ± 45 ° and the rear side of the lifting member is provided with a guide which extends obliquely downwards and backwards. 10. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande •conclusies 5-9, met het kenmerk, dat tussen de schijven een afschraper aanwezig is, die zich schuin naar beneden en naar voren tot nabij een buisvormige drager voor de schijven uitstrekt.Soil cultivation machine according to any one of the preceding claims 5-9, characterized in that a scraper is present between the discs, which extends obliquely downwards and forwards to a tubular support for the discs. 11. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat een afschraper ter hoogte van de draaiingsas van de schijven tegen de buisvormige drager rust.Soil cultivation machine according to claim 10, characterized in that a scraper rests against the tubular carrier at the axis of rotation of the discs. 12. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de afschrapers deel uitmaken van een plaat die zich vanaf de schijven schuin naar boven en naar achteren uitstrekt.Soil cultivation machine according to claim 10 or 11, characterized in that the scrapers are part of a plate extending obliquely upwards and backwards from the discs. 13. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de plaat zich tot boven meeneemorganen uitstrekt die achter de schijven zijn gelegen.Soil cultivation machine according to claim 12, characterized in that the plate extends above the catch members located behind the discs. 14. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 2-13, met het kenmerk, dat een meeneemorgaan wordt gevormd door een rotor, die is voorzien van één enkel bewerkingsorgaan en draaibaar is om een as, die zich althans nagenoeg in horizontale richting en in de voortbewegings-richting uitstrekt.Soil cultivation machine according to any one of the preceding claims 2-13, characterized in that a carrying member is formed by a rotor, which is provided with a single cultivating member and is rotatable about an axis, which is at least substantially in horizontal direction and in the advance direction. 15. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en althans gedeeltelijk gekeerd, met het kenmerk, dat de machine ten minste één rotor omvat, die is voorzien van één bewerkingselement, welke rotor draaibaar is om een althans nagenoeg zich in horizontale richting uitstrekkende as.15. Soil cultivation machine, in particular a plow, wherein a ground beam is worked and at least partially turned, characterized in that the machine comprises at least one rotor, which is provided with one working element, which rotor is rotatable about an at least substantially axis extending horizontally. 16. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat een bewerkingselement wordt gevormd door een tand, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas van een meeneemorgaan uitstrekt.Soil cultivation machine according to claim 14 or 15, characterized in that a cultivation element is formed by a tooth, which extends at least substantially parallel to the axis of rotation of a carrier member. 17. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de tand zich tot binnen de omtrek van de schijven uitstrekt en het tussen de schijven gelegen gedeelte van de tand zich dichter bij de draaiingsas bevindt dan de rest van de tand.Soil cultivation machine according to claim 16, characterized in that the tooth extends within the circumference of the discs and the part of the tooth located between the discs is closer to the axis of rotation than the rest of the tooth. 18. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een toerenvariator aanwezig is, met behulp waarvan de rotatiesnelheid van de omkeer-organen regelbaar is.Soil cultivation machine according to any one of the preceding claims, characterized in that a speed variator is provided, by means of which the rotation speed of the reversing members is adjustable. 19. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en gekeerd, met het kenmerk, dat de machine twee verschillende, elk de grond bewerkende organen heeft, waarvan er een met verschillende snelheden aandrijfbaar is.19. Soil cultivation machine, in particular a plow, with a soil beam being worked and turned, characterized in that the machine has two different soil-working members, one of which can be driven at different speeds. 20. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 6-19, met het kenmerk, dat de meeneemorganen in een zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkende rij zijn opgesteld en voor elk paar schijven een meeneemorgaan aanwezig is.Soil cultivation machine according to any one of the preceding claims 6-19, characterized in that the carrier members are arranged in a row extending transversely to the direction of travel and a carrier member is provided for each pair of discs. 21. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de tanden van de respectieve meeneemorganen, bij naast elkaar gelegen meeneemorganen, zijn aangebracht aan dragers, die zodanig zijn opgesteld, dat bij in de voort-bewegingsrichting gelegen dragers van naast elkaar gelegen meeneemorganen een faseverschil van ± 180° aanwezig is.Soil furrowing machine according to claim 20, characterized in that the teeth of the respective carrier members, at adjacent carrier members, are arranged on carriers arranged in such a manner that carriers of adjacent carrier members located in the direction of movement provide a phase difference of ± 180 ° is present. 22. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 3 - 21, met het kenmerk, dat de omtrek van de schijven is voorzien van een snijrand.Soil cultivation machine according to any one of the preceding claims 3 - 21, characterized in that the circumference of the discs is provided with a cutting edge. 23. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en althans gedeeltelijk gekeerd, met het kenmerk, dat de machine een om een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende as draaibaar bewerkingsorgaan, alsmede ten minste één hiermee samenwerkend bewerkingsorgaan heeft, dat roteerbaar is om een zich in de voortbewegingsrichting uitstrekkende as.Soil cultivation machine, in particular a plow, in which a ground beam is worked and at least partially turned, characterized in that the machine is rotatable with a working member extending about an axis transverse to the direction of advancement of the machine, and at least one working member cooperating therewith rotatable about an axis extending in the direction of travel. 24. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en althans gedeeltelijk gekeerd, met het kenmerk, dat de machine een meeneem-orgaan omvat, dat zich tijdens het bedrijf boven een gemaakte voor bevindt en zodanig is uitgevoerd, dat een grondbalk zijdelings kan worden afgevoerd om in de voor te worden teruggebracht.24. Soil cultivation machine, in particular a plow, in which a ground beam is worked and at least partly turned, characterized in that the machine comprises a transport member which is located above a made furrow during operation and which is designed such that a ground beam can be removed sideways to be returned to the furrow. 25. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren.25. Tillage machine as described above and shown in the figures.
NL9400568A 1994-04-11 1994-04-11 Ground-working machine NL9400568A (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400568A NL9400568A (en) 1994-04-11 1994-04-11 Ground-working machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400568A NL9400568A (en) 1994-04-11 1994-04-11 Ground-working machine
NL9400568 1994-04-11

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9400568A true NL9400568A (en) 1995-11-01

Family

ID=19864050

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9400568A NL9400568A (en) 1994-04-11 1994-04-11 Ground-working machine

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL9400568A (en)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2005058007A1 (en) * 2003-12-11 2005-06-30 Soilmix (Pty) Limited Earth working apparatus

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2005058007A1 (en) * 2003-12-11 2005-06-30 Soilmix (Pty) Limited Earth working apparatus

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8004449A (en) Vertical axis rotary harrow - has side-by-side tine-bearing members with guards around shafts
NL8100992A (en) SOIL TILLER.
NL8301254A (en) SOIL TILLER.
NL8303381A (en) SOIL TILLER.
NL7906694A (en) Method for plowing a strip of soil.
NL7903571A (en) ROLE FOR PRESSING EARTH.
NL192071C (en) Soil cultivation machine.
NL8800800A (en) COMBINATION OF A TRACTOR WITH AT LEAST A TILLAGE SEED UNIT.
NL9400568A (en) Ground-working machine
NL7808608A (en) SOIL TILLER.
NL8203748A (en) PLOW.
NL8400269A (en) ROLL CONSTRUCTION FOR A TILLAGE MACHINE.
NL8903162A (en) SOIL TILLER.
NL7809814A (en) SOIL TILLER.
NL8402753A (en) SOIL TILLER.
NL8203749A (en) GROUND TILLING DEVICE.
NL8101312A (en) SOIL TILLER.
NL8203045A (en) SOIL TILLER.
NL8403460A (en) SOIL TILLER.
NL7806897A (en) ROWING GROOVE WITH RIDER.
NL8602972A (en) SOIL TILLER.
NL9200257A (en) Ground-working machine
NL7807271A (en) SOIL TILLER.
NL7807270A (en) SOIL TILLER.
NL8602211A (en) Ground working implement - has series of pref. vertically mounted arms and frame support roller on pivotally sprung arm having rotatable toothed discs

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed