NL9400568A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9400568A
NL9400568A NL9400568A NL9400568A NL9400568A NL 9400568 A NL9400568 A NL 9400568A NL 9400568 A NL9400568 A NL 9400568A NL 9400568 A NL9400568 A NL 9400568A NL 9400568 A NL9400568 A NL 9400568A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
soil cultivation
discs
cultivation machine
machine according
soil
Prior art date
Application number
NL9400568A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Van Der Lely
Original Assignee
Maasland Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Maasland Nv filed Critical Maasland Nv
Priority to NL9400568A priority Critical patent/NL9400568A/nl
Publication of NL9400568A publication Critical patent/NL9400568A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/04Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on horizontal shaft parallel to direction of travel
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/16Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with special additional arrangements

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

GRONDBEWERKINGSMACHINE
De uitvinding heeft betrekking op een grond bewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en althans gedeeltelijk gekeerd.
Bij bekende grondbewerkingsmachines van deze soort wordt tijdens de voortbeweging van de machine een grondbalk uitgesneden en onder een zijdelingse verplaatsing althans voor een deel gekeerd. Bij het gebruik van deze machines is veel vermogen nodig om de machine voort te bewegen. Met de constructie volgens de uitvinding kan het vermogen voor de voortbeweging van de machine aanmerkelijk worden verkleind, doordat de machine ten minste één rotor omvat, die om een zich in de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende as draaibaar is en middelen aanwezig zijn met behulp waarvan de grondbalk eerst in de richting van de draaiingsas van de rotor beweegbaar is en vervolgens in een richting nagenoeg dwars op de draaiingsas van de rotor kan worden afgevoerd. Met behulp van deze voorziening kan de grondbalk in dezelfde voor meer of minder gekeerd worden teruggebracht zonder dat hierbij veel vermogen voor de voortbeweging van de machine vereist is.
Een verder facet van de uitvinding betreft een grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij de machine een opvoerorgaan omvat voor het omhoogbewegen van een grondbalk en daarop volgend ten minste één om een zich althans nagenoeg in de voortbewegingsrichting uitstrekkende as draaibaar meeneemorgaan is aangebracht. Met behulp van deze constructie kan men op effectieve wijze een samenwerking verkrijgen tussen het opvoerorgaan en het meeneemorgaan voor het onder een gehele of gedeeltelijke omkering verwerken van de losgemaakte grondbalk en het terugbrengen van deze in dezelfde voor.
Een volgend facet van de uitvinding betreft een grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij de machine ten minste twee om een zich dwars op de voort- bewegingsrichting uitstrekkende as draaibare schijven omvat en nabij de omtrek van de schijven een opvoerorgaan voor het opvoeren van de grondbalk is aangebracht, welk opvoerorgaan een geleiding omvat, waarover de grondbalk naar omlaag beweegbaar is. Door toepassing van deze voorziening kan men op effectieve wijze een grondbalk uitsnijden en onder een gehele of gedeeltelijke omkering in dezelfde voor terugbrengen.
Aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.
Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewer-kingsmachine weer voorzien van een constructie volgens de uitvinding;
Figuur 2 geeft een aanzicht weer volgens de pijl II in figuur 1;
Figuur 3 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de lijn III-III in figuur 1, en
Figuur 4 geeft een gedeeltelijk aanzicht weer volgens de pijl IV in figuur 2.
De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg.
De machine omvat nabij de voorzijde een gestelbalk 1, die zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt en althans nagenoeg horizontaal is gelegen. Aan de einden van de gestelbalk zijn platen 2 aangebracht, die zich in opwaartse richting en althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A uitstrekken. Elk van de platen 2 verloopt vanaf een laagste punt nabij het midden van de onderzijde opwaarts en schuin naar voren, respectievelijk naar achteren (figuur 2). De voorzijde van elke plaat 2 helt naar voren evenals de achterzijde. Althans nagenoeg boven het laagste punt van de onderzijde van de platen 2 is ter hoogte van de gestelbalk 1 tussen de platen 2 een gestelbalk 3 aangebracht, die althans nagenoeg evenwijdig aan de gestelbalk 1 is gelegen. Althans nagenoeg midden tussen de gestelbalken 1 en 3 is lager dan deze, tussen de platen 2, een buisvormige drager 4 aangebracht, welke door middel van assen 5 en legers draaibaar is ondersteund. De buisvormige drager 4 is aan de einden en op gelijke afstanden daartussen voorzien van schijven 6, die zich althans nagenoeg loodrecht op de langshartlijn a, welke een draaiingsas vormt, uitstrekken en aan de omtrek een snijrand hebben. In totaal zijn elf schijven 6 op een afstand van ± 25 cm van elkaar aangebracht. De buisvormige drager 4 met de erop aangebrachte schijven 6 vormt een rotor, die om de draaiings^as a roteerbaar is. Althans nagenoeg in het midden van het achterste onderste kwadrant van de schijven 6 is tussen de platen 2 een gestelbalk 7 aangebracht, welke gestelbalk zich evenwijdig uitstrekt aan de gestelbalken 1 en 3. Door middel van bouten 8 zijn op de gestelbalk 7 opvoerorganen 9 aangebracht, die zich concentrisch ten opzichte van de omtrek van de schijven naar beneden uitstrekken. De breedte van de opvoerorganen 9 komt, zoals uit figuur 1 blijkt, praktisch overeen met de afstand tussen twee schijven 6. De opvoerorganen 9 zijn aan de voorzijde voorzien van in een punt uitlopende snijranden en reiken met deze punt tot voorbij een loodvlak door de draaiingsas a van de schijven 6 (fig. 2 en 3). Een lijn door de punt van een opvoerorgaan 9 en de draaiingsas a van de schijven 6 sluit hierbij een hoek van ± 10° in met het loodvlak door de draaiingsas van de schijven. Elk van de opvoerorganen 9 vormt tevens een snijorgaan voor het aan de onderzijde lossnijden van een grondbalk. Boven de gestelbalk 7 is elk opvoerorgaan 9 via een vloeiende kromming over althans nagenoeg 90° over een gedeelte 9A afgebogen dat zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekt en waarvan het verlengde een hoek insluit van ± 50° met het horizontale vlak. Nabij de achterzijden van de platen 2 die, van onderen naar boven gerekend, schuin naar voren en opwaarts verlopen is een kokervormig gesteldeel 10 aangebracht, dat een trapeziumvormige dwarsdoorsnede heeft en waarbij de boven- en onderzijde van de trapeziumvormige dwarsdoorsnede zich althans nagenoeg evenwijdig aan de achterzijde van de platen 2 uitstrekken. In het gesteldeel 10 zijn de assen 11 gelegerd van roteerbare, als meeneemorganen uitgevoerde, bewerkings-organen 1 en 12. De verlengde hartlijn b van de assen 11 raakt althans nagenoeg aan de omtrek van de buisvormige drager 4 voor de schijven 6 en sluit een hoek van ± 20° in met het horizontale vlak. De hartlijnen b van de assen 11 bevinden zich althans nagenoeg midden tussen twee schijven 6. De afstand tussen de hartlijnen b van de assen 11 bedraagt ± 25 cm. De assen 11 steken met een einde aan de voorzijde buiten het gesteldeel 10 uit en zijn op dit einde voorzien van een drager 13, die zich vanaf een naaf slechts naar één zijde uitstrekt en nabij het vrije einde is voorzien van een zich schuin naar beneden en naar voren uitstrekkend bewer-kingselement 14 in de vorm van een tand. De tand 14 verloopt vanaf zijn bevestiging tot voorbij het midden althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas b en gaat vervolgens via twee opvolgende knikken over in een eveneens althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas b verlopend gedeelte, dat dichter bij de draaiingsas is gelegen (fig. 2 en 3). Het laatstgenoemde gedeelte kan hierdoor tot binnen de ruimte tussen twee schijven 6 reiken. Elke tand 14 verloopt vanaf zijn bevestiging naar zijn vrije einde taps en is voorzien van ribben, die ten opzichte van de draairichting die de tand verkrijgt, aan de achter- en voorzijde zijn gelegen (figuur 3). De dragers 13 van naast elkaar gelegen meeneemorganen 12 zijn zodanig opgesteld dat, indien zij zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekken aan een verticaal vlak door de draaiingsas b en in de voortbewegingsrichting zijn gelegen, er een faseverschil van ± 180° is (figuur 4). Aan de gestelbalk 3 is door middel van bouten 15 een plaat 16 aangebracht die zich over de gehele lengte van de buisvormige drager 4 uitstrekt en met naar beneden gebogen delen 17 tot tussen de respectieve schijven 6 reikt. De voorzijden van de delen 17 die afschrapers vormen zijn tegen de buisvormige drager 4 gelegen in een punt, dat zich althans nagenoeg ter hoogte van de draaiingsas a voor de schijven 6 bevindt. Aan de achterzijde van de gestelbalk 3 strekt de plaat 16 zich over een gedeelte 18 dat althans nagenoeg evenwijdig is gelegen aan de draaiingsassen b van de meeneemorganen 12 tot de onderzijde van het gesteldeel 10 uit en is hier over een gedeelte haaks naar boven omgezet (fig. 2 en 3). Aan het in de voort- bewegingsrichting A gezien linkereinde van het kokervormig gesteldeel 10 is de as van het buitenste meeneemorgaan 12 naar boven verlengd en reikt met deze verlenging tot in een tandwielkast 19, die op het kokervormig gesteldeel 1 is aangebracht. Binnen de tandwielkast 19 staat de verlenging via een conische tandwieloverbrenging in aandrijvende verbinding met een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 20. De as 20 reikt tot in een toerenvariator 21 en staat via deze toerenvariator in aandrijvende verbinding met een as 21A, die aan een plaat 2 is aangebracht en een kettingwiel 22 draagt waarom een ketting 22A is geslagen, die eveneens is geslagen over een kettingwiel 23 op een as 24. De as 24 strekt zich evenwijdig uit aan de gestelbalk 3 en is ondergebracht in een pijp 25, die tussen de plaat 2 en een tandwielkast 31A nabij het midden van de gestelbalk 3 is aangebracht. De as 24 draagt op het vrije einde een kettingwiel 26 waarover een ketting 27 is geslagen, welke ketting eveneens is geslagen over een kettingwiel 28 op een as 5 van de buisvormige drager 4. De bovengenoemde ketting-overbrengingen zijn ondergebracht in kettingkasten 29 respectievelijk 30. Binnen de tandwielkast 31A staat de as 24 via een conische tandwieloverbrenging in verbinding met een as 31, die aan de voorzijde buiten de tandwielkast 31A uitsteekt en via een tussenas 32 met de aftakas van een trekker koppelbaar is. De voorste gestelbalk 1 is nabij het midden voorzien van een aankoppelbok 33, die een driepunts-bevestiging heeft voor aankoppeling aan de driepuntshef-inrichting van een trekker. De bok 33 is door middel van naar acnteren convergerende steunen 34 met de gestelbalk 3 verbonden.
De werking van de in het voorgaande beschreven machine is als volgt.
Tijdens het bedrijf is de machine door middel van de bok 33 met de driepuntshefinrichting van een trekker gekoppeld en kan vanaf de aftakas en de tussenas 32 via de in het voorgaande beschreven overbrenging de buisvormige drager 4, die met de schijven 6 een de grond bewerkende rotor vormt, worden aangedreven in een richting waarbij de schijven 6 roteren volgens de in de figuren 2 en 3 weergegeven pijl. Tijdens de voortbeweging van de machine in een richting volgens de pijl A wordt door de voorzijde van de respectieve opvoerorganen 9 in samenwerking met de schijven 6 een grond-balk losgesneden met een dikte, die met de hoogte van een schijf 6 overeenstemt (fig. 2 en 3). De respectieve grond-balken worden aanvankelijk in de draairichting van de schijven 6 langs een opvoerorgaan 9 naar boven gevoerd, waarna deze grondbalken worden aangegrepen door de tot tussen de schijven 6 reikende tand 14 van de meeneemorganen 12, die via de in het voorgaande beschreven aandrijving worden aangedreven in tegengestelde richtingen zoals met pijlen in figuur 4 is weergegeven. Met behulp van de tand 14 wordt in samenwerking met de plaat 16, waarvan de delen 17 een af schraper voor de schijven 6 en de drager 4 vormen telkens een deel van de opgevoerde grondbalk althans gedeeltelijk gekeerd en in een richting dwars op de draaiingsas a van de buisvormige drager 4 en de schijven 6 langs het omgebogen gedeelte 9A, dat een geleiding vormt, naar onderen in de gemaakte voor gebracht. De beweging van de grondbalken vindt aanvankelijk plaats in de richting van de draaiingsas b van een als rotor uitgevoerd meeneemorgaan en vervolgens in een richting dwars op de draaiingsas b. Door toepassing van een enkele tand 14 bij de respectieve meeneemorganen 12 kan een grondmoot na door de tand meer of minder te zijn bewerkt en meer of minder te zijn gekeerd, gemakkelijk worden vrijgegeven om in de voor te worden gebracht. Hierbij wordt het betreffende gedeelte van de grondbalk niet zijwaarts verplaatst. De lengte van de door de meeneemorganen 12 aangegrepen delen van de opgevoerde grondbalk is afhankelijk van de voortbewegingssnelheid en de rotatiesnelheid van de schijven 6. Met behulp van de toeren-variator 21 kan de rotatiesnelheid van de meeneemorganen 12 aan de grondsoort en de heersende omstandigheden worden aangepast. Zo kan men bijvoorbeeld bij kleverige zware gronden de rotatiesnelheid van de meeneemorganen vergroten. Bij het keren van de door de omkeerorganen 12 aangegrepen delen van de opgevoerde grondbalken komen eventuele gewasresten en onkruid meer of minder omgekeerd in de gemaakte voor. Door middel van de schijven 6 ontstaat een naar voren gerichte stuwkracht, zodat de hoeveelheid energie voor de voortbeweging van de machine relatief gering kan zijn.
De afmeting van de uitgesneden grondbalk is zodanig, dat de breedte praktisch gelijk is aan de hoogte. De werkbreedte van de in de figuren afgeheelde machine bedraagt ± 250 cm.
De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.

Claims (25)

1. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en althans gedeeltelijk gekeerd, met het kenmerk, dat de grondbewerkingsmachine ten minste één rotor omvat, die om een zich in de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende as draaibaar is en middelen aanwezig zijn met behulp waarvan de grondbalk eerst in de richting van de draaiingsas van de rotor beweegbaar is en vervolgens in een richting nagenoeg dwars op de draaiingsas van de rotor kan worden afgevoerd.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de grondbewerkingsmachine een opvoerorgaan omvat voor het omhoogbewegen van de grondbalk en achter dit opvoerorgaan een of meer om de zich althans nagenoeg in de voortbewegingsrichting uitstrekkende as draaibare als meeneemorganen uitgevoerde rotors zijn aangebracht.
3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusies 2 of 3, met het kenmerk, dat het opvoerorgaan is aangebracht nabij de omtrek van twee om een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende as draaibare schijven en het opvoerorgaan aan de achterzijde is voorzien van een geleiding waarlangs de grondbalk omlaag beweegbaar is.
3. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en althans gedeeltelijk gekeerd, met het kenmerk, dat de machine een opvoerorgaan omvat voor het omhoogbewegen van een grondbalk en daaropvolgend ten minste één om een zich althans nagenoeg in de voortbewegingsrichting uitstrekkende as draaibaar meeneemorgaan is aangebracht.
4. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk bewerkt en althans gedeeltelijk wordt gekeerd, met het kenmerk, dat de machine ten minste twee om een zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkende as draaibare schijven omvat en nabij de omtrek van de schijven een opvoerorgaan voor het opvoeren van de grondbalk is aangebracht, welk opvoerorgaan een geleiding omvat waarover de grondbalk naar omlaag beweegbaar is.
5. Grondbewerkingsmachine volgens conclusies 3 of 4, met het kenmerk, dat tussen de schijven een afschraper is aangebracht waarmee een als rotor uitgevoerd meeneemorgaan kan samenwerken.
6. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en althans gedeeltelijk gekeerd, met het kenmerk, dat de machine een meeneemorgaan omvat dat samenwerkt met een nabij een of meer schijven aangebrachte afschraper.
7. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 2-6, met het kenmerk, dat meerdere, naast elkaar op een buisvormige drager aangebrachte, schijven een rotor vormen die om een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende dwarsas roteerbaar is en een opvoer-orgaan telkens tussen twee schijven nabij de omtrek van de schijven is gelegen.
8. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 2-7, met het kenmerk, dat de voorzijde van het opvoerorgaan is voorzien van ten minste één snijtand en zich tot onder de draaiingsas van de schijven uitstrekt
9. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een opvoerorgaan zich althans nagenoeg over een omtrekshoek van ± 45° uitstrekt en de achterzijde van het opvoerorgaan is voorzien van een geleiding die zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekt.
10. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande •conclusies 5-9, met het kenmerk, dat tussen de schijven een afschraper aanwezig is, die zich schuin naar beneden en naar voren tot nabij een buisvormige drager voor de schijven uitstrekt.
11. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat een afschraper ter hoogte van de draaiingsas van de schijven tegen de buisvormige drager rust.
12. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de afschrapers deel uitmaken van een plaat die zich vanaf de schijven schuin naar boven en naar achteren uitstrekt.
13. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de plaat zich tot boven meeneemorganen uitstrekt die achter de schijven zijn gelegen.
14. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 2-13, met het kenmerk, dat een meeneemorgaan wordt gevormd door een rotor, die is voorzien van één enkel bewerkingsorgaan en draaibaar is om een as, die zich althans nagenoeg in horizontale richting en in de voortbewegings-richting uitstrekt.
15. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en althans gedeeltelijk gekeerd, met het kenmerk, dat de machine ten minste één rotor omvat, die is voorzien van één bewerkingselement, welke rotor draaibaar is om een althans nagenoeg zich in horizontale richting uitstrekkende as.
16. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat een bewerkingselement wordt gevormd door een tand, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas van een meeneemorgaan uitstrekt.
17. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de tand zich tot binnen de omtrek van de schijven uitstrekt en het tussen de schijven gelegen gedeelte van de tand zich dichter bij de draaiingsas bevindt dan de rest van de tand.
18. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een toerenvariator aanwezig is, met behulp waarvan de rotatiesnelheid van de omkeer-organen regelbaar is.
19. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en gekeerd, met het kenmerk, dat de machine twee verschillende, elk de grond bewerkende organen heeft, waarvan er een met verschillende snelheden aandrijfbaar is.
20. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 6-19, met het kenmerk, dat de meeneemorganen in een zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkende rij zijn opgesteld en voor elk paar schijven een meeneemorgaan aanwezig is.
21. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de tanden van de respectieve meeneemorganen, bij naast elkaar gelegen meeneemorganen, zijn aangebracht aan dragers, die zodanig zijn opgesteld, dat bij in de voort-bewegingsrichting gelegen dragers van naast elkaar gelegen meeneemorganen een faseverschil van ± 180° aanwezig is.
22. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 3 - 21, met het kenmerk, dat de omtrek van de schijven is voorzien van een snijrand.
23. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en althans gedeeltelijk gekeerd, met het kenmerk, dat de machine een om een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende as draaibaar bewerkingsorgaan, alsmede ten minste één hiermee samenwerkend bewerkingsorgaan heeft, dat roteerbaar is om een zich in de voortbewegingsrichting uitstrekkende as.
24. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een ploeg, waarbij een grondbalk wordt bewerkt en althans gedeeltelijk gekeerd, met het kenmerk, dat de machine een meeneem-orgaan omvat, dat zich tijdens het bedrijf boven een gemaakte voor bevindt en zodanig is uitgevoerd, dat een grondbalk zijdelings kan worden afgevoerd om in de voor te worden teruggebracht.
25. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren.
NL9400568A 1994-04-11 1994-04-11 Grondbewerkingsmachine. NL9400568A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400568A NL9400568A (nl) 1994-04-11 1994-04-11 Grondbewerkingsmachine.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400568A NL9400568A (nl) 1994-04-11 1994-04-11 Grondbewerkingsmachine.
NL9400568 1994-04-11

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9400568A true NL9400568A (nl) 1995-11-01

Family

ID=19864050

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9400568A NL9400568A (nl) 1994-04-11 1994-04-11 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL9400568A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2005058007A1 (en) * 2003-12-11 2005-06-30 Soilmix (Pty) Limited Earth working apparatus

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2005058007A1 (en) * 2003-12-11 2005-06-30 Soilmix (Pty) Limited Earth working apparatus

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8004449A (nl) Roterende eg.
NL8100992A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8301254A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8303381A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7906694A (nl) Werkwijze voor het ploegen van een strook grond.
NL7903571A (nl) Rol voor het aandrukken van aarde.
NL8800800A (nl) Combinatie van een trekker met ten minste een grondbewerking-zaaieenheid.
NL9400568A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7808608A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203748A (nl) Ploeg.
NL8400269A (nl) Rolconstructie voor een grondbewerkingsmachine.
NL192071C (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8903162A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7809814A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8402753A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203749A (nl) Grondbewerkingsinrichting.
NL8101312A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203045A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8403460A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7806897A (nl) Rijengrondfrees met aanaarder.
NL8602972A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9200257A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7807271A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7807270A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602211A (nl) Grondbewerkingsmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed