NL9400290A - Warmte-isolerende transportinrichting voor voedsel. - Google Patents

Description

Warmte-isolerende transportinrichting voor voedsel

De uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting voor voedsel, met een warmte-isolerende bodem, een losneembaar daarmee verbonden warmte-isolerend bovendeel en in een verdieping van de bodem plaatsbare voedselhouders met morsvrije afdichting. De transportinrichting is in feite bedoeld voor direct nuttigbaar voedsel en bezit een tabletvormige bodem. De voedselhouders bestaan op gebruikelijke wijze uit borden en schotels uit porcelein. Deze moeten tijdens het transport morsvrij afgedicht zijn.

Transportinrichtingen van het bovengenoemde type zijn op zichzelf bekend en worden voor het aanleveren van porties voedsel, bijv. in ziekenhuizen en bejaardenhuizen, gebruikt. De inrichtingen moeten stapelbaar zijn en voor een eenvoudige reiniging vaatwasser-bestendig zijn. Aangezien losse op de voedselhouders liggende deksels het morsen van dunvloeibaar voedsel of voedselbestanddelen niet kunnen verhinderen, werd voorgesteld om voedselhouders toe te passen, waarvan de rand is voorzien van een aan de buitenzijde gelegen verdikte rand. Over deze houders wordt vervolgens een elastisch vervormbaar deksel gestulpt, waarvan de rand nauwsluitend om de verdikte rand van de houder grijpt. Afgezien van het feit, dat het afsluiten van de voedselhouders met een dergelijk deksel veel tijd kost, bestaat tevens het gevaar dat voedsel tijdens het verwijderen van het deksel verspild wordt. Dit gevaar wordt verder verhoogd, wanneer bij warm voedsel door het afkoelen in de voedselhouders een onderdruk is ontstaan.

Bij een andere inrichting zijn in het bovendeel aan de binnenzijde afdichtlippen in overeenstemming met de randen van de voedselhouders gevormd. Ze verhinderen het morsen van het voedsel bij een gesloten vergrendelde transportinrichting, doch zijn niet gasdicht.

De mechanische en thermische belasting tijdens het gebruik en de veelvuldige reiniging leiden ertoe, dat deze afdichtlippen kunnen inscheuren en derhalve hun afdichtfunc-tie kunnen verliezen. In dit geval moet het gehele bovendeel worden vernieuwd. Ingevoegde afdichtlippen zijn uit hygiënische overwegingen niet toelaatbaar.

Derhalve beoogt de uitvinding een warmte-isolerende transportinrichting van het in het voorgaande genoemde type te ontwikkelen, waarbij de voedselhouders zijn voorzien van eenvoudig hanteerbare, morsvrije afdichtingen, die een lange levensduur bezitten en eventueel goedkoop kunnen worden vervangen .

Deze doelstelling wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt door een transportinrichting, waarbij de verdiepingen in de bodem zodanig zijn vormgegeven, dat de randen van de voedselhouders met hun deksels daaruit uitsteken, het bovendeel van uitsparingen is voorzien, waarvan de diepte groter is dan het uit de bodem uitstekende gedeelte van de voedselhouders inclusief het aangebrachte deksel, het deksel ten minste in het randgebied uit een voor levensmiddelen geen bezwaar opleverend elastomeer bestaat, in het centrale gebied een doorgaande opening met een diameter van 2 tot 4 mm bezit en tussen het deksel en het bovendeel ten minste een drukveerelement is aangebracht, waarvan de hoogte groter is dan de afstand tussen het deksel en de tegenover gelegen binnenzijde van het bovendeel in de gesloten, vergrendelde toestand.

Het deksel moet met het oog op het met de produktie samenhangende tolerantiebereik bij porceleinvaatwerk een groter draagvlak bezitten, dan de buitenmaat bedraagt van de corresponderende voedselhouder. Het is uit hygiënische overwegingen bij voorkeur eendelig uit een voor levensmiddelen geen bezwaren bezittend elastomeer, bijv. uit rubber op basis van natuurrubber, siliconenrubber of NBR vervaardigd en kan door invoegingen versterkt zijn. Het elastomeer bezit bij voorkeur een Shore A-hardheid van 40 tot 100. Tijdens het sluiten van de inrichting komt het drukveerelement tegen de binnenzijde van het bovendeel aan te liggen en perst tijdens het vergrendelen het elastische deksel tegen de rand van de voedselhouder en dicht deze morsvrij af. Vanwege de opening in het deksel kan geen onderdruk worden opgebouwd, zodat het deksel ook probleemloos weer kan worden weggenomen. Als drukveerelement kan bijvoorbeeld een kegelvormige spiraalveer uit staal of vezelversterkte kunststof worden toegepast. Uit hygiënische gronden worden echter veerelemen- ten met een gesloten, glad oppervlak bevoorkeurd, zoals bijv. rubbernoppen, die eendelig aan het deksel zijn gevormd of aan de binnenzijde van het bovendeel bevestigd kunnen zijn. Bij voorkeur worden ten minste drie noppen gelijkmatig verdeeld op het randgebied van het deksel aangebracht, zodat zij rechtstreeks het deksel op de rand van de voedselhouder drukken.

De op elkaar liggende oppervlakken van de bodem en het bovendeel grijpen gedeeltelijk in elkaar, teneinde ze tegen verschuiven te borgen. Er kunnen ook extra verdiepingen in de bodem en/of het bovendeel voor het opnemen van bestek, brood, suikerklontjes of dergelijke vaste voorwerpen zijn toegepast.

Aangezien ook de bodem en het bovendeel vaatwasser-bestendig moeten zijn, moet hun buitenschaal bestand zijn tegen temperaturen boven 100°C, en mag deze slechts weinig water opnemen. Aan deze vereiste wordt behalve door metalen ook door enige kunststoffen, zoals bijv. duroplasten voldaan. De voorkeur genieten echter dunne schalen uit diep-trekbare thermoplasten, zoals bijv. gevuld polypropyleen. Deze ongeveer 2 mm dikke schalen worden opgeschuimd. Vanwege zijn goede warmte-isolerende eigenschappen is in dit kader vooral PU-schuim geschikt gebleken. De verbinding tussen schaal en schuimkern kan door een plasmabehandeling van het schaalbinnenvlak worden verbeterd.

Aan de tegenover elkaar gelegen randen van de schalen kunnen greepverdiepingen zijn gevormd, die tegelijkertijd voor het opnemen van klemmen voor het sluiten en vergrendelen van de transportinrichting kunnen dienen. In de onderzijde van de bodem kunnen ook anti-slip elementen geplaatst zijn, die een verschuiven van de als tablet dienende bodem tijdens het eten verhinderen en tegelijkertijd de stabiliteit van een stapel van dergelijke inrichtingen tijdens het transport verhogen.

De uitvinding wordt hierna aan de hand van de tekeningen, waarin een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven, nader toegelicht.

Fig. 1 toont een doorsnede door de transportinrichting volgens de uitvinding met voedselhouders en deksels overeenkomstig de lijn A-A in fig. 2 in de gesloten, vergrendelde toestand; en

Fig. 2 toont het bovenaanzicht van de bodem van de in fig. 1 weergegeven inrichting.

De bodem 1 en het bovendeel 2 bestaan telkens uit een schaal 10 uit gevuld polypropyleen, dat bij temperaturen tot 130°C langdurig vormstabiel is, en ze zijn met CFK-vrij po-lyurethaanschuim opgeschuimd, dat de warmte-isolerende kern 11 vormt. Op deze wijze wordt bereikt, dat 85°C heet voedsel ook na een 90 minuten durend transport nog een temperatuur van ten minste 65°C bezit. In de bodem 1 van de inrichting bevinden zich verdiepingen 3 waarin als voedselhouders 5 drie kleine schotels voor voorgerecht, groente en nagerecht en een in tweeën gedeeld vlak bord uit porcelein zijn geplaatst.

De uitsparing 3 voor het bord is zodanig gevormd, dat in plaats van het platte bord ook een soepbord kan worden aangebracht.

De voedselhouders 5 zijn afgesloten met los daarop liggende, over de rand grijpende deksels 6 uit nitrilrubber (NBR) met een Shore A-hardheid van 65, die in het midden een opening 7 met een diameter van 2 mm bezitten. In het randgebied van het deksel 6 zijn gelijkmatig verdeeld zes rubber-noppen 8 gevormd, die tijdens het sluiten tegen de binnenzijde van de uitsparingen 4 van het bovendeel 2 komen te liggen en aldus het deksel 6 op de rand van de voedselhouder 5 drukken.

De onderzijde van de bodem 1 is voorzien van vier rubber poten 13, teneinde de bodem 1 tijdens het eten of stapelen tegen verschuiven te borgen. De bovenzijde van de bodem 1 is van een aantal verhogingen 15 voorzien en het bovendeel 2 van overeenkomstige uitsparingen, teneinde bij het sluiten beide delen exact te kunnen samenvoegen. Bovendien bezit de bodem 1 nog een extra verdieping 9 voor het opnemen van het bestek.

Voor de bodem 1 en het bovendeel 2 werd een asymmetrische vorm gekozen, teneinde een verwisseling te bemoeilijken. Aan de smalle zijden zijn greepverdiepingen 12 gevormd. In het bovendeel 2 zijn klemmen 14 uit glasvezel ver- sterkt polyamide bevestigd, die tijdens het vergrendelen arreteren in de greepverdiepingen 12 van de bodem 1.

Claims (7)

1. Transportinrichting voor voedsel, met een warmte-isolerende bodem, een losneembaar daarmee verbonden warmte-isolerend bovendeel en in een verdieping van de bodem plaatsbare voedselhouders met morsvrije afdichting, met het kenmerk, dat de verdiepingen (3) in de bodem (1) zodanig zijn vormgegeven, dat de randen van de voedselhouders (5) met hun deksels (6) daaruit uitsteken, het bovendeel (2) van uitsparingen (4) is voorzien, waarvan de diepte groter is dan het uit de bodem (1) uitstekende gedeelte van de voedselhouders (5) inclusief het aangebrachte deksel (6), het deksel (6) ten minste in het randgebied uit een voor levensmiddelen geen bezwaar opleverend elastomeer bestaat, in het centrale gebied een doorgaande opening (7) met een diameter van 2 tot 4 mm bezit en tussen het deksel (1) en het bovendeel (2) ten minste een drukveerelement (8) is aangebracht, waarvan de hoogte groter is dan de afstand tussen het deksel (6) en de tegenover gelegen binnenzijde van het bovendeel (2) in de gesloten, vergrendelde toestand.

2. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het deksel (6) overwegend uit NBR bestaat met een Shore A-hardheid van 40 tot 100.

3. Transportinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het drukveerelement (8) een eendelig aan het deksel gevormde rubbernop is.

4. Transportinrichting volgens een der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de bodem (1) en het bovendeel (2) telkens uit een buitenschaal (10) uit gevuld polyproly-leen en een kern (11) uit PU-schuim bestaan.

5. Transportinrichting volgens een der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat de bodem (1) en/of het bovendeel (2) van extra verdiepingen (9) is voorzien.

6. Transportinrichting volgens een der conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat de onderzijde van de bodem (1) van anti-slip elementen (13) is voorzien.

7. Transportinrichting volgens een der conclusies 1 tot 6, met het kenmerk, dat aan de tegenover elkaar gelegen randen van de buitenschalen (11) greepverdiepingen (12) zijn gevormd, waarin klemmen (14) grijpen.