NL9301466A

NL9301466A - Vouwfiets.

Info

Publication number: NL9301466A
Application number: NL9301466A
Authority: NL
Original assignee: Ching Tsung Yeh
Priority date: 1993-08-10
Filing date: 1993-08-24
Publication date: 1995-03-16
Also published as: US5398955A; GB2280878A; FR2711110A3; GB9316530D0; FR2711110B3

Description

Titel: Vouwfiets.

Beschrijving.

Achtergrond van de uitvinding.

Gebied van de uitvinding.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een vouwfiets.

Stand der techniek.

Traditioneel heeft elke vouwfiets diverse onderdelen die scharnierend aan elkaar zijn gekoppeld door middel van een aantal scharnierende koppelingen. Hoewel het gemakkelijk is om om te gaan met elke scharnierende koppeling, is het hinderlijk om de vouwfiets uit te schuiven of in te vouwen, omdat deze zo veel scharnierende koppelingen heeft. Het is gevaarlijk om op de fiets te rijden, wanneer de onderdelen ervan niet goed met elkaar zijn uitgelijnd. Daarom is het gewenst om het aantal scharnierende koppelingen tot een minimum te beperken.

Samenvatting van de uitvinding.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding een vouwfiets te verschaffen die een minimaal aantal scharnierende koppelingen toepast.

De vouwfiets bevat (a) een voorbuis, met inbegrip van een eerste sectie die verschuifbaar gemonteerd is in een tweede sectie, die scharnierend gekoppeld is aan een derde sectie, waarbij een stuurstang is gemonteerd op de eerste sectie van de voorbuis, en waarbij de derde sectie van de voorbuis draaibaar gemonteerd is in de kopbuis 1, en (b) een bovenbuis, omvattende een eerste sectie die scharnierend gekoppeld is aan een tweede sectie, waarbij de eerste sectie van de bovenbuis vast zit aan de kopbuis 1, waarbij de tweede sectie van de bovenbuis vast zit aan een onderbuis 3, en een zadelbuis 4, waarin een zadelstang verschuifbaar gemonteerd wordt.

Voor een beter begrip van de onderhavige uitvinding en de doelstellingen daarvan, dient een studie gemaakt te worden van de gedetail- leerde beschrijving van de hierna beschreven uitvoeringsvormen, in samenhang met de begeleidende tekeningen.

Korte beschrijving van de tekeningen.

Figuur 1 is een zijaanzicht van een vouwfiets in overeenstemming met de onderhavige uitvinding; figuur 2 is een uiteengetrokken aanzicht van een eerste soort van een scharnierende koppeling, toegepast bij de vouwfiets volgens de onderhavige uitvinding; figuur 3 is een aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van de eerste soort scharnierende koppeling, toegepast bij de vouwfiets volgens de onderhavige uitvinding; figuur 4 is een zijaanzicht van een vouwfiets, met inbegrip van een voorbuis, met inbegrip van een eerste sectie die in een tweede sectie is ingetrokken, volgens de onderhavige uitvinding; figuur 5 is een zijaanzicht van een vouwfiets in een opgevouwen stand, volgens de onderhavige uitvinding; en figuur 6 is een uiteengetrokken aanzicht van een tweede soort scharnierende koppeling, toegepast bij de vouwfiets volgens de onderhavige uitvinding.

Gedetailleerde beschrijving van de uitvoeringsvorm die de voorkeur heeft.

Onder verwijzing naar figuur 1 van de tekeningen, heeft een vouwfiets 10 een stuurstang 11. Een voorbuis 13 heeft een eerste sectie, een tweede sectie en een (niet weergegeven) derde sectie. De stuurstang 11 wordt gemonteerd op de eerste sectie van de voorbuis 13. De eerste en tweede secties van de voorbuis 13 worden ingericht met een telescopische vormgeving, d.w.z. de eerste sectie van de voorbuis 13 is in te schuiven in de tweede sectie van de voorbuis 13. Het intrekken van de eerste sectie van de voorbuis 13 in de tweede sectie van de voorbuis 13 wordt geregeld door middel van een daar tussen in gemonteerde, snel losmaakbare klem 12. De tweede sectie van de voorbuis 13 wordt gekoppeld aan de derde sectie van de voorbuis 13 door middel van een scharnierende koppeling 20, die later zal worden beschreven. De derde sectie van de voorbuis 13 wordt gekoppeld aan een (niet weergegeven) stuurhuis in een kopbuis 1. De stuurhuis wordt vastgemaakt aan een vork 2, waaraan een voorwiel 14 wordt gemonteerd.

Een bovenbuis 15 heeft een eerste sectie en een tweede sectie. De eerste sectie van de bovenbuis 15 wordt gekoppeld aan de tweede sectie van de bovenbuis 15 door middel van een andere scharnierende koppeling 20. De kopbuis 1 zit vast aan de eerste sectie van de bovenbuis 15. De tweede sectie van de bovenbuis 15, een onderbuis 3 en een zadelbuis 4 worden aan elkaar vastgemaakt door middel van lassen of hard solderen.

De zadelbuis 4, een kettingschoor 5 en een zadelschoor 6 worden op een soortgelijke wijze aan elkaar vastgemaakt. Een zadel 7 wordt gemonteerd op een zadelstang 8. De zadelstang 8 en de zadelbuis 4 worden ingericht met een telescopische vormgeving, d.w.z. de zadelstang 8 is verschuifbaar in de zadelbuis 4. Het intrekken van de zadelstang in de zadelbuis 4 wordt geregeld door middel van een andere, snel losmaakbare klem 12. Een achterwiel 9 wordt gemonteerd op een schetsplaat die de kettingschoor 5 verbindt met de zadelschoor 6.

Onder verwijzing naar de figuren 2 en 3 van de tekeningen, zal de scharnierende koppeling 20, die de eerste sectie van de bovenbuis 15 verbindt met de tweede sectie van de bovenbuis 15, als een voorbeeld worden beschreven.

De scharnierende koppeling 20 heeft een beugel 21, met inbegrip van een vlak lijf dat haaks gevormd is tussen een eerste vlak gedeelte en een tweede vlak gedeelte. De eerste en tweede vlakke gedeelten van de beugel 21 lopen evenwijdig aan elkaar. De eerste sectie van de bovenbuis 15 wordt bevestigd aan een eerste zijkant van het lijf van de beugel 21. Twee gaten 210 en 211 worden gevormd door het eerste vlakke gedeelte van de beugel 21. Twee gaten 212 en 213 worden gevormd door het tweede vlakke gedeelte van de beugel 21. De gaten 210 en 212 hebben een gemeenschappelijke as. De gaten 211 en 213 hebben een gemeenschappelijke as. Het gat 213 is voorzien van schroefdraad. Een huls 24 die een daar axiaal doorheen aangebrachte doorgang 240 vormt, wordt bevestigd tegen de onderzijde van het bovenste gedeelte van de beugel 21, zodat het gat 211 in verbinding staat met de doorgang 240.

De scharnierende koppeling 20 heeft voorts een beugel 22 die een vlak lijf bevat. De tweede sectie van de bovenbuis 15 zit vast aan een eerste zijkant van het vlakke lijf van de beugel 22. Een huls 25, die een axiale doorgang 240 vormt en een huls 26 die een axiale doorgang 260 vormt, worden bevestigd tegen de tweede zijkant van het lijf van de beugel 22, en lopen evenwijdig aan elkaar.

Een bout 23 wordt door het gat 210, de doorgang 260 en het gat 212 ingebracht. De bout 23 wordt ook ingebracht door een volgring 230 en grijpt voorts met schroefdraad in in een moer 231. Aldus wordt de eerste sectie van de bovenbuis 15 scharnierend gekoppeld aan de tweede sectie van de bovenbuis 15.

Een eerste soort snel losmaakbare inrichting 30 wordt toegepast bij de vouwfiets teneinde het scharnieren van de eerste sectie van de bovenbuis 15 ten opzichte van de tweede sectie van de bovenbuis 15 te regelen.

De eerste soort snel losmaakbare inrichting 30 heeft een grendel 31, die een vlakke kop 310 bevat met een dwars daar doorheen gevormd gat 311, een punt 312 en een ringvormige groef 313. De punt 312 is voorzien van schroefdraad.

Een taatselement 33 heeft een vlak lijf, met een gat in het midden en twee oren 330 die vanuit het vlakke lijf uitsteken. Elk van de oren 330 heeft een daar doorheen gevormd gat 331.

Een hefboom 34 heeft twee oren 340 die aan één uiteinde daarvan zijn gevormd. Elk van de oren 340 heeft een daar doorheen gevormd gat.

De grendel 31 wordt ingebracht door de centrale opening, die door het taatselement 33 heen is gevormd, zodat de kop 310 gelegen is tussen de oren 330. De oren 330 worden geplaatst tussen de oren 340. Een excentrische stift 32 wordt door de gaten 341, 331 en 311 zodanig ingebracht, dat de grendel 31, het taatselement 33 en de hefboom 34 worden gecombineerd. Daarna worden twee uiteinden van de excentrische stift 32 vastgemaakt aan de oren 340 door middel van lassen of hard solderen. De grendel 31 is beweegbaar tussen een bovenste stand en een onderste stand ten opzichte van het taatselement 33, door het verdraaien van de excentrische stift 32, door het scharnieren van de hefboom 34.

Het is gewenst dat de grendel 31 zich in de laagste stand bevindt, wanneer de hefboom 34 op ongeveer 30° boven een denkbeeldige, horizontale lijn wordt vastgehouden en in de bovenste stand, wanneer de hefboom 34 in wezen horizontaal wordt vastgehouden. De grendel 31 wordt voorts ingebracht door het gat 211 en de doorgang 240. De ringvormige groef 313 wordt tot ingrijping gebracht met een C-vormige klem 35. De diameter van het gat 211 is kleiner dan die van de doorgang 240. De diameter van de doorgang 240 is iets groter dan die van de C-vormige klem 35. De grendel 31 is derhalve verschuifbaar in de huls 24 maar is niet los te maken van de beugel 21.

Onder verwijzing naar figuur 3, valt de huls 24 samen met de huls 25, wanneer de eerste en tweede secties van de bovenbuis 15 in eikaars verlengde liggen, wanneer de vouwfiets zich in de uitgezette stand bevindt zoals weergegeven in figuur 1. Om de vouwfiets 10 in de uitgezette stand te houden, wordt de grendel 31 verder door de doorgang 250 ingebracht. De punt 312 wordt door middel van schroefdraad tot ingrij-ping gebracht in het gat 213, door het ronddraaien van de hefboom 34, die op ongeveer 30° boven de denkbeeldige, horizontale lijn wordt vastgehouden. De punt 312 wordt voorts in het gat 213 vastgezet door de grendel 31 naar de bovenste stand te bewegen, door het ronddraaien van de excentrische pen 32, door het scharnierend bewegen van de hefboom 34 in een richting.

Onder verwijzing naar figuur 4, wordt de eerste sectie van de voorbuis 13 in de tweede sectie van de voorbuis 13 teruggetrokken. De tweede sectie van de voorbuis 13 wordt zodanig scharnierend bewogen dat deze evenwijdig komt aan de derde sectie van de voorbuis 13.

Onder verwijzing naar figuur 5, wordt de eerste sectie van de bovenbuis 15 zodanig scharnierend bewogen dat deze evenwijdig komt aan de tweede sectie van de bovenbuis 15. De zadelstang wordt in de zadel-buis 4 teruggetrokken. Aldus wordt de fiets 10 overgebracht naar een ingevouwen positie.

Onder verwijzing naar figuur 6, heeft een tweede vorm van een snel losmaakbare inrichting 30'een grendel 31', met inbegrip van een kop 310', waar een gat 31' dwars doorheen wordt gevormd, een punt 312', waaraan schroefdraad wordt gevormd en een daarin gevormde, ringvormige groef 313'. Een taatselement 33' wordt gevormd als een kap, waar twee tegenover elkaar gelegen gaten dwars doorheen worden gevormd. Een excentrische stift 32' en een hefboom 34' worden uitgevoerd als een L-vormig element. De kop 310' wordt opgenomen in het taatselement 33'. De excentrische stift 32' wordt ingebracht door de gaten die gevormd zijn door het taatselement 33' en het gat 311'. De punt van de excentrische stift 32' wordt door middel van het schroefdraad tot ingrijping gebracht in een moer 36. De grendel 31', de excentrische stift 32', het taatsele- ment 33' en de hefboom 34' worden met elkaar gecombineerd. De grendel 31' wordt voorts ingebracht door het gat 211 en de doorgang 240. De C-vormige klem 35 wordt tot ingrijping gebracht in de groef 313'. De tweede soort snel losmaakbare inrichting 30' werkt op soortgelijke wijze als de eerste soort snel losmaakbare inrichting 30 en daarom zullen verdere details daarvan niet worden verstrekt.

Het is duidelijk dat met de vouwfiets 10 volgens de onderhavige uitvinding een voldoend kleine ruimte wordt bereikt voor het opbergen daarvan, met slechts twee scharnierende koppelingen 20. Verder neemt het minder tijd in beslag om de vouwfiets 10 in te vouwen of uit te zetten, dan voor het invouwen en uitzetten van elk gebruikelijk exemplaar.

Hoewel de onderhavige uitvinding is uitgelegd met betrekking tot de uitvoeringsvorm daarvan die de voorkeur heeft, moet het duidelijk zijn, dat variaties daarvan zullen opkomen bij deskundigen, bij het lezen van deze beschrijving. Daarom is het de bedoeling dat de onderhavige uitvinding al dergelijke variaties bestrijkt, voor zover deze vallen binnen het kader van de toecrevoeade conclusies.

Claims

1. Een vouwfiets omvattende: een voorbuis, omvattende een eerste sectie die verschuifbaar gemonteerd is in een tweede sectie, die scharnierend gekoppeld is aan een derde sectie, een stuurstang die gemonteerd is op de eerste sectie van de voorbuis, waarbij de derde sectie van de voorbuis draaibaar gemonteerd is in een kopbuis; en een bovenbuis, omvattende een eerste sectie die scharnierend gekoppeld is aan een tweede sectie, waarbij de eerste sectie van de bovenbuis vast zit aan de kopbuis, de tweede sectie van de bovenbuis vast zit aan een onderbuis en een zadelbuis, waarin een zadelstang verschuifbaar gemonteerd wordt.

2. Een vouwfiets volgens conclusie 1, waarbij de tweede sectie van de voorbuis scharnierend gekoppeld wordt aan de derde sectie van de voorbuis door middel van een scharnierende koppeling, waarbij de eerste sectie van de bovenbuis scharnierend gekoppeld wordt aan de tweede sectie van de bovenbuis, door middel van een andere scharnierende koppeling.

3. Een vouwfiets volgens conclusie 2, waarin de scharnierende koppeling omvat: een eerste beugel, omvattende een vlak lijf, omvattende een eerste zijde, die vast zit aan de eerste sectie van de bovenbuis, eerste en tweede vlakke elementen, gevormd aan een tweede zijde daarvan, en een huls die zich uitstrekt vanuit het eerste vlakke gedeelte van de eerste beugel, in de richting van het tweede vlakke gedeelte van de eerste beugel, waarbij het eerste vlakke gedeelte een eerste gat en een tweede gat heeft, en waarbij het tweede vlakke gedeelte van de eerste beugel een eerste gat en een tweede gat heeft; een tweede beugel, omvattende een vlak lijf, omvattende een eerste zijde, waaraan de tweede sectie van de bovenbuis wordt bevestigd, en een tweede zijde, waartegen een eerste huls en een tweede huls worden bevestigd; een bout, ingebracht door het eerste gat, gevormd door het eerste vlakke gedeelte van de eerste beugel, de tweede huls van de tweede beugel en het eerste gat, gevormd door het tweede vlakke gedeelte van de eerste beugel, en door middel van schroefdraad in ingrijping gebracht met een moer, zodat de tweede beugel scharnierend gekoppeld wordt aan de eerste beugel; en een snel losmaakbare inrichting, omvattende een grendel die in te brengen is door het tweede gat, gevormd door het eerste vlakke gedeelte van de eerste beugel, de huls van de eerste beugel en de eerste huls van de tweede beugel, zodat de scharnierende koppeling in een vergrendelde positie wordt vastgehouden.

4. Een vouwfiets volgens conclusie 3, waarin: het tweede gat, gevormd door het tweede vlakke gedeelte van de eerste beugel een daaraan gevormd schroefdraad omvat; en de snel losmaakbare inrichting voorts omvat: een grendel, omvattende een vlakke kop die een gat heeft, een punt die een schroefdraad heeft en een daarin gevormde, ringvormige groef, een taatselement, omvattende een daar doorheen gevormd, centraal gat en twee daaraan gevormde oren, waarbij beide oren een daar doorheen gevormd gat omvatten; een hefboom, omvattende twee daaraan gevormde oren, waarbij beide oren een daar doorheen gevormd gat omvatten; een excentrische stift; en een C-vormige klem, die een uitwendige diameter heeft die iets kleiner is dan de inwendige diameter van de huls van de eerste beugel maar groter is dan de diameter van het tweede gat, gevormd door het eerste vlakke gedeelte van de eerste beugel; de grendel wordt ingebracht door het centraal door het taatselement gevormde gat, het tweede gat, gevormd door het eerste vlakke gedeelte van de eerste beugel en de huls van de eerste beugel, waarbij de ringvormige groef zodanig tot ingrijping wordt gebracht met de C-vormige klem, dat de grendel verschuifbaar wordt vastgehouden in de huls van de eerste beugel; de kop van de grendel, aangebracht tussen de oren van het taatselement, wordt aangebracht tussen de oren van de hefboom, de excentrische stift wordt ingebracht door de door de oren van de hefboom gevormde gaten, de door de oren van het taatselement gevormde gaten en het door de kop van de grendel gevormde gat, en wordt vastgezet aan de oren van de hefboom; de grendel voorts in te brengen is door de eerste huls van de tweede beugel, en het schroefdraad, gevormd aan de punt van de grendel, tot ingrijping wordt gebracht in het tweede gat, gevormd door het tweede vlakke gedeelte van de eerste beugel, door de hefboom om de grendel rond te draaien; het schroefdraad, dat gevormd is aan de punt van de grendel, vaster tot ingrijping wordt gebracht met het schroefdraad dat gevormd is in het tweede gat, gevormd door het tweede vlakke gedeelte van de eerste beugel, door de grendel vanuit het tweede vlakke gedeelte van de serste beugel naar het eerste vlakke gedeelte van de eerste beugel te trekken, door de hefboom om de excentrische stift te doen scharnieren.

5. Een vouwfiets volgens conclusie 3, waarbij: het tweede gat, gevormd door het tweede vlakke gedeelte van de eerste beugel een daarin gevormd schroefdraad omvat; en de snel losmaakbare inrichting voorts omvat: een grendel, omvattende een vlakke kop die een gat heeft, een punt die schroefdraad heeft en een daarin gevormde, ringvormige groef, een kapvormig taatselement, omvattende twee daar doorheen gevormde, tegenover elkaar gelegen gaten; een hefboom die in dwarsrichting is gevormd, samen met een excentrische stift; en een C-vormige klem, omvattende een buitendiameter die iets kleiner is dan de inwendige diameter van de huls van de eerste beugel, maar groter is dan de diameter van het tweede gat, gevormd door het eerste vlakke gedeelte van de eerste beugel; de grendel wordt ingebracht door het tweede gat, gevormd door het eerste vlakke gedeelte van de eerste beugel en de huls van de eerste beugel, de ringvormige groef in ingrijping wordt gebracht met de C-vormige klem, zodanig dat de grendel verschuifbaar wordt vastgehouden in de huls van de eerste beugel; de kop van de grendel geplaatst wordt in het kapvormige taatselement, en de excentrische stift wordt ingebracht door de tegenover elkaar gelegen gaten, gevormd door het kapvormige taatselement en het door de kop van de grendel gevormde gat, en wordt vastgezet aan de oren van de hefboom; de grendel verder in te brengen is door de huls van de tweede beugel, het schroefdraad, gevormd aan de punt van de grendel tot ingrij-ping wordt gebracht in het tweede gat, gevormd door het tweede vlakke gedeelte van de eerste beugel, door het rond draaien van de hefboom om de grendel; het schroefdraad, gevormd aan de punt van de grendel vaster tot ingrijping wordt gebracht met het schroefdraad, gevormd in het tweede gat, gevormd door het tweede vlakke gedeelte van de eerste beugel, door het trekken van de grendel, vanuit het tweede vlakke gedeelte van de eerste beugel, in de richting van het eerste vlakke gedeelte van de eerste beugel, door de hefboom om de excentrische stift rond te draaien.