NL9300935A - Montagesteun voor het in een bocht leiden en steunen van een leiding. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Montagesteun voor het in een bocht leiden en steunen van een leiding

De uitvinding heeft betrekking qp een montagesteun voor het in een bocht leiden en steunen van een leiding, bestaande uit een hol bochtstuk met een eerste, rondom door een wand cansloten en in een eerste doorlaat-opening voor de leiding uitlopend been en een tweede, aan de buiten-bochtzijde open been, dat uitloopt in een tweede, onder een hoek met de eerste opening staande doorlaatopening voor de leiding, welk bochtstuk een zich tussen de beide doorlaatopeningen uitstrekkende binnenbocht-leidwand heeft en met de open zijkant van het tweede been losneembaar over een van een voetplaat opstaand centreringsdeel past, terwijl in het holle bochtstuk een inzetstuk met een buitenbocht-leidvlak steekt.

Een dergelijke montagesteun is bekend en wordt in het bijzonder toegepast bij het aanleggen van uit buigzaam materiaal, zoals polyetheen, bestaande c^trale-verwarmingsleidingen. Op plaatsen, waar zulke leidingen een bocht moeten maken, wordt dan een voetplaat op de wand (vloer) bevestigd, terwijl op de leiding een bochtstuk wordt gestoken. De leiding loopt daarbij aanvankelijk in hoofdzaak recht door het rondom gesloten been en de open zijkant van het tweede been heen. Door vervolgens het inzetstuk aan te brengen en het geheel op de voetplaat te plaatsen, wordt de leiding via het buitenbocht-leidvlak van het inzetstuk en de voetplaat zelf in het tweede been gedrukt en taut aldus de gewenste bocht tot stand. Tenslotte wordt rond de doorlaatopening van het tweede been een klem gesloten. Ook kan eerst deze klem worden aangebracht en daarna het bochtstuk met de reeds gebogen leiding over het voetstuk worden geplaatst.

Het nadeel van de bekende montagesteun is, dat de mogelijkheid bestaat het bochtstuk, na qp de te buigen leiding te zijn geschoven, zonder inzetstuk qp de voetplaat te plaatsen. In de praktijk wordt het aanbrengen van het inzetstuk dan ook vaak vergeten. De leiding wordt dan bij het in het tweede been drukken niet goed geleid en kan gemakkelijk knikken en dus afknellen.

Volgens de uitvinding nu wordt dit nadeel op een eenvoudige en doeltreffende wij ze opgeheven, doordat het inzetstuk uit één stuk met de voetplaat bestaat en tegelijkertijd het centreringsdeel daarvan vormt.

Behalve het voordeel dat met de montagesteun volgens de uitvinding onder alle omstandigheden een onberispelijke bocht wordt verkregen is het uiteraard ook nog een voordeel, dat de montagesteun volgens de uitvinding uit minder onderdelen bestaat.

Volgens een verder kenmerk van de uitvinding is aan het doorlaateinde van het tweede been een met zijn scharnierende helften normaal cpenstaande klem van het onder de druk van de buigende leiding automatisch sluitende type aangebracht. De handelingen voor het installeren van de leiding in een bocht worden hierdoor nog verder vereenvoudigd, daar het aanbrengen van een afzonderlijke klem hierbij komt te vervallen. Voorts is het aantal onderdelen van de montagesbeun hierbij verder verminderd.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

De tekening toont een aanzicht in perspectief van de uit twee delen bestaande montagesteun volgens de uitvinding in gedemonteerde toestand.

De getekende montagesteun bestaat uit een hol bochtstuk A en een voetstuk B, welke als afzonderlijke spuitgietstukken van een geschikte kunststof zijn te vervaardigen.

Het bochtstuk A heeft een langs de achterzijde door een cylindrisch wanddeel la begrenst cpstaand been 1 en een aan de onderzijde epen liggend been 2. Het opstaande been loopt naar boven toe uit in een doorlaatopening 3 voor een te monteren leiding C welke opening begrensd wordt door een afgeknot konisch ringgedeelte 3a. Dit ringgedeelte heeft een naar binnen toe afnemende wanddikte en is daardoor betrekkelijk buigzaam, zodat het de leiding C afdichtend kan cmsluiten.

Het liggende been 2 loopt aan de voorzijde uit in een aan de open onderzijde van het been uitmondende doorlaatopening 4. Van boven en opzij van deze doorlaatopening 4 strekt zich in voorwaartse richting een gedeelte 6 uit, waaraan door middel van scharnierende verbindingsstroken 6a en 6b de beide helften 7a en 7b van een leidingklem van het zelf-sluitende type zijn bevestigd.

langs de bovenzijde van het bochtstuk strekt zich tussen de beide doorlaatcpeningen 3 en 4 een binnenbocht-leidwand 5 uit.

Het verbindingsgedeelte 8 tussen de beide benen 1 en 2 is verbreed tot een inwendig zowel in horizontale als in vertikale dwarsdoorsnede rechthoekige ruimte.

Aan de buitenzijde van het bochtstuk, nabij de benedenranden van het liggende been 2 bevinden zich snapuitsteeksels 9.

De voetplaat B heeft een op een wand (vloer) te bevestigen, de eigenlijke voetplaat vormend plaatvormig gedeelte 11 ai een daarvan cpstaand deel 12, dat van beneden af in het bochtstuk A past. Het opstaande deel 12 wordt langs de bovenzijde begrensd door een in dwarsdoorsnede cirkelboogvomig-concaaf geprofileerd vlak 13 dat het buiteribocht-leidvlak van de montagesteun vormt. Het achter-onderste gedeelte 14 van het opstaande deel of opzetstuk 12 is zowel naar achteren als naar opzij blokvormig verdikt en past in de rechthoekige ruimte 8 binnen het bochtstuk A.

Zoals in de tekening is te zien, loopt de van boven via de doorlaatopening 3 uit het nog losse bochtstuk A tredende leiding aanvankelijk in hoofdzaak recht door het bochtstuk heen naar beneden, terwijl de klemhelften 7a, 7b een opengespreide stand innemen.

In deze situatie wordt het bochtstuk 8 in vertikale richting met het voetstuk B samengebracht. Daarbij wordt de van onderen uit het bochtstuk A tredende leiding C geleidelijk door het buiteribocht-leidvlak 13 van het opzetstuk 12 tot de aangegeven gebogen stand ongebogen. Daarbij schuift het bochtstuk A over het voetstuk B heen en komt het voetstuk met zijn blokvormige verdikking in de ruimte 8 van het bochtstuk A opgesloten te zitten.

In de laatste fase van het samenbrengen van het bochtstuk en het voetstuk drukt de leiding C volgens de pijlrichting x tegen de bovenliggende einden van de klemhelften 7a, 7b waardoor deze klemhelften in de pijlrichting y rond de leiding C worden gesloten. De klemhelften bewegen daarbij over elkaar heen en wel zodanig, dat de uitwendige vertanding van de klemhelft 7b in ingrijping korft met de inwendige vertanding van de klemhelft 7a.

De naast het opzetstuk 12 van de voetplaat 11 opstaande grendel-uitsteeksel 15 grijpen daarbij cm de bovenranden van de snapuitsteeksels 9 opzij van het bochtstuk A.

In de praktijk zullen veelal twee leidingen op korte afstand van elkaar worden aangebracht. Daarom zal in die gevallen sprake zijn van een bredere voetplaat met twee qp een afstand van elkaar gelegen opzetstukken, qp elk waarvan een bochtstuk kan worden geplaatst.

Claims (2)

1. Een montagesteun voor het in een bocht leiden en steunen van een leiding, bestaande uit een hol bochtstuk met een eerste, rondom door een wand ontsloten en in een eerste doorlaat-cpening voor de leiding uitlopend been en een tweede, aan de buiten-bochtzijde epen been, dat uitloopt in een tweede, onder een hoek met de eerste opening staande doorlaatopening voor de leiding, welk bochtstuk een zich tussen de beide doorlaat-epeningen uitstrekkende binnenbocht-leidwand heeft en met de open zijkant van het tweede been losneembaar over een van een voetplaat opstaand centreringsdeel past, terwijl in het holle bochtstuk een inzetstuk met een buiteribocht-leidvlak steekt, met het kenmerk, dat het inzetstuk uit één stuk met de voetplaat bestaat en tegelijkertijd het centreringsdeel daarvan vormt.

2. Montagesteun volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan het doorlaateinde van het tweede been een met zijn scharnierende helften normaal openstaande klem van het onder de druk van de buigende leiding automatisch sluitende type is aangebracht.