Kabelgeleider BESCHRIJVING:
Gebied van de uitvinding
De uitvinding heeft betrekking op een kabelgeleider omvattende een kabelhouder, die om een kabel aangebracht kan worden, alsmede koppelmiddelen voor bevestiging van de kabelgeleider aan een voorwerp, en een lichaam waarmee de kabelhouder en de koppelmiddelen zijn verbonden. Bij een voorwerp kan gedacht worden aan een stang of buis die aan een gebouw bevestigd is. Het lichaam kan elke vorm hebben en zorgt ervoor dat de kabelhouder op afstand van de koppelmiddelen aanwezig zijn.
Stand van de techniek
Een dergelijke kabelgeleider is algemeen bekend. In zowel verticale als in horizontale kabelsystemen wordt gebruikt gemaakt van kabelgeleiders welke respectievelijk het beschermen van de kabel tegen slijtage ten gevolge van windbelasting en het voorkomen van doorhangen van de (staal)kabel als primair doel hebben.
Aangezien beide kabelsystemen gebruikt worden in combinatie met een ‘fall arrester’, bestaan de bekende kabelgeleiders in de meeste gevallen uit: een beugel met daarop een vast gelast buisje waar de kabel doorheen loopt, of een rubber beugel waar de kabel uitgetrokken dient te worden wanneer de ‘fall arrester’ de beugel moet passeren.
Samenvatting van de uitvinding
Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een kabelgeleider van de in de aanhef omschreven soort die eenvoudiger en goedkoper is dan de bekende kabelgeleider en waarbij de kabel sneller en gemakkelijker vast geklemd kan worden. Hiertoe is de kabelgeleider volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de kabelhouder een gebogen en op verscheidene plaatsen omgezette blad- of draadveer omvat met een cirkelvormig of buisvormig deel dat op een plaats is onderbroken en twee veerpoten die elk met een uiteinde aan een van de naar elkaar toe gerichte uiteinden van het cirkel- of buisvormige deel is bevestigd, welke veerpoten vanaf het cirkelvormige deel divergeren en aan het andere uiteinde haaks of nagenoeg haaks zijn omgezet, en dat het lichaam is voorzien van een opening waarin de omgezette uiteinden van de veerpoten aanwezig zijn, waarbij de omgezette delen achter een begrenzingsrand van de opening haken. Deze kabelgeleider is eenvoudig van opbouw doordat een eenvoudige veer (bij voorkeur een gebogen en omgezette bladveer) de kabel vastklemt en vasthoudt, welke veer op eenvoudige wijze vastgemaakt kan worden aan het lichaam.
Een uitvoeringsvorm van de kabelgeleider volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat een deel van het lichaam een afstandselement vormt dat tussen de veerpoten van de veer aanwezig is en is voorzien van een zijde die ter plaatse van de onderbreking in het cirkelvormige deel aanwezig is. Dit afstandselement zorgt ervoor dat de veer niet verschoven kan worden en de kabel op zijn plaats wordt gehouden.
Een verdere uitvoeringsvorm van de kabelgeleider volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat het lichaam is gevormd uit een vlakke plaat voorzien van een U-vormige snede, waarbij het deel van plaat aan de buitenzijde van de snede (haaks) is omgezet en het afstandselement vormt en het deel binnen de snede is voorzien van de opening. Door op deze wijze het lichaam uit te voeren, kan het lichaam goedkoop geproduceerd worden.
Nog een verdere uitvoeringsvorm van de kabelgeleider volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de kabelgeleider een borgelement omvat dat tussen de veerpoten aanwezig is. Dit borgelement voorkomt dat de veerpoten naar elkaar toe gebogen kunnen worden en de omgezette delen achter de begrenzingsrand van de opening vandaan kunnen geraken.
Beknopte omschrijving van de tekeningen
Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de kabelgeleider volgens de uitvinding. Hierbij toont:
Figuur 1 een uitvoeringsvorm van de kabelgeleider in perspectief;
Figuur 2 de in figuur 1 weergegeven kabelgeleider in zijaanzicht; en
Figuur 3 de in figuur 1 weergegeven kabelgeleider in vooraanzicht. Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen
In de figuren 1-3 is een uitvoeringsvorm van de kabelgeleider volgens de uitvinding weergegeven in respectievelijk perspectief, zijaanzicht en bovenaanzicht. De kabelgeleider is geschikt voor zowel een systeem waarbij de kabel zich horizontaal uitstrekt als voor een systeem waarbij de kabel zich verticaal uitstrekt. De kabelgeleider 1 heeft een kabelhouder 3, die om een kabel aangebracht kan worden, en koppelmiddelen 5 voor bevestiging van de kabelgeleider aan een voorwerp. Een lichaam 7 houdt de kabelhouder en de koppelmiddelen op afstand van elkaar, zodat de kabelhouder, tijdens gebruik, op afstand van het voorwerp aanwezig is.
De kabelhouder is gevormd uit een gebogen en op verscheidene plaatsen omgezette bladveer en heeft een buisvormig deel 9 met een cirkelvormige dwarsdoorsnede die op een plaats 11 is onderbroken. Aan de naar elkaar toegekeerde uiteinden ter plaatse van de onderbreking zijn twee veerpoten 13 bevestigd. De andere uiteinden 15 van de veerpoten zijn haaks omgezet. Het lichaam 7 is voorzien van een opening 17 waarin de omgezette uiteinden 15 van de veerpoten 13 aanwezig zijn en waarbij de omgezette delen achter een begrenzingsrand 19 van de opening haken. De veerpoten 13 divergeren vanaf het buisvormige deel 9.
Het lichaam 7 is gevormd door een haaks omgezette strip waarvan in een van de haaks ten opzichte van elkaar staande delen twee gaten aanwezig zijn waardoor van schroefdraad voorziene uiteinden van een U-vormige beugel 21 steken. De beugel maakt deel uit van de koppelmiddelen 5 voor bevestiging van de kabelgeleider aan een voorwerp. Op de van schroefdraad voorziene uiteinden zijn moeren 23 aanwezig waarmee de beugel vast tegen een voorwerp getrokken kan worden. In het andere van de haaks ten opzichte van elkaar aanwezige delen van de strip is een U-vormige snede aanwezig. Het deel van de strip aan de buitenzijde van de snede is haaks omgezet en vormt een afstandselement 25. Het deel 27 binnen de snede is voorzien van de opening 17. Het afstandselement 25 is tussen de veerpoten 13 van de veer aanwezig is en is voorzien van een zijde 29 die ter plaatse van de onderbreking 11 in het buisvormige deel 9 aanwezig is.
De kabelgeleider kan voorts voorzien zijn van een borgelement dat tussen de veerpoten aanwezig is en voorkomt dat de veerpoten naar elkaar toe gebogen kunnen worden en de omgezette delen achter de begrenzing srand van de opening vandaan kunnen geraken.
Het vastzetten van een kabel met behulp van de kabelgeleider volgens de uitvinding gaat als volgt. De bladveer (kabelhouder 3) wordt met de veerpoten op de kabel geplaatst waarbij de kabel tussen de veerpoten aanwezig is. Daarna wordt de bladveer op de kabel geschoven waarbij de veerpoten van elkaar af buigen en de onderbreking in het buisvormige deel van de bladveer open buigt totdat het buisvormige deel om de kabel klikt. Daarna worden de veerpoten naar elkaar toe gedrukt en met de omgezette uiteinden door de opening 17 gestoken. Bij het loslaten van de veerpoten haken de omgezette delen achter de begrenzingsranden 19 van de opening. De bladveer is opgesloten in de richting loodrecht op de kabel door de zijde 29 van het omgezette deel (afstandselement 29) van de strip (lichaam 7) en de omgebogen uiteinden 15 van de beide veerpoten. De bladveer kan eventueel nog geborgd worden door bijvoorbeeld een veer of een wig in de opening tussen beide veerpoten te drukken.
Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.