NL2019591B1 - Verstelbare ophanginrichting, in het bijzonder voor het ophangen van theater-, schouwburg- of evenementsgordijnen - Google Patents

Abstract

Een ophanginrichting 1 heeft een vergrendelelement 7 alsmede twee flexibele strippen 3, 5 die elk met een eerste uiteinde 3A, SA zijn bevestigd aan het vergrendelelement 7 en op een plaats 3B, SB op afstand van dit eerste uiteinde losneembaar zijn vergrendeld aan het vergrendelelement. Tussen elke flexibele strip 3, 5 en het vergrendelelement 7 is een lus 4, 6 gevormd waarvan de grootte instelbaar is. Bij het ophangen van een gordijn 9 worden twee gordijnogen 11 door de eerste lus 4 bij elkaar gehouden en wordt de tweede lus 6 aan een langs een gordijnrail 13 verplaatsbare loopwagen 15 bevestigd. De twee gordijnogen kunnen hierbij door de eerste lus strak tegen elkaar getrokken worden om een goede plooi te vormen en de lengte van de tweede lus kan ingesteld worden om het gordijn op de gewenste hoogte te brengen.

Description

Verstelbare ophanginrichting, in het bijzonder voor het ophangen van theater-, schouwburg- of evenementsgordijnen BESCHRIJVING:

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een verstelbare ophanginrichting, in het bijzonder voor het ophangen van theater-, schouwburg- of evenementsgordijnen omvattende een vergrendelelement, alsmede ten minst één flexibele strip die met een eerste uiteinde is bevestigd aan het vergrendelelement en op een plaats op afstand van dit eerste uiteinde is vergrendeld aan het vergrendelelement, waarbij de lengte van de ten minste ene flexibele strip tussen het eerste uiteinde en de plaats van vergrendeling instelbaar is en waarbij ten minste één lus met instelbare grootte is gevormd tussen de ten minste ene flexibele strip en het vergrendelelement.

Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een ophanginrichting waarbij de ophanglengte tussen een bevestigingsrail en een ophangoog in een gordijn ingesteld kan worden door middel van ten minste een verstelbare lus.

Gordijnen ten behoeve van theaters, schouwburgen en evenementen worden met zout geïmpregneerd om ze vlamdovend te maken. Hierdoor zijn de gordijnen hygroscopisch geworden en nemen vocht op, waardoor de hoogte varieert. Bij dergelijke toepassingen van gordijnen is het gewenst de gordijnen zo op te hangen dat plooien in de gordijnen aanwezig zijn.

Stand van de techniek

Een bekende ophanginrichting waarmee gordijnen zodanig opgehangen kunnen worden dat plooien in de gordijnen gevormd worden, is gevormd door een S-vormig ophangelement met twee haken, waarbij twee naburige in een gordijn aanwezige gordijnogen aan een van de haken worden ingehaakt en vervolgens deze haak wordt dicht geknepen alvorens het ophangelement met de andere haak aan een loopwagen (loopwagen) van een gordijnrail wordt gehangen. Het aanbrengen van deze bekende ophangelementen is arbeidsintensief en vergt veel arbeidskracht, vooral bij zwaardere ophangelementen die gebruikt worden voor zwaardere gordijnen.

Een ophanginrichting volgens de aanhef van conclusie 1 is bekend in de vorm van een tiewrap. Echter, indien bij het ophangen van een gordijn tevens plooien in het gordijn gevormd dienen te worden, is een tiewrap heel lastig aan te brengen.

Samenvatting van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een ophanginrichting van de in de aanhef ontschreven soort waarmee op eenvoudige wijze zonder veel kracht een gordijn opgehangen kan worden en daarbij tevens plooien gevormd worden in het gordijn. Hiertoe is de ophanginrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat een verdere lus met instelbare grootte is gevormd tussen de ten minste ene flexibele strip en het vergrendelelement. Bij het ophangen van een gordijn kunnen twee gordijnogen door een van lussen bij elkaar gehouden worden en kan de andere lus aan een loopwagen van een gordijnrail bevestigd worden. De twee gordijnogen kunnen hierbij door de eerste lus strak tegen elkaar getrokken worden om een goede plooi te vormen en de lengte van de tweede lus kan ingesteld worden om het gordijn op de gewenste hoogte te brengen.

Een uitvoeringsvorm van de ophanginrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de ophanginrichting voorts een verdere flexibele strip omvat die met een eerste uiteinde is bevestigd aan het vergrendelelement en op een plaats op afstand van dit eerste uiteinde losneembaar is vergrendeld aan het vergrendelelement, waarbij de lengte van de beide flexibele strippen tussen het eerste uiteinde en de plaats van vergrendeling instelbaar is en tussen elke flexibele strip en het vergrendelelement een lus van de genoemde lussen is gevormd. Hierbij zijn de lussen volledig onafhankelijk van elkaar in te stellen.

Een andere uitvoeringsvorm van de ophanginrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de flexibele strip tussen het eerste uiteinde en de plaats van vergrendeling, door een in het vergrendelelement aanwezig doorgaande opening gaat, waarbij tussen het eerste uiteinde en de doorgaande opening de flexibele strip een eerste lus van de genoemde lussen vormt en tussen de doorgaande opening en de plaats van vergrendeling de flexibele strip een tweede lus van de genoemde lussen vormt. Voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat deze slechts één flexibele strip omvat waardoor deze goedkoper is te produceren. Voorts is er slechts één vergrendeling aanwezig waardoor de ophanginrichting snel en eenvoudig is aan te brengen.

De doorgaande opening heeft bij voorkeur een gebogen vorm waardoor de flexibele strip in de opening elastisch is gebogen en door de elastische terugveerkracht tegen de wand van de opening wordt gedrukt om wrijvingsweerstand tegen verschuiven uit de opening te creëren. De gebogen vorm en de flexibiliteit van de strap is zo gekozen dat de veroorzaakte wrijving tussen beiden voldoende is om de gordijnogen bij elkaar te houden.

Om een gewenste weerstand te kunnen realiseren bij een relatief gemakkelijk buigbare flexibele strip is de radius van de gebogen opening bij voorkeur tussen de 10 en 50 mm.

Bij voorkeur zijn de radius van de gebogen opening en de buigstijfheid van de flexibele strip zodanig zijn dat bij trekken van de strip door de opening de strip een wrijvingskracht tussen 10 tot 100 N ondervindt.

Een verdere uitvoeringsvorm van de ophanginrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de ten minste ene flexibele strip is voorzien van een aantal in lengterichting van de strip achter elkaar aanwezige zaagtand vormige uitsteeksels, en het vergrendelelement is voorzien van ten minste één oog waar doorheen de ten minste ene flexibele strip is gestoken, alsmede van ten minste één grendelnok die met het oog is verbonden en achter één van de uitsteeksels haakt, en een met de grendelnok verbonden vrijgave-element dat de grendelnok los van het uitsteeksel kan maken. Hierdoor is de ophanginrichting eenvoudig los te maken en kan deze vaker dan één keer gebruikt worden.

Bij voorkeur omvat het vrijgave-element een flexibele arm die met een eerste uiteinde is bevestigd aan het oog en aan het andere, tweede uiteinde is voorzien van de grendelnok en van een vrijgavelip.

Voorts strekt de vrijgavelip zich bij voorkeur vanaf het tweede uiteinde van de flexibele arm in dezelfde richting als de arm tot voorbij het eerste uiteinde uit.

Beknopte omschrijving van de tekeningen

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van de ophanginrichting volgens de uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 een aan een gordijnrail opgehangen gordijn met behulp van een eerste uitvoeringsvorm van de ophanginrichting volgens de uitvinding;

Figuur 2 de in figuur 1 weergegeven gordijnophanging in doorsnede;

Figuur 3 een aan een gordijnrail opgehangen gordijn met behulp van een tweede uitvoeringsvorm van de ophanginrichting volgens de uitvinding; en

Figuur 4 de in figuur 3 weergegeven gordijnophanging in doorsnede.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen

In de figuren 1 en 2 is een eerste uitvoeringsvorm van de ophanginrichting volgens de uitvinding tijdens gebruik weergegeven in perspectief respectievelijk in doorsnede. De ophanginrichting 1 heeft twee flexibele strippen 3, 5 die met een eerste uiteinde 3A, 5A zijn bevestigd aan een vergrendeldement 7 en op een plaats 3B, 5B op afstand van het eerste uiteinde losneembaar zijn vergrendeld aan het vergrendelelement. De onderste strip 3 vormt een eerste lus 4 die twee gordijnogen 11 van een gordijn 9 strak bij elkaar houdt, en de bovenste strip 5 vormt een tweede lus 6 die verbonden is met aan een over een gordijnrail 13 verrijdbare loopwagen 15.

De strippen 3, 5 zijn aan het eerste uiteinde voorzien van een wigvormige verdikking 17, 19 die in, in het vergrendelelement 7 aanwezige openingen 21, 23 zijn geklemd. De flexibele strippen zijn met de andere uiteinden 3C, 5C door in het vergrendelelement 7 aanwezige ogen 25 en 27 gestoken. Over een groot deel van de lengte zijn de flexibele strippen voorzien van een aantal in lengterichting van de strippen achter elkaar aanwezige zaagtandvormige uitsteeksels 29, 31 waarvan er één achter een aan het oog bevestigde grendelnok 33, 35 haakt. Deze grendelnok bevindt zich aan een vrij, eerste uiteinde 37A van een flexibele arm 37 die met het andere, tweede uiteinde 37B aan het oog is bevestigd. Aan het vrije uiteinde van de arm is voorts een vrijgavelip 39 bevestigd die zich in dezelfde richting als de arm uitstrekt en zich tot voorbij het eerste uiteinde 37A uitstrekt. Door op het vrije uiteinde 39A van de vrijgavelip te drukken buigt de flexibele arm 37 waarbij de grendelnok 33, 35 los van het uitsteeksel komt. Beide vergrendelingen van de flexibele strippen zijn vormgesloten vergrendelingen die ontgrendelbaar zijn.

In de figuren 3 en 4 is een tweede uitvoeringsvorm van de ophanginrichting volgens de uitvinding tijdens gebruik weergegeven ook weer in perspectief respectievelijk in doorsnede. Deze ophanginrichting 101 heeft slechts één flexibele strip 103 die met een eerste uiteinde 103A is bevestigd aan een vergrendelelement 107 en op een plaats 103B op afstand van dit eerste uiteinde losneembaar is vergrendeld aan het vergrendelelement. De flexibele strip 103 gaat door een in het vergrendelelement aanwezige doorgaande opening 117 waarbij de flexibele strip 103 tussen deze opening en het eerste uiteinde 103A een eerste lus 104 vormt en tussen de opening en de plaats 103B een tweede lus 106 vormt.

De doorgaande opening 117 heeft een gebogen vorm zodat de flexibele strip 103 gebogen wordt ter plaatse van deze opening en zo meer wrijvingsweerstand ondervindt indien deze door de opening getrokken wordt. Deze wrijving zorgt voor een zekere vergrendeling van de strip aan het vergrendelelement 107. De vergrendeling van onderste lus wordt hierbij niet belast door het gewicht van het gordijn zodat deze vergrendeling licht kan worden uitgevoerd. De enige functie van deze vergrendeling is het bij elkaar houden van twee gordijnogen. Door deze wrijvingsvergrendeling van de strip hoeft de flexibele strip op die plaats 103B niet voorzien te zijn van zaagtandvormige uitsteeksels zodat de strip minder snel inscheurt. De slipkracht van deze wrijvingsvergrendeling ligt tussen 10 en 100 N bij een geforceerde buiging van de strip om een radius tussen 10 en 50 mm.

De vergrendeling nabij het andere uiteinde 103C van de flexibele strip is weer een vormgesloten vergrendeling analoog aan die van de eerste uitvoeringsvorm. De slipkracht van deze vormgesloten vergrendeling is groter dan 200 N.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader. Zo kan het vergrendelelement ook zodanig uitgevoerd worden dat de beide lussen haaks op elkaar staan, zodanig dat de bovenste lus om een buis kan worden aangebracht voor toepassing bij buisophangsystemen in plaats van loopwagensystemen. Ook kan de ophanginrichting bij andere ophangingen dan ophanging van een gordijn aan een gordijnrail toegepast worden.

Claims (9)

1. Verstelbare ophanginrichting, in het bijzonder voor het ophangen van theater- of evenementsgordijnen, Ophanginrichtingom vattende een vergrendelelement (7; 107), alsmede ten minst één flexibele strip (3; 103) die met een eerste uiteinde (3A; 103A) is bevestigd aan het vergrendelelement en op een plaats (3B; 103B) op afstand van dit eerste uiteinde is vergrendeld aan het vergrendelelement, waarbij de lengte van de ten minste ene flexibele strip (3) tussen het eerste uiteinde (3A) en de plaats (3B) van vergrendeling instelbaar is en waarbij ten minste één lus (4; 104) met instelbare grootte is gevormd tussen de ten minste ene flexibele strip (3) en het vergrendelelement (7), met het kenmerk, dat een verdere lus (6; 106) met instelbare grootte is gevormd tussen de ten minste ene flexibele strip (3; 103) en het vergrendelelement (7; 107).

2. Ophanginrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ophanginrichting voorts een verdere flexibele strip (5) omvat die met een eerste uiteinde (5A) is bevestigd aan het vergrendelelement (7) en op een plaats (5B) op afstand van dit eerste uiteinde losneembaar is vergrendeld aan het vergrendelelement, waarbij de lengte van de beide flexibele strippen (3, 5) tussen het eerste uiteinde (3A, 5A) en de plaats (3B, 5B) van vergrendeling instelbaar is en tussen elke flexibele strip (3, 5) en het vergrendelelement (7) een lus van de genoemde lussen (4, 6) is gevormd.

3. Ophanginrichting (101) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de flexibele strip (103) tussen het eerste uiteinde (103A) en de plaats (103B) van vergrendeling, door een in het vergrendelelement (107) aanwezig doorgaande opening (117) gaat, waarbij tussen het eerste uiteinde (103A) en de doorgaande opening (117) de flexibele strip (103) een eerste lus (104) van de genoemde lussen vormt en tussen de doorgaande opening (117) en de plaats (103B) van vergrendeling de flexibele strip een tweede lus (106) van de genoemde lussen vormt.

4. Ophanginrichting (101) volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de doorgaande opening (117) een gebogen vorm heeft en de flexibele strip (103) in de opening elastisch gebogen is en door de elastische terugveerkracht tegen de wand van de opening gedrukt wordt.

5. Ophanginrichting (101) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de radius van de gebogen opening (117) ligt tussen de 10 en 50 mm.

6. Ophanginrichting (101) volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de radius van de gebogen opening (117) en de buigstijfheid van de flexibele strip (103) zodanig zijn dat bij trekken van de strip door de opening de strip een wrijvingskracht tussen 10 tot 100N ondervindt.

7. Ophanginrichting (1; 101) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene flexibele strip (3, 5; 103) is voorzien van een aantal in lengterichting van de strip achter elkaar aanwezige zaagtandvormige uitsteeksels (29, 31), en het vergrendelelement (7; 107) is voorzien van ten minste één oog (25, 27) waar doorheen de ten minste ene flexibele strip is gestoken, alsmede van ten minste één grendelnok (33, 35) die met het oog is verbonden en achter één van de uitsteeksels haakt, en een met de grendelnok verbonden vrijgave-element dat de grendelnok los van het uitsteeksel kan maken.

8. Ophanginrichting (1; 101) volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het vrijgave-element een flexibele arm (37) omvat die met een eerste uiteinde (37A) is bevestigd aan het oog (27) en aan het andere, tweede uiteinde (37B) is voorzien van de grendelnok (33, 35) en van een vrijgavelip (39).

9. Ophanginrichting (1; 101) volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de vrijgavelip (39) zich vanaf het tweede uiteinde (37B) van de flexibele arm (37) in dezelfde richting als de arm uitstrekt, en dat de vrijgavelip (39) zich tot voorbij het eerste uiteinde (37A) uitstrekt.