NL9300352A

NL9300352A - Nokschijf voor een roterende dobby.

Info

Publication number: NL9300352A
Application number: NL9300352A
Authority: NL
Original assignee: Nuovo Pignone Spa
Priority date: 1992-02-25
Filing date: 1993-02-25
Publication date: 1993-09-16
Also published as: IT1254219B; DE4305410C2; ES2097073A1; FR2688850B1; GB2264509B; DE4305410A1; BE1008037A3; FR2688850A1; JPH07252739A; GB2264509A; CZ26093A3; ITMI920409A0; ES2097073B1; RU2068039C1; GB9303645D0; CN1080370A; BR9300665A; ITMI920409A1; US5335564A

Description

Korte aanduiding: Nokschijf voor een roterende dobby.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een nieuwe nokschijf voor een roterende dobby, die, door het voorkomen van enige vorm van vastlopen van de dobby-organen ten gevolge van ongebruikelijke situaties die volgen uit foutieve montage of onvolledige spie-ontkoppeling of spie-koppelinghandelingen, of uit het onvoorzien optreden van slepen van de schijf ten gevolg van de aanwezigheid van vreemde lichamen die tussen naburige schijven zijn gekomen, een volledige beveiliging van de dobby waarborgt tegen elk breukrisico, zelfs in het geval dat één van deze uitzonderlijke situaties optreedt, en het verder mogelijk maakt dat dezelfde dobby eenvoudiger en met grotere nauwkeurigheid wordt samengesteld, met daaruitvolgende besparingen in vervaardigingskosten.

Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een verbetering van de excenterschijf die is beschreven in de op 3 februari 1993 gepubliceerde Europese octrooiaanvrage 0 525 862 van aanvraagster.

Zoals bekend uit deze oudere octrooiaanvrage is elke hoofdverbindingsstang van de roterende dobby met zijn vrij-lopende kop bevestigd op de aandrijfas met intermitterende beweging, die de dobby roterend aandrijft, door middel van een nokschijf, die, doordat deze tussen de as en de kop van de hoofdverbindingstang is geplaatst, in zijn stand wordt vastgezet door de werking van de duwtand van een hulpsto-ter, die, doordat deze roteerbaar aan het vaste lichaam van de roterende dobby is bevestigd, samenwerkt met één van twee radiale, tegenover elkaar gelegen uitsparingen die zijn aangebracht op de omtrek van de nokschijf, of tot een geheel met de as wordt verbonden door twee zwenkbare, tegenover elkaar gelegen spiehefbomen, die scharnierbaar zijn aangebracht op de schijf en aan een van hun einden met elkaar samenwerken, waarbij een spie aanwezig is, die door twee veren in één van twee, eveneens radiale, tegenover elkaar gelegen in de aandrijfas aangebrachte groeven wordt gedwongen, waarbij de ontkoppeling van deze spie uit de betreffende groef wordt bewerkstelligd dankzij de samenwerking van de duwtand van een aandrijfstoter, die eveneens roteerbaar is bevestigd aan het vaste lichaam van de roterende dobby, met een van de vrije einden van de spiehefbomen.

Anderzijds worden, aangezien de noodzaak voor het in zijn stand vastzetten van de nokschijf, en dientengevolge van de betreffende hoofdbevestigingsstang, slechts tegelijkertijd optreedt met de bovengenoemde spie-ontkoppeling, de rotatiebewegingen van de hulp- en aandrijfstoters altijd gelijktijdig bewerkstelligd door één enkel nokschijfsysteem.

Een dergelijke uit de stand van de techniek bekende constructie biedt aanzienlijke voordelen, maar is helaas niet volledig vrij van het risico onder zeer bijzondere omstandigheden zijn eigen organen te beschadigen.

In feite zou, indien de nokschijf tengevolge van een montagefout niet zodanig is aangebracht dat één van beide vastzetuitsparingen daarvan correspondeert met de tand van de hulpvastzetstoter, zodat deze daarmee kan saménwerken, en dientengevolge de tand van de aandrijf stoter zich niet in een zodanige positie bevindt, dat deze in staat is samen te werken met het vrije einde van één van beide spiekoppel-hefbomen, een daaropvolgende beweging van beide stotertan-den naar de nokschijf toe, bij het roteren van deze schijf, leiden tot een botsing tussen de mechanische delen met daaruit volgende breuken.

Anderzijds zou een mogelijke onvolledige werking van de spie-ontkoppeling, die wordt verkregen door het naar de nokschijf bewegen van de tanden van beide stoters naar de schijf om de schijf in zijn stand vast te zetten, waarbij de spie nog steeds gedeeltelijk binnen de groef wordt gelaten, die is aangebracht langs de aandrijfas, deze nokschijf aan het draaien houden en zou de nokschijf, door te botsen met de stoters in de omlaaggebrachte stand dezelfde problemen veroorzaken als hierboven is genoemd.

Op dezelfde wijze zou een om, diverse redenen per ongeluk optredend slepen van de nokschijf, zoals vreemde lichamen die tussen naburige schijven komen, door het veroorzaken van een hoekverschil in de uitlijning tussen de tand van de hulpstoter en de betreffende vastzetuitsparing en dientengevolge tussen de tand van de aandrijfstoter en het einde van de betreffende spiehefboom, onvermijdbaar fatale vastloopeffecten veroorzaken tussen de bovengenoemde mechanische organen.

Samenvattend kan de aanwezigheid op de omtreksrand van de nokschijf van twee radiale vastzetuitsparingen, die noodzakelijkerwijs moeten zijn aangebracht in bijbehorende uitsteeksels op dezelfde schijf, die min of meer vertikale wanden hebben, in bepaalde ongebruikelijke situaties leiden tot het gevolg dat fatale vastloopeffecten optreden tussen de hulpstoter en de aandrijf stoter en de wanden van de vastzetuitsparingen.

Het doel van de onderhavige uitvinding is de bovengenoemde nadelen op te heffen en daarom een nokschijf voor een roterende dobby te verschaffen, die altijd een perfecte werking waarborgt zonder dat enige vastloopeffecten optreden tussen de dobby-organen, onafhankelijk van elke ongebruikelijke omstandigheid die mogelijk kan optreden.

Het bovengenoemde doel wordt in hoofdzaak bereikt door de door de bovengenoemde vastzetuitsparingen vertoonde oneffenheden, die vastloopeffecten kunnen laten optreden, te vervangen door een plaat, bij voorkeur een ringvormige plaat, met een naar boven stekende beschermende buitenrand, die, doordat deze deel uitmaakt van de nokschijf, binnen zijn naar boven stekende rand beide spiekoppelhefbomen steunt en beschermt, en doordat deze verder is voorzien van twee radiale, tegenover elkaar gelegen uitsparingen, die nauwkeurig tegenover de vrije einden van de spiehefbomen zijn aangebracht, waarbij elk van de spiehefbomen samenwerkt met de duwtand van zowel de hulpstoter als van de aandrijf stoter, die voor dat doel op elkaar gelegen zijn aangebracht en in dezelfde richting werken.

In feite kunnen op deze wijze geen vastloopeffecten van de organen meer optreden, omdat, onder normale omstandigheden, de beweging naar de schijf van de duwtanden van de hulpstoter en van de drijf stoter nu zal worden voorkomen door de naar boven stekende beschermingsrand van de plaat, die de tanden zal dwingen, onder druk, langs het uitwendige oppervlak van de rand te schuiven zonder in conflict te komen met de beweegbare dobby-organen die binnen de naar boven stekende rand geplaatst, waarmee zij slechts zullen kunnen samenwerken indien zij corresponderen met radiale, tegenover elkaar gelegen groeven van de plaat, dat wil zeggen, in hun juiste werkzame hoekstanden.

In dit opzicht is het dan duidelijk dat, om het de aandrijfstoter mogelijk te maken zonder breuk dat deel van de beweging te absorberen, dat, doordat het door het aandrijf nokschijf systeem wordt opgelegd, wordt voorkomen door de bovengenoemde beschermende rand van de plaat, de tand van de aandrijf stoter moet worden aangedrukt door een voorbelaste veer, dat wil zeggen, de bovengenoemde tand is roteerbaar gemaakt op dezelfde as als de aandrijfstoter en wordt door een voorbelaste veer aangedrukt tegen de schouder, die één geheel vormt met de aandrijfstoter en beweegbaar is ten opzichte van de hulpstoter.

Samenvattend wordt de nokschijf voor een roterende dobby, die, doordat deze is geplaatst tussen de aandrijfas met een intermitterende beweging, die de dobby roterend aandrijft, en de kop van één van de hoofdverbindingsstangen die vrij draaibaar op de as is aangebracht, in zijn stand wordt vastgezet door de werking van de duwtand van een hulpstoter, die, doordat deze roteerbaar aan het vaste lichaam van de roterende dobby is bevestigd en door een voorbelaste veer wordt aangedrukt tegen een schouder, die één geheel vormt met de aandrijfstoter, samenwerkt met één van twee radiale, tegenover elkaar gelegen uitsparingen, die zijn aangebracht op de omtrek van de nokschijf, of tot een geheel met de as wordt verbonden door twee zwenkbare, tegenover elkaar gelegen spièhefbomen, die scharnierbaar zijn aangebracht op de nokschijf en aan een van hun einden met elkaar samenwerken, waarbij een spie aanwezig is, die door twee veren in één van twee, eveneens radiale, tegenover elkaar gelegen groeven, die langs de aandrijfas zijn aangebracht, wordt gedwongen, waarbij de ontkoppeling van de spie uit de betreffende groef wordt bewerkstelligd door de samenwerking van de duwtand van de aandrijfstoter, die eveneens roteerbaar is bevestigd op dezelfde as als de hulpstoter en door een veer tegen een vaste schouder.wordt aangedrukt, met een van de vrije einden van de spiehefbomen, volgens de onderhavige uitvinding gekenmerkt, doordat de nokschijf een plaat omvat, die is voorzien van een naar boven stekende beschermende buitenrand, die binnen zijn naar boven stekende rand beide spiekoppelhefbomen steunt en beschermt, en verder aan zijn omtreksrand, nauwkeurig tegenover de vrije uiteinden van de spiehef bomen is voorzien van twee radiale, tegenover elkaar gelegen uitsparingen, die elk samenwerken .net zowel de duwtand van de hulpstoter als de duwtand van de aandrijf stoter, die voor dat doel op elkaar gelegen zijn aangebracht en in dezelfde richting werken, waarbij de duwtand van de aandrijfstoter scharnierbaar is bevestigd met de mogelijkheid om te roteren ten opzichte van de aandrijf stoter om dezelfde as als de hulpstoter en door een voorbelaste veer tegen de schouder die een geheel vormt met de aandrijfstoter wordt aangedrukt.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding heeft de plaat met de naar boven stekende beschermingsrand de vorm van een ring die concentrisch is met de nokschijf.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening, die, bij wijze van voorbeeld en op niet beperkende wijze, een voorkeursuitvoeringsvorm van een nokschijf volgens de uitvinding weergeeft.

In de tekening toont:

Fig. 1 een gedeeltelijk aanzicht in perspectief van een roterende dobby, die gebruik maakt van een nokschijf volgens de uitvinding;

Fig. 2 een zijaanzicht, op een andere schaal, van een deel van de roterende dobby in figuur l;

Fig. 3 een aanzicht overeenkomstig figuur 2, in een andere werkingsstap van de roterende dobby;

Fig. 4 een aanzicht overeenkomstig figuur 2, in een werkingsstap van de roterende dobby tijdens een ongebruikelijke situatie.

In de figuren is met 1 één van de hoofdverbindings-stangen van de roterende dobby aangeduid, waarvan de voet 2 scharnierbaar is bevestigd aan een bijbehorende hoofdhefboom 3 en waarvan de kop 4 door tussenplaatsing van een nokschijf 5, vrij draaibbar is bevestigd op de dobby-aan-drijfas 6, die met een intermitterende beweging wordt aangedreven, meer in het bijzonder met een roterende beweging die tijdelijk stopt na elke rotatie over 180°. De nokschijf 5 vormt één geheel met een plaat 7 die in hoofdzaak ringvormig is en die is voorzien van een naar boven stekende buitenrand 8, die dient als beschermingsrand voor beide spiehefbomen 9 en 10, die scharnierbaar en tegenover elkaar gelegen aan de plaat 7 zijn bevestigd, en die met elkaar samenwerken aan een van hun einden, waar een spie ll is aangebracht. De spie 11 wordt door veren 12 in één van twee radiale, tegenover elkaar gelegen groeven 13 en 14 gedrukt, die langs de aandrijfas 6 zijn aangebracht.

Tegenover de vrije einden 9' resp. 10', van beide spiehefbomen 9 en 10, is de plaat 7 verder aan zijn om-treksrand voorzien van twee radiale, tegenover elkaar gelegen uitsparingen 15 en 16, die elk geschikt zijn om samen te werken met op elkaar aangebrachte en in dezelfde richting werkende duwtanden 17 en 18 van een hulpstoter 19 resp. een aandrijfstoter 20, die, doordat ze scharnierbaar zijn bevestigd op dezelfde as 21, die evenwijdig loopt aan de aandrijfas 6, op een bekende wijze worden bediend door stootstangen 22 en 23, die worden aangedreven door niet in de figuren weergegeven nokaandrijfmiddelen.

Verder wordt, aangezien de stoters 19 en 20 over verschillende afstanden heen en weer bewegen, omdat de hulpstoter 19 alleen zijn tand 17 in de uitsparing 15 of 16 moet schuiven, en de aandrijf stoter 20 in staat moet zijn zijn beweging door de uitsparing voort te zetten om met zijn tand 18 het vrije einde 9' van de spiehefboom 9 te kunnen bedienen en dientengevolge de spie 11 uit de groef 13 te kunnen zwenken, zoals is weergegeven in figuur 3, de hulpstoter 19 naar een schouder 24 gedrukt, die één geheel vormt met de aandrijf stoter 20, door een voorbelaste veer 25 die tussen beide stoters is aangebracht, terwijl de aandrijf stoter 20 door de veer 26 tegen de stationare schouder 27 wordt aangedrukt om de duwtanden 17 en 18 buiten de buitenrand 8 te houden, zoals is weergegeven in figuur 2.

Om het de aandrijf stoter 20 mogelijk te maken over zijn gehele slag te bewegen die door de nokaandrijfmiddelen wordt opgelegd wanneer, tijdens één of andere ongebruikelijke situatie zijn tand 18, die niet langer tegenover een van de uitsparingen 15 of 16 ligt, samen met de tand 17 van de hulpstoter 19 tegen het buitenoppervlak van de rand 8 komt te liggen zoals is weergegeven in figuur 4, vormt de tand 18 anderzijds één geheel met een arm 28, die, doordat deze scharnierbaar is bevestigd aan de as 21, tegen de schouder 24 wordt aangedrukt door een drukveer 29 die werkt tussen de arm 28 en de aandrijf stoter 20. Op deze wijze wordt de langere slag van de aandrijf stoter 20 in feite mogelijk gemaakt door de sterkere samendrukking van de veer 29 (zie wederom figuur 4).

Claims

1. Nokschijf voor een roterende dobby, die, doordat deze is geplaatst tussen de aandrijfas met een intermitterende beweging, die de dobby roterend aandrijft, en de kop van één van de hoofdverbindingsstangen die vrij draaibaar op de as is aangebracht, in zijn stand wordt vastgezet door de werking van de duwtand van een hulpstoter, die, doordat deze roteerbaar aan het vaste lichaam van de roterende dobby is bevestigd en door een voorbelaste veer wordt aangedrukt tegen een schouder, die één geheel vormt met de aandrijfstoter, samenwerkt met één van twee radiale, tegenover elkaar gelegen uitsparingen, die zijn aangebracht op de omtrek van de nokschijf, of tot een geheel met de as wordt verbonden door twee zwenkbare, tegenover elkaar gelegen spiehefbomen, die scharnierbaar zijn aangebracht op de nokschijf en aan een van hun einden met elkaar samenwerken, waarbij een spie aanwezig is, die door twee veren in één van twee, eveneens radiale, tegenover elkaar gelegen groeven, die langs de aandrijfas zijn aangebracht, wordt gedrukt, waarbij de ontkoppeling van de spie uit de betreffende groef wordt bewerkstelligd door de samenwerking van de duwtand van de aandrijfstoter, die eveneens roteerbaar is bevestigd op dezelfde as als de hulpstoter en door een veer tegen een vaste schouder wordt aangedrukt, met een van de vrije einden van de spiehef bomen, met het kenmerk, dat de nokschijf een plaat (7) omvat, die is voorzien van een naar boven stekende beschermende buitenrand (8), die binnen zijn naar boven stekende rand beide spiekoppelhefbomen (9, 10) steunt en beschermt, en verder aan zijn omtreksrand, nauwkeurig tegenover de vrije uiteinden van de spiehefbomen is voorzien van twee radiale, tegenover elkaar gelegen uitsparingen (15, 16), die elk samenwerken met zowel de duwtand (17) van de hulpstoter (19) als de duwtand (18) van de aandrijfstoter (20), die voor dat doel op elkaar gelegen zijn aangebracht en in dezelfde richting werken, waarbij de duwtand van de aandrijfstoter scharnierbaar is bevestigd met de mogelijkheid om te roteren ten opzichte van de aandrijfstoter om dezelfde as (21) als de hulpstoter en door een voorbelaste veer (29) tegen de schouder die een geheel vormt met de aandrijfstoter wordt aangedrukt.

2. Excenterschijf voor een roterende dobby volgens con clusie 1, met het kenmerk, dat de plaat (7) met de naar boven stekende beschermende rand de vorm heeft van een ring die concentrisch is met de nokschijf (5).