NL9201475A - Transportbandsamenstel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Transportbandsamenstel

De uitvinding heeft betrekking op een transportbandsamenstelmet een eindloze, over een eerste en een tweede, zich dwars op detransportrichting uitstrekkende ondersteuningen geleide,transportband, samenwerkend met een stroomopwaarts gelegenaandrijfinrichting.

Dergelijke transportbandsamenstellen zijn in de meestverschillende variëteiten en uitvoeringsvormen op zich bekend;veelal worden daarbij de ondersteuningen gevormd door eencylindrische aandrijfrol en een cylindrische omkeerrolsamenwerkend met een bandspaninrichting.

Alle bekende inrichtingen hebben het bezwaar dat de transport¬band slechts zuiver in het spoor blijft lopen wanneer incombinatie wordt voldaan aan alle volgende eisen: - Zowel de rollen als de transportband zijn zuiver cylindrischen de rollen staan zuiver parallel.

- De wrijvingscoefficient tussen band en roloppervlak isoveral exact gelijk.

- Er worden op de transportband geen dwarskrachtenuitgeoefend, en - Er worden loodrecht op de transportband geen a-symmetrischekrachten uitgeoefend.

Het zal duidelijk zijn dat in de praktijk nimmer aan dezecombinatie van voorwaarden wordt voldaan zodat in de praktijksteeds stuurinrichtingen nodig zijn om de band bij te sturen. Dezestuurinrichtingen vormen een aanzienlijke complicatie van hettransportbandsamenstel.

=i

De uitvinding beoogt dit bezwaar te ondervangen en eentransportbandsamenstel te verschaffen waarbij met zeer eenvoudigebandgeleidemiddelen de band zuiver in het spoor blijft lopen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door eenstroomafwaarts gelegen inrichting voor het op het eerste part vande band uitoefenen van een afremkoppelr zodanig dat in dit parttussen de afreminrichting en de aandrijfinrichting eentrekspanning optreedt, en de bandlengte zodanig is gekozen dat hettweede part der band, dat zich tussen de aandrijf inrichting en deafreminrichting bevindt spanningloos is in combinatie metstroomopwaarts van de inrichting voor het uitoefenen van hetafremkoppel aangebrachte bandgeleidemiddelen.

Verrassenderwijs is gebleken dat met deze, zeer eenvoudigemiddelen een exact in het spoor lopen van de band wordtgerealiseerd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de band geleid over debuitenomtrek van een eerste, stroomafwaarts gelegen geleiderol ende buitenomtrek van een tweede, stroomopwaarts gelegen geleiderol,waarbij elk van deze geleiderollen onder druk samenwerken met eenstroomafwaartse eerste aandrukrol respectievelijk een tweedestroomopwaartse aandrukrol, en de band is geleid tussen de respec¬tievelijke geleiderollen en aandrukrollen.

De band kan aan het stroomopwaartse einde zijn geleid over eenbeweegbare ondersteuning waarbij de stroomopwaartse geleiderol metde daarmee samenwerkende aandrukrol zich bevinden in de ruimtetussen deze ondersteuning en de stroomafwaartse geleiderol.

Een dergelijke opstelling wordt mogelijk doordat het spanning-loze part van de band een aanzienlijke lengte kan hebben waardooreen "uitzetbeweging" van de stroomopwaartse ondersteuning mogelijkwordt. Dit biedt interessante mogelijkheden voor hetintermitterend overbrengen van zich op de band bevindendevoorwerpen op een tweede transportband op afstand gelegen of eenvaste ondersteuning.

Uitvoeringsvormen van de inrichting voor het uitoefenen vanhet remmendkoppel zijn beschreven in de conclusies 4 tot en met 6,terwijl een uitvoeringsvorm der positioneringsmiddelen isbeschreven in conclusie 7.

Gewoonlijk zal het eerste bandpart liggen boven het tweede,spanningloze bandpart. Echter is ook de omgekeerde situatie mogelijk, dus een situatie waarin het tweede, spanningloze,bandpart boven het eerste bandpart ligt en daarbij bijvoorbeelddoor steunrollen wordt ondersteund. Dit biedt de mogelijkheid omvia dit bandpart voorwerpen van een lager niveau naar een hogerniveau te transporteren danwel voorwerpen door een behandelings-inrichting te transporteren.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekeningdaarin is:

Figuur 1 een zijaanzicht van een transportbandsamenstelvolgens de uitvinding aan de hand waarvan het principe der uit¬vinding wordt toegelicht.

Figuur 2 is een bovenaanzicht van deze uitvoeringsvorm.

Figuur 3 toont een voorbeeld van een uitvoeringsvorm voor hetslippend afremmen van de niet aangedreven geleiderol.

De figuren 4 en 5 tonen respectievelijk in bovenaanzicht en inzijaanzicht een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting voor hetslippend afremmen van de niet aangedreven bandgeleiderol.

Figuur 6a en 6b tonen uitvoeringsvormen waarbij de stroomop-waartse ondersteuning in de bandbewegingsrichting 16 verplaatsbaaris.

Figuur 7 toont een uitvoeringsvorm waarbij het spanninglozetweede bandpart ligt boven het eerste bandpart en door steunrollenwordt ondersteund.

Figuur 8 toont een uitvoeringsvorm waarbij eveneens hettweede, spanningloze, bandpart ligt boven het eerste bandpart enwordt gebruikt om voorwerpen door een behandelingsinrichting tetransporteren.

In de figuren 1 en 2 is met het verwijzingscijfer 2 aangegeveneen transportband met het, onder spanning staande, bovenstebandpart 2a en het slap hangende onderste bandpart 2b; deze bandwordt aangedreven in de richting van de pijl 4. Dit aandrijvengeschiedt door middel van de aandrijf rol 6 met de as 8 waarop isaangebracht een aandrijfkettingwiel 10 dat samenwerkt met eenverder niet getekende geschikte aandrijving in combinatie met; eenaandrukrol 12 met as 14 door middel van veren 16 tegen deaandrijfrol 6 wordt aangedrukt gehouden. Het geheel is opgenomenin een schematisch getekend frame 18.

De figuur toont een uitvoeringsvorm waarin de rol 12 via hettandwielstelsel 13 vanuit de aandrijfrol 6 wordt aangedreven; derol 12 kan echter ook vrijdraaiend zijn uitgevoerd.

Stroomafwaarts is er een tweede, niet aangedreven, geleiderol20 die vrij kan roteren rond de as 22 en die samenwerkt met detweede aandrukrol 24 welke door middel van de veren 26 tegen derol 20 wordt gedrukt gehouden. De band 2 is tussen de rollen 6 en12 enerzijds en de rollen 20 en 24 anderzijds geleid.

In de bewegingsrichting van de band zijn er, kort voor detweede aandrukrol 24, aan weerskanten van de band tweegeleidedennen 28 aangebracht.

Teneinde te verzekeren dat het bovenste banddeel 2a steedsstrak staat, dus onder spanning staat, moet de geleiderol 20slippend worden afgeremd wat wordt gerealiseerd door een met de as22 van deze rol 20 gekoppelde, in figuur 2 schematisch aangegevenslippende afreminrichting 30.

Verrassenderwijs is gebleken dat met de bovenomschrevensimpele maatregelen, waarbij essentieel dat in het onderstebanddeel 2b geen spanning optreedt, zonder extra maatregelen eenperfecte geleiding van het bovenste banddeel 2a wordt verkregen.Zeer eenvoudige geleideinrichtingen voor dit onderste banddeel 2b,zoals de in de figuren 1 en 2 aangegeven pennen 28 die ervoorzorgen dat het banddeel 2a in de juiste positie bij de tweedeaandrukrol 24 arriveert zijn voldoende gebleken.

Figuur 3 enerzijds en de figuren 4 en 5 anderzijds toneneenvoudige mechanismen voor het slippend af remmen van de rol 20.Volgens figuur 3 is de as 22 van de rol 20, die roteert in derichting van de pijl 32, verbonden met een kruk 34 die bij 36scharnierend is verbonden met de zuigerstang 38 waarvan het andereeinde een zuiger 40 draagt die is opgenomen in de cylinder 42 vaneen bij 44 scharnierend bevestigde luchtdempinrichting met aan debeide cylindereinden een instelbare smooropening 46respectievelijk 48. De instelling daarvan bepaalt de remwerking.Teneinde een gelijkmatige werking te verkrijgen kan aan elk dereinden van de as 22 een dergelijke reminrichting zijn aangebrachtwaarvan de respectievelijke krukken over 90°C ten opzichte vanelkaar zijn geplaatst.

De figuren 4 en 5 tonen schematisch een uitvoeringsvormwaarbij de band 2' is geleid over enerzijds een aangedreven rol 6' en anaerzijas een geieiaeroj. zu ; ae aaarmee samenwerjcenae aan-drukrollen zijn in deze figuur niet getekend. De aangedreven rol6' met de diameter Dl (gelijk aan de diameter D2 van de rol 20')is verlengd met een gedeelte 6'1 met de diameter Dl', kleiner danDl. Over dit gedeelte Dl' en het einde van de rol 20' is eeneindloze koppelriem 50 geleid die - zie figuur 5 - onder voor-spanning wordt gehouden door een in de richting van de pijl 52werkende spaninrichting bestaande uit een aandrukrol 54 die wordtgedragen door een om het punt 56 scharnierende kantelhefboom 58,in combinatie met een drukveer 60 en een stelschroef 62, opgenomenin het schematisch aangegeven frame 64. Daar de diameter Dl' vanhet gedeelte 6’' kleiner is dan de diameter D2 van de rol 20'heeft dit gedeelte de neiging de rol 20' aan te drijven met eenlagere snelheid dan die welke overeen zou komen met de snelheidwaarmee de band 2' deze rol aandrijft zodat er een slippenderemwerking optreedt die tot gevolg heeft dat het bovenpart 2a' vande band 2' gespannen blijft.

Zoals uit het voorgaande duidelijk zal zijn kan het onderste,slaphangende en niet onder spanning staande part 2b respectieve¬lijk 2b' van de transportband over een grote afstand vrijdoorhangen. Dit biedt interessante toepassingsmogelijkheden waar¬van een eerste zal worden beschreven aan de hand van de figuren 6aen 6b.

Figuur 6a toont hoe het bovenste gedeelte 70a van een in zijngeheel met het verwijzingscijfer 70 aangegeven transportband wordtondersteund door een in de richting van de pijlen 72 heen en weerbeweegbare vlakke steunplaat 74, dit onder invloed van een nietnader gedetailleerd aandrijfmechanisme 76 en wel vanuit de uitfiguur 6a getekende stand tot in de in figuur 6b getekende stand,en omgekeerd. De aandrijvende rol is aangegeven met 78, de daarmeesamenwerkende aandrukrol met 80; de afgeremde geleiderol is aan¬gegeven met het verwijzingscijfer 82 en de daarmee samenwerkendeaandrukrol met 84. De zijgeleiding van de band is schematischgetekend en aangegeven met 86. Het spanningloze bandpart isaangegeven met 70b.

Een dergelijke uitvoeringsvorm kan worden gebruikt wanneer eenop het einde van de transport 70 aanwezig voorwerp 83 over eenafstand overeenkomend met de uitzetlengte van het aandrijf¬mechanisme 76 op een andere ondersteuning, bijvoorbeeld een dwars i op de transportband 70 bewegende transportband 85 moet wordengebracht.

Een andere interessante toepassingsmogelijkheid toont figuur 7. Hier is het niet onder spanning staande part 90b niet aan deonderzijde van het samenstel gelegen doch juist aan de bovenzijdeen rust daarbij op een aantal steunrollen 92a..92f; debewegingsrichting van de band is aangegeven met de pijl 94. De deband aandrijvende rol is aangegeven met 96; deze rol werkt samenmet de drukrol 98 en na het passeren van deze rol komt hetspanningloze part 90b via de geleiderol 100 op het opgaandetraject, en passeert de zijgeleidingen 102 en de afgeremde rol 104met de daarmee samenwerkende drukrol 106 waarbij het gedeeltetussen de af geremde rol 104 en de aandrijf rol 96 - dus het onderspanning staand gedeelte - nog is geleid over de geleiderol 108.

Een dergelijke uitvoerings- vorm kan worden gebruikt omaangevoerde voorwerpen op een hoger niveau te brengen, zolangbijvoorbeeld het schematisch aangegeven voorwerp 110 dat op eentransportband 112 wordt aangevoerd, en dat naar de, op een hogerniveau gelegen transportband 116 wordt gevoerd.

Een laatste voorbeeld van de veelzijdige toepassingsmogelijk¬heden van het samenstel volgens de uitvinding toont figuur 8. Ookhier bevindt het onder spanning staand part 110a van de transport¬band 110 zich aan de onderzijde van het samenstel terwijl hetspannirtgloze part 110b, geleid over de geleiderollen 112, 114 eneen aantal kleinere geleiderollen 116a-116e respectievelijk 118a-118e doorhangt in een houder 120 met daarin een behandelingsvloei-stof 122. Aldus kunnen in de richting van de pijl 124 via detransportband 126 aangevoerde voorwerpen 128 door dit bad wordengevoerd om daar een bepaalde behandeling te ondergaan. In dezefiguur is de aangedreven rol aangegeven met 130 en de daarmeesamenwerkende drukrol met 132; het in de richting van de pijl 134bewegende spanningloze bandpart is geleid over de geleiderol 136en passeert aan het andere einde van de inrichting via degeleiderol 138 de afgeremde rol 140 met de daarmee samenwerkendedrukrol 142. Het daaropvolgende, onder spanning staande banddeel110a is vervolgens geleid over de geleiderollen 144 en 146. Ookhier zijn op korte afstand voor de afgeremde rol 140 schematischaangegeven zijgeleidingen 148 aangebracht.

De in het bad 120 behandelde voorwerpen worden na het passerenvan het bad afgevoerd op de afvoerhand 150.

Het zal uit het voorgaande duidelijk zijn dat de, op zichconstructief eenvoudig maatregelen volgens de uitvinding nietalleen resulteren in een perfecte geleiding van de band doch datde aanwezigheid van het doorhangende, spanningloze banddeelinteressante toepassingsmogelijkheden biedt.

Van de slippende afreminrichting zijn slechts enkele uit-voeringsvoorbeelden beschreven doch de vakman zal, blijven binnenhet kader der uitvinding, zonder problemen geschikte alternatievenkunnen bedenken.

Claims (10)

1. Transportbandsamenstel met een eindloze over een eerste en eentweede, zich dwars op de transportrichting uitstrekkendeondersteuningen geleide transportband, samenwerkend met eenstroomopwaarts gelegen aandrijf inrichting, gekenmerkt door eenstroomafwaarts gelegen inrichting voor het op het eerste partvan de band uitoefenen van een afremkoppel, zodanig dat in ditpart tussen de afreminrichting en de aandrijf inrichting eentrekspanning optreedt, en de bandlengte zodanig is gekozendat het tweede part der band, dat zich tussen de aandrijf-inrichting en de afreminrichting bevindt spanningloos is endoor stroomopwaarts van de inrichting voor het uitoefenen van het afremkoppel aangebrachte bandgeleidemiddelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bandis geleid over de buitenomtrek van een eerste, stroomaf¬waarts gelegen geleiderol en de buitenomtrek van een tweede,stroomopwaarts gelegen geleiderol, elk van deze geleide-rollen onder druk samenwerken met een stroomafwaartse eersteaandrukrol respectievelijk een tweede stroomopwaartseaandrukrol, en de band is geleid tussen de respectievelijkegeleiderollen en aandrukrollen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, datde band aan het stroomopwaartse einde is geleid over eenbeweegbare ondersteuning en de stroomopwaartse geleiderrol metde daarmee samenwerkende aandrukrol zich bevinden in deruimte tussen deze ondersteuning en de stroomafwaartsegeleiderol.

4. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de inrichting voor het uitoefenen van een remmend koppel ophet stroomafwaartse transportbandgedeelte wordt gevormddoor de combinatie van een met de stroomafwaartse geleide¬rol danwel de daarmee samenwerkende aandrukrol gekoppeldeerste drijfwiel en een met de stroomopwaartse geleiderol danwel de daarmee samenwerkende aandrukrol gekoppelde tweededrijfwiel waarvan de diameter kleiner is dan die van heteerste drijfwiel, en beide drijfwielen door een onder voor-spanning staande aandrijfband met elkaar zijn gekoppeld.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat devoorspanning der aandrijfband instelbaar is.

6. Inrichting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat destroomafwaartse geleiderol respectievelijk de daarmeesamenwerkende aandrukrol is gekoppeld met twee, over 90eC verschoven kruktappen, elk gekoppeld met de zuiger-stang van een pneumatische dempcylinder.

7. Inrichting volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat depositioneringsmiddelen bestaan uit in de bewegingsrichtingder band stroomopwaarts der stroomafwaartse geleidingsrolaan weerskanten van de band aangebrachte geleide-organen.

8. Inrichting volgens conclusie 1-7, met het kenmerk, dat heteerste band part ligt boven het tweede bandpart.

9. Inrichting volgens conclusie 1-7, met het kenmerk, dat hettweede bandpart ligt boven het eerste bandpart.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat hettweede bandpart door steunroliën wordt ondersteund.