NL9200229A - Terugvoersysteem voor railgebonden transportwagens zonder eigen aandrijving. - Google Patents

Description

Terugvoersvsteem voor railgebonden transportwagens zonder eigen aandrijving.

De uitvinding betreft een terugvoersysteem voor aan looprails gebonden transportwagens zonder eigen aandrijving, die door een gemeenschappelijk hoofdaandrijfsysteem over een transportbaan worden bewogen, waarbij bij het eindgedeelte van de transportbaan een hulpaandrijfsysteem zodanig is aangebracht, dat de transportwagens via een verticale bocht onderste boven op een parallel onder de transportbaan liggende, van een tweede hoofdaandrijfsysteem voorziene terugvoerbaan zijn over te brengen, waarbij het hulpaandrijfsysteem een om een horizontale draaias en aan-drijfbaar hulpaandrijfwiel omvat, dat een zich in het eindgedeelte van de transportbaan bevindende transportwagen aangrijpt en langs de verticale bocht, die langs een omtreksdeel van het hulpaandrijfwiel verloopt, naar de terugvoerbaan overbrengt.

Een dergelijk terugvoersysteem is uit DE-3·804.593 Cl bekend. Bij dit terugvoersysteem wordt de overgang van een transportbaan naar een andere hieronder gelegen transportbaan door overeenkomstige vorm ten uitvoer gebracht. Hiervoor heeft het hulpaandrijfwiel van het hulpaandrijf systeem een omtrek, die bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 van DE~3.804.593 Cl uitsparingen omvat, waarin de loopwielen van de transportwagen voor de aandrijving aangrijpen.

Het doel van de onderhavige uitvinding is, een terugvoersysteem van het hierboven aangegeven soort te verschaffen, waarvan de constructieve uitvoering is vereenvoudigd.

Dit doel wordt bereikt doordat het hulpaandrijfwiel als wrijvings-wiel is uitgevoerd.

Doordat, het hulpaandrijfwiel van het hulpaandrijfsysteem van het terugvoersysteem volgens de uitvinding als wrijvingswiel is gevormd, verkrijgt men een constructieve vereenvoudiging van het hulpaandrijfwiel, aangezien de omtrek hiervan met een glad vlak is gevormd.

Bij het terugvoersysteem volgens de uitvinding vindt de aandrijving dus door een gesloten krachtenketen plaats. Het hulpaandrijfwiel grijpt hierbij bij de overgang van de horizontale transportbaan naar de verticale bocht, op de wijze van een zonnewiel ineen met de ingrijpingsstijlen van de transportwagen, bijvoorbeeld in de vorm van zijn transportrollen of afzonderlijke wrijvingsrollen, waarbij de transportwagen door draaiing van het hulpaandrijfwiel in de verticale bocht wordt gedraaid en op de onderste transportbaan wordt overgezet.

De volgconclusies bevatten voordelige verdere uitvoeringen van het terugvoersysteem volgens de uitvinding.

Bij een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm van het terugvoersysteem volgens de uitvinding kan het aangedreven hulpaandrijfwiel respectievelijk zonnewiel met een beugel samenwerken, die vaststaat en voor het overbrengen van de vereiste wrijvingskracht van een aandrukinriehting is voorzien.

Bij een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm, die constructief zeer eenvoudig is opgebouwd, omvat deze aandrukinriehting een spanband. De spanband is in een geleidingskanaal van de beugel aangebracht en daar gelagerd. Het geleidingskanaal is zodanig gedimensioneerd, dat de spanband enerzijds een zekere steun en geleiding heeft, en dat anderzijds toch een zekere veerweg voor de spanband wordt gevormd, die afhankelijk van het gebruik een instelling van de voorspankracht toelaat. Hiertoe heeft het geleidingskanaal een voldoende diepte, die hiervoor genoemde veerweg bepaalt.

Voor het aanbrengen van de vereiste kracht werkt de spanband met een spaninrichting samen. Deze omvat bij een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm ten minste twee hydraulische- of pneumatische cilinders, die aan de einden van de spanband aan het begin resp. het eind van de verticale bocht hiermee zijn verbonden. Door inschuiven resp. uitschuiven van de zuigerstangen uit de cilinders kan de vereiste voorspanning traploos worden ingesteld.

Bij een alternatieve uitvoeringsvorm is de beugel uit ten minste twee scharnierend met elkaar verbonden veersegmenten opgebouwd. De vèer-segmenten zijn hierbij, zoals bij de hiervoor beschreven vaststaande beugel, concentrisch ten opzichte van het hulpaandrijfwiel aangebracht en begrenzen hiermee derhalve de verticale bocht, waarin bijvoorbeeld de wrijvingsrollen van de transportwagen voor hun overgang worden gestoken.

Bij de tweede uitvoeringsvorm, waarbij de beugel uit veersegmenten is samengesteld, zijn deze in de richting van het hulpaandrijfwiel bijvoorbeeld door een veelheid van veren voorgespannen.

Bij de derde uitvoeringsvorm van het terugvoersysteem volgens de uitvinding is het aandrukdeel als een starre, vast aangebrachte beugel gevormd, die zo is aangebracht, dat er een gedefinieerde afstand ontstaat tussen het als wrijvingswiel uitgevoerde hulpaandrijfwiel en de aandruk-beugel resp. het buitensegment. De transportwagens omvatten bij deze uitvoeringsvorm ten minste een, echter bij voorkeur vier meeneem- inrichtingen, die in het gebied van de transportrollen zijn aangebracht. De meeneeminrichtingen omvatten telkens twee bij voorkeur uit rubber bestaande buffers en elk een tegendrukrol, die langs het buitensegment afrolt. De rubberen buffers zijn aan een drager resp. aan een lip bevestigd en steunen in het gedeelte van de verticale bocht op het hulp-aandrijfwiel. Tussen de rubberen buffers en het hulpaandrijfwiel treedt hierbij druk en dus wrijvingscontact op. Een transportwagen, die door de hoofdaandrijving in de verticale bocht wordt geschoven, wordt nu bij draaiend hulpaandrijfwiel een gesloten krachten keten meegenomen.

Bij deze uitvoeringsvorm is de afstand tussen het hulpaandrijfwiel en het buitensegment zo gekozen, dat een met de vereiste aandrijfkracht overeenkomende aandrukking en dus wrijvingskracht ontstaat.

Verdere details, kenmerken en voordelen van de uitvinding volgen uit de nu volgende beschrijving van drie uitvoeringsvormen aan de hand van de tekening.

Hierin toont:

Figuur 1 een schematische sterk vereenvoudigde weergave van een eerste uitvoeringsvorm van het terugvoersysteem volgens de uitvinding,

Figuur 2 een met figuur 1 overeenstemmende weergave van een tweede uitvoeringsvorm,

Figuur 3 een doorsnede afbeelding van de uitvoeringsvorm volgens figuur 2 langs de lijn A-B in figuur 2, en

Figuur 4 een met figuur 1 overeenkomende weergave van een derde uitvoeringsvorm.

In figuur 1 is een eerste uitvoeringsvorm van een terugvoersysteem 1 volgens de uitvinding voor aan looprails 2 gebonden transportwagens 3 zonder eigen aandrijving afgebeeld. De transportwagens worden door een in figuur 1 niet nader afgebeeld gemeenschappelijk hoofdaandrijfsysteem over de transportbaan 2 bewogen. In het eindgedeelte van de transportbaan 2 is een hulpaandrijfsysteem 4 zodanig aangebracht, dat de transportwagens 3 via een verticale bocht 5 onderste boven op een parallelle onder de transportbaan 2 liggende, van een twee niet nader afgebeeld hoofdaandrijfsysteem voorziene terugvoerbaan 6 zijn over te zetten.

Zoals figuur 1 duidelijk maakt, omvat het hulpaandrijfsysteem 4 een om een horizontale draaias 7 draaibaar en aandrijfbaar hulpaandrijfwiel 8. Het hulpaandrijfwiel 8 wordt in de richting van de pijl D aangedreven en grijpt een zich in een eindgedeelte van de bovenste transportbaan 2 bevindende transportwagen 3 aan, om deze langs de verticale bocht 5· die langs een omtreksdeel van het hulpaandrijfwiel 8 verloopt, naar de terug- voerbaan 6 over te zetten. Met betrekking tot de algemene opbouw van een zodanig terugvoersysteem wordt hierbij verwezen naar DE-3.804.593. Cl» waarvan de inhoud door verwijzing deel uitmaakt van de onderhavige aanvrage.

Het hulpaandrijfwiel 8 van het terugvoersysteem 1 volgens de uitvinding is als wrijvingswiel uitgevoerd. Het heeft derhalve een omtreks-lijn 9 met een plat oppervlak, dat bijvoorbeeld van een geschikte wrijvingslaag kan zijn voorzien.

Het hulpaandrijfsysteem 4 van het terugvoersysteem 1 volgens de uitvinding omvat naast het aandrijfwiel 8 verder een aandrukdeel» dat bij de in figuur 1 weergegeven uitvoeringsvorm als beugel 10 is uitgevoerd, die op een zekere afstand tot de omtrekslijn 9 van het wrijvingswiel 8 concentrische ten opzichte hiervan is aangebracht, zoals dat in detail in figuur 1 zichtbaar is. Hierdoor wordt de verticale bocht 5 resp. een geleidingsweg 11 tussen de omtrekslijn 9 en het halfcirkelvormige binnenvlak 12 van de beugel 10 gevormd.

Bij de in figuur 1 af geheelde uitvoeringsvorm is de beugel 10 uit twee veersegmenten 13 en 14 samengesteld, die via een scharnier 15 met elkaar zijn verbonden. De beugel kan echter ook een ééndelig star onderdeel zijn.

Bij het begin resp. het eind van de verticale bocht 5 worden de veersegmenten 14 resp. 13 elk door een veer 16 resp. 17 in de richting van het hulpaandrijfwiel 4 voorgespannen. Een verder veer 18 is in het gedeelte van de scharnier 15 aangebracht en spant ook op deze plaats de veersegmenten 13 en l4 in de richting van het hulpaandrijfwiel voor.

Uit de afbeelding van figuur 1 komt verder naar voren, dat de transportwagens 3 met hun transportrollen 19 en 20 tussen het hulpaandrijfwiel 4 en de beugel 10 worden ingeklemd voor overzetting naar de onderste transportbaan resp. terugvoerbaan 6. De afbeelding van figuur 1 toont hierbij een toestand, waarin de voorste transportrol 20 al is aan gegrepen, zodat door draaiing van het hulpaandrijfwiel 8 in pijlrichting D de overzettingshandeling kan beginnen. In principe is het ook denkbaar, dat in plaats van transportrollen van de transportwagens 3 ten behoeven van de overzetting ook afzonderlijk hierop aangebrachte wrijvingsrollen zijn aangebracht.

In de figuren 2 en 3 is een tweede uitvoeringsvorm van een terugvoersysteem 1' volgens de uitvinding afgeheeld. Alle met de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 overeenkomende delen zijn van gelijke verwijzingstekens, aangevuld met een quote (') voorzien.

Het verschil met de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 is dat de beugel 10' van het terugvoersysteem 1' vaststaand is uitgevoerd.

De beugel 10’ is van een in figuur 2 met het verwijzingscijfer 21 aangeduide aandrukinrichting voorzien, die volgens de doorsnedeafbeelding van figuur 3 een spanband 22 omvat. De spanband 22 verloopt van het begin van de verticale bocht tot het eind hiervan in een halve cirkelvorm, hetgeen in figuur 2 zichtbaar is.

Figuur 3 verduidelijkt weer, dat de spanband 22 in een geleidings-kanaal 23 van de in dwarsdoorsnede rechthoekige beugel 10* is aangebracht. Het geleidingskanaal 23 is aan de zijde van beugel 10' aangebracht, die naar het hulpaandrijfwiel 3’ is toegekeerd. Het geleidingskanaal 23 omvat aan een naar het hulpaandrijfwiel 8’ toegekeerde zijde een opening 24, zodat twee banddragers 25 en 26 worden gevormd, die vanaf het randgedeelte van de beugel 10' naar de opening 24, deze zijdelings begrenzend, uitsteken. Figuur 3 verduidelijkt, dat de band 22 op de band-opdragers 25 en 26 ligt. Het geleidingskanaal 23 heeft een hoogte H, die de mogelijke veerweg van de spanband 22 bepaalt. Verder toont de doorsnedeafbeelding van figuur 3. dat de breedteafmeting van het geleidingskanaal 23 in wezen met die van de spanband 22 overeenstemt.

Uit figuur 2 wordt anderzijds duidelijk, dat de spanband 22 met een spaninrichting 27 samenwerkt, die bij wijze van voorbeeld uit twee pneumatische- of hydraulische cilinders 28 resp. 29 bestaat, de hydraulische cilinders 28 en 29 zijn via hun zuigerstangen 30 resp. 31 met de vrije einden van de spanband 22 verbonden. De verbindingspunten liggen hierbij bij het begin resp. het eind van de verticale bocht hetgeen in figuur 2 duidelijk zichtbaar is.

Door deze plaatsing kan de spanband 22 naar wens meer of minder worden gespannen, om de voor invloed op de transport- of wrijvingsrollen van de transportwagens vereiste wrijvingskracht te kunnen instellen.

Beide uitvoeringsvormen van het terugvoersysteem 1 resp 1' volgens de uitvinding kenmerken zich door een bijzonder eenvoudige constructie, aangezien de hulpaandrijfwielen 8 resp. 8' een glad buitenoppervlak kunnen hebben, hetgeen de vervaardigingskosten aanzienlijk vermindert. Bovendien zijn er nog voordelen door de instelmogelijkheid van de aandruk- resp. wrijvingskracht, die voor het overbrengen van de transportwagens 3 resp. 3' vereist zijn.

De in figuur 4 afgebeelde derde uitvoeringsvorm van het terugvoersysteem 1'' volgens de uitvinding is voor wat betreft alle delen, die met de figuren 1 en 2 overeen stemmen, van gelijke verwijzingstekens, aange- vuld met een dubbele quote (") voorzien.

Bij de in figuur 4 afgebeelde uitvoeringsvorm van het terugvoer-systeem 1'' is het aandrukdeel 10'' als een starre vaststaande beugel gevormd. De beugel 10'* omgeeft het hulpaandrijfwiel 8'' over zijn halve omtrek en omvat aan zijn einden voorbij de halve omtrek gaande enigszins afgeschuinde verlengdelen 32 en 33. waarbij de afschuining telkens van de buitenomtrek 9'' van het aandrijf wiel 8'' wegloopt.

Elke transportwagen 3". omvat bij een zeer voordelige uitvoeringsvorm vier meeneeminrichting 40, die in het gedeelte van de transportrollen, die in figuur 4 niet zijn afbeeld, zijn aangebracht. De transportwagen 3'' heeft. hiertoe bevestigingsbeugels, waarvan er in figuur 4 één van het verwijzingsteken 34 is voorzien. Aangezien alle meeneem-inrichtingen van de transportwagen 3'' identiek zijn gevormd, wordt in het nu volgende alleen naar de meeneeminrichting verwezen, die in figuur 4 als geheel met het verwijzingscijfer 40 is aangegeven.

De meeneeminirchting 40 heeft een aan de bevestigingsbeugel 34 bevestigde drager 4l, die als een lip is gevormd.

De drager 41 ondersteunt draaibaar een tegendrukrol 42. Aan beide zijden van de tegendrukrol 42 zijn op de drager 4l buffers 43 en 44 aangebracht. De buffer 43 en 44 zijn bij voorkeur van rubber en zijn met behulp van twee schroefbouten op de drager 4l bevestigd. De langsassen van de buffers 43 en 44 vormen samen een scherpe hoek, zodat ze niet met hun kopvlakken op de omtrekslijn 9'' van het hulpaandrijfwiel 8'' kunnen steunen.

Figuur 4 verduidelijkt, dat de afstand tussen het hulpaandrijfwiel 8'' en het hiernaar toe wijzende binnenvlak van de beugel 10'' zo is gekozen, dat hij het binnengaan van de transportwagen 3'' in de verticale bocht de buffers 43 en 44 op het hulpaandrijfwiel 8'' drukken en de tegendrukrol 42 in aangrijping met het binnenvlak van de beugel 10'' komt. Voor het overzetten van de transportwagen 3'1 wordt tussen de buffers 43 en 44 en het hulpaandrijfwiel 8'' een druk opgebouwd, en de tegendrukrol 42 rolt langs het binnenvlak van de vaststaande beugel 10'' af, zodat de transportwagen 3'' met gesloten krachten keten wordt meegenomen.

Claims (26)

1. Terugvoersysteem (1; 1'; 1'') voor aan looprails gebonden transportwagens (3; 3'; 3'') zonder eigen aandrijving, die door een gemeenschappelijk hoofdaandrijfsysteem over een transportbaan (2; 2'; 2") worden bewogen, waarbij bij het eindgedeelte van de transportbaan (2; 2'; 2'') een hulpaandrijfsysteem (4;-4’; 4*’) zodanig is aangebracht, dat de transportwagens (3; 3'; 3'') via een verticale bocht (5; 5'; 5*') onderste boven op een parallel onder de transportbaan liggende, van een tweede hoofdaandrijfsysteem voorziene terugvoerbaan (6; 6'; 6'') zijn over te brengen, waarbij het hulpaandrijfsysteem (4; 4'; 4'') een om een horizontale draaias en aandrijfbaar hulpaandrijfwiel (8; 8'; 8’') omvat, dat een zich in het eindgedeelte van de transportbaan (2; 2'; 2") bevindende transportwagen (3; 3'; 3'') aangrijpt en langs de verticale bocht (5; 3'; 5''), die langs een omtreksdeel van het hulpaandrijfwiel (8; 8'; 8'') verloopt, naar de terugvoerbaan (6; 6'; 6'') overbrengt, met het kenmerk, dat het hulpaandrijfwiel (8; 8’; 8'’) als wrijvingswiel is uitgevoerd.

2. Terugvoersysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het hulpaandrijfwiel (8; 8') voor het vormen van de verticale bocht (3; 5’) met een concentrisch ten opzichte van het hulpaandrijfwiel (8; 8') aangebracht aandrukdeel (10; 10') samenwerkt.

3. Terugvoersysteem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het hulpaandrijfwiel (8, 8') een met ten minste één deel van de transportwagen (3; 3') in aangrijping tredende omtrek omvat, die voor het voortbrengen van een overdracht met gesloten krachtenketen het deel van de transportwagen (3; 3') tezamen met het aandrukdeel (10; 10') inklemt.

4. Terugvoersysteem volgens conclusie 3» met het kenmerk, dat het met het hulpaandrijfwiel (8, 8') en het aandrukdeel (10; 10') in aangrijping staande deel van de transportwagen (3; 3') zijn transportrollen (19, 20; 19’, 20’) zijn.

5· Terugvoersysteem volgens conclusie 3» met het kenmerk, dat het met het hulpaandrijfwiel (8; 8') en het aandrukdeel (10; 10') in aangrijping opslaande deel van de transportwagen (3; 3’) bij voorkeur vier afzonderlijk op de transportwagen (3; 3’) aangebrachte wrijvingsrollen zijn.

6. Terugvoersysteem volgens één van de conclusies 1-5, met het kenmerk. dat voor het teweeg brengen van het overdrachtshandeling een aandrijf inrichting is aangebracht, die het hulpaandrijfwiel (8; 8'; 8") continu draait.

7. Terugvoersysteem volgens één van de conclusies 2-6, met het kenmerk, dat het aandrukdeel een beugel (10; 10’).met een halve cirkelvorm is.

8. Terugvoersysteem volgens conclusie 7. met het kenmerk, dat de beugel (10') een vaststaand deel is, dat van een aandrukinrichting (21) is voorzien.

9. Terugvoersysteem volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de aandrukinrichting (21) een spanband (22) omvat, die in een geleidings-kanaal (23) van de beugel' (10') is aangebracht.

10. Terugvoersysteem volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het geleidingskanaal (23) aan de naar het hulpaandrijfwiel (8') toegekeerde zijde van de beugel (10') is aangebracht.

11. Terugvoersysteem volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het geleidingskanaal (23) aan het hulpaandrijfwiel (8') toegekeerde zijde open is.

12. Terugvoersysteem volgens één van de conclusies 9“H. met het kenmerk, dat het geleidingskanaal (23) aan beide zijden van zijn opening (24) twee banddragers (25, 26) omvat.

13. Terugvoersysteem volgens één van de conclusies 9"12, met het kenmerk. dat de aandrukinrichting (21) verder een op de spanband (22) voor het voorspannen hiervan werkende spaninrichting omvat.

14. Terugvoersysteem volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de spaninrichting (27) twee hydraulische of pneumatische cilinders (28, 29) omvat, die bij het begin resp. het einde van de verticale bocht (5') met de beide einden van de spanband (22) zijn verbonden,

15. Terugvoersysteem volgens conclusie 13. met het kenmerk, dat de spaninrichting twee veren omvat, die bij het begin resp. het einde van de verticale bocht (5') met de beide einden van de spanband (22) zijn verbonden.

16. Terugvoersysteem volgens conclusie 7» met het kenmerk, dat de beugel (10) uit ten minste twee veersegmenten (13, 14) is samengesteld, die scharnierend met elkaar zijn verbonden.

17. Terugvoersysteem volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de veersegmenten (13, 14) door een voorspaninrichting (16-18) in de richting van hun aandrukstand naar het hulpaandrijfwiel (8) toe zijn voorgespannen.

18. Terugvoersysteem volgens conclusie 17 met het kenmerk, dat de voorspaninrichting bij voorkeur drie veren (l6-l8) omvat, die aan het begin resp. het eind van de verticale bocht (5) en bij de scharnier- verbinding (15) van de veersegmenten (13, 14) hierop invloed hebben.

19· Terugvoersysteem volgens conclusie'3. met het kenmerk, dat het met het hulpaandrijfwiel (8’’) en het aandrukwiel (10’T) in aangrijping staande deel van de transportwagen (3”) ten minste een meeneeminrichting (40) is, die in het gebied van de transportrollen is aangebracht en die een op het aandrukdeel (1011) aanliggende tegendrukrol (42) evenals op het aandrijfwiel (8’*) steunende buffers (43. 44) omvat.

20. Terugvoersysteem volgens conclusie 19. met het kenmerk, dat het aandrukdeel (10*’) als starre, vast op een plaats aangebrachte beugel is gevormd.

21. Terugvoersysteem volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de beugel (10'') op een voorafbepaalde gedefinieerde afstand van het hulpaandrijfwiel (8'') is aangebracht.

22. Terugvoersysteem volgens één van de conclusies 10-21, met het kenmerk, dat de tegendrukrol (42) en de buffers (43. 44) op een drager (41) van de transportwagen (3'') zijn aangebracht.

23. Terugvoersysteem volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de tegendrukrol (42) draaibaar en de buffers (43, 44) vast op de drager (4l) zijn aangebracht.

24. Terugvoersysteem volgens één van de conclusies 10-23, met het kenmerk. dat vier meeneeminrichtingen (40) zijn aangebracht.

25. Terugvoersysteem volgens één van de conclusies 22-24, met het kenmerk. dat de drager (41) als wip is gevormd.

26. Terugvoersysteem volgens één van de conclusies 19-25, met het kenmerk, dat de buffers (43, 44) van rubber zijn.