NL9201335A - Gietharsmof voor de vervaardiging van verbindingen, overgangen, afsluitmoffen, aftakkingen en huisaansluitingen van geisoleerde elektro-kabels. - Google Patents
Gietharsmof voor de vervaardiging van verbindingen, overgangen, afsluitmoffen, aftakkingen en huisaansluitingen van geisoleerde elektro-kabels. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9201335A NL9201335A NL9201335A NL9201335A NL9201335A NL 9201335 A NL9201335 A NL 9201335A NL 9201335 A NL9201335 A NL 9201335A NL 9201335 A NL9201335 A NL 9201335A NL 9201335 A NL9201335 A NL 9201335A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- shells
- resin sleeve
- cable
- sleeve according
- molded
- Prior art date
Links
Classifications
-
- H—ELECTRICITY
- H02—GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
- H02G—INSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
- H02G15/00—Cable fittings
- H02G15/013—Sealing means for cable inlets
-
- H—ELECTRICITY
- H02—GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
- H02G—INSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
- H02G15/00—Cable fittings
- H02G15/08—Cable junctions
- H02G15/10—Cable junctions protected by boxes, e.g. by distribution, connection or junction boxes
- H02G15/113—Boxes split longitudinally in main cable direction
Landscapes
- Cable Accessories (AREA)
Description
Gietharsmof voor de vervaardiging van verbindingen, overgangen, afsluitmoffen, aftakkingen en huisaansluitingen van geïsoleerde elektro-kabels.
De uitvinding heeft betrekking op een gietharsmof voor de vervaardiging van verbindingen, overgangen, afsluitmoffen, aftakkingen en huisaansluitingen van geïsoleerde elektrokabels, bestaand uit twee gescheiden, door middel van afsluitelementen bij elkaar gehouden, met in de scheidingskloven ingezette langsdichtingsstroken en dichtingen aan de kabelingangen aangebrachte, het mofhuis vormende halve vormschalen. Het mofhuis is gewoonlijk vertikaal symmetrisch gedeeld. Dergelijke gietharsmoffen zijn reeds lang bekend en hebben een grote verspreiding en een omvangrijk gebruik.
De halve vormschalen kunnen door middel van scharnierachtige verbindingen aan elkaar worden gevoegd en door middel van een afsluitelement worden gesloten. De dichting in de scheidingskloofgebieden vindt plaats aan de onderkant van de gietharsmof door ingezette langsdichtingsstroken en in de kabelingangen aan de voorzijden door middel van dichtingswikkels of voorgevormde schuimstofdichtingen, die gelijktijdig voor de centrering van de kabels en de halve vormschalen tot elkaar zorgen. Binnen in het mofhuis bevindt zich de splits van de kabels. De montage van de gietharsmof vindt zodanig plaats dat eerst de splits van de te verbinden kabels wordt vervaardigd. Daarna worden de schuimstofdichtingen aan de kabels aangebracht en één van de halve vormschalen wordt met de ingezette langsdichtihgsstrook om de splits gelegd. Aansluitend grijpt de tweede halve vormschaal door middel van haar scharnierachtige verbinding in de eerste en wordt hét mofhuis gesloten, waarbij op de exacte sluitpositie van de langsdichtingsstroken en van de schuimstofdichtingen moet worden gelet. Eerst wordt de gietharsmof door de vulopening met verharde giethars gevuld. Na het verharden is het de vormgeving en tijdelijke fixatie dienende mofhuis niet meer noodzakelijk, omdat het giethars de kabels fixeert en de splits beschermt; de giethars blijft echter ter plaatse.
De montage van de bekende gietharsmoffen is vaak omslachtig en tijdrovend- Enerzijds is het bij smalle ruimteverhoudingen voor de monteur moeilijk, de onderste scharnierachtige verbinding, die vaak een steekafsluiting is, tussen de beide halve vormschalen te koppelen, omdat deze zich voor hem slecht zichtbaar in een smal en donker, door de kabel zelf bedekt gebied beneden de kabel bevindt, waarbij hij ook nog op de córrecte zitting van de langsdichtingsstrook moet letten. Verder treedt het ingevulde giethars vaak aan de voorzijden weer naar buiten, omdat de daar aangebrachte schuimstofdichtingen aan twee tegenstrijdige technische eisen moeten voldoen. Enerzijds moeten deze dichtingen een bepaalde hardheid bezitten, zodat bij het ingieten van de giethars de kabels tegenover de vormschalen gecentreerd blijven en geen afzakken van de schaal plaatsvindt. Anderzijds mag dezelfde dichting niet te hard zijn, om zich vooral bij verschillende kabeldiameters dicht aan de kabelmantel aansluitend te kunnen dichten.
De hiervoor genoemde moeilijkheden treden eerder op, hoe groter de te verbinden kabels en dus de gietharsmof zijn, omdat bij grote gietharsmoffen de ruimteverhoudingen aan de inbouwplaats smaller, het aantal van de te koppelen I
steekafsluitingen groter, de langsdichtingsstroken langer en het gewicht van de ingevülde giethars, dat meerdere N kan bedragen, hoger zijn.
Uitgaand van deze stand der techniek bestaat het doel van de uitvinding hierin, een gietharsmof te creëren, die vooral ook bij grotere uitvoeringen eenvoudig en betrouwbaar gemonteerd kan worden en de genoemde nadelen van bekende gietharsmoffen vermijdt.
De oplossing van de uitvinding gaat uit van een soortovereenkomstige gietharsmof en bestaat uit een asymmetrisch verloop van de scheidingskloof. Uit de octrooibeschrijving US 33 25 591 is een voor de niet soortovereenkomstige mof een asymmetrische deling van het mofhuis bekend. De scheidingskloof tussen de beide delen verloopt echter horizontaal op een vlak, zodat hierdoor geen enkel voordeel tegenover de stand dejc techniek van de soortovereenkorastige gietharsmoffen ontstaat. Daartegenover verloopt de scheidingskloof volgens de uitvinding in twee elkaar snijdende vlakken, waardoor de omtrekswand van de eerste halve vormschaal een grotere hoeksectoromtrek a van het mofhuis vormt dan de andere tweede halve vormschaal.
De asymmetrische deling van het mofhuis, waarbij de onderste vormscheiding om een bepaalde hoek uit het midden is verlegd, biedt bij de montage bij smalle ruimteverhoudingen voordelen. De de groter hoeksectoromtrek a vormende halve vormschaal, die eerst wordt aangezet, grijpt de splits en de monteur heeft van boven af directe zicht op het onderste afsluitelement en de in de scheidingskloven ingezette langsdichtingsstroken, waardoor het samenvoegen met de tweede halve vormschaal eenvoudiger plaatsvindt.
Een voorkeursuitvoering bestaat hierin, dat de eerste halve vormschaal een hoeksectoromtrek a tussen 200 en 270 graden overlapt. Bij deze uitvoering is de de onderste vormscheiding om een hoek tussen 20 en 90 graden uit het midden verlegd, zodat de eerste halve vormschaal de splits gedeeltelijk omvattend aangezet kan worden en het onderste afsluitelement zichtbaar is.
Hierbij wordt volgens de uitvinding beoogd, dat de scheidingskloofgebieden van de halve vormschalen als vlak op elkaargepaste langsstroken zijn gevormd, die vormsluitend in elkaar grijpende, samen te voegen, een ontkoppelbaar scharnierachtige verbinding vormende vorm-e1ementen bezitten en tegenoverliggend met de afsluitelementen bij elkaar passende vormranden omvatten.
Een andere doelmatige maatregel bestaat hierin, dat het afsluitelement uit één of meerdere c-profielvormige stroken bestaat, die over tegenoverliggende in de c-profielgleuven passende vormranden van de halve vormschalen kunnen worden geschoven.
Voordelig is tenminste één van de halve vormschalen transparant. Deze uitvoering verbetert het zicht en vereenvoudigt hiermee de montage van de gietharsmof.
Volgens één vorrdelige uitvoering zijn dichtingsgleuven in tenminste één van de langsstroken voor de opname van 1angsdichtings stroken aangebracht. Bovendien zijn volgens i | een ander uitvindingskenmerk aan beide einden in het gebied | van de kabelingangen zich in het dwarsdoorsnedevlak uitstrekkende gleufachtige verdiepingen voor de opname van kabeldichtingen aangebracht. De kabeldichtingen zijn volgens een ander kenmerk als met hun zijvlakken en buitenvlakken in de gleufachtige verdiepingen vormsluitend in de halve vormschalen passende en inzetbare vormdelen uit een elastisch of plastisch vervormbaar materiaal uitgevoerd, die voor de montage over de kabels een een zijdelings spreiden mogelijk makende kloof bezitten.
Vérder is voordelig, dat op een op zich bekende manier door middel van een split bezittende verloopstukken, die voorgeponst in de dichtingsvormdelen voor het uitbreken kunnen zijn aangebracht, de doorsteekopening aan de verschillende kabeldoorgangen kan worden aangepast.
Volgens een ander kenmerk wordt beoogd, dat in de gleufachtige verdiepingen van de halve vormschalen voor de opname van de kabeldichtingen uit de gleufgrond uitstekende randen of kammen zijn aangebracht. Door deze randen wordt op de kabeldichtingen omlopend een plaatselijke druk uitgeoefend, die veroorzaakt, dat de dichting met een grotere druk op de kabelomtrek wordt geperst.
Verder is het voor de montage voordelig, dat tenminste één van de halve vormschalen op een afstand verdeeld streep- markeringen bezit. De streep-markeringen dienen als montagehulp voor de kabelafkorting resp. afzetting en positionering van de klemmen en van de splits.
Bij een dergelijke giethars-mofverbinding, maar ook bij anderssoortige of anders gevormde inrichitngen voor het verbinden van de einden van leidingen of kabels bestaat het probleem, de samen te voegen leidings- of kabeleinden tot elkaar te fixeren en in hun verbindingspositie te houden om te vermijden dat deze niet aan te sterke trek- en/of buigkrachten zijn onderworpen, om de vastheid van het verbindingspunt resp. splitspunt niet over te belasten. Dit doel wordt bij een gietharsmof volgens de aanhef bereikt doordat op een afstand van elkaar in de halve vormschalen aan hun binnenwanden vormsluitend met hun buigzaam met elkaar verbonden of verbindbare, tegen open- en afsluitbare j mantelschalen aanliggende, uitwisselbare, de centrering en positionering van de halve vormschalen dienende ; fixeerinrichtingen, die uit in de mantelschalen bevestigde, voor het grijpen van de te fixeren kabels vork-achtig gevormde, spreidbare klemelementen bestaan.
Door de klemelementen worden de kabels tot elkaar en binnen de halve vormschalen gefixeerd en gepositioneerd.
Dit vergemakkelijkt enerzijds de montage, omdat de kabels en de mof in hun juiste positie worden vastgehouden, zodat anderzijds wordt vetmeden, dat zich bij het vullen met giethars de gietharsmof tegenover de kabels verschuift en hierdoor lekkagen optreden.
Voordeligheidshalve kan de buigzame verbinding van de opklapbare mantelschalen van de fixeerinrichtingen een ontkoppelbare scharnierverbinding zijn, waarbij verder de beide mantelschalen door middel van een springhaakinrichting met elkaar afsluitbaar zijn. Deze afsluitmogelijkheid maakt de montage van de fixeerinrichting bijzonder eenvoudig.
Verder wordt beoogd, dat de klemelementen voor het grijpen van de kabels ontkoppelbaar en uitwisselbaar binnen de mantelschalen zijn bevestigd. Hierdoor kunnen de klemelementen makkelijk aan verschillende kabeldiameters worden aangepast.
Verder kan de fixeerinrichting zodanig zijn uitgevoerd, dat de klemelementen telkens uit twee van de bevestigingsgrond uit in het binnenste van de mof zich spreidbare flensstroken uit een plastisch of elastisch vervormbaar materiaal bestaan.
Bij deze uitvoering is voor het spreiden van de de kabel steunende flensstroken een kracht noodzakelijk, wat het voordeel met zich mee brengt, dat door middel van de van de flensstroken op de halve vormschalen werkende krachten deze in de juiste positie tot de kabels worden gebracht.
Een voorkeursuitvoering bestaat nog hierin, dat de naar de kabels gerichte zijden van de flensstroken genopte of getande oppervlakken bezitten. Een dergelijke oppervlakteprofilering heeft het voordeel, dat de de kabel grijpende flensstroken een betere houvast hebben.
Bovendien Jean zijn beoogd, dat aan de flensstroken aan de achterkant van hun spreiding in de opening begrenzende nokken zijn toegevoegd. Deze noJeken verhinderen bij de montage dat door eventueel aanwezige grote werkende krachten, die het positioneervermogen van de klemelementen te boven gaan, de fixeerinrichtingen niet afsluitbaar zijn en in de halve vormschalen niet kunnen worden ingezet.
Door de uitvinding wordt bereikt, dat de gietharsmof, vooral bij grote uitvoeringen, ongecompliceerd gemonteerd kan worden en lekkagen bij het uitgieten met giethars worden vermeden.
De volgende uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding maken andere voordelige kenmerken en bijzonderheden zichtbaar, die aan de hand van de afbeelding in de tekeningen vervolgens nader beschreven en uitgelegd worden, waarbij tonen:
Fig. 1 een zijaanzicht in perspectief van eep halve vormschaal van de gietharsmof volgens de uitvinding; fig. 2 een zijaanzicht in perspectief van de andere halve vormschaal van fig. l; fig. 3 een vooraanzicht van fig. 1 en 2 voor de montage; fig. 4 een vooraanzicht van fig. 1 en 2 na de montage; fig. 5 een detail van fig. 4; fig. 6 en 7 een afbeelding in perspectief van de kabeldichtingen; fig. 8 een afbeelding in perspectief van een fixeerinrichting voor twee kabels; fig. 9 een vooraahzicht van fig. 8; fig. 10 een detail van fig. 8; fig. 11 een afbeelding in perspectief van de fixeerinrichting voor een kabel.
In fig. 1 toont één van de beide halve vormschalen 1 een asymmetrisch verloop van de scheidingskloof, herkenbaar aan de onderste en bovenste langsstroken 7, 8, die met die van de andere halve vormschaal in elkaar passen. Deze vormt een grotere, ongeveer 225 graden bedragende hoeksectoromtrek a van het mofhuis 1, 2 dan de andere halve vormschaal 2. Met 26 zijn gleufachtige verdiepingen voor de opname van de kabeldichtingen 21, 22 en van de fixeerinrichtingen 44, 45 aangegeven, die zich in het gebied van de kabelingangen 3, 4 in het dwarsdoorsnedevlak uitstrekken. In de groeibodem 21 jn hoog uitstekende randen 15 aangebracht, die een plaatselijk | versterkte persdruk op de kabeldichtingen 21, 22 uitoefenen.;
De in fig. 2 weergegeven andere halve vormschaal 2 met ί een gestippelde aanduiding van de aangezette eerste halve vormschaal 1 bezit een scharnierachtige verbinding 9 in het gebied van de vlakke langsstroken 7 en is als paar van elkaar tegenoverliggende, in elkaar grijpende uitsteksels 10 en uitsparingen 11 uitgevoerd. De halve vormschalen 1, 2 zijn door versterkingsribben 17 tegenover de langsstroeken verstijft. De afsluitelementen 13 zijn als profielgleuven 13a bezittende C-profielvormige stroken 13 uitgevoerd, die over de elkaar tegenoverliggende, in de profielgleuven 13a passende uitsteksels 14 van de halve Vormschalen 1, 2 kunnen worden geschoven. Dé giethars wordt ovèr de vulopening 16 ingevuld voordat de stroken 13 geheel zijn opgeschoven.
Fig. 3 toont in een vooraanzicht hoe de beide halve vormschalen 1, 2 door middel van de uitsparingen 11 in de halve vormschaal 1 en de daarin grijpende uitsteksels 10 van de andere halve vormschaal 2 een scharnierachtige Verbinding 9 vormend in elkaar worden gezet.
Fig. 4 toont de halve vormschalen 1 en 2 van fig. 3 in een samengevoegde positie. De scheidingsvoeg tussen beiden verloopt asymmetrisch, waardoor de scharnierachtige verbinding 9 en de in de dichtingsgroef 25 ingezette langsdichtingsstrook 20 (zie fig. 5) bij de in fig. 3 weergegeven samenvoegen goed van boven zichtbaar zijn. De gietharsmof wordt door middel van de over de uitsteksels 14 verschuifbaar niet weergegeven C-profiélvormige stroken 13 gesloten.
Fig. 5 toont in een detail een snede door de scharnierachtige verbinding 9 volgens de figuren 3 en 4 bestaand uit de in elkaar grijpende uitsparingen 11 en uitsteksels 10. Bovendien zijn de dichtingsgroef 25 en de in deze gezette langsdichtingsstroken 20 zichtbaar.
Fig. 6 toont een kabeldichting 21 voor twee kabelingangen. Het vormdeel bestaat uit een zacht-elastisch, de kabel dichtend omsluitend materiaal en bezit een kloof 29, die een spreiden van de bovenste en onderste delen voor het schuiven over de kabels mogelijk maakt. De kabeldichting 21 ligt met haar aan beide kanten liggende vlakken 23, 24 en| /of buitenvlakken 35 in de groefachtige verdiepingen 26 van de halve vormschalen 1, 2 dichtend tegenaan en wordt door de; omlopend uitstekende rand 15 extra samengeperst, zodat de circelrond uitgevoerde doorsteekopeningen 27, 28, 34 samengeperst worden. Deze bezitten circelringvormige verloopstukken 30, 31, 32, 33, die in een niet gemonteerde toestand delen van de doorsteekopeningen 27, 28, 34 en voor de aanpassing aan grotere kabeldiameters uitgedrukt kunnen worden.
Fig. 7 toont net als fig. 6 een dichting 22, die voor de dichting van een kabel is uitgevoerd.
In fig. 8 tot 11 zijn fixeerinrichtingen 44, 45 voor de kabeldoorgang weergegeven. Deze kunnen als kunststof-spuitgietdeel zijn vervaardigd. Deze bestaan uit telkens twee door middel van een als bout-gat-lagerpaar uitgevoerde ontkoppelbare scharnierverbinding 55 samenvoegbare mantelschalen 42, 43 en 46, 47, die door middel van een springhaakinrichting 48, 49 met elkaar afsluitbaar zijn. De fixeerinrichtingen 44, 45 liggen met hun mantelschalen 42, 43 en 46, 47 in de verdiepingen 26 van de halve vormschalen 1, 2. Aan de mantelschalen 42, 43 en 46, 47 zijn vork-achtig gevormde klemelementen 50 bevestigd, die voor de centrering en fixatie van de halve vormschalen 1, 2 van het mof huis dienen en die voor de aanpassing aan verschillende kabeldiameters uitwisselbaar aan de bevestigingsbodem 51 zijn bevestigd. Deze worden van twee zich in het binnenste van de mof spreidend openende flensstroken 52 uit een elastisch vervormbaar materiaal gevormd en bezitten op de de kabels toegekeerde zijde een getande oppervlakte 53, waardoor een betere verbinding van de kabels wordt bereikt. Met 56 zijn als masken uitgevoerde versterkingsribben aangegeven die tegelijkertijd een ontoelaatbare zijdelingse verschuiving tussen kabel en mof begrenzen. Andere versterkingsribben zijn met 57 aangegeven.
Fig. 9 toont een vooraanzicht van de fixeerinrichting 43, 44 in bijna gesloten positie van de beide mantelschalen.
Het mofhuis wordt bij gesloten positie bij door middel van de springhaakinrichting 48, 49 verbonden mantelschalen 46, 47 om de kabels van de flensstroken 52 gecentreerd en gefixeerd.
In fig. 10 is in een detail 8 de getande oppervlakte 53 op de naar de kabels gerichte zijde van de flensstroken 52 weergegeven. In fig. 11 is een fixeerinrichting voor een kabel weergegeven, terwijl fig. 8 een fixeerinrichting voor twee kabels toont.
Claims (18)
1. Gietharsmof voor de vervaardiging van verbindingen, overgangen, afsluitmoffen, aftakkingen en huisaansluitingen van geïsoleerde elektrokabels, bestaand uit twee gescheiden, door middel van afsluitelementen bij elkaar gehouden, in de scheidingskloven ingezette langsdichtingsstroken en dichtingen aan de kabelingangen bezittende het mofhuis vormende halve vormschalen, gekenmerkt door een asymmetrisch verloop van de scheidingskloof in twee elkaar snijdende vlakken, waardoor de omtrekswand van de eerste halve vormschaal (1) een grotere hoeksectoromtrek (a) van het mofhuis (1, 2) vormt dan de andere tweede halve vormschaal (2).
2. Gietharsmof volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de eerste halve vormschaal (1) een hoeksectoromtrek (a) tussen 200 en 270 graden overlapt.
3. Gietharsmof volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de scheidingskloofgebieden van de halve vormschalen (1, 2) als Vlakke op elkaar passende langsstroken (7, 8) zijn gevormd die vormsluitend in elkaar grijpend sdmenvoegbare, een ontkoppelbare scharnierachtige verbinding (9) vormende vormelementen (10, 11) bezitten en tegenoverliggend met de afsluitelementen (13) bij elkaar passende vormranden (14) omvatten.
4. Gietharsmof volgens conclusie 3, gekenmerkt door dichtingsgroeven (25) in tenminste één van de langsstroken (7, 8) voor de opname van langsdichtingsstroken (20).
5. Gietharsmof volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat aan beide einden in het gebied van de kabelingangen (3, 4) zich in het dwarsdoorsnedevlak uitstrekkend groefachtige verdiepingen (26) voor de opname van kabeldichtingen (21, 22) en centreerinrichtingen (44, 45. zijn aangebracht.
6. Gietharsmof volgens de conclusies 1 en 5, met het kenmerk, dat het afsluitelement (13) uit één of meerdere C-profielvormige stroken (13) bestaat, die over tegenoverliggende in de c-profielgroeven (13a) passende vormranden (14) van de halve vormschalen (1, 2) kunnen worden geschoven.
7. Gietharsmof volgens conclusie 1, m e t het kenmerk/ dat tenminste één van de halve vormschalen (1, 2) transparant is.
8. Gietharsmof volgens de conclusies 1 en 3, i e t het kenmerk, dat de kabeldichtingen (21, 22) in het gebied van de kabelingangen (3, 4) met hun zijvlakken (23, 24) en buitenvlakken (35) in de groefachtige verdiepingen (26) vormsluitend in de halve vormschalen (1, 2) als passende en inzetbare vormdelen uit een elastisch of plastisch vervormbaar materiaal zijn uitgevoerd, waarvan de doorsteekopeningen (27, 28) voor de kabels voor het invoeren van de kabels een een zijdelings spreiden mogelijk makende kloof (29) bezitten.
9. Gietharsmof volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat de kabeldichtingen (21, 22) uit een elastisch of plastisch vervormbaar zacht, de kabel zachtelastisch dicht omsluitend materiaal met een lage, bij voorkeur tussen 5 en 60 shore-A-eenheden bedragende hardheid bestaan.
10. Gietharsmof volgens conclusie 1 of 12,met het kenmerk, dat in de groefachtige verdiepingen (26) van de halve vormschalen (1, 2) voor de opname van de kabeldichtingen (21, 22) uit de groeibodem hoog uitstekende randen (15) of kammen zijn aangebracht.
11. Gietharsmof volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat tenminste één van de halve vormschalen (1, 2) op een afstand verdeeld streep-markeringen (39) bezit.
12. Gietharsmof voor de vervaardiging van verbindingen, overgangen, afsluitmoffen, aftakkingen en huisaansluitingen van geïsoleerde elektrokabels, bestaand uit twee gescheiden, door middel van afsluitelementen bij elkaar gehouden, in dé scheidingskloven ingezette langsdichtingsstroken en dichtingen aan de kabeldoorgangen bezittende, het mofhuis vormende halve vormschalen, gekenmerkt door op een afstand van elkaar in de groefachtige verdiepingen 26 in de halve vormschalen (1, 2) vormsluitend ingezette, open en sluitbare mantelschalen (42, 43, 46, 47) aanliggende, uitwisselbare, voor de centrering en positionering van de halve vormschalen (1, 2) dienende fixeerinrichtingen (44, 45. die uit in de mantelschalen (42, 43, 46, 47) bevestigde, voor het grijpen van de te fixeren kabels vork-achtig gevormde, spreidbare klemelementen (50) bestaan. j
13. Gietharsmof volgens conclusie 12, m e t het ! kenmerk, dat de buigzame verbinding van de opklapbare | i mantelschalen (42, 43, 46, 47) een ontkoppelbare j scharnierverbinding (55) is.
14. Gietharsmof volgens conclusie 12, m e t het kenmerk, dat de beide mantelschalen (42, 43, 46, 47) door middel van een springhaakinrichting (48) met elkaar afsluitbaar zijn.
15. Gietharsmof volgens conclusie 12, m e t het kenmerk, dat de klemelementen (50) voor het grijpen van de kabels ontkoppel- en uitwisselbaar binnen de mantelschalen (42, 43, 46, 47) bevestigd zijn,
16. Gietharsmof volgens conclusie 15, m e t het kenmerk, dat de klemelementen (50) telkens uit twee van de bevestigingsbodem (51) uit naar het binnenste van de mof toe zich spreidende flensstroken (52) uit een plastisch of elastisch vervormbaar materiaal bestaan.
17. Gietharsmof volgens conclusie 16, m e t het kenmerk, dat de de kabels toegekeerde zijden van de flensstroken (52) genopte of getande oppervlakken (53) bezitten.
18. Gietharsmof volgens de conclusies 16 en 17, met het kenmerk, dat de flensstroken (52) aan de achterkant van hun spreiding in de opening begrenzende nokken zijn aangebracht. Lijst van verwijzingstekens 1 halve vormschaal 2 halve vormschaal 3 kabelingangen 4 kabelingangen 7 langsstrook 8 langsstrook 9 scharnierachtige verbinding 10 vormelement 11 vormelement 13 afsluitelement 14 vormranden 15 randen 16 invulopening 17 versterkingsribben 20 langsdichtingsstroken 21 kabeldichtingen 22 kabeldichtingen 23 zijvlakken 24 zijvlakken 25 dichtingsgroeven 26 groefachtige verdiepingen 27 doorsteekopeningen 28 doorsteekopeningen 29 kloof 30 verloopstukken 31 verloopstukken 32 verloopstukken 33 verloopstukken 34 doorsteekopeningen 35 buitenvlakken 39 streep-markeringen 40 binnenwanden 41 binnenwanden 42 mantelschalen 43 mantelschalen 44 fixeerinrichtingen 45 fixeerInrichtingen 46 mantelschalen 47 mantelschalen 48 springhaakinrichting 49 springhaakinrichting 50 klemelementen 51 bevestigingsbodem 52 flensstroken 53 getande oppervlakte 54 nokken 55 scharnierverbinding 56 versterkingsribben 57 versterkingsribben a hoeksectoromtrek
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
DE4125785 | 1991-08-03 | ||
DE4125785 | 1991-08-03 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9201335A true NL9201335A (nl) | 1993-03-01 |
NL193964B NL193964B (nl) | 2000-11-01 |
NL193964C NL193964C (nl) | 2001-03-02 |
Family
ID=6437656
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9201335A NL193964C (nl) | 1991-08-03 | 1992-07-24 | Gietharsmof voor de vervaardiging van verbindingen, overgangen, afsluitmoffen, aftakkingen en huisaansluitingen van ge´soleerde elektrokabels. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
DE (1) | DE4222959C2 (nl) |
NL (1) | NL193964C (nl) |
Families Citing this family (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2749713A1 (fr) * | 1996-06-05 | 1997-12-12 | Pouyet Sa | Manchon de protection d'un raccordement de cables |
EP0977333A1 (de) * | 1998-07-31 | 2000-02-02 | Joachim E. Albrecht | Verfahren zur Herstellung einer vergossenen Kabelverbindung sowie Giessform zur Durchführung des Verfahrens und Kabelverbindung ohne verbleibende Giessform |
NL1010691C2 (nl) * | 1998-12-01 | 2000-06-06 | Lovink Enertech B V | Kabelmof en werkwijze voor het vervaardigen daarvan. |
DE19958982C2 (de) * | 1999-11-24 | 2002-06-13 | Hoehne Gmbh | Muffe |
DE202010002004U1 (de) | 2010-02-05 | 2010-05-06 | 3M Innovative Properties Co., St. Paul | Abstandhalter für Adern zur Verwendung in Kabelverbindungsmuffen |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE529980C (de) * | 1930-10-16 | 1931-07-20 | Otto Paetsch | Kabelmuffe mit domartigem Aufbau |
DE2158992A1 (de) * | 1971-11-25 | 1973-05-30 | Siemens Ag | Kabelgarnitur, insbesondere verteilermuffe fuer nachrichtenkabel, mit einem laengsgeteilten gehaeuse |
DE7501835U (de) * | 1975-01-23 | 1975-05-22 | Pfisterer K Elektrotechnische Spezi | Abzweigmuffe |
DE7621324U1 (de) * | 1976-07-06 | 1976-11-04 | Thews & Cluever, 2800 Bremen | Muffenkörper für Gießharzkabelgarnituren |
FR2541528A2 (fr) * | 1983-02-18 | 1984-08-24 | Morel Atel Electromec | Manchon pour proteger l'epissure de cables electriques ou telephoniques |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3325591A (en) * | 1965-11-30 | 1967-06-13 | Amp Inc | Insulative cover for a connection assembly |
FR1490086A (fr) * | 1966-08-19 | 1967-07-28 | Dispositif d'enrobage pour épissures de conducteurs, raccordements de tuyaux et analogues | |
JPS59119576U (ja) * | 1983-02-01 | 1984-08-11 | 日動電工株式会社 | 電線接続部保護カバ− |
DE4042039A1 (de) * | 1990-12-28 | 1992-07-02 | Minnesota Mining & Mfg | Aeussere muffe fuer kabelverbindungen |
-
1992
- 1992-07-13 DE DE4222959A patent/DE4222959C2/de not_active Expired - Fee Related
- 1992-07-24 NL NL9201335A patent/NL193964C/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE529980C (de) * | 1930-10-16 | 1931-07-20 | Otto Paetsch | Kabelmuffe mit domartigem Aufbau |
DE2158992A1 (de) * | 1971-11-25 | 1973-05-30 | Siemens Ag | Kabelgarnitur, insbesondere verteilermuffe fuer nachrichtenkabel, mit einem laengsgeteilten gehaeuse |
DE7501835U (de) * | 1975-01-23 | 1975-05-22 | Pfisterer K Elektrotechnische Spezi | Abzweigmuffe |
DE7621324U1 (de) * | 1976-07-06 | 1976-11-04 | Thews & Cluever, 2800 Bremen | Muffenkörper für Gießharzkabelgarnituren |
FR2541528A2 (fr) * | 1983-02-18 | 1984-08-24 | Morel Atel Electromec | Manchon pour proteger l'epissure de cables electriques ou telephoniques |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE4222959C2 (de) | 2001-07-19 |
DE4222959A1 (de) | 1993-02-18 |
NL193964C (nl) | 2001-03-02 |
NL193964B (nl) | 2000-11-01 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5399811A (en) | Device for sealing cables entering a cable coupling sleeve | |
US4117259A (en) | Cable sleeve | |
KR100684024B1 (ko) | 케이블 클로저 및 케이블의 밀폐 방법 | |
CA1317650C (en) | Splice case | |
US5046766A (en) | Connector for corrugated tubes | |
US5883333A (en) | Cable splice closure | |
US6265665B1 (en) | Gel-filled casing for an electrical connection and associated method | |
US4829145A (en) | Corrugated plastic conduit system | |
CA2333249A1 (en) | Lay-in wireway | |
EP0320236A2 (en) | Cable closure end cap | |
KR100377275B1 (ko) | 맨홀의 벽체에 매설되어 케이블 보호용 파이프를 연결하는 연결구 | |
KR950021887A (ko) | 케이블 이음부의 밀봉제 충진형 동봉체 | |
KR100856472B1 (ko) | 결합되는 2개의 유체 라인의 동축방향 단부 부분에 대한연결 시스템 | |
NL9201335A (nl) | Gietharsmof voor de vervaardiging van verbindingen, overgangen, afsluitmoffen, aftakkingen en huisaansluitingen van geisoleerde elektro-kabels. | |
IL45767A (en) | Light weight cable housing | |
PL175295B1 (pl) | Złącze przewodów elektrycznych | |
US4413922A (en) | Branch-off seal | |
US6944388B2 (en) | Splice protection sleeve | |
EP1113552A1 (en) | Cable channel with inwardly projecting parts for passing through ties | |
US5824956A (en) | Connection accessory for low voltage power cables | |
EP0637767A2 (en) | An enclosure for multifilament cables | |
EP0728377B1 (en) | Cable closure | |
NL9001647A (nl) | Kabelkanaal. | |
JP3609886B2 (ja) | ケーブル接続用ケースにおける端面シール部材 | |
BE1008718A3 (nl) | Inbouwdoos voor elektrisch installatiemateriaal, samenstel van inbouwdozen en daarbij gebruikte afstandhouder en spruitstuk. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20030201 |