NL9200733A

NL9200733A - Inrichting en werkwijzen voor het losnemen en/of verwijderen van vlees en dergelijke van dierkoppen.

Info

Publication number: NL9200733A
Application number: NL9200733A
Authority: NL
Original assignee: Passchier Bob
Priority date: 1992-04-22
Filing date: 1992-04-22
Publication date: 1993-11-16
Also published as: EP0637204A1; ATE139883T1; WO1993020703A1; AU4273093A; FI944952A; JPH07508405A; NZ252752A; DE69303479D1; EP0637204B1; DE69303479T2; FI944952A0; HU9403053D0; CA2134078A1; US5512013A; HUT71575A; AU670797B2; RU94045878A; DK0637204T3

Description

Titel: Inrichting en werkwijzen voor het losnemen en/of verwijderen van vlees en dergelijke van dierkoppen.

De uitvinding betreft een inrichting voor het losnemen en/of verwijderen van vlees en dergelijke van dierkoppen, omvattende een transportlijn met een reeks in transportrichting op onderlinge afstand achter elkaar geplaatste houders voor koppen, waarop achtereenvolgens in hoofdzaak gelijkvormige dierkoppen met in hoofdzaak gelijke afmetingen kunnen worden aangebracht, en langs de transportlijn op afstand van elkaar aangebrachte bewerkingsstations waarlangs de dierkoppen middels de transportlijn achtereenvolgens worden bewogen en alwaar de dierkoppen worden behandeld, waarbij althans één eerste station dat zich in transportrichting stroomafwaarts van één of meer voorbewerkingsstations bevindt schraapmiddelen bevat voor het afschrapen van vlees en dergelijke van een in voorgaande stations bewerkte dierkop. De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het op verregaand gemechaniseerde wijze losnemen en/of verwijderen van vlees en dergelijke van dierkoppen.

Uit W0/NL88/00011 is reeds een inrichting bekend van het in de aanhef vermelde soort. Met een dergelijke inrichting is het mogelijk gebleken, dierkoppen op economisch rendabele wijze industriëel te verwerken. Daartoe wordt met de hand een dierkop in de inrichting aangebracht en worden vervolgens in opeenvolgende stations met de hand voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd. Vervolgens passeert de kop een station met mechanisch bediende schraapmiddelen welke vanaf de snuit naar de achterzijde van de kop daarlangs bewegen en zo het vlees aan de buitenzijde van de kop ten minste grotendeels van de kop losschrapen. Vervolgens passeert de kop nog een aantal stations waar grotendeels handmatig werkzaamheden worden uitgevoerd, zoals het lossnijden van het middels de schraapmiddelen losgemaakte vlees, het verwijderen van vlees ed. uit het binnenste van de kop en het verwijderen en uitbenen van de onderkaak. Voor het verwijderen van de schedelinhoud wordt de kop in een station overlangs door midden gezaagd.

Nadeel van deze bekende inrichting is, dat nog relatief veel werkzaamheden met de hand uitgevoerd dienen te worden. Dit is niet alleen relatief kostbaar; ook blijft daardoor om economische redenen nog vlees aan de kop achter. Daarnaast is het met de hand uitbenen van een dierkop gezien de werkomstandigheden onaantrekkelijk.

De onderhavige uitvinding beoogt, een inrichting van het boven vermelde soort te verschaffen waarmee meer werkzaamheden zonder tussenkomst van mensenhanden kunnen worden uitgevoerd, zodat de boven vermelde nadelen van de bekende inrichting worden opgelost. Hiertoe wordt de inrichting van het in de aanhef vermelde type gekenmerkt, doordat één of meer zich stroomopwaarts en/of stroomafwaarts van genoemd eerste station bevindende stations scheidende, in hoofdzaak zich bij de vorm van de in bewerking zijnde dierkop aanpassende mechanisch aangedreven middelen omvat voor het voorbewerken resp. verder bewerken van een dierkop.

Voor het volledig automatisch verwerken van een dierkop verdient de werkwijze volgens de uitvinding de voorkeur. Deze werkwijze wordt zodanig uitgevoerd, dat daarbij in het kindeel een centrale langssnede wordt aangebracht, met een bewerkingsmiddel langs de kaaklijn bewegend het vlees aan de buitenzijde van de onderkaak wordt losgemaakt, met pennen achtereenvolgens aan de binnenzijde van de onderkaak klieren worden gescheiden en daarna het vlees van de onderkaak wordt losgetrokken door pennen langs de binnenzijde van de onderkaak te bewegen, een cirkelvormige insnijding rondom de oogkassen en in de bovenlippen bij de snuit wordt gemaakt en vervolgens met de schedelcontour van de dierkop volgende schraapinstrumenten langs schedel en kaak wordt geschraapt in langsrichting van de dierkop vanaf de snuit, waarna met penvormige lichamen de kaakspieraanhechting bij de slapen wordt losgetrokken en de onderkaak wordt verwijderd om na verwijdering van de onderkaak met in langsrichting langs de schedel in de omgeving van de oorspronkelijke plaats van de onderkaak bewegende schrapers resterend vlees te verwijderen, en met heen- en weerbeweegbare pennen en schrapers de binnenzijde van de schedel te behandelen nadat de onderkaak is verwijderd. Deze werkwijze wijkt sterk af van de werkwijze die wordt gevolgd wanneer een dierkop met de hand of grotendeels met de hand wordt uitgebeend, zoals oók uit W0/NL68/00011 blijkt.

De uitvinding zal in het hierna volgende nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening getoond uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting voor het ten minste grotendeels gemechaniseerd uitbenen van een dierkop. Hierbij toont;

Fig. la t/m lf respektievelijk fig, 2a t/m 2f schematisch een zijaanzicht respektievelijk bovenaanzicht van elkaar opvolgende bewerkingsstations alwaar een in de inrichting geplaatste dierkop wordt bewerkt volgens de uitvinding;

Fig. 3 schematisch in zijaanzicht het bewerkingsstation van de inrichting van fig. 1 voor het van de dierkop scheiden van de onderkaak nader in detail;

Fig. 4 schematisch in zijaanzicht een bewerkingsstation voor het verwijderen van het vlees van de van de dierkop verwijderde onderkaak;

Fig. 5 een schematisch aanzicht in perspectief van het station van de inrichting volgens fig. 1 voor het lossnijden van vlees van de dierkop;

Fig. 6 een detail van het in fig. 4 getoonde station in bovenaanzicht.

Onder verwijzing naar fig. la en fig. 2a wordt met verwijzingscijfer 1 aangeduid het station van de inrichting volgens de uitvinding, alwaar een dierkop 2, hier een varkenskop, in de houder 3 op de transportbaan 4 wordt geplaatst. Voor een nadere beschrijving van de houder 3 wordt verwezen naar de hiervoor genoemde internationale octrooiaanvrage. Nadat de varkenskop 2 in de houder 3 is aangebracht, beweegt deze met de transportbaan 4 in de richting van de pijl A, waardoor het van de snuit gekeerde einde van de varkenskop tegen een tegenhoudvlak 5 beweegt. Dit tegenhoudvlak 5 kan scharnieren rond scharnierpunt 6 en wordt door de voortgaande beweging van de varkenskop 2 in de richting van pijl A tegen de werking van een tegenhoudkracht in de richting van pijl B bewogen. Hierdoor wordt de varkenskop 2 stevig op de in de snuit gestoken pen 7 van de houder 3 gedrukt. Vervolgens wordt in station 10 in de varkenskop 2 met behulp van mes 11 een centrale langssnede 12 gemaakt in de onderzijde van de kin. Daartoe is dit mes 11 scharnierbaar rond scharnierpunt 13 bevestigd, en kan bewegen volgens pijlen C. In ditzelfde station 10 worden aan de kaakcontour aangepaste drukorganen l4 langs de buitenkant van de kaak bewogen voor het reeds voorbewerken van het vlees, zodat dit in het daaropvolgende station 20 kan worden losgetrokken. Vervolgens beweegt de varkenskop 2 naar station 20. Hierbij beweegt de varkenskop onder een stang 15 door, die voorkomt dat tijdens het uitvoeren van bewerkingen de varkenskop uit de houder 3 omhoog kan scharnieren. In station 20 wordt met behulp van penvormige organen 21 het vlees dat zich aan de buitenzijde op de onderkaak 22 bevindt losgetrokken, doordat die pennen achter de lip haken. De penvormige organen 21 zijn hiertoe opgehangen in rubbers, zodat hun vorm en stand zich gemakkelijk aanpast aan vormveranderingen van de onderkaak 22. Deze penvormige organen 21 bevinden zich ter weerszijden van de onderkaak en kunnen daarnaar toe en daarvan af worden bewogen (zie pijl in fig. la). Tijdens het passeren van een varkenskop 2 worden deze organen 21 geleidelijk naar elkaar toe bewogen om de in de richting van de snuit smaller wordende onderkaak te kunnen blijven volgen. Doordat de penvormige middelen in rubbers zijn opgehangen, kan ook de contour van de onderkaak bij de kin goed gevolgd worden. Wanneer de penvormige organen 21 vanaf hal verwegen de kop 2 tot voorbij de snuit zijn bewogen, -is het vlees langs de onderkaak tot op de hoogte van de lippen losgesneden zoals is weergegeven in fig. 2a. In station 30 vindt het uitbenen van de binnenkant van de onderkaak 22 plaats. Daartoe bevinden zich ter weerszijden van de stang 15 pennen 36, die zijn opgehangen in rubbers en op- en neer kunnen worden bewogen (zie pijl in fig, lb). Met deze pennen 26 worden klieren van de binnenkouwspier losgetrokken; deze pennen bezitten een onderlinge afstand van 0,082 m.. Daarachter bevinden zich pennen 37 die de binnenkouwspier lostrekken. Hiertoe maken deze pennen een min of meer buitenwaartse, opwaarts gerichte cirkelvormige beweging rond een tov, de horizontaal en de verticaal hellende scharnieras (niet getoond). Wanneer zij in de onderkaak worden gestoken bezitten zij een onderlinge afstand van ongeveer 0,06 m. Tijdens passage van de kaak, waarbij de pennen 37 van de snuit naar de acterzijde van de kop bewegen, draaien de pennen uiteen, en aan de achterzijde van de kop staan zij op 0,09 tot 0,10 m. uiteen. De stand van de pennen 37 is dan veranderd van bijna vertikaal naar hellend onder een hoek van ong. 45°· Voor nauwkeurige aanpassing aan de individuele kaakcontour zijn ook deze pennen 37 in rubbers opgehangen. Na deze pennen 37 komen pennen 38, met een onderlinge tussenruimte van 0,092 m., die langs de binnenzijde van het kaakbeen schrapen voor het verwijderen van mogelijk resterend weefsel. Ook deze pennen zijn flexibel bevestigd in rubbers. Opgemerkt wórdt dat de in deze alinea gegeven maten afhankelijk zijn van de gemiddelde afmetingen van de kop. Deze maat is afhankelijk van de de desbetreffende manier van het houden en fokken van varkens.

In station 40 (fig. 1c en 2c) wordt de stand van de varkenskop 2 veranderd. Daartoe beweegt de varkenskop onder een haak 4l door. Deze haak 4l haakt op de weergegeven wijze achter de onderkaak 22, waardoor de varkenskop 2 vanuit de met stippellijnen weergegeven stand omklapt naar de met getrokken lijnen weergegeven stand. Vervolgens wordt de varkenskop 2 in station 40' opnieuw op de pen 7 van de houder 3 vastgedrukt. Hiertoe wordt tegen de achterzijde van de kop 2 een aandrukvlak 42 gedrukt, welke vergelijkbaar is met het aandrukvlak 5 uit station 1. Gelijktijdig met het aandrukken van het aandrukvlak 42 wordt een rol 43 op de snuit van de kop 2 gedrukt gehouden, welke rol 43 dwars over de snuit loopt en aan een scharnierend stangenstelsel 44 is bevestigd. In station 45 (fig. ld en 2d) worden met ter weerszijden van de kop 2 aangebrachte gatensnijders 46 (ook bekend als kringspiersnijder) het vlees rondom de ogen losgesneden. Dit om ervoor te zorgen dat bij het later losschrapen van het vlees de ogen en oogleden aan de schedel blijven. Het uitgesneden gat kan'worden gebruikt om het van de schedel verwijderde vlees 53 (zie station 50) op te hangen voor verdere bewerking. Ook worden in station 45 de bovenlippen bij de snuit losgesneden met behulp van ter weerszijden aangebrachte cirkelvormige messen 47 die in rotatie worden aangedreven. Hierdoor kan in een later stadium het zwoerd machinaal worden verwijderd. De messen 46 en 47 kunnen naar en van de kop 2 worden bewogen, en tijdens het snijden bewegen zij met de kop 2 mee.

Na station 45 passeert de kop 2 een (niet-weergegeven) station overeenkomstig fig. 4 van de hierboven genoemde internationale octrooiaanvrage. Daarbij wordt in hoofdzaak al het vlees van de buitenkant van de schedel losgeschraapt. In het daarop volgende station 50 kan dan met penvormige organen $1 de spieraanhechting van de kaakspier aan de bovenste instulping 5 2 (de slaap) in de schedel worden losgetrokken. Duidelijk is hierbij te zien, dat het in het voorgaande station van de schedel geschraapte vlees 53 aan de achterzijde van de schedel nog vastzit. Het vlees 53 (het masker) wordt voor station 55 net de hand losgesneden. In station 55 wordt het vlees 54 (afkomstig van de buitencone) machinaal losgesneden. Dit station 55 wordt in fig. 5 meer in detail getoond.

In station 60 (fig. Ie en 2e) wordt de stand van de kop 2 nogmaals gewijzigd. Dit vindt plaats middels een arm 61 die kan scharnieren rond scharnierpunt 62. Terwijl deze arm 61 in de richting van de pijl D beweegt slaat deze op de getoonde wijze tegen de met stippellijnen weergegeven kop 2, waardoor laatstgenoemde met de in de snuit gestoken pen 7 van de houder 3 naar de met getrokken lijnen getoonde stand scharniert. Vervolgens wordt de kop 2 met het tegenhoudvlak 63 met een werking vergelijkbaar met tegenhoudvlak 5 uit station 1 extra vast gedrukt. In het eerder beschreven station 40 (fig. lc) zou de kop 2 op overeenkomstige wijze kunnen worden gekanteld, dus met een arm 6l ipv. een haak 4l. Wanneer de kop 2 nog de tong bevat verdient het hier beschreven alternatief voor station 40 de voorkeur boven het gebruik van de in fig. lc getoonde uitvoering van het station 40.

In station 65 vindt met pennen 66 het verwijderen van nog resterend weefsel, bijv. pezen ed. plaats aan de buitenzijde van de onderkaak. Ook deze pennen 66 zijn weer verend bevestigd en kunnen zijdelings naar en van de kop 2 bewegen. Voorts wanneer de kop 2 nog de tong bevat wordt met een stoter 120 de onderkaak 22 zijwaarts gedrukt. Hierdoor komt de tong (niet getoond) aan één zijde van de vast boven de transportbaan 4 aangebrachte staaf 71» die in station 65 tussen de onder- en bovenkaak wordt gestoken voor het automatisch verwijderen van de onderkaak. Daarna vindt het verwijderen van de onderkaak 22 plaats in station 70. In station 70 verwijdert zich een aftakking 72 van de staaf 71 in de bewegingsrichting van de transportbaan 4. Op korte afstand boven die aftakking 72 strekt zich een eindloze band 73 uit (slechts gedeeltelijk weergegeven). Deze band wordt in de richting van de pijl E aangedreven en is voorzien van nokken 74, waartegen het van het gewricht afgekeerde einde 76 van de onderkaak 22 komt te steunen, zodat de onderkaak 22 wordt meegevoerd door de eindloze band 73· Dit zal in fig. 3 nader in detail worden beschreven. In station 70 passeert de kop 2 tevens schrapers 75 ter weerszijden van de transportbaan 4. Deze schrapers 75 zijn op de hoogte van het gewricht van de onderkaak aangebracht en schrapen langs de kaaklijn om vlees bij de knook aan de schedel te houden en van de onderkaak 22 los te maken op het moment dat de onderkaak 76 vrijwel vertikaal staat. Ook deze schrapers 75 zijn gevat in rubbers om de stand daarvan aan de individuele kop aan te passen.

Nadat de onderkaak 22 is verwijderd vindt voorts in station 80 (zie fig. lf en 2f) middels in rubbers gemonteerde schrapers 81 en 82 het verder verwijderen van vlees langs de bovenkaak en het jukbeen van kop 2 plaats. Schrapers 81 staan stationair opgesteld. Schrapers 82 kunnen zijdelings op de kop 2 worden toebewogen. Vervolgens wordt in station 85 met pennen 86 het vlees binnenin de ruimte waarin de onderkaak 22 in de kop 2 stak verwijderd, terwijl in station 90 met aangedreven messen 91 van binnenuit het vlees uit de achterste holte van de schedel wordt verwijderd.

Fig. 3 toont meer in detail het automatisch verwijderen van de onderkaak 22 met het lossnijden van de tong in station 70. Doordat de onderkaak over de zich van de transportbaan 4 verwijderende stang 72 beweegt, wordt de onderkaak 22 uit de kop 2 getrokken. Daarbij wordt de tong door een in de stang 72 geïntegreerd mes 121 losgesneden. Doordat in station 65 met de stoter 120 de tong aan één kant van de staaf 71 en dus de stang 72 is gebracht, wordt voorkomen dat het mes 121 de tong zelf doorsnijdt. Verder stroomafwaarts is de stang 72 omgebogen zodat deze neerwaarts loopt. De onderkaak 22 glijdt hierlangs onder invloed van de zwaartekracht naar beneden en kan worden opgevangen door het in fig. 4 getoonde station 95 voor het verder ontvlezen van de onderkaak 67. Dit station 95 bevat daartoe een schijf 96 met horizotale rotatieas 97· Uit deze schijf 96 steken nokken 98 die evenwijdig aan de rotatieas 97 zijn gericht. Zoals fig. 4 toont, komen de onderkaken 22 tangentiaal. op de schijf 96 te liggen, elk steunend tegen een nok 98 zoals weergegeven. Met een vinger 110 worden de kaakeinden 76 in de juiste stand op de schijf 96 gedrukt. Ter weerszijden van de schijf 96 zijn weefselvangers 99 aangebracht voor het verwijderen van het zich nog aan de onderkaak 67 bevindende vlees 100. De werking hiervan wordt nader verduidelijkt in fig. 6. Daarin is de onderkaak 22 en het vlees 100 met streep-stipellijnen weergegeven. Elke weefselvanger 99 bezit twee zich op geringe afstand van elkaar, in hoofdzaak evenwijdig van elkaar liggende vangvlakken 103 waartussen het vlees gevangen wordt. Deze vangvlakken komen in draairichting van de schijf 96 stroomafwaarts samen en aldaar kunnen middels een cilinder 101 aandruk organen 102 naar de schijf 97 worden bewogen om het vlees 100 daartussen vast te klemmen en daardoor van de onderkaak te trekken.

Fig. 5 toont meer in detail het station 55 voor het van de schedel 2 lossnijden van het vlees 53· Ter weerszijden van de transportbaan 4 bevinden zich daartoe geleiders 56 die in stroomafwaartse richting van de transportbaan 4 uiteen lopen. Aan het einde van een geleider 56 bevindt zich een mes 54 dat tevens als stop dient voor het invangen van het vlees 53· Middels een cilinder 57 kan een veerkrachtig indrukbaar aandrukorgaan 58 onder het mes 54 worden doorbewogen om het vlees tegen het mes 54 te drukken en af te snijden. Het afgesneden vlees glijdt dan over de goot 59 in bijvoorbeeld een (niet weergegeven) opvangbek.

Natuurlijk beperkt de uitvinding zich niet tot hetgeen hierboven is beschreven onder verwijzing naar de in de figuren getoonde uitvoering. De uitvinding wordt meer bepaald door de strekking van de bijgevoegde conclusies.

Claims

1. Inrichting voor het losnemen en/of verwijderen van vlees en dergelijke van dierkoppen, omvattende een transportlijn met een reeks in transportrichting op onderlinge afstand achter elkaar geplaatste houders voor koppen, waarop achtereenvolgens in hoofdzaak gelljkvormige dierkoppen met in hoofdzaak gelijke afmetingen kunnen worden aangebracht, en langs de transportlijn op afstand van elkaar aangebrachte bewerkingsstations waarlangs de dierkoppen middels de transportlijn achtereenvolgens worden bewogen en alwaar de dierkoppen worden behandeld, waarbij althans één eerste station dat zich in transportrichting stroomafwaarts van één of meer voorbewerkingsstations bevindt schraapmiddelen bevat voor het afschrapen van vlees en dergelijke van een in voorgaande stations bewerkte dierkop, met het kenmerk, dat één of meer zich stroomopwaarts en/of stroomafwaarts van dat eerste station bevindende stations scheidende, in hoofdzaak zich bij de vorm van de in bewerking zijnde dierkop aanpassende mechanisch aangedreven middelen omvat voor het voorbewerken resp. verder bewerken van een dierkop.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de scheidende middelen penvormige middelen (21, 36, 37·51» 66) omvatten.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de penvormige middelen naar de transportbaan toe en van de transportbaan af beweegbaar zijn.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3. waarbij de penvormige middelen veerkrachtig beweegbaar zijn bevestigd.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is voorzien van een station (70) met middelen voor het van de dierkop scheiden van de onderkaak (22).

6. Inrichting volgens conclusie 5» waarbij genoemde middelen voor het van de kop scheiden van de onderkaak (22) een middel omvatten voor het op het vrije einde (76) van de onderkaak daarop aangrijpen, welk middel geschikt is om dat vrije einde op afstand van de dierkop te brengen.

7· Inrichting volgens conclusie 6, omvattende een in transportrichting op afstand van de transportbaan gelegen langwerpig lichaam (71) dat zodanig op afstand van de transportbaan (4) is gelegen dat dit tussen het vrije uiteinde (76) van de onderkaak (22) en de dierkop (2) kan steken, en op welk lichaam stroomafwaarts een aftakking (72) aansluit die zich stroomafwaarts van het lichaam (71) en de transportbaan (4) verwijdert.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij zich in hoofdzaak evenwijdig aan de aftakking een aandrijfmiddel uitstrekt, dat op de onderkaak aangrijpt en dit meevoert.

9· Inrichting volgens conclusie 8, waarbij het aandrijfmiddel een aangedreven eindloze band (73) omvat die zich uitstrekt tussen twee zich op afstand van elkaar bevindende keerwielen en met op afstand van elkaar aangebrachte uitsteeksels (7*0 die kracht overbrengend met één of meer onderkaken (22) kunnen samenwerken.

10 Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 5-9. waarbij middelen aanwezig zijn voor het uitsnijden van de tong.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de aftakking (72) is voorzien van een snijmiddel (121).

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, waarbij middelen (120) zijn aangebracht voor het opzijbewegen van de onderkaak juist voor het langwerpige lichaam (71)-

13. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 5 t/m 12, in kombinatie met één der voorgaande conclusies 2 t/m 4, waarbij het station voor het van de kop (2) scheiden van de onderkaak (22) penvormige middelen omvat voor het ten minste gedeeltelijk van de kop losmaken van het kaakgewricht.

14. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 5 t/m 13, waarbij de inrichting is voorzien van een station voor het verder bewerken van de van de dierkop gescheiden onderkaak.

15. Inrichting volgens conclusie 14, omvattende een schijfvormig en om diens bij voorkeur horizontale as roteerbaar lichaam (96) voorzien van uitstekende, op onderlinge afstand aangebrachte tegenhoudvlakken (98), tegen welk tegenhoudvlak een onderkaak (67) met .diens van het kaakgewricht gekeerde einde (76) kan steunen, en welk lichaam is gekoppeld met een aandrijfmiddel.

16. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, omvattende middelen voor het van het bot van de kop of de onderkaak scheiden van vlees en dergelijke, omvattende zich ter weerszijden van de transportbaan voor de kop (2) of de onderkaak (22) bevindende, hoofdzakelijk evenwijdig daaraan lopende en aan het in de richting van de transportbaan stroomafwaartse einde gesloten insluitspleten (99. 56, 54).

17. Inrichting volgens conclusie 16, ter weerszijden van de transportbaan voorzien van aandrukmiddelen (58, 102) die op de insluitspleten kunnen worden toebewogen en die in de insluitspleten gevangen vlees en dergelijke vastklemmen.

18. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, voorzien van één of meer stations met standveranderingsmiddelen voor het wijzigen van de stand van de dierkop.

19. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij de houders voor het bevatten van de dierkoppen (2) een scharnierbaar bevestigd spiesvormig lichaam (7) omvatten waarop de dierkop kan worden gestoken, en waarbij de standveranderingsmiddelen een in stroomafwaartse richting van de transportbaan (4) hakend haakorgaan (41) omvatten.

20. Inrichting volgens conclusie 18 of 19, waarbij één of meer der stations met standveranderingsmiddelen rond een uiteinde roterend aangedreven langwerpige lichamen (61) omvatten, die ter zijde van de transportbaan (4) zijn aangebracht en die op een passerende dierkop een kracht kunnen uitoefenen op afstand van het scharnierpunt van het spiesvormige lichaam (7).

21. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de houders voor het bevatten van de dierkoppen zijn voorzien van een spiesvormig lichaam waarop een dierkop kan worden gestoken en waarbij de inrichting is voorzien van één of meer in stroomafwaartse richting van de transportbaan tegen een tegenhoudkracht in beweegbaar aandrukvlak (5, 42), dat kan samenwerken met het einde van de dierkop (2) die is afgekeerd van het einde waarin het spiesvormig lichaam (7) is gestoken, waardoor een dierkop op de houder wordt gedrukt.

22. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, voorzien van één of meer messen voor het aanbrengen van insnijdingen in het vlees en dergelijke van een dierkop.

23. Inrichting volgens conclusie 22, omvattende ter weerszijden van de transportbaan daarnaar toe en daarvan af beweegbaar roterend aangedreven messen (46) die geschikt zijn voor het maken van een cirkelvormige insnijding.

24. Inrichting volgens conclusie 23, waarbij de genoemde messen zijn voorzien van een uitstekend centreermiddel dat bij voorbeeld geschikt is om in een oogkas van een dierkop te worden gestoken.

25. Werkwijze voor het losnemen en/of verwijderen van vlees van dierkoppen, eventueel met behulp van een inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij in het kindeel een centrale langssnede wordt aangebracht, met een bewerkingsmiddel langs de kaaklijn bewegend het vlees aan de buitenzijde van de onderkaak wordt losgemaakt, met pennen achtereenvolgens aan de binnenzijde van de onderkaak klieren worden gescheiden en daarna het vlees van de onderkaak wordt losgetrokken door pennen langs de binnenzijde van de onderkaak te bewegen, een cirkelvormige insnijding rondom de oogkassen en in de bovenlippen bij de snuit wordt gemaakt en vervolgens met de schedelcontour van de dierkop volgende schraapinstrumenten langs schedél en kaak wordt geschraapt in langsrichting van de dierkop vanaf de snuit, waarna met penyormige lichamen de kaakspieraanhechting bij de slapen wordt losgetrokken en te onderkaak wordt verwijderd om na verwijdering van de onderkaak met in langsrichting langs de schedel in de omgeving van de oorspronkelijke plaats van de onderkaak bewegende schrapers resterend vlees te verwijderen, en met heen- en weerbeweegbare pennen en schrapers de binnenzijde van de schedel te behandelen nadat de onderkaak is verwijderd.