NL9101247A

NL9101247A - Van deksel voorziene schotel met ventilatie.

Info

Publication number: NL9101247A
Application number: NL9101247A
Authority: NL
Original assignee: Dart Ind Inc
Priority date: 1990-08-03
Filing date: 1991-07-16
Publication date: 1992-03-02
Also published as: GR910100315A; FR2665350B1; MA22247A1; BE1005409A0; FR2665350A1; US5065889A; ES2038902A1; IT1251135B; DE4121706A1; IL98710A; ATA127291A; DK142391D0; ES2038902B1; GB9116694D0; PT8320T; ITMI912094A0; AT399645B; NL193555B; JPH04253818A; MY107734A

Description

UITTREKSEL·

De uitvinding heeft betrekking op een schotel, zoals een braadschotel, met deksel, welke samenwerken teneinde het koken in een geventileerde alsmede een ongeventileerde toestand mogelijk te maken, terwijl tevens een gecontroleerde overgang tussen de geventileerde en de ongeventileerde toestand mogelijk is. De schotel is voorzien van een nokrichel, terwijl het deksel is voorzien van een lip, die roteerbaar en verzwenkbaar is ten opzichte van de nokrichel, teneinde een gecontroleerd ventileren van en toegankelijkheid tot het inwendige van de schotel te verschaffen.

Van deksel voorziene schotel met ventilatie.

De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op schotels voor het koken, opdienen en opslaan van voedsel en dergelijke. In het bijzonder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een schotel met een rand die is voorzien van een nokrichel, die samenwerkt met een deksel teneinde een gecontroleerde ventilatie van het inwendige van de schotel alsmede het koken in een geventileerde of ongeventileerde stand toe te staan.

Voor het bakken en andere kooktoepassingen gebruikte schotels zijn in het algemeen voorzien van een deksel, zodat het voedsel binnen de schotel kan worden bedekt terwijl dit wordt gekookt. Het af gedekt koken helpt bij het vasthouden van warmte en vocht in de schotel en kan ook op andere wijze een hulp zijn bij het kookproces. Zelfs indien afgedekt koken niet gewenst is kan het deksel worden gebruikt teneinde hulpzaam te zijn bij het warmhouden van de inhoud van de schotel. De term "schotel'· wordt in algemene zin gebruikt teneinde vuurvaste schotels aan te duiden, zoals een braadschotel die geschikt is om te worden gebruikt in een magnetron of een conventionele oven. De term "schotel" omvat tevens een kookgereedschap dat bedoeld is voor toepassing op een kookelement op een fornuis.

Voor sommige toepassingen is het van voordeel om te kunnen koken in geventileerde respectievelijk ongeventileerde toestand. Sommige recepten vereisen een combinatie van beide. Bij het koken in een magnetron is het in het bijzonder vaak noodzakelijk om gedurende relatief korte perioden te koken en vervolgens hetzij de schotel uit de magnetron te verwijderen om de inhoud om te roeren of om de schotel in de oven te verdraaien en op een verschillend vermogensniveau te koken. Bovendien kan het vereist zijn om gedurende een zekere tijd met de schotel in geventileerde toestand en vervolgens gedurende een zekere tijd te koken met de schotel in ongeventileerde toestand. In dergelijke situaties is het noodzakelijk om de stoom of damp die zich kan hebben verzameld in het inwendige van de schotel tijdens een kookcyclus op veilige wijze te ventileren. Er wordt tevens op gewezen, dat zowel conventionele alsmede microgolf ovens op oogniveau of onder de bovenzijde van een fornuis zijn aangebracht/ hetgeen sommige ventilatie-voorzieningen uit gebruiksstandpunt meer of minder wenselijk maakt.

Sommige ventilatievoorzieningen vereisen bijvoorbeeld dat het bovenoppervlak van het deksel zichtbaar is, aangezien de ventilatie-opening in het algemeen horizontaal is georiënteerd. Dit kan een nadeel zijn indien de oven op oogniveau is geplaatst. Andere voorzieningen omvatten een in het algemeen verticaal georiënteerde ventilatie-opening, die is gevormd in de zich omlaag uitstrekkende rand van een deksel of de omhoog uitstekende rand van een schotel. Dit type ventilatie-opening omvat vaak nokken, die op één lijn met elkaar moeten worden geplaatst teneinde in een geventileerde of ongeventileerde toestand te koken. Dergelijke nokken worden door sommigen ongewenst geacht uit visueel oogpunt en veroorzaken tevens enige nadelen uit een gebruiksstanpunt. De schotel kan bijvoorbeeld tijdens een kookcyclus worden gedraaid, zodat de ventilatieopening niet zichtbaar is.

De onderhavige uitvinding verschaft een oplossing voor de eerder genoemde en andere problemen van de stand van de techniek door een schotel en een deksel te verschaffen, die onder een aantal verschillende kookcondities kunnen worden gebruikt. Het deksel en de schotel werken samen teneinde koken mogelijk te maken met het deksel in een geventileerde respectievelijk ongeventileerde toestand op de schotel. Het deksel is tevens beweegbaar op de schotel teneinde de stoom of dampen, die zich in het inwendige van de schotel ophopen tijdens het koken met het deksel in een ongeventileerde toestand veilig en eenvoudig te ventileren.

In het bijzonder omvat de schotel een rand met een nokrichel, die samenwerkt met een lip op het deksel teneinde het koken in een geventileerde respectievelijk ongeventileerde toestand mogelijk te maken. Wanneer het deksel zich op de schotel bevindt in een oriëntatie, die leidt tot ongeventileerd koken, kan het deksel over de nokrichel zodanig worden aprntpfird dat tiidens het koken in het inwendiae van de scho- 3 tel verzamelde stoom of damp veilig en eenvoudig kan ventileren. Bovendien kan het deksel op de nokrichel worden verzwenkt teneinde de aanvankelijke stoom- of dampstroom weg te leiden van de handvatten die worden vastgegrepen door de gebruiker. Handvatten op de schotel en het deksel dienen als handige aanduidingen of de schotel zich in de geventileerde respectievelijk ongeventileerde toestand bevindt.

Derhalve beoogt de onderhavige uitvinding een verbeterde kookschotel te verschaffen. Een andere doelstelling van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een kookschotel met een deksel, dat kan worden bewogen tussen een geventileerde en ongeventileerde positie zonder het deksel van de schotel te verwijderen.

Daarnaast beoogt de onderhavige uitvinding schotels te verschaffen, die kunnen worden gebruikt in een meerlagige kookconfiguratie en die een gecontroleerde ventilatie daarvan toestaan.

Tenslotte beoogt de onderhavige uitvinding een kookschotel te verschaffen met een deksel, dat gelijktijdig kan worden geroteerd en verzwenkt ten opzichte van de schotel teneinde het ventileren van het inwendige van de schotel op veilige wijze te beheersen wanneer het deksel vanuit een ongeventileerde naar een geventileerde positie wordt bewogen.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvorm van de schotel volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van de schotel, met ten opzichte daarvan verplaatst deksel, waarvan de onderzijde zichtbaar is;

Fig. 2 toont een zijaanzicht van het deksel boven de schotel, waarbij een gedeelte van de schotelflens is verwijderd;

Fig. 3 toont een ten opzichte van fig. 2 versprongen zijaanzicht van het deksel boven de schotel, waarbij een gedeelte van de schotelflens is verwijderd;

Fig. 4 toont een bovenaanzicht van het deksel in een ongeventileerde toestand op de schotel;

Fig. 5 toont een onderaanzicht van de schotel;

Fig. 6 toont een dwarsdoorsnede volgens de lijn 6-6 in fig. 4;

Fig. 7 toont een dwarsdoorsnede volgens de lijn 7-7 in fig. 4;

Fig. 8 toont een dwarsdoorsnede overeenkomstig fig.

6, waarbij echter het deksel over 90° is gedraaid en de schotel zich in een geventileerde toestand bevindt;

Fig. 9 toont een dwarsdoorsnede overeenkomstig fig.

7, waarbij echter het deksel over 90° is gedraaid en de schotel zich in een geventileerde toestand bevindt;

Fig. 10 toont een perspectivisch aanzicht van het deksel onder een schotel, die de vorm van een rooster bezit en waarvan de onderzijde zichtbaar is;

Fig. 11 toont een zijaanzicht van het deksel onder het rooster, waarbij een gedeelte van de flens is verwijderd;

Fig. 12 toont een ten opzichte van fig. 11 versprongen zijaanzicht van het deksel onder het rooster;

Fig. 13 toont een bovenaanzicht van de schotel in de vorm van een rooster, dat op het deksel is geplaatst, en

Fig. 14 toont een dwarsdoorsnede volgens de lijn 14-14 in fig. 13.

De fig. 1, 2 en 3 tonen een schotel 50 en een complementair deksel 10. De schotel en het deksel zijn bedoeld om bijvoorbeeld te worden gebruikt als braadschotel of voor andere kookdoeleinden. De schotel 50 en het deksel 10 zijn vervaardigd uit elk geschikt materiaal, dat zowel de met het koken samenhangende hoge temperaturen in een magnetron of conventionele oven kan weerstaan alsmede de lage temperaturen die samenhangen met de opslag in een koelkast of diepvriezer.

De schotel 50 bezit, zoals het best zichtbaar is in de fig. 1-3 en 6-9, een bodemwand 52 die overgaat in een zich omhoog uitstrekkende zijwand 54. De zijwand 54 bezit een aan de omtrek geplaatste en zich buitenwaarts uitstrekkende rand, die een nokrichel 56 bezit. Een zich omhoog uitstrekkende flens 76 omringt de nokrichel 56. De flens 76 eindigt in een bovenrand 80 en bezit een inwendig oppervlak 78.

5

De nokrichel 56 is voorzien van tegenover elkaar geplaatste eerste gedeelten 58 en tweede gedeelten 64, die zijn verbonden door hellende gedeelten 70. Elk der eerste gedeelten 58 bezit een boven- en onderoppervlak 60 respectievelijk 62, terwijl elk tweede gedeelte 64 een boven- en onderoppervlak respectievelijk 68 bezit. De hellende gedeelten 70 zijn in diametraal tegenover elkaar geplaatste paren gerangschikt en bezitten elk een bovenoppervlak 72 en een onderoppervlak 74. Zoals zichtbaar is in de fig. 2 en 3 zijn de tweede gedeelten 64 verticaal versprongen ten opzichte van de eerste gedeelten 58. De bovenoppervlakken van de eerste gedeelten 58, de tweede gedeelten 64 en de hellende gedeelten 70 vormen samen een continu, glad, omhooggericht nokoppervlak. Op overeenkomstige wijze vormen de onderoppervlakken van de eerste gedeelten 58, de tweede gedeelten 64 en de hellende gedeelten 70 samen een continu, glad omlaaggericht nokoppervlak. Elk hellend oppervlak 72 snijdt het aangrenzende, zich in het algemeen horizontaal uitstrekkende bovenoppervlak 60 van een eerste gedeelte onder een stompe hoek.

Tegenover elkaar gelegen handvatten 82 zijn naast de eerste gedeelten 58 van de nokrichel geplaatst en strekken zich daarvandaan buitenwaarts uit. Elk handvat 82 strekt zich in grote lijnen uit in hetzelfde vlak als het bovenoppervlak 60 van het eerste gedeelte. Zoals zichtbaar is in de fig. 2 en 3 zijn de hellende gedeelten 70 van de nokrichel buitenwaarts van de uiteinden van de handvatten geplaatst. De handvatten 82 bezitten een in hoofdzaak vlak bovenoppervlak 84 en een onderoppervlak 86. Het onderoppervlak 84 van elk handvat bezit een verdieping teneinde het vastgrijpen te vereenvoudigen. De bo-demwand 52 van de schotel bezit een uitwendig oppervlak 90 met daarop aangebrachte zich radiaal uitstrekkende uitsteeksels 92. De uitsteeksels 92 dienen voor het optillen van de bodem-wand 52 ten opzichte van de bovenzijde van het aanrecht of het ovenoppervlak en tevens om samen te werken met overeenkomstig gevormde uitsteeksels op het deksel 10.

Zoals is getoond in de fig. 1, 2 en 3 bezit het deksel 10 een in het algemeen vlakke bovenwand 12 die overgaat in een zich omlaag uitstrekkende zijwand 14. Ter plaatse van het onderste gedeelte van de zijwand 14 is een zich buitenwaarts uitstrekkende rand 16 aangebracht, terwijl een paar tegenover elkaar gelegen handvatten 18 zich buitenwaarts vanaf de rand 16 uitstrekt. De handvatten 18 bezitten een glad bovenoppervlak 20 en "door vingers vastgrijpbare" verdiepingen 24, die in het onderoppervlak 22 van elk handvat zijn gevormd.

Onder de rand 16 strekt zich een lip 26 omlaag uit.

De lip 26 is voorzien van tegenover elkaar gelegen eerste gedeelten 28 alsmede tweede gedeelten 30, die zijn verbonden door diametraal tegenover elkaar gelegen schuine gedeelten 32. De lip 26 eindigt in een lipoppervlak 36, dat een continu glad oppervlak vormt dat een bij de nokrichel 56 passende contour bezit. De lipoppervlakken 36 naast de diametraal tegenover elkaar gelegen lipgedeelten 32 zijn aangeduid met 36a en 36b. De lipoppervlakken 36a en 36b omvatten gekromde verbindingen met de oppervlakken van de aangrenzende lipgedeelten 28 en 30.

De handvatten 18 strekken zich vanaf de rand 16 buitenwaarts uit boven de tegenover elkaar gelegen eerste gedeelten 28 van de lip, waarbij elk handvat 18 zich in grote lijnen in één vlak uitstrekt met het bijbehorende eerste gedeelte 28. Zoals zichtbaar is in de fig. 1-3 en 10-12 zijn de hellende gedeelten 32 buitenwaarts van de uiteinden van de handvatten 18 geplaatst.

Het bovenoppervlak 38 van de bovenwand 12 is voorzien van zich radiaal uitstrekkende uitsteeksels 40, die kunnen samenwerken met de uitsteeksels 90 van de schotel 50. Zoals zichtbaar is in de fig. 1 en 10 is het inwendige van het deksel 10 zodanig gevormd dat deze kan worden omgedraaid en gebruikt als kookgerei of overeenkomstig hetgeen is getoond in de uitvoeringsvorm volgens de fig. 10-14.

Thans is zichtbaar, dat het deksel 10 op de schotel 50 kan worden aangebracht in een gesloten of ongeventileerde positie (fig. 6 en 7) alsmede een open of geventilerde positie (fig. 8 en 9). In de ongeventileerde positie is zichtbaar, dat de lip 26 aangrijpt op de nokrichel 56, terwijl de dekselrand 16 aanariint on de bovenrand 80 van de schotelflens 76. In het 7 bijzonder grijpt het oppervlak 36 van de lip 26 aan op de bovenoppervlakken 60 van de eerste gedeelten 58, de bovenoppervlakken 66 van de tweede gedeelten 64 en de bovenoppervlakken 72 van de schuine gedeelten 70 teneinde de toegang tot het inwendige van de schotel 50 te blokkeren. De onderzijde van de dekselrand 16 grijpt tegelijkertijd aan op de rand 80 van de omhooggerichte schoteltlens 76, waardoor een labyrint wordt gecreëerd volgens welk ingesloten stoom of damp voor het ontsnappen moet passeren.

Zoals is getoond in de fig. 1, 2 en 6 zijn de scho-telhandvatten 82 en de dekselhandvatten 18 verticaal op één lijn gelegen wanneer de schotel 50 en het deksel 10 zich in de gesloten of ongeventileerde positie bevinden. Dit verschaft een eenvoudige aanduiding voor de gebruiker, dat de inhoud wordt verhit of is opgeslagen in de ongeventileerde toestand. Zoals is getoond in fig. 8 en 9 grijpt de lip 26 in de geventileerde toestand gedeeltelijk aan op de nokrichel 56, terwijl de dekselrand 16 geheel buiten aangrijping is met de bovenrand 80 van de schotelflens 76. In het bijzonder is zichtbaar, dat wanneer de handvatten 18 van het deksel 10 ten opzichte van de handvatten 82 van de schotel over 90° zijn verplaatst de onder oppervlakken 36 van de eerste gedeelten 28 van de lip aangrijpen op de bovenoppervlakken 66 van de tweede gedeelten 64 van de nokrichel. Uit de tekening blijkt verder, dat het mogelijk is om het deksel 10 ten opzichte van de schotel 50 in verschillende hoekposities op de schotel 50 te oriënteren in een geventileerde toestand. In de geventileerde positie van het deksel 10 op de schotel 50 is zichtbaar, dat de schotel-handvatten 82 en de dekselhandvatten niet op één lijn zijn gelegen, waardoor een handige visuele aanduiding wordt verschaft dat het deksel 10 en de schotel 50 worden gebruikt in de geventileerde toestand.

In het bijzonder verwijzend naar de fig. 1-3 is zichtbaar, op welke wijze het deksel 10 vanuit de ongeventileerde naar de geventileerde positie kan worden bewogen. Het deksel 10 kan vanuit de geventileerde naar de ongeventileerde positie worden bewogen. Door een rotatie van het deksel 10 op de schotel 50 in of tegen de richting van de wijzers van de klok in. Wanneer het deksel 10 bijvoorbeeld wordt geroteerd tegen de richting van de wijzers van de klok in, grijpen de lip-oppervlakken 36a aan op de aangrenzende hellende nok-richeloppervlakken 72 ter plaatse van diametraal tegenover elkaar gelegen posities op de nokrichel 56. Wanneer de gebruiker doorgaat met het tegen de richting van de wijzers van de klok in roteren van het deksel 10 glijden de lip-oppervlakken 36a omhoog langs de tegenover elkaar gelegen schuine oppervlakken 72, waarbij ze het lip-oppervlak 36 buiten aangrijping met de nokricheloppervlakken 60 en 66 optillen. Indien het deksel 10 wordt geroteerd in de richting van de wijzers van de klok grijpen de lip-oppervlakken 36b op overeenkomstige wijze aan op de aangrenzende nokricheloppervlakken 72. Wanneer de gebruiker doorgaat met het roteren van het deksel 10 in de richting van de wijzers van de klok· glijden de lip-oppervlakken 36b omhoog langs de diametraal tegenover elkaar gelegen hellende oppervlakken 72 van de nokrichel 56 en tillen het lip-oppervlak 36 op buiten aangrijping met de nokricheloppervlakken 60 en 66. Natuurlijk beweegt de dekselrand 16 tegelijkertijd buiten aangrijping met de rand 80 van de schotelflens 76, wanneer het deksel 10 in enigerlei richting wordt geroteerd. De schotelflens 76 fungeert tevens voor het in positie boven de nokrichel 56 handhaven van de lip 26.

Wanneer de schotelhandvatten 82 en de dekselhandvat-ten 18 evenwijdig aan elkaar worden gehouden wanneer de lip 26 over de nokrichel 56 wordt geroteerd, blijkt dat de eerste stroom van ontsnappende stoom of damp gelijkmatig zal ontwijken aan weerszijden van de schotel tussen het tweede lipge-deelte 30 en het nokricheloppervlak 66. De lip-oppervlakken 36 aangrenzend aan de tweede lipgedeelten 30 zullen worden opgetild boven de nokricheloppervlakken 66 en de flensrand 30 wanneer het deksel wordt geroteerd, waardoor een rechtstreekse toegang tot het inwendige van de schotel 50 wordt verschaft.

Opnieuw verwijzend naar de fig. 1, 2 en 6, en aannemend dat het deksel 10 tegen de richting van de wijzers van de klok in wordt aeroteerd. wordt onaemerkt dat het mocreliik is 9 dat het deksel 10 verzwenkt ten opzichte van de schotel 50. Wanneer de gekromde verbindingsplaatsen van de lip-oppervlak-ken 36a aangrijpen op de diametraal tegenover elkaar geplaatste schuine nokricheloppervlakken 72 blijkt, dat het deksel 10 niet alleen in een verticale richting zal bewegen, doch ook op de tegenover elkaar gelegen nokricheloppervlakken 72 zal worden verzwenkt. Deze verzwenking geschiedt om een as door het contactpunt tussen de tegenover elkaar gelegen gekromde verbindingsplaatsen van de lip-oppervlakken 36a en de schuine nokricheloppervlakken 72. Dit is van significant belang, aangezien het mogelijk is om het deksel 10 vanuit een ongeventileerde naar een geventileerde positie te bewegen door een gelijktijdige rotatie en verzwenking van het deksel 10 met één hand en de eerste uitstroom van verzamelde stoom of damp naar een positie op de omtrek van de nokkenrand 56 tegenover de hand van de gebruiker te richten.

Zoals zichtbaar is in de fig. 2 en 6 zijn de deksel-handvatten 18 en de schotelhandvatten verticaal op één lijn geplaatst en bevinden de schotel 50 en het deksel 10 zich in de ongeventileerde positie. Een rechtshandige gebruiker zou in het algemeen het dekselhandvat vastgrijpen alsmede het scho-telhandvat 82 (aan de rechterzijde van de fig. 2 en 6 geplaatst) met de duim op het dekselhandvat 18 en de resterende vingers op de verdieping 88 in het schotelhandvat 82. Een lichte benedenwaartse druk op het handvat 18 terwijl het deksel wordt geroteerd tegen de richting van de wijzers van de klok in zal er toe leiden dat het deksel 10 wordt verzwenkt wanneer het roteert. Natuurlijk zal de deksellip 16 aangrijpen op de bovenrand 80 van de schotelflens 76 ter plaatse van een locatie nabij het vastgegrepen dekselhandvat 18, teneinde de verzwenkbeweging van het deksel 10 te beperken.

Op deze wijze gekanteld zal het deksellip-oppervlak 36 echter worden gescheiden van de bijbehorende nokricheloppervlakken 60, 66 en 72 over een omtrek van de schotel 50 verwijderd van het dekselhandvat 18 en het schotelhandvat 82, welke worden vastgegrepen door de gebruiker. Een overeenkomstig resultaat wordt verkregen indien het deksel 10 wordt ge roteerd in de richting van de wijzers van de klok en wordt verzwenkt om de lip-oppervlakken 36b van de hellende gedeelten. Het is duidelijk, dat het in de gekantelde positie mogelijk is dat het lip-oppervlak 36 zich voldoende ver van de bijbehorende nokricheloppervlakken 60, 66 en 72 bevindt teneinde een temperatuursonde of dergelijke te kunnen aanbrengen.

Thans verwijzend naar de fig. 10-14 is een alternatieve uitvoeringsvorm van de schotel 50 in de vorm van een rooster 50a zichtbaar. Elementen, die vergelijkbaar zijn met elementen aanwezig op de schotel 50 zijn aangeduid met een "a" in combinatie met het cijfer. Het rooster 50a omvat een bodem-wand 52a die overgaat in een zich omhoog uitstrekkende zijwand 54a. De zijwand 54a bezit een omtreksgewijs aangebrachte en zich buitenwaarts uitstrekkende rand, die is voorzien van een nokrichel 56a. Een zich omhoog uitstrekkende flens 76a omringt de nokrichel 56a. De flens 76a eindigt in een bovenrand 80a en omvat een inwendig oppervlak 78a.

De nokrichel 56a is voorzien van tegenover elkaar gelegen eerste gedeelten 58a en tweede gedeelten 64a, die zijn verbonden door hellende gedeelten 70a. Elk der eerste gedeelten 58a is voorzien van een boven- en onderoppervlak 60a respectievelijk 62a, terwijl elk tweede gedeelte 64a is voorzien van een boven- en onderoppervlak 66a respectievelijk 68a. De hellende gedeelten 70a zijn in diametraal tegenover elkaar gelegen paren geplaatst en bezitten elk een bovenoppervlak 72a en een onderoppervlak 74a. Zoals zichtbaar is in de fig. 11 en 14 zijn de tweede gedeelten 64a verticaal ten opzichte van de eerste gedeelten 58a versprongen. De bovenoppervlakken van de eerste gedeelten 58a, de tweede gedeelten 64a en de hellende gedeelten 70a vormen samen een continu, glad, omhooggericht nokoppervlak. Op overeenkomstige wijze vormen de onderopper-vlakken van de eerste gedeelten 58a, de tweede gedeelten 64a en de hellende gedeelten 72a samen een continu, glad omlaag-gericht nokoppervlak. Elk hellend oppervlak 70a snijdt het aangrenzende in hoofdzaak horizontale bovenoppervlak 60a van een eerste gedeelte onder een stompe hoek.

11

Naast de eerste gedeelten 58a van de nokrichel zijn tegenover elkaar gelegen handvatten 82a aangebracht die zich buitenwaarts daarvan uitstrekken. Elk handvat 82a strekt zich in grote lijnen in hetzelde vlak uit als het bovenoppervlak 60a van het eerste gedeelte. Zoals zichtbaar is in de fig. 2 en 3 zijn buitenwaarts van de uiteinden van de handvatten de schuine gedeelten 70a van de nokrichel geplaatst. De handvatten 82a omvatten een in hoofdzaak vlak bovenoppervlak 84a en een onderoppervlak 86a. Het onderoppervlak 86a van elk handvat bezit een verdieping 88a teneinde het vastgrijpen te vereenvoudigen. De bodemwand 52a van de schotel bezit een uitwendig oppervlak 90a met daarop een aantal uitsteeksels voor het op een afstand plaatsen van de bodemwand 52a van het rooster ten opzichte van een oppervlak zoals de bovenzijde van een aanrecht .

In de in fig. 10-14 getoonde vormgeving is het deksel 10 omgedraaid met de lip 26 omhooggericht. In de getoonde positie grijpt de lip 26 aan op de nokrichel 56a, zodat het lip-oppervlak 36 aangrijpt op de onderoppervlakken 62a van de eerste gedeelten, de onderoppervlakken 68a van de tweede gedeelten en de onderoppervlakken 64a van de hellende gedeelten. Indien de sleuven 94 uit het rooster 50a zijn weggelaten zou deze positie corresponderen met een ongeventileerde positie. Het rooster 50a is tevens roteerbaar op de lip 26 vanuit de in de fig. 11-14 getoonde positie naar een positie, waarin de roosterhandvatten 82a op één lijn liggen met de dekselhandvat-ten 18. In deze positie grijpen de onderoppervlakken 62a van de tweede gedeelten van het rooster aan op de lip-oppervlakken 36, die behoren tot het lipgedeelte 28. Deze positie zou corresponderen met een geventileerde positie indien de uitlek-sleuven 94 uit het rooster 50a zouden zijn weggelaten. Een gelijktijdig rotatie- en verzwenkbeweging van het rooster 50a op de lip 26 is ook mogelijk wanneer de diametraal tegenover elkaar geplaatste hellende gedeelten 74a aangrijpen op de lip-oppervlakken 36a of 36b.

In deze configuratie is het mogelijk om artikelen te koken op het bovenoppervlak van het rooster 50a. Indien een tweede deksel 10 beschikbaar is kunnen voorwerpen worden gekookt in een afgedekte en geventileerde of ongeventileerde toestand. Het deksel 10 is plaatsbaar en beweegbaar op de nok-richel 56a overeenkomstig hetgeen is beschreven ten aanzien van schotel 50. Opgemerkt wordt, dat het rooster 50a op de schotel 50 past teneinde de mogelijkheid van meerlagig koken te verschaffen. In deze configuratie zullen de onderoppervlak-ken 62a van de eerste gedeelten van het rooster 50a aangrijpen op de bovenrand 80 van de schotelflens 76 en kan het rooster tussen de schotel 50 en het deksel 10 worden geplaatst. Voedsel kan op de bodemwand van het rooster 50a alsmede in de schotel 50 worden geplaatst. Verder wordt opgemerkt, dat het in elkaar passen van de uitsteeksels 92a van de schotel 50 en de uitsteeksels 40 van het deksel 10 de mogelijkheid verschaft om twee houders voor het koken op elkaar te stapelen. De in het voorgaande genoemde gestapelde kookmogelijkheden zijn in het bijzonder nuttig, wanneer voedsel wordt gekookt of opnieuw wordt opgewarmd in een magnetron. De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen, die binnen het kader der uitvinding op velerlei wijze kunnen worden gevarieerd.

Claims

1. Inrichting voor het koken, opdienen en opslaan van voedsel en dergelijke, gekenmerkt door een schotel met een bodemwand en een zijwand, welke bodemwand en zijwand een inwendige ruimte van de schotel bepalen, een nokrichel op de zijwand van de schotel, een deksel met een bovenwand en een zijwand, welke zijwand is voorzien van een zich daarvandaan omlaaguitstrekkende lip, waarbij het deksel roteerbaar en verticaal beweegbaar is op de nokrichel tussen tenminste een positie, waarin de lip aangrijpt op de nokrichel voor het blokkeren van de toegang tot het inwendige van de schotel en tenminste een positie, waarin de lip gedeeltelijk aangrijpt op de nokrichel teneinde toegang tot het inwendige van de schotel te verschaffen, terwijl het deksel verzwenkbaar is op de nokrichel in tenminste één rotatiepositie van de lip op de nokrichel.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de nokrichel een eerste gedeelte alsmede een tweede gedeelte omvat, welk eerste en tweede gedeelte verticaal ten opzichte van elkaar zijn versprongen, waarbij de nokrichel is voorzien van hellende gedeelten die het eerste en tweede ri-chelgedeelte met elkaar verbindt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het eerste gedeelte van de nokrichel een paar tegenover elkaar gelegen bovenoppervlakken bezit, terwijl het tweede gedeelte van de nokrichel eveneens een paar tegenover elkaar gelegen bovenoppervlakken bezit, en ook elk der schuine gedeelten een bovenoppervlak bezit, waarbij de bovenoppervlakken van het eerste gedeelte, het tweede gedeelte en het hellende gedeelte van de nokrichel een continu glad oppervlak vormen waarop de lip roteerbaar is tussen een eerste positie, waarin de lip aangrijpt op de bovenoppervlakken van de nokrichel teneinde de toegang tot het inwendige van de schotel te blokkeren en een tweede positie, waarin de lip aangrijpt op de bovenoppervlakken van het tweede gedeelte, waarbij toegang tot het inwendige van de schotel wordt verschaft.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de bovenoppervlakken van de hellende gedeelten van de nok-richel in diametraal tegenover elkaar gelegen paren zijn geplaatst, waarbij de deksellip roteerbaar en verzwenkbaar is over deze tegenover elkaar gelegen bovenoppervlakken van de hellende gedeelten.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de lip ter plaatse van zijn onderste uiteinde wordt bepaald door een lip-oppervlak, welk lip-oppervlak een bij de nokrichel passende contour bezit.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat na rotatie van het deksel het lip-oppervlak aangrijpt op een tegenover elkaar gelegen paar bovenoppervlakken van de hellende gedeelten van de nokrichel teneinde de lip buiten aangrijping met de bovenoppervlakken van de eerste en tweede gedeelten van de nokrichel te brengen.

7. Inrichting volgens een der conclusies 3-6, met het kenmerk, dat zich vanaf de nokrichel een flens omhoog uitstrekt, welke flens is voorzien van een rand, waarbij het deksel een zich buitenwaarts vanaf de zijwand uitstrekkende rand bezit en de dekselrand aangrijpt op de flensrand wanneer de lip aangrijpt op de nokrichel, teneinde de toegang tot het inwendige van de schotel te blokkeren.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de schotel een paar tegenover elkaar geplaatste handvatten bezit, die zich buitenwaarts vanaf het eerste gedeelte van de nokrichel uitstrekken, terwijl het deksel is voorzien van een paar handvatten, die zich buitenwaarts vanaf de rand uitstrekken, welke dekselhandvatten en schotelhandvatten verticaal op één lijn zijn gelegen wanneer het deksel zich in de eerste positie bevindt voor het blokkeren van de toegang tot het inwendige van de schotel.

9. Inrichting volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat zich vanaf de nokrichel een flens omhoog uitstrekt, welke flens aan zijn bovenste uiteinde een rand bezit.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het deksel een zich buitenwaarts vanaf de zijwand uitstrekkende rand bezit.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de dekselrand aangrijpt op de flensrand wanneer de lip aangrijpt op de dekselrichel teneinde de toegang tot het inwendige van de schotel te blokkeren.

12. Inrichting volgens een der conclusies 1-11, met het kenmerk, dat de richel zich buitenwaarts vanaf de zijwand uitstrekt.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de nokrichel een omhooggericht nokoppervlak bezit alsmede een omlaaggericht nokoppervlak.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het omlaaggerichte nokoppervlak roteerbaar is over de dek-sellip tussen tenminste een positie, waarin de lip aangrijpt op het omlaaggerichte nokoppervlak teneinde de toegang tot het inwendige van de schotel te blokkeren en tenminste één positie, waarin de lip gedeeltelijk aangrijpt op het omlaaggerichte nokoppervlak teneinde directe toegang tot het inwendige van de schotel te verschaffen.

15. Inrichting volgens een der conclusies 1-14, met het kenmerk, dat de bodemwand van de schotel is voorzien van een aantal sleuven.

16. Inrichting voor het koken, opdienen en opslaan van voedsel en dergelijke, gekenmerkt door een schotel met een bodemwand en een zijwand, welke bodemwand en zijwand een inwendige ruimte van de schotel bepalen, een nokrichel op de zijwand van de schotel met een omtreksflens die zich daarvandaan omhoog uitstrekt, een deksel met een bovenwand en een zijwand, welke zijwand is voorzien van een zich buitenwaarts daarvan uitstrekkende rand en een zich daarvan omlaag uitstrekkende lip, welk deksel roteerbaar en verticaal beweegbaar is over de nokrichel tussen tenminste een positie, waarin de lip aangrijpt op de nokrichel en de dekselrand aangrijpt op de schotelflens teneinde de toegang tot het inwendige van de schotel te blokkeren en tenminste een positie, waarin de lip gedeeltelijk aangrijpt op de nokrichel teneinde een rechtstreekse toegang tot het inwendige van de schotel te verschaffen.

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat zich een paar tegenover elkaar gelegen handvatten buitenwaarts vanaf de nokrichel uitstrekt.

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het deksel een paar tegenover elkaar gelegen handvatten bezit, die zich buitenwaarts vanaf de rand uitstrekken.

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de schotelhandvatten en de dekselhandvatten verticaal op één lijn zijn gelegen wanneer de lip aangrijpt op de nokrichel en de rand aangrijpt op de flens teneinde de toegang tot het inwendige van de schotel te blokkeren.

20. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de nokrichel een eerste gedeelte alsmede een tweede gedeelte bezit, welk eerste en tweede gedeelte verticaal ten opzichte van elkaar zijn versprongen en waarbij de nokrichel schuine gedeelten bezit, die het eerste en tweede gedeelte met elkaar verbinden.

21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het eerste gedeelte van de nokrichel is voorzien van een paar tegenover elkaar gelegen bovenoppervlakken, het tweede gedeelte van de nokrichel is voorzien van een paar tegenover elkaar gelegen bovenoppervlakken en elk der hellende gedeelten een bovenoppervlak bezit, waarbij de oppervlakken van elk eerste gedeelte, elk tweede gedeelte en elk hellend gedeelte van de nokrichel een continu glad oppervlak vormen, langs welke de lip roteerbaar is tussen een eerste positie, waarin de lip aangrijpt op de bovenoppervlakken van de nokrichel teneinde de toegang tot het inwendige van de schotel te blokkeren en een tweede positie, waarin de lip aangrijpt op de bovenoppervlakken van de tweede gedeelten, waarbij een toegang tot het inwendige van de schotel wordt verschaft.

22. Inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de bovenoppervlakken van de hellende gedeelten van de nok-richel in diametraal tegenover elkaar gelegen paren zijn geplaatst en de deksellip roteerbaar en verzwenkbaar is over deze tegenover elkaar gelegen bovenoppervlakken van de hellende gedeelten.