NL9101171A

NL9101171A - Transportinstallatie.

Info

Publication number: NL9101171A
Application number: NL9101171A
Authority: NL
Original assignee: Vanderlande Ind Nederland
Priority date: 1991-07-05
Filing date: 1991-07-05
Publication date: 1993-02-01
Also published as: DE69203985D1; EP0521541B1; EP0521541A1; ATE126167T1; DE69203985T2

Description

Korte aanduiding : Transportinstallatie.

De uitvinding heeft betrekking op een transportinstallatie voorzien van een hellend opgestelde transportbaan met een draagvlak waarlangs voorwerpen onder invloed van de zwaartekracht naar beneden kunnen bewegen.

In het bijzonder bij intern transport van voorwerpen wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van meer of minder gecompliceerde transport-installaties met behulp waarvan willekeurig aangevoerde voorwerpen ieder naar een bepaald uitgekozen afvoerstation worden toegevoerd. Daarbij is ter hoogte van ieder afvoerstation als eindstuk van de transportinstallatie in vele gevallen een transportbaan opgesteld met een draagvlak, waarlangs voorwerpen onder invloed van de zwaartekracht naar beneden kunnen glijden. Aan het ondereinde van deze transportbaan worden dan de voorwerpen met de hand of met behulp van mechanische hulpmiddelen af genomen, bijvoorbeeld voor verzending naar gebruikers of dergelijke. In vele gevallen kunnen zich enige voorwerpen nabij het ondereinde van de transportbaan ophopen. Daarbij is het vaak een probleem, dat dergelijke voorwerpen verschillend van aard zijn wat betreft grootte, gewicht, sterkte en dergelijke, waardoor het gevaar kan ontstaan, dat een langs de transportbaan naar beneden glijdend zwaar voorwerp zodanig tegen een zich reeds nabij het ondereinde van de transportbaan bevindend kwetsbaar voorwerp botst, dat schade optreedt.

Met de uitvinding wordt beoogd een transportinstallatie, meer in het bijzonder een transportbaan van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij onder het handhaven van een eenvoudige opbouw van de transportbaan het bovengeschetste nadeel op eenvoudige wijze kan worden voorkomen.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt, doordat tenminste een ten opzichte van het draagvlak beweegbaar orgaan is aangebracht, dat voor afremmen van een over het draagvlak bewegend voorwerp in de bewegingsbaan van het voorwerp kan worden gebracht.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan met behulp van eenvoudige hulpmiddelen de beweging van een voorwerp over het draagvlak zodanig worden gecontroleerd, dat bijvoorbeeld het optreden van ongewenst hoge snelheden van de voorwerpen wordt vermeden.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van enige in bijgaande figuren schematisch weergegeven mogelijke uitvoeringsvormen van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 3 toont een derde uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 4 toont een vierde uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 5 toont een vijfde uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 6 toont op grotere schaal een aanzicht op het in figuur 5 omcirkelde detail VI.

Figuur 7 toont een zesde uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch een transportbaan of glijgoot 1, welke deel kan uitmaken van een transportinstallatie en daarbij zodanig zal zijn opgesteld, dat te verplaatsen voorwerpen onder invloed van de zwaartekracht in de richting volgens pijl A over de transportbaan 1 naar beneden kunnen bewegen. Uiteraard kunnen er aan de zijkant van de transportbaan of glijgoot geleidingsmiddelen zijn aangebracht om te verhinderen, dat de desbetreffende voorwerpen van de zijkant van de transportbaan 1 afvallen.

Zoals verder weergegeven zijn op regelmatige afstand van elkaar, gezien in de lengterichting van de transportbaan 1, kleppen 2 aangebracht, die ten opzichte van het overige deel van de transportbaan 1 verzwenkbaar zijn om scharnierassen 3, die gerekend in de verplaatsings-richting van de voorwerpen over de transportbaan in de richting volgens pijl A aan de stroomafwaartse zijde van de kleppen 2 zijn gelegen en zich dwars op de lengterichting van de transportbaan uitstrekken. Daarbij zijn de kleppen 2 verzwenkbaar tussen een eerste stand, waarin de bovenzijden van de kleppen in een vlak liggen met het verdere deel van het draagvlak 4 van de transportbaan 1, waarover de voorwerpen bewegen en een tweede stand, waarin de kleppen boven dit draagvlak 4 uitsteken, zoals in figuur 1 voor de middelste van de drie afgebeelde kleppen is getekend.

Het zal duidelijk zijn, dat een zo boven het draagvlak 4 van de transportbaan 1 uitstekende klep 2 een aankomend voorwerp tot stilstand zal brengen.

De kleppen 2 kunnen met behulp van geschikte verstel-middelen, bijvoorbeeld verstelcylinders of dergelijke verzwenkt worden. Daarbij kunnen de kleppen eventueel met niet nader weergegeven middelen, die bijvoorbeeld de snelheid van aankomende voorwerpen en/of de opeenhoping van voorwerpen nabij het afvoereinde van de transportbaan waarnemen, worden geregeld.

Onderdelen van de hieronder aan de hand van de figuren 2-7 nog te bespreken uitvoeringsvoorbeelden, die overeenkomen met onderdelen van het hierboven aan de hand van de figuur 1 besproken uitvoeringsvoor-beeld, zijn van dezelfde verwijzingscijfers voorzien als gebruikt in figuur 1.

Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 2 zijn de verzwenkbare kleppen 2 vervangen door in richting volgens de pijlen B op en neer beweegbare, zich dwars op de lengterichting van de transportbaan uitstrekkende schotten of lijsten 5, die met behulp van niet nader weergegeven verstelmiddelen, zoals bijvoorbeeld verstelcylinders of dergelijke te verplaatsen zijn tussen een eerste stand, waarin de bovenrand van het schot of lijst 5 in een vlak ligt met het draagvlak 4 of enigzins onder dit draagvlak is gelegen, en een tweede stand, waarin het schot of de lijst 5 boven het draagvlak 4 uitsteekt om een aankomend voorwerp tegen te houden.

Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 zijn, gerekend in de lengterichting van de transportbaan 1 op regelmatige afstand van elkaar groepen van nabij elkaar gelegen scharnierende kleppen 6 en 7 opgesteld. De klep 6, die gerekend in de beoogde verplaatsingsrichting van de voorwerpen volgens pijl A bovenstrooms van de klep 7 is opgesteld is ten opzichte van het overige deel van de transportbaan verzwenkbaar om zich dwars op de lengterichting van de transportbaan uitstrekkende scharnieren 8, die aan de bovenstroomse zijde van de klep 6 zijn gelegen. De klep 7 is op soortgelijke wijze verzwenkbaar om zich evenwijdig aan de scharnieren 8 uitstrekkende scharnieren 9, die aan de benedenstroomse rand van de klep 7 zijn gelegen.

Het zal duidelijk zijn, dat in de omhoog gezwenkte stand van de kleppen 6 en 7, zoals weergegeven voor het middelste stel kleppen van het drietal in de figuur 3 weergegeven stellen kleppen, aankomende voorwerpen zullen oplopen tegen de zich schuin omhoog uitstrekkende klep 6 en daardoor zullen worden afgeremd of tegengehouden. Indien een voorwerp over de zich omhoog uitstrekkende klep 6 doorbeweegt zal deze door de klep 7 weer worden opgevangen en weer geleidelijk in de richting van het overige deel van het vlakke draagvlak 4 worden geleid.

Bij de uitvoeringsvorm van figuur 4 wordt het draagvlak van de transportbaan gevormd door een uit flexibel materiaal, bijvoorbeeld een flexibele kunststof vervaardigde baan 10, die rust op een deel van de transportbaan uitmakende vlakke draagplaat 11.

De draagbaan 10 kan bijvoorbeeld nabij het boveneinde van de transportbaan aan het gestel van de transportbaan zijn vastgezet, terwijl nabij het ondereinde middelen zijn aangebracht, die de draagbaan 10 zodanig onder spanning houden, dat deze geneigd is om zich vlak aan te vleien tegen de vlakke draagplaat 11.

Onder de draagbaan 10 zijn op regelmatige afstand van elkaar in hoogterichting verplaatsbaar, zich dwars op de lengterichting van de transportbaan uitstrekkende platen 12 aangebracht. Deze platen 12 kunnen met geschikte verstelmiddelen op en neer worden bewogen tussen een stand, waarin de bovenranden van de platen 12 in een vlak zijn gelegen met of onder de draagplaat 11 en een stand, waarin zij, zoals voor enige van de platen 12 weergegeven, boven de draagplaat 11 uitsteken, waardoor de draagbaan 10 plaatselijk een zich omhoog uitstrekkende verheffing gaat vertonen om op soortgelijke wijze als bij het voorgaande uitvoeringsvoor-beeld een afremming van een in richting volgens pijl A aankomend voorwerp te bewerkstelligen.

Bij het in figuren 5 en 6 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld heeft het draagvlak 13 van de transportbaan 1 een gegolfd verloop met zich in de lengterichting van de transportbaan uitstrekkende toppen en dalen. In de dalen van de draagbaan 13 zijn zich in de lengterichting van de draagbaan uitstrekkende stroken 14 uit flexibel materiaal ingelegd. Met behulp van niet nader weergegeven heforganen kunnen deze stroken in op regelmatige afstand van elkaar gelegen plaatsen, indien gewenst, omhoog worden gedrukt, zodat delen 14' resp. 14'1 boven de toppen van het draagvlak 13 uitsteken om zo aankomende voorwerpen te kunnen afremmen.

Bij het in figuur 7 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt het draagvlak gevormd door een aantal achter elkaar opgestelde kleppen 15, die ten opzichte van het overige deel van de transportbaan verzwenkbaar zijn om zich dwars op de lengterichting van de transportbaan uitstrekkende scharnierassen, die nabij de benedenstroomse zijden van de desbetreffende kleppen 15 zijn opgesteld. Daarbij kunnen de kleppen allen zodanig worden opgesteld, dat de bovenste begrenzingsvlakken van deze kleppen in een vlak zijn gelegen, zodat dan een voorwerp ongehinderd over het door deze kleppen gevormde draagvlak kan bewegen. Vanuit deze stand kan iedere klep naar keuze omhoog worden gezwenkt om een voorwerp af te remmen. Het zal duidelijk zijn, dat een dergelijk afgeremd voorwerp dan komt te rusten op een klep, die stroomopwaarts van de omhoog gezwenkte klep is gelegen. Indien de omhoog gezwenkte klep weer wordt teruggezwenkt om het voorwerp door te laten kan de klep waarop het voorwerp rust eventueel enigzins omhoog gezwenkt worden om het in beweging brengen van het op deze klep rustende voorwerp te vergemakkelijken.

Claims

1. Transportinstallatie voorzien van een hellend opgestelde transportbaan met een draagvlak waarlangs voorwerpen onder invloed van de zwaartekracht naar beneden kunnen bewegen, met het kenmerk, dat tenminste een ten opzichte van het draagvlak beweegbaar orgaan is aangebracht, dat voor afremmen van een over het draagvlak bewegend voorwerp in de be-wegingsbaan van het voorwerp kan worden gebracht.

2. Transportinstallatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de installatie is voorzien van ten opzichte van het draagvlak op en neer beweegbare schotten of lijsten.

3. Transportinstallatie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het draagvlak wordt gevormd door een uit flexibel materiaal bestaande draagbaan ,die plaatselijk met behulp van de op en neer beweegbare schotten of lijsten omhoog te drukken is.

4. Transportinstallatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat kleppen zijn aangebracht, die om zich dwars op de lengterichting van de transportbaan uitstrekkende scharnierassen verzwenkbaar zijn, tussen een stand waarin de bovenzijden van de kleppen in of onder het draagvlak zijn gelegen en een stand, waarin de kleppen boven het draagvlak uitsteken.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een aantal kleppen, die verzwenkbaar zijn om scharnierassen, die gezien in de beoogde verplaatsingsrichting van de voorwerpen aan de stroomafwaartse zijden van de kleppen zijn gelegen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een aantal op elkaar aansluitende kleppen.

7. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de kleppen in groepen van twee zijn opgesteld, waarbij gerekend in de ver-plaatsingsrichting van de voorwerpen de bovenstrooms opgestelde klep verzwenkbaar is om een aan de bovenstroomse zijde van de desbetreffende klep gelegen scharnieras en de benedenstrooms opgestelde klep verzwenkbaar is om een aan de benedenstroomse zijde van deze klep opgestelde scharnieras.

8. Transportinstallatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het draagvlak in doorsnede een golfvormig profiel heeft, zodanig, dat het draagvlak is voorzien van zich in de lengterichting van de transportbaan uitstrekkende toppen en dalen, terwijl in de dalen organen zijn gelegen, die vanuit een in de dalen liggende stand omhoog kunnen worden bewogen tot in een stand, waarin zij boven de toppen uitsteken.

9. Transportinstallatie volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de organen worden gevormd door in de dalen liggende en zich in de lengterichting van de transportbaan uitstrekkende flexibele stroken, die plaatselijk op en neer te bewegen zijn.