NL8303182A

NL8303182A - Inrichting voor het gericht toevoeren van platte prismatische voorwerpen.

Info

Publication number: NL8303182A
Application number: NL8303182A
Authority: NL
Original assignee: Polygram Bv
Priority date: 1983-09-15
Filing date: 1983-09-15
Publication date: 1985-04-01
Also published as: EP0136756A2; JPS6093025A; US4583635A; EP0136756A3

Description

% " *· ί 4 ?I!Q S3.016 1

Bolygram B.V. Baam "Inrichting voor het gericht toevoeren van platte prismatische voorwerpen"

De uitvinding betreft een inrichting voor het gericht toevoeren van platte prismatische voorwerpen, zoals bandcassettes of delen daarvan, welke inrichting een roteerbare trommel bevat die, met zijn as horizontaal, is opgencmen in een gestel en tenminste aan een zijde een althans gedeelte- 5 lijk open,; · kopvlak bezit, waardoor de te richten voorwerpen in het onderste deel van de trommel kunnen worden toegevoerd, waarbij de binnenkant van de trommel is voorzien van een aantal in hoofdzaak radiaal verlopende schotten, welke bij rotatie een aantal voorwerpen vanaf het onderste trcraneldeel meevoeren naar het bovenste trcrtmeldeel waar de voorwerpen vallen op een verdere transportinrichting.

Inrichtingen van de hiervoor aangeduide soort zijn op zichzelf bekend en worden gebruikt voor het in een bepaalde stand brengen van verschillende soorten voorwerpen.

De uitvinding beoogt nu een dergelijke inrichting geschikt te 15 maken voor het richten van platte prismatische voorwerpen met hoge snelheid.

Teneinde dit te bereiken, vertoont de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de schotten in de vorm van een hoekprofiel in cmtréksrichting van de trommel gezien op onderling gelijke afstanden die iets groterrzijn dan een afmeting van de voorwerpen van elkaar zijn 20 geplaatst, waarbij de hoogte van de hoekprofielen iets groter is dan de dikte van de voorwerpen, waarbij de trcraorelbinnenwand verder is voorzien van een aantal op onderling gelijke afstand, overeenkomend met de breedte van de voorwerpen, in vlakken dwars op de as gelegen scheidingswanden zodat een aantal rijen ccnpartimenten voor de voorwerpen is gevormd, waarbij elk van de ccnpartimenten een tegen het betreffende hoekprofiel aanliggende uitstoter bevat en verder middelen aanwezig zijn cm wanneer het betreffende hoekprofiel zich nagenoeg in het hoogste trorrmelpunt bevindt, de uitstoter van het betreffende hoekprofiel af te bewegen, zodat

de zich in de compartimenten bevindende· - voorwerpen daar uit worden 3D

gestoten en op de daaronder opgestelde verdere transportinrichting vallen.

Op deze wijze is een inrichting verkregen, waarbij de voorwerpen ongeordend bijvoorbeeld met behulp van een transportband onder in de trorrmel kunnen worden toegevoerd. Bij rotatie van de trammel zullen de -J v O i O 4.

f * * PHQ 83.016 2 voorwerpen kernen te liggen in de compartimenten, waarin ze meegenomen worden naar het hoogste punt van de trommel. Daar aangekomen vorden de voorwerpen door de uitstoters uit de compartimenten verwijderd, waarna deze gericht kamen te liggen op een verder transportinrichting.

5

Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn bij elk schot de betreffende uitstoters gevormd door een zich over de gehele trommelbreedte uitstrekkende stang, die aan de beide trarrmel- zijkanten is voorzien van een hefboom met een nok, welke hefboom zodanig door een veer is belast, dat de stang tegen het betreffende boekprofiel 10 wordt aangetrokken waarbij nagenoeg op het hoogste trcmmelpunt aan elke tromèlzijde een rol is opgesteld welke denokvan'èlke stang zo beweegt dat de betreffende stang van het betreffende hoekprofiel wordt afbewogeri.

Op deze wijze zijn de uitstoters van naast elkaar gelegen compartimenten tot één verenigd wat de constructie vereenvoudigt.

15

Bij een verdere uitvoeringsvorm is (¾) enige afstand van het onderste trommelpunt aan elke zijde van de trommel een verdere rol opgesteld die wanneer een schot deze plaats passeert eveneens de nok van de betreffende hefboom bedient, zodat de stang kortstondig van het betreffende hoekprofiel wordt afbewogen.

20

Op deze wijze kunnen niet goed in een compartiment liggende voorwerpen iets worden verschoven, waarna zij:: qp correcte wijze in hun compartiment kunnen vallen.of ongeordend terugvallen waarna opnieuw positionering plaatsvindt.

Een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting is gekenmerkt, 25 doordat de verdere transportinrichting een transportband is welke zich door een van de kopvlakken van de trommel heen tot nagenoeg het andere kopvlak uitstrekt, waarbij zich boven de transportband een, met het aantal scheidingswanden in de trcmmel overeenkomend aantal scheidings-platen is opgesteld, die de transportband in breedterichting overlappen 30 en onderling met elkaar zijn verbonden, waarbij hefmiddelen aanwezig zijn om de scheidingsplaten allen tegelijk zo ver óp te tillen dat de voorwerpen er onderdoor kunnen passeren.

Gp deze wijze kunnen de uit de compartimenten gevallen voorwerpen even worden vastgehouden tot ze allemaal goed op de band liggen 35 waarna de platen worden opgeheven en de voorwerpen verder worden getransporteerd. Een eventuele kleine ongelijkmatigheid bij het uit de compartimenten op de band vallen van de voorwerpen, wordt hierbij weer rechtgetrokken.

Aan de hand van de tekening zal de uitvinding nader worden λ ~ — λ η η μ / -W V ν 1 w ^ -Ης 33.G16 3 ΐ * ♦ toegelicht.

Figuur 1 toont een opstelling van de inrichting in perspectief.

Figuren 2 en 3 tonen de inrichting van Figuur 1 gedeeltelijk in doorsnede in twae onderling loodrechte aanzichten.

§

Figuren 4 en 5 tonen de trommel van de inrichting volgens Figuur 1 in twee onderling loodrechte aanzichten.

In de Figuren is met het verwij zingscij fer 1 schematischs een trcnnel aangeduid, welke rust op een geleid is in radiale richting door een aantal rollen 2 waarvan een is aangedreven door een electromotor 3.

De rollen 2 zijn aangebracht qp assen, welke zijn gelagerd onderaan op een gestel 4 van profielbalfen en bovenaan op een stelsel van profiel-halken 5.

In de asrichting is de trcranel geleid door een aantal rollen 7, die sanerarerkernnët flenzen 8, die aan beide zijden van de trommel zijn 15 bevestigd. De flenzen 8 zijn zo baneten, dat deze een grotere buitendiameter dan de trcranelwand hebben terwijl de binnendiameter kleiner is dan de diameter van de trcranelwand.

De binnenwand van de trcranel is voorzien van een aantal boekprofielen 10 (Figuren 3, 4), welke qp een onderlinge afstand van 20 elkaar liggen die iets groter is dan de afmeting van de te verwerken prismatische voorwerpen, zoals bandcassettes.

De trcranelwand is verder voorzien van een aantal scheidingswanden 11 (Figuur 5), die zich in vlakken loodrecht op de as uitstrekken.

De onderlinge afstand van deze wanden komt nagenoeg overeen met de breedte 25 van de te richten cassettes.

Op deze wijze zijn binnen in de trcranel een aantal ctxipartimenten ontstaan in elk waarvan een cassette kan worden opgeroren.

Bij elk hoekprofiel 10 hoort een stang 12, welke de gehele breedte van de trcranel overbrugt en in uitsparingen 13 in de flenzen 8 30 zijn qpgencmen.

De flenzen 8 zijn ook voorzien van een aantal kantelbare hefbomen 14, welke enerzijds zijn voorzien van een uitsparing 15, welke om een uiteinde van de bijbehorende stand 12 heengrijpt en anderzijds van een nok 16. Een veer 17 belast de hefbaren 14 zodanig dat de bijbe-35 horende stangen 12 normaal allen in him bijbehorend hoekprofiel 10 liggen.

Bij rotatie van de traimel Iepen de nokken 16 allen op het ogenblik dat zij nagenoeg het hoogste punt van de trcranel vormen qp tegen een rol 28, welke qp een profiel 18 is aangebracht. Door de rol 28 • Ί EHQ 83.016 4 wordt de nok 16 tegengehouden zodat bij draaiende trommel de hefboom 14 kantelt en daarbij de stang 12 van zijn bijbehorend hoekprofiel afbeweegt. De zich in de compartimenten bevindende cassettes worden hierdoor uit het hoekprofiel gedrukt en vallen naar beneden en kanen dan terecht op 5 een transprtband 20. Deze transportband 20 steekt door het kopvlak van de trommel.

Boven de transportband 20 en onder de trommel is een "hark" 21 opgesteld. Deze bestaat in hoofdzaak uit een aantal scheidngsplaten 22, die aan de ene zijde op een as 23 zijn aangebracht en aan de andere zijde 10 zijn verbonden met een balk 24, welke met behulp van een pneumatische cilinder 25 omhoog kan worden bewogen. De bedoeling van deze hark is cm de pp de transportband vallende cassettes even vast te houden tot alle cassettes uit één rij compartimenten op de transportband zijn gevallen. Wanneer deze alle netjes gericht tussen de platen 22 liggen, worden de 15 platen 22 opgelicht en kunnen de cassettes met de transportband mee, verder worden getransporteerd.

De cassettes worden in ongeordende toestand aangevoerd met behulp van een transportband 26, die de cassettes in het onderste deel van de trommel deponeert. Bij draaien van de trommel kunnen nu in elk 20 coipartiment cassettes komen te liggen.

Teneinde cassettes, die niet helemaal goed in de compartimenten liggen even te bewegen, waarna ze in de juiste positie kernen of ongeordende terugvallen,-is nog een nokkenrol 27 aangebracht, welke weer samenwerkt met de nokken 16 van de hefbomen 14. Bij passage van deze rol worden de 25 nokken en hefbomen even bewogen, waardoor in de compartimenten de stang 12 en de betreffende cassettes even "schudt", vlak daarop is de rol gepasseerd en ligt de stang weer tegen het hoekprofiel en de cassettes ook. Op deze wijze worden verkeerd liggende cassettes even uitgericht of vallen ongeordend terug. Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat de 30 uitvinding een inrichting verschaft, waarmeee cassettes met grote snelheid vanuit een ongeordende "bulk" toestand kunnen worden gericht en toegevoerd aan een verdere verwerkende machine. Behalve cassettes kunnen roet de inrichting ook wel ander prismatische voorwerpen worden verwerkt.

35 ö ™ Λ g '1 h 9 V v. -J »

Claims

1. Inrichting voor het gericht toevoeren van platte prismatische voorwerpen zoals bandcassettes of delen daarvan, welke inrichting een roteerbare trommel bevat die, met zijn as horizontaal, is cpgencmen in een gestel en tenminste aan een zijde een althans gedeeltelijk open 5 kqpvlak bezit, waardoor de te richten voorwerpen in het onderste deel van de tronmel kunnen worden toegevoerd, waarbij de binnenkant van de trommel is voorzien van een aantal in hoofdzaak radiaal verlopende schotten in de vorm van hoekprofielen welke bij rotatie een aantal voorwerpen vanaf het onderste tronmeldeelmeenaiennaar het bovenste trarrneldeel waar de 10 voorwerpen vallen op een verdere transportinrichting, met het kenmerk, dat de hoekprofielen in- cmtreksrichting van de tremel gezien op onderling gelijke afstanden die iets groter zijn dan een afmeting van de voorwerpen van elkaar zijn geplaatst, waarbij de hoogte van de hoekprofielen iets groten is dan de dikte vand&vcorwerpen, waarbij de trcnmelbinnenwand 15 verder is voorzien van een aantal op onderling gelijke afstand, overeenkomend met de breedte van de voorwerpen, in vlakken loodrecht op de as gelegen scheidingswanden zodat een aantal rijen compartimenten voor de voorwerpen is gevormd, waarbij elk van de ccxnpartimenten een in het betreffende hcekprofiel aanliggende uitstoter bevat en verder middelen 2Π aanwezig zijn cm wanneer het betreffende hcekprofiel zich nagenoeg in het hoogste trcmrelpunt bevindt de uitstoter van de betreffende compartimenten allen van het betreffende hcekprofiel af te bewegen, zodat de zich in de compartimenten bevindende voorwerpen daaruit worden gestoten en qp de daaronder opgestelde verdere transportinrichting vallen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat bij elk hcekprofiel de betreffende uitstoters zijn geverrad door een zich over de gehele trommelbreedte uitstrekkende stang, die aan de beide trommel zijkanten is voorzien van een hefboom met nok, welke hefboom zodanig door een veer is belast, dat de stang in het betreffende hcekprofiel 30 aangetrokken wordt, waarbij nagenoeg op hoogste trcmmelpunt aan elke trcnmelzijde een rol is opgesteld, welke de nok van elke stang zo beweegt, dat de stang van het betreffende hcekprofiel wordt afbewogen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat op enige afstand van het onderste tronmelpunt aan elke zijde van de trommel een 35 verdere rol is opgesteld, die wanneer een hcekprofiel deze plaats passeert eveneens, de nok van de hefboom zo bedient dat de stang kortstondig van het betreffende hoekprofiel wordt afbewogen.

4. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, -β> PHQ 83.016 6 met het kenmerk, dat de verdere transportinrichting een transportland is welke zich door een van de kopvlakken heen tot nagenoeg het andere kopvlak uitstrekt waarbij zich hoven de transportband een met het aantal scheidingswanden in de trommel overeenkomend aantal scheidingsplaten is 5 opgesteld, die de tranportband in breedterichting overlappen en onderling met elkaar zijn verbonden, waarbij hefmiddelen aanwezig zijn cm de scheidngsplaten allen tegelijk zo ver op te heffen dat de voorwerpen er onder door kunnen passeren. / 10 jii i 15 20 25 30 35 % A Λ ' A ·> W V» ' ‘j **