NL9002731A - Inrichting voor het opwerken van stortgoed met een stofverwijderings-inrichting. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het opwerken van stortgoed met een stofverwijderings-inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het chargegewijs opwerken van stortgoed zoals in de aanhef van conclusie 1 is beschreven.

Uit de Duitse octrooipublicatie DE-C2-29 09 408 is een dergelijke inrichting bekend die in het inwendige van de trommel een zuigkast bevat voor het verwijderen van stof.

De openingen in de zuigkast voor de zuigstroming liggen direkt achter een door een afstrijker opgewekte valstroming die de slagrotor treft. Door deze plaatsing wordt naast het stof nog relatief veel stortgoed, respectievelijk zand afgezogen dat voor hergebruik verloren gaat.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting van een in de aanhef genoemde soort die een optimale stofverwijdering van de binnenruimte van de trommel mogelijk maakt bij een zo gering mogelijk zandverlies en bij een geringer zuigvermogen.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt door de kenmerkende maatregelen van conclusie 1.

Bijzonder gunstige uitvoeringen van de uitvinding zijn genoemd in de volgconclusies.

Door de boogvormige uitvoering van de zuigkast en door de naar het trommelmidden gerichte stofaanzuig-openingen ontstaat een aanzuigstroming buiten de door de afstrijker opgewekte valstroming, waarbij slechts een geringe zuigstroomsnelheid benodigd is door de grote aanzuigvlakken.

Door de labyrintvormige plaatsing van de stootvlakken tussen de zuigkast en de roter wordt bereikt dat zo min mogelijk door de slagrotor weggeslingerde zanddeeltjes bij de zuigkast terecht komen en daar worden afgezogen.

Een uitvoeringsvorm van de uitvinding is weergegeven in de bijgevoegde tekening en wordt hierna beschreven.

Fig. 1 toont vereenvoudigd een langsdoorsnede van de inrichting over de trommelas van de inrichting; en fig. 2 is een doorsnede over de lijn II-II in vergrote weergave.

De afgebeelde chargegewijs werkende inrichting voor de behandeling van stortgoed, in het bijzonder van gietzand, bestaat in hoofdzaak uit een om een horizontale as 2 roterende trommel 1, een slagrotor 3, een stofverwijderings-inrichting 4 en een in fig. 2 weergegeven afstrijker 5. De trommel wordt aangedreven door een motor 6.

Coaxiaal ten opzichte van de trommelas 2 is een as 7 gelegerd die met een relatief hoog toerental wordt aangedreven door een motor .8 en die in het inwendige van de trommel 1 de slagrotor 3 draagt.

De stofverwijdering-inrichting 4 omvat een zuigkast 40 die boogvormig is uitgevoerd. De zuigkast 40 is op geringe afstand van het binnenomtreksvlak van de trommel 1 geplaatst en is in doorsnede uitvoerd als een gedeeltelijke cirkelring. De naar het trommelmidden gerichte binnenwand 41 van de zuigkast 40 bevat stof-aanzuigopeningen 42. Een aan deze binnenwand parallel lopende tussenwand 43 met doorstroomopeningen 44 verdeelt de zuigkast 40 in een binnenkamer 45 en een buitenkamer 46.

De beide wanden 41 en 43 zijn bij voorkeur uitgevoerd als geperforeerde metaalplaat. De buitenkamer 46 is door een zij-opening 47 met een afzuigkanaal 48 verbonden die is aangebracht aan het zij-einde van de zuigkast 40. Het afzuigkanaal 48 is volgens fig. 2 in dwarsdoorsnede ongeveer als een cirkelsegment uitgevoerd en is door middel van een flensverbinding 49 bevestigd op een buisvormig vasthouddeel 9. In het inwendige van het vasthouddeel 9 is het afzuigkanaal 48 door middel van een leiding via een filtereenheid verbonden met een ventilator.

De, de openingen 42 en 44 vormende gaten 50 van de geperforeerde staalplaat zijn verschillend in doorsnede uitgevoerd in de richting langs de trommel. Uitgaande van het zijwaartse afzuigkanaal 48 tot aan de tegenoverliggende einden van de kamers 45, 46 zijn de gaten 50 in doorsnede continu groter uitgevoerd waardoor over de totale afzuigbreedte van de trommel een gelijkmatige stofafzuiging wordt bereikt ondanks het feit dat het afzuigkanaal 48 aan één zijde van de zuigkast 40 is aangebracht.

Tussen de zuigkast 40 en de rotor 3 zijn stootvlakken 51 geplaatst waartussen labyrintvormige doorgangen 57 naar de aanzuigopeningen 42 voor het stof zijn geplaatst. De stootvlakken 51 worden gevormd door de benen 53 van hoekprofielen 52 die in meerdere rijen zijn geplaatst met de open benen 53 naar de trommelbinnenruimte gericht.

Bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn vier rijen hoekprofielen ten opzichte van elkaar versprongen geplaatst waarbij telkens de hoekprofielen 52 van de eerste en derde rij alsook van de tweede en de vierde rij zijn verbonden met verticaal geplaatste metaalplaten 54 die additionele stootvlakken 51 vormen. De hoekprofielen 52 zijn bevestigd tussen een zijwand 55 van het afzuigkanaal 48 en een tegenoverliggende metalen plaat 56 geplaatst aan het einde van de zuigkast 40.

De stootvlakken 51 van de beide onderste rijen van de hoekprofielen 52 die het sterkst door het stortgoed worden belast zijn ten behoeve van de slijtagevermindering bekleed met rubber.

Naast de toepassing van vast geplaatste hoekprofielen als stootvlakken kunnen ook verschillend geplaatste metalen platen worden gebruikt. Deze kunnen ook zwenkbaar om een draaipunt zijn uitgevoerd teneinde door het instellen hiervan een goede stof verwijdering met een gering zandaandeel te verkrijgen.

Claims (9)

1. Inrichting voor het chargegewijs opwerken van stortgoed met een om een horizontale as roteerbare trommel met een slagrotor en met een stofverwijderings-inrichting die een in de trommel aangebrachte zuigkast omvat met een zuigleiding die naar buiten voert, met het kenmerk, dat de zuigkast (40) boogvormig is uitgevoerd waarbij in de naar het trommelmidden toegekeerde wand (41) stofaanzuigopeningen (42) zijn aangebracht, en dat tussen de zuigkast (40) en de slagrotor (3) stootvlakken (51) zodanig zijn geplaatst dat voor het stof labyrintvormige doorgangen (57) naar de aanzuigopeningen zijn gevormd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zuigkast (40) is verdeeld in een binnen- en een buitenkamer (45, 46) door een tussenwand (43) die is voorzien van doorstroomopeningen (44).

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de uitwendige kamer (46) via een zij-opening (47) is verbonden met een afzuigkanaal (48) dat is bevestigd aan een zij-einde van de zuigkast (40).

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de openingen (42, 44) in de wanden (41, 43), uitgaande van het zijwaartse afzuigkanaal (48) tot aan de tegenoverliggende einden van de kamers (45, 46), in dwarsdoorsnede continu groter zijn uitgevoerd teneinde over de totale afzuigbreedte in de trommel (1) een gelijkmatige stofafzuiging te verkrijgen.

5. Inrichting volgens één van de conclusies 2 tot 4, met het kenmerk, dat de wand (41) met de aanzuigopeningen (42) en de tussenwand (43) zijn uitgevoerd als geperforeerde metalen platen.

6. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat de stootvlakken (51) worden gevormd door de benen (53) van de hoekprofielen (52).

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de hoekprofielen (52) in tenminste twee ten opzichte van elkaar versprongen rijen zijn geplaatst met de open benen (53) naar de binnenruimte van de trommel gericht.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat additionele stootvlakken (51) worden gevormd door telkens tussen twee hoekprofielen (52) aangebrachte platen (54).

9. Inrichting volgens één van de conclusies 1-8, met het kenmerk, dat tenminste een deel van de stootvlakken (51) is bekleed met rubber of kunstof.