NL9000726A - Besturingsinrichting voor een oliepers. - Google Patents

Description

Besturingsinrichting voor een oliepers

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een met een microprocessor uitgevoerde besturingsinrichting voor een elektrische oliepers voor huishoudelijke toepassing.

De gebruikelijke oliepers voor huishoudelijke toepassing is gewoonlijk voorzien van een motoras, een roterende as, die door een tandwielkoppeling met de motoras is gekoppeld en een spiraalvormige schroef om zijn taps toelopende lichaam bezit voor het transporteren van sesamzaad of ander materiaal en in een cilinder is gemonteerd, een trechter, die met zijn uitlaat voor te persen materiaal is bevestigd aan de inlaat van de transportschroef van de roterende as, een uitlaat voor uitgeperste olie, die aan de ene zijde onder is aangebracht en een tweede uitlaat voor de schillen aan de andere onderzijde, verwarmingselementen, die in de cilinder zijn gemonteerd voor het verwarmen van het sesamzaad of andere materiaal voor het doelmatig uitpersen van olie en een oliereservoir voor het opnemen van de uitgeperste olie, die is verbonden met de uitlaat van de cilinder en een andere bak voor de schillen, die op de desbetreffende uitlaat is aangesloten.

Wanneer op de juiste wijze gedroogd sesamzaad in de trechter wordt aangebracht en de voeding wordt ingeschakeld, wordt de motor in werking gesteld en begint het verwarmingselement te verwarmen, waarbij door de motor-aandrijving het sesamzaad zich langs de spoed van de transportschroef omlaag beweegt en in de cilinder wordt uitgeperst.

Bij de gebruikelijke pers worden, wanneer de inrichting wordt ingeschakeld, het verwarmingselement en de motor gelijktijdig in werking gesteld, waardoor het uitpersen van olie begint, voordat de cilinder voldoende is voorverwarmd. Bij een temperatuur, die lager is dan de juiste temperatuur, klonteren het sesamzaad, de schillen en uitgeperste olie samen en kleven aan de schroefbladen, waardoor vaak een overbelasting van de motor wordt veroorzaakt. Een overbelasting kan de motor geheel stoppen. Hierdoor kan niet alleen het uitpersen van olie worden onderbroken, doch kan een overstroom door de motor lopen. Indien deze onregelmatigheden niet worden gedetecteerd, kan de motor verbranden en een ernstige schade aan de pers optreden.

Een ander probleem bij de bekende oliepersen voor huishoudelijke toepassingen is het ontbreken van de bewaking van de temperatuur binnen de cilinder en een besturing van de voeding van het verwarmingselement, teneinde deze op de juiste temperatuur in te stellen. Wanneer de temperatuur binnen de cilinder lager of hoger wordt dan de gewenste temperatuur tijdens bedrijf, neemt de opbrengst aan uitgeperste olie af. In het ergste geval kan, wanneer de temperatuur binnen de cilinder veel lager wordt dan de benodigde temperatuur, de hierboven genoemde overbelasting en de overstroom ernstige schade aan de motor toebrengen, terwij1 wanneer de temperatuur veel hoger dan de gewenste temperatuur wordt, het sesamzaad kan verbranden, waardoor een olie van inferieure kwaliteit wordt verkregen. Bovendien kan een oververhitting van de cilinder soms de inlaat voor het toevoeren van het sesamzaad bereiken, waardoor verdamping bij hier nog aanwezig sesamzaad optreedt, dit sesamzaad vastkoekt en de inlaat zelf blokkeert. Nog een ander probleem van de bekende pers is het ontbreken van een inrichting, die constant toezicht op de totale werking van de pers houdt.

Het ontbreken van een dergelijke inrichting leidt ertoe, dat de voedingsschakelaar niet snel genoeg wordt uitgeschakeld bij het voltooien van een persbewerking, waardoor zowel het verwarmingselement als de motor in werking blijven, waardoor niet alleen energie wordt verspild maar ook een storing van de pers kan optreden ten gevolge van oververhitting van het verwarmingselement.

De uitvinding beoogt primair een besturings-inrichting voor het besturen van de werking van elektrische oliepersen voor huishoudelijke toepassingen te verschaffen. Deze besturingsinrichting verhoogt de olie-opbrengst en doet de kwaliteit van de olie toenemen door het waarborgen van de juiste temperatuur van de cilinder wanneer de pers wordt ingeschakeld en het handhaven van de juiste temperaturen tijdens bedrijf. Voorts voorkomt de besturingsinrichting een overbelasting van de motor en het blokkeren van de toevoer.

Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een besturingsinrichting voor een elektrische oliepers voor huishoudelijke toepassing met een regelsysteem, dat onmiddellijk een overstroom in de motor detecteert en de voeding van het verwarmingselement uitschakelt .

Een verder doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke besturingsinrichting, welke automatisch omschakelt tussen 100 of 220 V afhankelijk van de netspanning.

Voor het bereiken van deze doelen heeft de besturingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding middelen voor het detecteren of sesamzaad of ander uit te persen materiaal in de pers is ingevoerd, middelen voor het detecteren van de temperatuur binnen de cilinder, middelen voor het verwarmen van de cilinder, middelen voor het aan-en uitschakelen van de voedingsspanning en een op de genoemde middelen aangesloten microprocessor, welke in afhankelijkheid van de middelen voor het detecteren van het toevoeren van sesamzaad en van de temperatuur uitgangssignalen opwekt voor het besturen van de middelen voor het verwarmen en aan- en uitschakelen van de voedingsspanning voor de motor.

De besturingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding begint direct na het inschakelen van de pers te werken. Wanneer de pers wordt ingeschakeld, bekrachtigt het in de microprocessor vastgelegde programma de toevoer-detectiemiddelen om vast te stellen of sesamzaad in de trechter is gevoerd. Indien geen sesamzaad in de trechter is gedaan, doet de motor eenvoudigweg niets. Op het moment dat sesamzaad in de trechter wordt gedaan, bekrachtigt de microprocessor het verwarmingselement om de cilinder voor te verwarmen tot een voor het persen van het sesamzaad geschikte temperatuur. De temperatuur in de cilinder wordt constant bewaakt door de temperatuurdetectiemiddelen. Zodra het voorverwarmen van de cilinder is voltooid, bekrachtigt de microprocessor de motor via de voedingsspanningsschakelmiddelen en begint het uitpersen van olie.

Terwijl het uitpersen van olie doorgaat, bewaakt de microprocessor de temperatuur binnen de cilinder via de detectiemiddelen om vast te stellen of de juiste temperaturen worden gehandhaafd, terwijl de werking van de verwarmingsmiddelen wordt geregeld om de juiste temperatuur op elk moment te waarborgen.

Op deze wijze wordt derhalve een optimale temperatuur binnen de cilinder aan het begin van het proces en tijdens de gehele werking gewaarborgd. De olie-opbrengst wordt derhalve verhoogd en de kwaliteit is uitstekend. Ongewenst stoppen van de motor of blokkeren van de toevoer treedt niet op.

De microprocessor bewaakt tevens of sesamzaad al dan niet in de pers wordt ingevoerd en weet derhalve wanneer de trechter leeg is. Alleen wanneer het uitpersen van olie volledig is voltooid (het laatste sesamzaad in de cilinder is uitgeperst en de laatste schillen uit de cilinder zijn afgevoerd) wordt de voedingsspanning van zowel de motor als het verwarmingselement automatisch uitgeschakeld, zodat energie wordt bespaard.

Volgens de uitvinding zijn ook andere circuits op de microprocessor aangesloten, waarvan èr één wordt gevormd door een schakelsynchronisatiecircuit, een ander circuit onderscheidt tussen 100 en 220 V en netspanning en weer een ander de aansluiting van de aftakkingen van de motor naar behoefte verschuift.

Door middel van het tweede hierboven genoemde circuit wordt voordat het oliepersen begint, onmiddellijk vastgesteld of de voedingsspanning 100 of 220 Vis. Dan worden door middel van het motor-aftakverschuifcircuit de aftakkingen verschoven. De verwarmingsmiddelen leveren voor alle cycli van de netspanning een voedingsspanning wanneer deze 100 V is en leveren slechts een voedingsspanning voor één van elke vijf cycli, wanneer de netvoedingsspanning 220 V is. Aldus worden de doelen van de uitvinding beter bereikt.

Door middel van het schakelsynchronisatiecircuit, wordt het schakelpunt van de verwarmingsmiddelen gesynchroniseerd met de nuldoorgangen van de netvoedingsspanning.

Doordat de programmering van de microprocessor zodanig is, dat alle functies automatisch worden uitgevoerd, is het mogelijk de oliepers te gebruiken onafhankelijk van de vraag of de netvoedingsspanning 100 of 220 V is. Ook hierdoor worden de doelen van de onderhavige uitvinding nog beter nagestreefd.

De microprocessor heeft voorts een circuit voor het detecteren van een overstroom in de motor. Indien een overstroom in de motor wordt gedetecteerd, stopt de microprocessor door de ingebouwde voedingsschakelmiddelen onmiddellijk de werking van zowel de motor als het verwarmingselement, waardoor de pers automatisch direct kan worden gestopt in geval van een onjuiste werking, waardoor een mogelijke ernstige beschadiging van de pers wordt voorkomen.

Volgens de onderhavige uitvinding zijn de middelen voor het bewaken van de temperatuur en de middelen voor het schakelen van de motor gekoppeld met een circuit voor het verhogen van de voorverwarmingstemperatuur. De temperatuur binnen de cilinder zal derhalve na het beëindigen van het voorverwarmen hoger worden dan de gewenste temperatuur van de cilinder tijdens het oliepersen, waardoor de belasting aan het begin van de werking van de pers aanzienlijk lichter zal zijn, hetgeen het starten van de pers vergemakkelijkt.

Volgens de uitvinding is de pers voorts uitgerust met een circuit, dat elke bedrijfstoestand van de pers aangeeft, zoals wachten, voorverwarmen, in bedrijf, optreden van onregelmatigheden, de voedingsspanning op elk moment, enzovoorts. Het is derhalve mogelijk om elke toestand waarin de pers op elk moment verkeert, te zien, waardoor met de besturingsinrichting volgens de uitvinding een bijzonder bevredigende werking wordt bereikt.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de besturingsinrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 is een gedeeltelijk in doorsnede weergegeven vooraanzicht van een uitvoeringsvorm van een oliepers met een besturingsinrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een schema van de besturingsinrichting van de oliepers uit fig. 1.

Fig. 3 is een stroomschema, waarin de besturing van een oliepers met een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

In fig. 1 is een oliepers weergegeven, die is uitgevoerd met een besturingsinrichting volgens fig. 2, waarbij een circuit 150 dient voor het bewaken of al dan niet sesamzaad in de pers is ingevoerd, welk circuit een serieschakeling van een weerstand R5 en een LED Dll omvat, alsmede een brugschakeling van weerstanden R6, R7, R8 en een fotodiode D12. De uitgang van de brugschakeling is aangesloten op een microprocessor 153 (COM420L) via een geïntegreerde schakeling IC1. De LED Dll en de fotodiode D12 zijn bij de toevoerinlaat 121 gemonteerd, zodanig dat wanneer het sesamzaad in de inlaat 121 is gestort, het licht van de LED Dll zal worden geblokkeerd, zodat de diode D12 wordt uitgeschakeld.

Een circuit 151 voor het detecteren van de temperatuur van de cilinder omvat een weerstandsbrugschakeling Rl, R2, R3 en een thermistor Thl, waarbij de uitgang van de brug op de ingang van de comparator IC2 is aangesloten, waarvan de uitgang op de microprocessor 153 is aangesloten.

De thermistor Thl is in de perscilinder met groeven gemonteerd. Wanneer de temperatuur in de cilinder 117 tot de voorafbepaalde temperatuur stijgt, levert de uitgang van de comparator IC2 een laag niveau, 0, terwijl wanneer de temperatuur in de cilinder 117 beneden de voorafbepaalde temperatuur komt, de comparator een hoog niveau, 1, levert.

Een circuit 152 voor het verwarmen van de olieperscilinder 117 omvat een triac TRIAC1, die is aangesloten op een verwarmingselement Hi, waarbij de poort van de triac TRIAC1 is verbonden met de gelijkstroombron VDD via een transistor Q1 en een weerstand R9, waarbij de basis van de transistor Q1 via een weerstand R'9 met de microprocessor 153 is verbonden. De cilinder 117 is door het verwarmingselement Hi omsloten. In afhankelijkheid van het aan de microprocessor 153 geleverde signaal wordt de triac geschakeld.

Een motorschakelcircuit 154 voor het aan- en uitschakelen van de voedingsspanning van de motor M omvat een triac TRIAC2, die met de voedingskabel is verbonden, waarbij de poort is verbonden met de gelijkstroomvoeding VDD via een transistor Q4 en een weerstand R20, waarbij de basis van de transistor Q4 via een weerstand R19 met de microprocessor is verbonden. Het schakelen van de triac TRIAC2 wordt bestuurd door signalen, die aan de microprocessor 153 worden geleverd.

Teneinde de oliepers zowel bij 100 als bij 220 V netspanning te kunnen laten werken, zijn drie afzonderlijke circuits aangebracht; een circuit 158 om te detecteren of de spanning 100 of 220 V is, een schakelsynchronisatiecircuit 159 voor het schakelen van het verwarmingscircuit 152 op de nuldoorgangen en een aftakkingsverschuivingscircuit 155 voor het omschakelen tussen de 100/220V-aftakkingen.

Het circuit 158 voor het detecteren van de spanning van de netvoeding omvat een serieschakeling van weerstanden Ril, R13, die op de voedingsbron VA zijn aangesloten aan de ingangszijde van het circuit CVG, dat een constante gelijkspanning opwekt; een serieschakeling van weerstanden R12, R14, die is verbonden met de uitgangszijde van het circuit CVG; een comparator IC3, waarvan de ingangsklemmen zijn verbonden met de respectieve knooppunten van de weerstanden Ril, R13 en R12, R14, terwijl de uitgangsklem op de microprocessor 153 is aangesloten.

Deze inrichting maakt het mogelijk dat de gelijkspanning VDD constant blijft wanneer de spanning van de voeding 100 of 220 V is, doch wanneer de spanning van de voeding 220 V is, is de gelijkspanning VA tweemaal hoger dan bij 100 V. De uitgang van de comparator IC3 varieert derhalve in overeenstemming met de waarde van de netvoedingsspanning, zodanig dat bij 220 V de uitgang 1 is en bij 100 V 0 is.

In het schakelsynchronisatiecircuit 159 zijn een collector en een emitter van een transistor Q2 resp. met de microprocessor en aarde verbonden, waarbij de basis van de transistor is aangesloten op de voedingsspanning via de condensator Cl en een weerstand R21. Het circuit 159 levert derhalve bij elke cyclus van de voedingsspanning een synchronisatiesignaal aan de microprocessor. Het circuit 155 voor het verschuiven van de aftakkingen is verbonden met het relais Ry voor het omschakelen tussen de aftakking voor uitsluitend 100 V (verbonden met het contactpunt B van het relais) en de aftakking voor uitsluitend 220 V (verbonden met het contactpunt A van het relais). Eén aansluiting BB van het relais Ry is verbonden met aarde via een transistor Q3 en de andere aansluiting CC van het relais Ry is verbonden met de voedingsspanning, waarbij de basis van de transistor Q3 is verbonden met de microprocessor 153 via een weerstand R22.

Voorts is een circuit 157 voor het detecteren van een overstroom in de motor M aangebracht in geval van een onregelmatigheid tijdens het oliepersen, welk circuit wordt gevormd door een circuit dicht bij de leiding, die de voeding levert, te vormen door middel van een detectiespoel L, welke een inductiestroom levert aan een diode D10 en een condensator C3, waarbij een brugschakeling van een weerstand R18 in serie met de condensator C3 en andere weerstanden R15, R16, R17 is aangebracht, waarbij de uitgang van de brug is aangesloten op de ingang van de comparator IC4, waarvan de uitgang is aangesloten op pen 22 van de microprocessor 153. Wanneer een overstroom door de motor M loopt, wordt een daarmee overeenkomende stroom gedetecteerd door de inductie-spoel LI, waardoor de condensator C3 via de diode D10 wordt opgeladen, zodat de comparator IC4 een uitgangssignaal 1 levert.

Voorts is een indicatiecircuit 160 aangebracht voor het aangeven van de verschillende toestanden, waarin de oliepers kan verkeren. Een voedingsspanning van 100 V wordt aangegeven door LED D4, een spanning van 220 V door LED D5, een oververhittingstoestand door LED D6, de bedrijfstoestand door LED D7, de wachttoestand door LED D8 en de detectie van een onregelmatigheid in de pers door LED D9.

Een circuit 161, bestaande uit een weerstand R10 en een diode D20 is aangebracht om de voorverwarmingstempe-ratuur alleen aan het begin van de oliepersbewerking te verhogen, waarbij een hogere temperatuurinstelling wordt gerealiseerd dan de temperatuurinstelling, die nodig is voor de resterende bedrijfsperiode. Dit circuit is aangesloten tussen het temperatuurdetectiecircuit 151 en het voedings-schakelcircuit 154.

Voorts is een circuit 156 aangebracht om aan te geven of het oliereservoir 113 en de schillenhouder 114 op de juiste wijze op de daarvoor bestemde plaatsen zijn aangebracht, waarbij een magneetschakelaar MSW van het circuit 156 is aangesloten tussen de microprocessor en aarde, zodat de schakelaar zal openen zodra het oliereservoir en de schillenopvanghouder op hun plaats zijn aangebracht.

In fig. 2 zijn voorts nog te zien een algemeen bekend voedingsspanningscircuit 164 voor het leveren van een constante voedingsspanning, een impulsgenerator 162 voor het leveren van impulsen aan de microprocessor 153, een terug-stelcircuit 163 voor de microprocessor 153, een worm 111, een wormwiel 112, een transportschroef 119, een uitlaat 115 voor de uitgeperste olie en een uitlaat 116 voor de schillen.

Hierna zal de werking van de besturingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding voor elektrische oliepersen voor huishoudelijke toepassing worden toegelicht, welke wordt gevormd door het hierboven aan de hand van de fig. 1 en 2 beschreven systeem, welke toelichting zal plaatsvinden aan de hand van het stroomschema volgens fig. 3.

Wanneer de voeding wordt ingeschakeld en de microprocessor 153 in werking wordt gesteld, komt de microprocessor 153 volgens het vastgelegde programma in mode 3 en maakt pen 26 0, waardoor de LED D3 van het indicatiecircuit 160 in werking wordt gesteld, zodat de wachttoestand wordt aangegeven. Vervolgens wordt via pen 23 vastgesteld of de uitgang van het circuit 158 voor het detecteren van de voedingsspanning 1 is. Indien deze 1 is (wat het geval is wanneer de spanning 220 V is), wordt zowel de pen 13 als pen 17 1, waardoor de LED D4 van het indicatiecircuit 160 en de transistor Q3 van het circuit 155 voor het verschuiven van de aftakkingen in werking worden gesteld, waardoor 220 V wordt aangegeven en de aftakking voor uitsluitend 220 V voedingsspanning van de motor M wordt aangesloten. Indien via pen 23 wordt vastgesteld dat de voedingsspanningaandui-ding niet 1 is, zoals het geval zal zijn bij 100 V, wordt pen 12 1 en pen 17 0, hetgeen aangeeft dat de voedings spanning 100 V is, waardoor de transistor Q3 van het circuit 155 wordt uitgeschakeld en de motor M wordt gevoed via uitsluitend de aftakking voor 100 V.

Vervolgens wordt vastgesteld of het ingangssignaal op pen 21 1 is (dit moet 1 zijn, omdat de magneetschakelaar MSW wordt uitgeschakeld wanneer het oliereservoir en de schillenhouder beide zijn aangebracht) en indien deze pen nog niet 1 is, wordt mode 3 in het geheugen vastgelegd, waarbij door het opwekken van een 0 op pen 17 de aftakking wordt teruggeschakeld naar die voor uitsluitend gebruik van 110 V en na het inschakelen van de LED D8, hetgeen de wacht-toestand aangeeft, wordt de hierboven beschreven procedure voor het bepalen van de voedingsspanning via pen 23 herhaald, totdat de pen 21 1 wordt door het plaatsen van het oliereservoir en de schillenhouder.

Zodra op pen 21 een 1 wordt vastgesteld en aangezien mode 3 is vastgelegd in het programma, wordt mode 3 geselecteerd en de microprocessor 153 begint in mode 3 te werken (B uit fig. 3).

Bij het proces volgens mode 3 wordt vastgesteld of het ingangssignaal op pen 5 al dan niet 1 is. Indien op dit moment het sesamzaad in de inlaat 121 wordt ingevoerd, schakelt de fotodiode Dl2 uit en de uitgang van de comparator IC1 wordt 0, terwijl indien geen sesamzaad is ingevoerd, de fotodiode D12 aanblijft en de uitgang van de comparator IC1 gelijk aan 1 blijft. Wanneer derhalve geen sesamzaad in de invoer 121 wordt gestort, herhaalt het beschreven proces zich, totdat sesamzaad wordt toegevoerd en het ingangssignaal op pen 50 wordt. Wanneer het ingangssignaal op pen 50 wordt door het toevoeren van sesamzaad, gaat het programma naar mode 1 in plaats van mode 3; pen 23 levert een 0 en pen 1 levert een 1, waardoor LED D6 in werking wordt gesteld en het voorverwarmen van de cilinder begint. Vervolgens wordt via het vaststellen van de toestand van de pennen 23 en 21 mode 1 geselecteerd (aangezien mode 1 direct daarvoor was vastgelegd).

In mode 1 (C uit fig. 3) wordt vastgesteld of het ingangssignaal op pen 5 1 is en in geval van een 1 herhaalt het hierboven beschreven proces zich. Vervolgens wordt vast gesteld of het ingangssignaal op pen 6 1 is (omdat de cilinder 117 niet is voorverwarmd op dit moment, neemt de waarde van de weerstand van de thermistor Thl sterk toe, de uitgang van IC2 gaat naar 1 en het ingangssignaal op pen 6 is derhalve 1) en indien dit inderdaad 1 is, gaat de processor over naar het in werking stellen van het verwarmingselement Hi via de route van TRC in mode 2 (D uit fig. 3). Vervolgens wordt vastgesteld of het ingangssignaal op pen 23 al dan niet 1 is. (Zoals hierboven is opgemerkt, is het uitgangssignaal van IC3 1 wanneer de voedingsspanning 220 V is en 0 wanneer de voedingsspanning 100 V is). Wanneer wordt vastgesteld dat dit signaal 1 is, wordt de olieperscilinder 117 voorverwarmd door de opgewekte pulsen op pen 14 door 5 te delen en te synchroniseren met het schakelsynchronisatie-circuit 159, teneinde de triac TRIAC1 van het verwarmings-circuit 152 voor telkens één van elke vijf cycli van de voeding aan te schakelen en dit schakelen van de triac bij nuldoorgangen te doen plaatsvinden. Indien daarentegen wordt vastgesteld dat het signaal 0 is, worden ongedeelde pulsen op pen 14 opgewekt, zodat de triac TRIAC1 ook op de nuldoorgangen voor alle cycli van de voedingsspanning wordt geschakeld. Dit proces herhaalt zich totdat het voorverwarmen van de cilinder is voltooid.

Wanneer het voorverwarmen is voltooid, daalt de ohmse weerstand van de thermistor Thl van het temperatuur-detectiecircuit 151 beneden de voorafbepaalde waarde en de uitgang van IC2 gaat naar 0, welk signaal aan pen 6 wordt geleverd, waardoor de microprocessor 153 mode 2 vastlegt, terwijl de pennen 28 en 27 en 1 en resp. een 0 leveren, waardoor de LED D7 wordt ingeschakeld hetgeen de bedrijfs-toestand aangeeft.

Wanneer de motor in rust is, namelijk het oliepersen nog niet is begonnen, blijft daarentegen het uitgangssignaal op pen 15 0 en de diode D20 van het voorverwarmings-temperatuurverhogingscircuit 161 schakelt aan en de weerstand R3 van het temperatuurdetectiecircuit 151 en de weerstand R10 van het voorverwarmingstemperatuurverhogingscircuit 161 worden in serie geschakeld, waardoor de referentiespanning van de comparator IC2 wordt verlaagd. Totdat de temperatuur g-tijgt voor het verlagen van de weerstand van de thermistor Thl vindt het omschakelen van de comparator IC2 niet plaats. Tijdens het voorverwarmen van de cilinder 117 wordt deze derhalve tot een hogere temperatuur dan normaal nodig is voor het oliepersen verwarmd, waardoor een enigszins lagere viscositeit van de in het begin uitgeperste olie wordt verkregen, waardoor het overbelasten van de motor M aan het begin van de werking wordt voorkomen. Direct na het in werking stellen van de motor M wordt de diode D20 echter uitgeschakeld (omdat pen 15 naar 1 gaat) en de temperatuur van de cilinder 117 keert terug naar het vooraf ingestelde niveau en wordt hierop gehandhaafd tij dens uitpersen van olie.

Vervolgens vindt een terugkeren naar KA in A uit fig. 3 plaats en wordt mode 2 geselecteerd (mode 2 was vastgelegd tijdens het voorafgaande proces). In mode 2 (D uit fig. 3) wordt eerst vastgesteld of het ingangssignaal op pen 22 al dan niet 1 is door het overstroomdetectiecircuit 157 om te bepalen of een onregelmatigheid is opgetreden, waardoor een overstroom in de motor M loopt; in geval van onregelmatigheden, die een overstroom veroorzaken, waardoor het ingangssignaal op pen 22 een 1 is, wordt de LED D9 in werking gesteld om dit aan te geven. Indien geen onregelmatigheid optreedt, is het ingangssignaal op pen 22 niet 1 en levert pen 15 een signaal 1 om de motor M in werking te stellen.

Nadat is vastgesteld of al dan niet sesamzaad in de inlaat 121 is ingevoerd, wordt een tijdcircuit op 0 ingesteld. Door het temperatuurdetectiecircuit 151 wordt bepaald of de temperatuur van de perscilinder 117 beneden het geschikte niveau is gekomen en indien dit het geval is, wordt het verwarmingscircuit 152 in werking gesteld om de temperatuur te verhogen, zodat deze op het juiste niveau wordt gehandhaafd. Indien een onregelmatigheid zou optreden, waardoor een overstroom in de motor M wordt veroorzaakt, wordt dit vastgesteld door het bewaken van het ingangssignaal op pen 22, die is verbonden met de uitgang van het overstroomdetectiecircuit 157 en zal de motor M onmiddellijk stoppen. Een mogelijke onregelmatigheid wordt daarbij aan gegeven door de LED D9 in werking te stellen. Dit proces zal telkens worden herhaald, totdat geen sesamzaad meer is overgebleven in de toevoerinlaat 121. Wanneer is vastgesteld dat geen sesamzaad meer aanwezig is in de inlaat 121, ontvangt pen 5 een 1 via het toevoerdetectiecircuit 150, hetgeen de microprocessor 153 onmiddellijk vaststeld. Het hierboven beschreven proces herhaalt zich gedurende 20 seconden (tijd die nodig is om het sesamzaad in de perscilinder 117 volledig uit te persen, nadat het laatste sesamzaad de toevoer is gepasseerd en de laatste schillen in de houder zijn gedeponeerd, de benodigde tijd kan worden verlengd of verkort), waarbij na het verstrijken van 20 seconden de motor M stopt, de LED D8 in werking wordt gesteld om aan te geven dat de pers in de wachttoestand is, en de vereiste mode ter voorbereiding voor de volgende persbewerking wordt vastgelegd of de voeding met de hand wordt uitgeschakeld.

Zoals uit het voorgaande blijkt, wordt door middel van de besturingsinrichting volgens de uitvinding bereikt, dat een optimale temperatuur voor en tijdens het oliepersen wordt gehandhaafd, waardoor niet alleen de opbrengst hoog en de kwaliteit uitstekend is, maar ook een te lage of te hoge temperatuur tijdens het voorverwarmen wordt voorkomen.

Voorts wordt beschadiging van de motor door verbranding door blokkeren van de motor of door blokkeren van de toevoer voorkomen.

Voorts omvat de inrichting volgens de uitvinding een voedingsspanningsdetectiecircuit, een schakelsynchroni-satiecircuit en een aftakkingsverschuivingscircuit, zodat wanneer 100 V of 220 V netvoeding aanwezig is, dit onmiddellijk wordt gedetecteerd en zonodig de aftakking van de motor voor 100 of 220 V en omgekeerd wordt aangesloten; daarbij wordt het energieverbruik van het verwarmingselement in beide gevallen gelijk gehouden, doordat het verwarmings-circuit de stroom slechts gedurende een vijfde van de tijd laat lopen bij 220 V (wanneer een voedingsspanning van 220 V aan een zelfde belasting (weerstand) wordt geleverd, zal het energieverbruik het kwadraat van 2,2 zijn, dat is 4,84, ongeveer 5 maal het energieverbruik bij 110 V) en door de synchronisatiesignalen van het synchronisatiecircuit wordt het verwarmingscircuit geschakeld bij de nuldoorgangen, welk schakelen zeer nauwkeurig en eenvoudig is, waardoor zowel een netvoeding van 100 als van 220 V kan worden gebruikt zonder toepassing van een afzonderlijke voedings-inrichting.

Doordat bij toepassing van de inrichting volgens de uitvinding de olieperscilinder voldoende is voorverwarmd voordat het persen begint, kan geen overstroom ten gevolge van een overbelasting optreden. Ter verhoging van de veiligheid is een overstroomdetectiecircuit aangebracht, zodat indien door omstandigheden een overstroom optreedt, de voeding van de motor automatisch wordt uitgeschakeld en aldus beschadiging van de motor door verbranding of andere storingen wordt verhinderd.

Doordat de bedrijfstoestand telkens wordt aangegeven, is het gebruik van de pers bijzonder eenvoudig, waarbij in geval van onjuiste werking de juiste stap ter opheffing onmiddellijk kan worden genomen. Het voorverwar-mingstemperatuurverhogingscircuit kan de temperatuur verhogen (in zekere mate voordat het persen van olie begint) ten opzichte van de temperatuur die tijdens bedrijf nodig is, waardoor een gelijkmatig starten van de motor wordt bereikt en een overbelasting van de motor aan het begin wordt voorkomen.

De besturingsinrichting volgens de uitvinding is zodanig uitgevoerd, dat deze volledig automatisch onder besturing van het in de microprocessor vastgelegde programma werkt. Er is slechts één schakelaar nodig. Wanneer de voedingsspanning is ingeschakeld, zijn geen andere schakelaars ter besturing van de verschillende stappen nodig.

De uitvinding is niet beperkt tot het in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld, dat binnen het kader der uitvinding op verschillende manieren kan worden gevarieerd.

Claims (7)

1. Besturingsinrichting voor een oliepers, gekenmerkt door een toevoerdetectieorgaan voor het detecteren of sesamzaad of ander uit te persen zaad al dan niet in de oliepers is ingevoerd, een temperatuur-detectieorgaan voor het detecteren van de temperatuur van een olieperscilinder, een cilinderverwarmingsorgaan voor het verwarmen van de olieperscilinder, een voedingsschakelorgaan voor het aan- en uitschakelen van de voeding van een motor en een op alle organen aangesloten microprocessor, waarbij de microprocessor het cilinderverwarmingsorgaan en het voedingsschakelorgaan bestuurt in afhankelijkheid van het uitgangssignaal van het toevoerdetectieorgaan en het temperatuurdetectieorgaan.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het toevoerdetectieorgaan is voorzien van een LED (Dll) en een daarmee in serie geschakelde weerstand (R5), weerstanden (R6, R7, R8) en een fotodiode (D12), welke een brugschakeling vormen, en een circuit (IC1), dat tussen de microprocessor en de brugschakeling is aangesloten, waarbij de fotodiode (D12) en de LED (Dll) in de toevoer-inlaat (121) zijn gemonteerd en dat het temperatuurdetectieorgaan een in de cilinder gemonteerde thermistor (Thl) omvat alsmede weerstanden (Rl, R2, R3), welke met de thermistor een brugschakeling vormen, waarbij een circuit (IC2) tussen de microprocessor en de brugschakeling is aangesloten.

3. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een voedingsspanningsdetectiecircuit (158) voor het detecteren van de spanning van de netvoeding, een schakelsynchronisatiecircuit (159) voor het synchroniseren en schakelen van het cilinderverwarmingsorgaan op de nuldoorgangen en een aftakkingsverschuivingscircuit (155) voor het aansluiten van de verschillende motoraftakkingen.

4. Inrichting volgens conclusies 3, met het kenmerk, dat het voedingsspanningsdetectiecircuit (158) is voorzien van weerstanden (Ril, R13), die zijn aangesloten op de ene klem (VA) van de gelijkspanningsuitgang, die varieert in overeenstemming met de variatie van de voedingsspanning, weerstanden (R12, R14), die zijn aangesloten op de ene klem (VDD) van een constante gelijkspannings-uitgang, waarbij een circuit (IC3) is aangesloten tussen de microprocessor en het verbindingspunt van de weerstanden (Ril, R13) en de weerstanden (R12, R14).

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, m e t hetkenmerk, dat het schakelsynchronisatiecircuit (159) is voorzien van een transistor (Q2>, een weerstand (R21) en een condensator (Cl), waarbij de basis van de transistor (Q2) op de voedingsspanning is aangesloten via de weerstand (R21) en de condensator (Cl), waarbij de collector en de emitter van de transistor (Q2) respectievelijk zijn aangesloten op de microprocessor en massa.

6. Inrichting volgens conclusie 3, 4 of 5, met het kenmerk, dat het aftakkingsverschuivingscircuit (155) is voorzien van een transistor (Q3), een relais (Ry) en een weerstand (R21), waarbij de collector van de transistor (Q3) is verbonden met één aansluiting (CC) van het relais (Ry) en de basis van de transistor (Q3) via de weerstand (R22) met de microprocessor is verbonden.

7. Inrichting volgens één der conclusies 3-6, gekenmerkt door een overstroomdetectiecircuit (157) voor het detecteren van een overstroom in de motor.(M) en een voorverwarmingstemperatuur-verhogingscircuit (161) voor het verhogen van de temperatuur van de cilinder.