NL9000051A - Werkwijze voor het verrijken van in een koepeloven gevormde stoffen met metaaldeeltjes. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het verrijken van in een koepeloven gevormde stoffen met metaaldeeltjes.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verrijken van in een koepeloven gevormde stoffen met metalen en de oxyden daarvan, waarbij de ontstane stoffen middels een filterinrichting worden afgevangen.

Schachtoven, in het bijzonder koepelovens, zijn voor het smelten van gietijzer reeds lang bekend. Daarbij wordt het metallische bestanddeel onder het toevoegen van energiedragers gesmolten, waarbij ruwijzer, kringloopmateriaal, en schroot, in wisselende mengselhoeveelheden worden gebruikt .

Bij deze smeltprocedure verdampen verschillende in het schrootbestanddeel aanwezige metalen, zoals bijvoorbeeld zink, cadmium, lood, enz.. In het kader van het schoonhouden van de lucht zijn strenge eisen gesteld aan het ontstoffen van koepelovenafvalgassen, zodat de ontstane gasvormige metaaldeeltjes niet meer vrij mogen worden afgevoerd, maar in een achter de koepeloven aangebrachte filterinrichting moeten worden afgevangen. De in het filter verzamelde metallische stoffen wordt tot nog toe op verschillende wijzen zodanig bewerkt, dat zij geschikt zijn om gestort te worden op een vuilstortplaats en op deze manier kunnen worden afgevoerd.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding metallische bestanddelen die zich in een filterinrichting van een koepeloven verzamelen, op economische, wijze terug te winnen, om een omgeving belastende en kostenveroorzakende storting te vermijden.

Dit doel wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt, dat de metalen die in een koepeloven kunnen verdampen, in de vorm van een oxyde in een filter worden verzameld en opnieuw aan het verbrandingsproces van de koepeloven worden toegevoerd tot een voorafbepaalde bruikbare concen- tratie van het me ta albe s tanddee1 in het filterstof ontstaat.

Verdere voordelige kenmerken van de werkwijze blijken uit de volgconclusies.

De in een filterinrichting van een koepeloven zich verzacuel^nde m^talliscftte stoffen bevatten tendele schadelijke .d^i^&esv' .Daarom moéten ze worden afgevoerd. Het ontstaan van f^e^héfc milieu belastende oxyden is terug te voeren £» - ïSfiV-'-’&r- j h^;,^it, dat door hft relatief hoge schrootaandeel, blikgakk^tt^i uit de automobielsector en "schredderschroot" ih h#t:uvlprbrandingSproées worden ingevoerd, die zoals bekend een relatief hoog aandeel van zink en andere bevatten.

Wanneer men zinkoxyde bevattend filterstof in het verbrandingsproces van een koepeloven inbrengt, dan reduceert eerst zinkoxyde in de verbrandingszone bij temperaturen tussen 1500° en 1600° en stijgt gasvormig in de koepeloven naarboven en wordt daar geoxydeerd, zodat zich opnieuw zinkoxyde vormt. In deze vorm wordt de verbinding in het filter ingevang^n. Wanneer men deze procedure meer-dpre-malen herhaald, d£n kan men in het filter de stoffen ,:ΐ· ΐ· :;-|c - ^ - '."μ '· ' met ^ixïk,^ zover. ;Verr ij kén, dat een terugwinning van het filtersto|._mogelijk is._Dit^is in de ^regel_· ·, ^ het geval in een gebiedt tussen 10-95 gew. % zinkaandeel.

. /ÏJ^beuchreven weekwijze biedt een tweevoudig voordeel, .name fel een voordeel voor de bedrijver van de koepeloven-ihrl|^it^tg en éen voordeel voor het milieu. Het verrijken Van i^of^n spaart iamelijk een storten van het afval uit, ien ian efficiënt épnieuw worden gebruikt.

:£ f- : ΐ - ’ v»· § · ’ : . :77 - - ’ - -i V- - ·’- ' · - L*s\ .···>·...;.· »:·.··

Claims (6)

1. Inrichting voor het verrijken van in een koepeloven gevormde stoffen en de daarin aanwezige metalen en/of de oxyden daarvan, waarbij de stoffen middels een filter-inrichting in het systeem worden afgevangen, met het kenmerk, dat de metaalhoudende stoffen opnieuw in de koepeloven worden ingebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de metaalhoudende stoffen uit filters met het stof-mengsel uit de filterinrichting in de verbrandingszone van de koepeloven worden ingebracht.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de metaalhoudende stoffen middels een inrichting zoals bijvoorbeeld een sproeiïnrichting, lansen, enz., in de koepeloven worden ingebracht.

4. Werkwijze volgens ten minste één der conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat de metaalhoudende stoffen zo vaak in de koepeloven worden ingebracht, tot zich een voorafbepaalde concentratie van de metalen en/of de oxyden daarvan instelt.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat een metaaldeeltjesconcentratie wordt ingesteld in een opnieuw bruikbare waarde van ten minste 10-95 gew.%.

6. Inrichting volgens ten minste één der conclusies 1 t/m 5, met het kenmerk, dat de metaalhoudende stoffen met zink worden verrijkt.