NL8902395A

NL8902395A - Voertuigdak.

Info

Publication number: NL8902395A
Application number: NL8902395A
Authority: NL
Original assignee: Webasto Ag Fahrzeugtechnik
Priority date: 1988-09-27
Filing date: 1989-09-26
Publication date: 1990-04-17
Also published as: NL193690C; GB8921603D0; FR2636891A1; DE3832681C1; US5020850A; NL193690B; FR2636891B1; JPH02106432A; GB2223267B; GB2223267A

Description

VOERTUIGDAK

De uitvinding heeft betrekking op een voertuigdak, in het bijzonder een schuif- en/of hefdak voor motorvoertuigen, dat een in een dakopening van een vast dakvlak geplaatst raam omvat, waarvan de raamopening door middel van een deksel afgesloten kan worden, dat door drukstijve aandrijfkabels door een aandrijfinrichting beweegbaar is, waarbij een aandrijfrondsel van de aandrijfinrichting in een aangrijpingsgebied met de drukstijve aandrijfkabel samenwerkt, die in dit gebied in door middel van een bevestigingsinrichting aan het raam gemonteerde geleidingsbuizen zijn aangebracht.

Bij dergelijke voertuigdaken, die door middel van een hand-krukaandrijfinrichting of een elektrische aandrijfinrichting bediend kunnen worden, was het tot nu toe gebruikelijk om nabij het midden van de voorkant van de raamopening geleidingsbuizen aan te brengen, die gebruikt worden voor het geleiden van de drukstijve aandrijfkabel in het aangrijpingsgebied met een aandrijfrondsel van een aandrijfinrichting. De geleidingsbuizen werden met behulp van een montageplaat aan het raam bevestigd. De montageplaat heeft uitsparingen waarin de betreffende einden van de geleidingsbuizen kunnen worden gelegd, die dan bijvoorbeeld met behulp van een soldeerverbinding vast met de montageplaat worden verbonden. In het aangrijpingsgebied van de drukstijve aandrijfkabels en het aandrijfrondsel zijn geen geleidingsbuizen aangebracht, maar de aandrijfkabels worden in dit gebied direct met behulp van een afzonderlijk in de montageplaat aangebracht geleidingsdeel zodanig geleid, dat de tanden van het aandrijfrondsel op betrouwbare wijze met de drukstijve aandrijfkabels in aangrijping zijn en met deze samenwerken. Een dergelijke montage van de geleidingsbuizen omvat relatief veel afzonderlijke delen, die met fabricage technisch grote inspanningen zo nauwkeurig mogelijk passend samengesteld moeten worden. In de montageplaat zijn niet alleen de beide geleidingsbuizen voor de aandrijfkabels, maar ook twee uitloop- buizen voor het opnemen van de vrije einden van de aandrijfkabel gelegd, zodat vier buisdelen aan de montageplaat, bijvoorbeeld door middel van hardsolderen, bevestigd moeten worden. Tussen het aangrijpingsgebied en de geleidingsbuizen aan het 5 montagedeel kunnen uitlijnfouten optreden, zodat bij deze over-gangen het vormen van lawaai bij de bediening onvermijdelijk is. Ook is het richten en centreren van met de drukstijve aandrijf kabels samenwerkende aandrijfinrichting gecompliceerd en omslachtig, aangezien de aandrijfdelen en de drukstijve aan- 0 drijfkabels in verschillende vlakken zijn bevestigd. Eventueel kunnen ook schroefdraadbussen voor de aansluiting van verdere geleidingsbuisdelen noodzakelijk zijn.

De uitvinding heeft ten doel om de overwinning van de eerder beschreven moeilijkheden een voertuigdak van de in de aan-> hef omschreven soort te verschaffen, waarbij de geleidingsbuizen voor de drukstijve aandrijfkabels in het gebied van de aandrijfinrichting op eenvoudiger wijze zijn opgenomen, een lawaai-arme bediening en daardoor een rustiger lopende aandrijving bereikt worden en de montage van de geleidingsbuizen en 1 andere inrichtingen in zijn totaliteit wordt vereenvoudigd.

Volgens de uitvinding onderscheidt een voertuigdak met een in een dakopening geplaatst raam en een door drukstijve aandrijf kabel door een aandrijfinrichting beweegbaar deksel, waarbij een aandrijfrondsel de aandrijfinrichting in een aangrijpingsgebied met de drukstijve aandrijfkabels samenwerkt, die in dit gebied in door middel van een montageinrichting aan het raam gemonteerde geleidingsbuizen zijn aangebracht, zich doordat de montageinrichting door een om de geleidingsbuizen gespoten onderdeel wordt gevormd, en het omgespoten deel tegelijkertijd dient voor het opnemen van het aandrijfrondsel van de aandrij finrichting.

Bij het voertuigdak volgens de uitvinding wordt de montageinrichting dus om de geleidingsbuizen gespoten, zodat in één arbeidsgang de geleidingsbuizen in het omgespoten onderdeel worden gefixeerd. Hierdoor kunnen de montagehandelingen aanzienlijk worden gereduceerd, zodat een economisch gunstiger montage wordt verkregen. In het aldus uitgevoerde omgespoten onderdeel wordt tegelijkertijd het aangrijpingsgebied van aandrijf rondsel en in de geleidingsbuizen lopende drukstijve aan- drijfkabels aangebracht, waartoe een uitsparing voor het aandrijf rondsel in het omgespoten onderdeel wordt gevormd. Deze uitsparing wordt bij voorkeur machinaal in het omgespoten onderdeel, bij voorbeeld door middel van frezen zodanig aangebracht, dat in het aangrijpingsgebied van aandrijfrondsel en aandrijfkabel de aandrijfkabels vrij liggen, dat wil zeggen de bijbehorende geleidingsbuizen op overeenkomstige wijze zijn uitgesneden. Aangezien het omgespoten onderdeel tegelijkertijd dient als steun voor het aandrijfrondsel, kunnen extra gelei-dingsdelen in het aangrijpingsgebied van aandrijfrondsel en aandrijfkabels zowel voor de aandrijfkabels als ook voor het aandrijfrondsel vervallen, zodat het totale aantal samen te voegen onderdelen aanzienlijk wordt verminderd en in het bijzonder uitlijnfouten en dergelijke op doeltreffende wijze vermeden kunnen worden. Ook vervallen overgangen tussen het aangrijpingsgebied en de geleidingsbuizen, zodat een belangrijke lawaaivermindering wordt bereikt.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zijn in het omgespoten onderdeel op een afstand van elkaar twee opneemposities voor het aandrijfrondsel aangebracht. Hierdoor verkrijgt met een fabricagetechnische vereenvoudiging doordat met een en hetzelfde omgespoten onderdeel verschillend aangebrachte aandrijfinrichtingen toegepast kunnen worden, aangezien bij elektrische aandrijvingen het aandrijfrondsel zich op een andere positie bevindt dan bij een handkrukaandrijving. Hierbij verkrijgt men in het bijzonder voordelen met het oog op een massavervaardiging van een dergelijke montageinrichting voor geleidingsbuizen bij een voertuigdak.

Op doelmatige wijze hebben de opneemposities een centreer-inrichting voor het aandrijfrondsel in hun bodem, zodat het aandrijfrondsel na het inbouwen in het omgespoten onderdeel nauwkeurig gecentreerd ten opzichte van de aandrijfkabels in de geleidingsbuizen zijn gericht. Hierdoor kunnen tot nu toe tijdrovende uitrichtingswerkzaamheden tussen aandrijfrondsel en aandrijfkabel worden vermeden.

Volgens een gunstige uitvoeringsvorm dient het omgespoten onderdeel ook tegelijkertijd als drager voor de aandrijfinrichting, waartoe bijvoorbeeld bevestigingsinrichtingen voor de aandrijfinrichting aan het omgespoten onderdeel aangevormd kunnen zijn, welke bij voorkeur gevormd worden door schroef-draadopeningen. Hierbij worden de bevestigingsvlakken van aandrijf inrichting en geleidingsbuizen resp. aandrijfkabels tot een eenheid gemaakt, zodat tot nu toe mogelijke uitrichtings-5 fouten en noodzakelijke afregelingen kunnen vervallen. Verder is in het omgespoten onderdeel nog een andere functie, namelijk drager voor de aandrijfinrichting verenigd.

Bij voorkeur is volgens de uitvinding het omgespoten onderdeel bevestigbaar aan het in de dakopening geplaatste raam, 5 zodat het raam te zamen met de aandrijfinrichting en de hierbij behorende delen als een voorgemonteerde eenheid in de fabriek kan worden gereedgemaakt.

Afhankelijk van de noodzakelijke sterkte van het omgespoten onderdeel als montageinrichting voor de geleidingsbuizen j kan het oragespoten onderdeel gevormd worden uit een spuitgiet-metaallegering of uit kunststof. Bij voorkeur wordt bij een spuitgiet-metaallegering een zinklegering gebruikt, die corro-siebestendig is.

De uitvinding wordt hierna aan de een voorbeeld verder verduidelijkt aan de hand van de bijgevoegde tekening. Daarin toont:

Pig. 1 een schematisch bovenaanzicht van een voertuigdak volgens de uitvinding,

Pig. 2 een detailaanzicht van het gebied nabij het midden van de voorkant van het raam van fig. 1, en waarbij de samenwerking van de aandrijfinrichting en de drukstijve aandrijfkabels in het aangrijpingsgebied van beide wordt verduidelijkt,

Fig. 3 toont een onderaanzicht van een montageinrichting voor de geleidingsbuizen in detail en

Pig. 4 toont een langsdoorsnede van de in fig. 3 getoonde montageinrichting.

In fig. 1 is schematisch een raam 1 getoond, dat in een niet nader weergegeven dakopening van een vast dakvlak van een voertuig kan worden aangebracht. Het raam 1 begrensd een raamopening 2 die door middel van een deksel 3 geopend en gesloten kan worden. Het deksel 3 heeft aan zijn langszijranden glij-stukken 4, die verbonden zijn met de einden van drukstijve aandrijfkabels 5, 6. Nabij het midden van de voorkant van de raamopening 2 zijn de aandrijfkabels 5, 6 in geleidingsbuizen 7, 8 geleid, die door middel van een montageinrichting 9 aan het raam 1 zijn bevestigd. Een aandrijfinrichting 10, die gevormd kan worden door een handkrukaandrijving of een elektromo-torische aandrijving omvat een aandrijfrondsel 11, dat in een aangrijpingsgebied 12 samenwerkt met de aandrijfkabels 5, 6 in het gebied van de montageinrichting 9.

Zoals uit de fig. 3 en 4 blijkt omvat de montageinrichting 9 een in zijn geheel met 13 aangeduid omgespoten onderdeel, dat direct om de geleidingsbuizen 7, 8 die ononderbroken in de basistoestand zijn uitgevoerd, bij voorkeur van een spuitgiet-metaallegering of kunststof is gespoten. De geleidingsbuizen 7, 8 zijn aldus op betrouwbare wijze in het omgespoten onderdeel 13 gefixeerd, ook voor wat betreft hun onderlinge positie.

Zoals uit fig. 4 in combinatie met fig. 3 blijkt, heeft het omgespoten onderdeel 13 twee de geleidingsbuizen 7, 8 omsluitende gedeelten 14, 15, die door een daartussen liggend doorlopend ruggedeelte 16 zijn verbonden. Ter versteviging kunnen in het gebied van het ruggedeelte 16 dwarsribben 17 zijn gevormd.

Bij het weergegeven voorbeeld is buiten het midden in de langsrichting van het omgespoten onderdeel 13 gezien een monta-gepositie 18 voor een in fig. 1 en 2 zichtbaar aandrijfrondsel van een aandrijfinrichting 10 aangebracht. Zoals in fig. 3 in onderbroken lijnen is weergegeven, kan op een afstand van de opneempositie 18 een ongeveer in het midden aangebrachte verdere opneempositie 9 aanwezig zijn, waarin eveneens een aandrijf-rondsel 11 kan worden opgenomen. De plaatsing van de opneempositie 18 buiten het midden is bijvoorbeeld bedoeld voor een elektromotoraandrijving, terwijl de in het midden aangebrachte opneempositie 19 voor een mechanische handkruk-aandrijfinrichting kan zijn bedoeld. Deze opneemposities 18, 19 worden na de vervaardiging van het omgespoten onderdeel 13 machinaal, bijvoorbeeld door middel van frezen, gevormd. De opneemposities 18, 19 hebben een zodanige diepte dat de geleidingsbuizen 7, 8 in het aangrijpingsgebied 12 zijn uitgesneden, zodat in dit aangrijpingsgebied 12 de aandrijfkabels 5, 6 vrij liggen en met de in de betreffende opneemposities 18, 19 geplaatste aandrijf-rondsels 11 voor het bewegen van het deksel 3 via de aandrijf-kabels 5, 6 kunnen samenwerken. Op de bodem van de opneemposi- ties 18 resp. 19 is een centreeropening 20 gevormd waarin zoals getoond in fig. 2 een lagerpen 21 van het aandrijfrondsel n wordt geplaatst. Het aandrijfrondsel 11 wordt dus nauwkeurig gecentreerd ten opzichte van de in de geleidingsbuizen 7, 8 5 lopende aandrijfkabels 5, 6 in het aangrijpingsgebied 12, zonder dat extra arretteer- of geleidingsinrichtingen in het aangrijpingsgebied 12 noodzakelijk zijn.

Zoals in het bijzonder uit fig. 3 in combinatie met fig. 2 blijkt, omvat het omgespoten onderdeel 13 als van schroefdraad- 0 openingen 22 voorziene ogen 23 uitgevoerde bevestigingsinrich-tingen, die in zijn geheel met 24 zijn aangegeven en voor de bevestiging van de aandrijfinrichting 10 dienen. Eventueel kan het naar de aandrijfinrichting 10 toegekeerde deel van het omgespoten onderdeel 13, zoals met 25 in fig. 3 is aangegeven, 5 onder vorming van een uitsparing 26 vlak afgewerkt zijn, om een niet nader getoond schakelwiel van de aandrijfinrichting 10 onder te kunnen brengen. Het omgespoten onderdeel 13 dient hierbij tegelijkertijd als drager voor de aandrijfinrichting 10 en een goed bepaald aanligvlak voor een betrouwbare samenwer-) king van aandrijfrondsel 11 met de aandrijfkabels 5, 6 in het aangrijpingsgebied 12 is aan het omgespoten onderdeel 13 aangebracht.

Verder omvat volgens fig. 3 het omgespoten onderdeel 13 twee uitsteeksels 27, 28 waarin openingen 29, 30 zijn aange- 1 bracht. Een verdere opening 31 is in het ruggedeelte 16 aangebracht. Deze openingen 29 tot en met 31 dienen voor het bevestigen van het omgespoten onderdeel 13 aan het raam 1.

Zoals de hierboven uiteengezette uitvoeringen hebben duidelijk gemaakt, is de montageinrichting 9 bij het voertuigdak volgens de uitvinding uitgevoerd als een de geleidingsbuizen 7, 8 omgrijpend omgespoten onderdeel 13, waarbij telkens delen van de geleidingsbuizen 7, 8 zoals uit fig. 1 is te zien ontworpen kunnen zijn als uitloopbuizen buiten het omgespoten onderdeel 13 voor het opnemen van de vrije einden van de aandrijfkabels 5, 6. De als uitloopbuizen 32 dienende buisgedeelten zijn aan hun einden afgesloten bijvoorbeeld door deze samen te persen.

Het volgens de uitvinding toegepaste omgespoten onderdeel 13 vervult hierbij verscheidene functies. Enerzijds dient het omgespoten onderdeel 13 als montageinrichting 9 voor de gelei- dingsbuizen 7, 8, anderzijds als houder voor een in het aan-grijpingsgebied 12 met de aandrijfkabels 5, 6 samenwerkend aandrijfrondsel 11 van een aandrijfinrichting 10, verder als centreerinrichting voor het aandrijfrondsel 11 door de cen-treeropening 20, als drager voor de aandrijfinrichting 10 met een goed bepaalde steun in het gebied 25 en tenslotte zijn ook bevestigingsinrichtingen voor het bevestigen van het omgespoten deel 13 aan het raam 1 aangebracht. Hierdoor wordt niet alleen de vervaardiging van een dergelijke montageinrichting vereenvoudigd, maar in het bijzonder ook de totale montageinspanning bij de verbinding van de aandrijfinrichting 10 en de aandrijf-kabels 5, 6, aangezien tot nu toe noodzakelijke extra geleiding- en centreerdelen vervallen zodat tot nu toe noodzakelijke uitrichtings- en afregelwerkzaamheden niet noodzakelijk zijn. Ook zijn bij de uitvoering volgens de uitvinding geen overgan-gen van geleidingsbuizen 7, 8 in het bijzonder in het aangrij-pingsgebied 12 aanwezig, zodat een geruisarm werken van de aandrijfinrichting 10 in combinatie met de aandrijfkabels 5, 6 wordt bereikt.

Vanzelfsprekend is de uitvinding niet beperkt tot het weergeven uitvoeringsvoorbeeld en de details daarvan, maar zijn talrijke wijzigingen en modificaties mogelijk, die de vakman indien nodig kan aanbrengen, zonder de uitvindingsgedachte te verlaten. Zo kan bijvoorbeeld het aantal en de ligging van de opneemposities 18, 19 afwijkend ten opzichte van het voorbeeld worden gekozen, afhankelijk van de telkens gebruikte aandrijf-inrichting en het ontwerp daarvan.

Het voertuigdak kan een schuifdak of een schuif-hefdak zijn.

Claims

5

1. Voertuigdak met een in een dakopening geplaatst raam en een door middel van drukstijve aandrijfkabels door een aandrijf inrichting beweegbaar deksel, waarbij een aandrijfrondsel van de aandrijfinrichting in een aangrijpingsgebied met de 0 drukstijve aandrijfkabels samenwerkt, welke in dit gebied in door middel van een montageinrichting aan het raam gemonteerde geleidingsbuizen zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de montageinrichting 9 gevormd wordt door een om de geleidingsbui-zen (7,8) gespoten onderdeel (13), en dat het omgespoten onder- 5 deel (13) tegelijkertijd dient als houder (18,19) voor het aandrijfrondsel (11) van de aandrijfinrichting (10).

2. Voertuigdak volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de houder (18, 19) voor het aandrijfrondsel (11) machinaal in het omgespoten onderdeel (13) is aangebracht, bij voorkeur door 3 frezen.

3. Voertuigdak volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat twee op een afstand van elkaar aangebrachte houders (18, 19. voor het aandrijfrondsel (11) zijn aangebracht, welke bestemd zijn voor verschillende soorten aandrijving.

> 4. Voertuigdak volgens een van de conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat de houders (18, 19) in hun bodem een centreeropening (20) voor het aandrijfrondsel (11) omvattend.

5. Voertuigdak volgens een van de conclusies 1 tot en met 4, met het kenmerk, dat het omgespoten onderdeel dient als 1 drager voor de aandrijfinrichting (10).

6. Voertuigdak volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat aan het omgespoten onderdeel 13 bevestigingsinrichtingen (24) voor de aandrijfinrichting (10) zijn gevormd.

7. Voertuigdak volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de bevestigingsinrichtingen (24) schroefdraadverbindingen, zoals gedeeltelijk zelfsnijdende inrichtingen omvatten.

8. Voertuigdak volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het omgespoten onderdeel (13) bevestigd kan worden aan het in de dakopening geplaatste raam (1).

9. Voertuigdak volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het omgespoten onderdeel (13) bestaat uit een spuitgiet-metaallegering.

10. Voertuigdak volgens een van de conclusies 1 tot en met 8, met het kenmerk, dat het omgespoten onderdeel (13) uit kunststof bestaat.

11. Voertuigdak volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het omgespoten onderdeel (13) uitgevoerd is als verbindingsdeel tussen het raam (l) en het vaste voertuigdak.

12. Voertuigdak volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat aan het omgespoten onderdeel (13) een bevestigingsflens voor het raam (1) en/of een bevestigingsflens voor een vast voertuigdak is gevormd.