NL8901968A - Inrichting voor het door extractie bereiden van dranken zoals koffie of thee. - Google Patents

Description

Inrichting voor het door extractie bereiden van dranken zoals koffie ofthee.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het doorextractie bereiden van dranken zoals koffie of thee omvattende: een filtereenheid voorzien van een rooster en een daarboven ver¬plaatsbare papierfilterbaan, een extractiekamer gepositioneerd boven de genoemde filtereenheid,van welke extractiekamer de bodem althans gedeeltelijk open is,welke extractiekamer door middel van daartoe geschikte middelenmet de gedeeltelijk open bodem tegen de filtereenheid kan wordengedrukt, een opvangkamer gepositioneerd onder de filtereenheid, van welkeopvangkamer de bovenzijde althans gedeeltelijk open is, welkeopvangkamer met de althans gedeeltelijk geopende bovenzijde incontact staat met de filtereenheid, en aan de onderzijde voorzienis van een afvoerkanaal voor het afvoeren van de bereide drank,middelen voor het inbrengen van koffie- of theepoeder en heetwater in de extractiekamer teneinde gedurende een voorafbepaaldeextractieperiode een extract te bereiden, en middelen voor het afzuigen van het bereide extract door de filter¬eenheid in de opvangkamer door het creeren van een onderdruk in deopvangkamer.

Een dergelijke inrichting is beschreven in de Nederlandse octrooi¬aanvrage 68.06368. Bij deze bekende inrichting is de opvangkamer cylin-drisch uitgevoerd en is in de opvangkamer een zuiger aangebracht, dievia een zuigerstang is verbonden met een krukas, welke kan worden aange¬dreven door een motor. Tijdens de extractieperiode wordt de zuigeropwaarts bewogen, zodat er lucht vanuit de opvangkamer door de papier¬filterbaan van de filtereenheid in de extractiekamer wordt geperst,waardoor het mengsel van water en koffie- of theepoeder in bewegingwordt gebracht. Door deze agitatie van het mengsel wordt een goedeextractie bereikt. Vervolgens wordt deze zuiger gebruikt voor het afzui¬gen van het bereide extract door de filtereenheid tot in de opvangkamerwaartoe de zuiger vanuit zijn bovenste stand weer naar beneden wordtbewogen. Mede als gevolg van de daardoor gecreëerde onderdruk in deopvangkamer wordt het extract vanuit de extractiekamer door de filter¬eenheid in de opvangkamer gezogen en kan van daar wegstromen via eenafvoerkanaal, dat in de opvangkamer uitmondt.

Deze bekende inrichting heeft als nadeel het relatief ingewikkelde zuigermechanisme met veel draaiende delen, die lastig te onderhouden ente reinigen zijn en waarbij bovendien rekening gehouden moet worden metslijtage. In het bijzonder de passing van de zuiger in de cilindrischeopvangkamer moet binnen bepaalde grenzen blijven, wil de bekende inrich¬ting naar behoren functioneren. Verder is het niet of nauwelijks moge¬lijk om enige invloed uit te oefenen op de duur van de periode, waarinlucht door het mengsel van water en koffie- en theepoeder wordt gepersten op de duur van de afzuigperiode waarin het bereide extract door defiltereenheid in de opvangkamer wordt afgezogen. Ook de druk die inbeide gevallen moet worden toegepast is niet of nauwelijk varieerbaar.

De uitvinding heeft nu ten doel de bekende inrichting dusdaniganders uit te voeren dat een grotere vrijheid wordt verkregen in hetinstellen van de diverse perioden, zodat de bedrijfscyclus van de in¬richting kan worden aan gepast aan de te bereiden drank dan wel aan deeigenschappen van de ingrediënten, die worden gebruikt voor het bereidenvan de drank. Verder heeft de uitvinding ten doel een inrichting teverschaffen die zodanig uitgevoerd is, dat in het bijzonder die delenvan de inrichting, die met de bereidde drank dan wel met de ingrediëntendaarvan in aanraking komen gemakkelijk onderhouden en gereinigd kunnenworden. Ook heeft de uitvinding ten doel om het aantal aan slijtageonderhevige bewegende delen aanzienlijk te verminderen of zo mogelijkgeheel te elimineren.

Aan deze doelstelling wordt bij een inrichting van in de aanhefgenoemde soort voldaan, doordat de middelen voor het creeren van eenonderdruk in de opvangkamer bestaan uit een pomp waarvan de aanzuigzijdevia een zuigleiding verbonden is met de opvangkamer alsmede een stuur-eenheid waarmee de pomp zodanig wordt bestuurd dat gedurende een vooraf-bepaalde tijdsduur een voorafbepaalde onderdruk wordt opgewekt.

Door gebruik te maken van een pomp wordt het aantal mechanischbeweegbare delen en daarmee de slijtage van deze bewegende delen tenopzichte van de bekende inrichting drastisch gereduceerd. Verder wordthet onderhouden en reinigen van in het bijzonder de opvangkamer aanzien¬lijk vereenvoudigd aangezien er in deze kamer geen verdere bewegendedelen meer aanwezig zijn. Met behulp van de stuureenheid kan bovendiende tijdsduur, gedurende welke de voorafbepaalde onderdruk wordt opge¬wekt, eventueel naar wens van de gebruiker worden ingesteld, dan welgeregeld.

Bij voorkeur worden de pomp en de stuureenheid zodanig uitgevoerd,dat onder besturing van de stuureenheid de pomp in staat is om eenonderdruk op te wekken, waarvan de waarde binnen een voorafbepaald traject kan worden gekozen dan wel gevarieerd. Daarmee is het bijvoor¬beeld mogelijk om te beginnen met een relatief lage onderdruk, waarmeehet grootste deel van het extract vanuit de extractiekamer in de opvang-kamer kan worden gezogen, terwijl tegen het einde van de afzuigperiodede onderdruk geleidelijk aan wordt verstrekt om het koffiemeel, dat inde extractiekamer achterblijft tot een voorafbepaalde vochtigheidsgraadte drogen. Daardoor ontstaat een enigszins samenhangende koek van kof¬fiemeel, die relatief eenvoudig tezamen met de papierfilterbaan kanworden verwijderd.

Bij voorkeur wordt de inrichting zodanig uitgevoerd dat de papier¬filterbaan een voldoende dichtheid heeft om te voorkomen dat gedurendede maximaal voorziene extractietijd extract door de filterpapierbaanheen dringt terwijl de capaciteit van de pomp voldoende is om een zo¬danige onderdruk op te wekken dat gedurende de voorafbepaalde tijdsduural het bereide extract door de filterpapierbaan wordt afgezogen. Daarmeewordt bereikt dat de extractietijd binnen ruime grenzen varieerbaar iswaarbij ook indien een lange extractietijd wordt gekozen er geen situ¬atie optreedt waarin extract door de filterpapierbaan heen in de opvang-kamer druppelt. Een bijkomend voordeel van het gebruik van filterpapiermet een relatief grote dichtheid is het feit dat zogenaamd recyclingpapier kan worden gebruikt, hetgeen zowel uit het oogpunt van kosten alsuit het oogpunt van milieubescherming voordelen oplevert.

In de bekende inrichting wordt tijdens de extractieperiode luchtdoor de filterpapierbaan heen vanuit de opvangkamer in de extractiekamergeperst waardoor het water met daarin het koffie- of theepoeder sterk inbeweging wordt gebracht, hetgeen bevorderlijk is voor een goede extrac¬tie. Ook dit inblazen van lucht tijdens de extractieperiode kan metbehulp van de aanwezig pomp eenvoudig worden gerealiseerd indien depomp een zuig/pers pomp is, waarmee ook via de zuigleiding lucht in deopvangkamer kan worden ingeblazen waarbij de pomp via de stuureenheidzodanig wordt bestuurd dat althans gedurende een deel van de genoemdeextractieperiode lucht in de opvangkamer wordt ingeblazen met een zoda¬nige druk dat een deel van deze lucht door de filterpapierbaan heen kandringen en zorgt voor agitatie van het water/poedermengsel in de extrac¬tiekamer .

Is de pomp niet van een type waarmee zowel geperst als gezogen kanworden dan nog kan de pomp worden gebruikt voor het inblazen van luchttijdens de extractieperiode doordat de perszijde van de pomp eveneensvia een persleiding op de opvankamer is aangesloten, dat in de aanzuig-leiding een driewegklep is opgenomen waarmee de zuigzijde van de pomp kan worden doorverbonden met de zuigleiding dan wel met de omgeving endat in de persleiding een driewegklep is opgenomen waarmee de perszijdevan de pomp kan worden doorverbonden met de persleiding dan wel met deomgeving en dat de pomp en de genoemde driewegkleppen door de stuureen-heid zodanig worden bestuurd dat gedurende de extractieperiode de ponmpfunctioneert voor het inpersen van lucht in de opvangkamer en gedurendede afzuigperiode functioneert voor het afzuigen van lucht uit de opvang¬kamer.

In verband met het inblazen van lucht gedurende de extractie¬periode door middel van een pomp wordt gewezen op de Nederlandseoctrooiaanvrage 85.00925 waarin het gebruik van een afzonderlijke pomp,uitsluitend bedoelt voor het inblazen van lucht in de extractiekamer isbeschreven. Het gebruik van een zuig/pers-pomp, zoals beschreven in deonderhavige aanvrage, wordt door deze genoemde literatuurplaats nietgeanticipeerd.

De uitvinding zal in het volgende nader worden verklaard aan dehand van de bijgaande figuren.

Figuur 1 beschrijft schematisch een inrichting volgens de uitvin¬ding. De inrichting bestaat uit een extractiekamer 1, een daarondergelegen opvangkamer 2 en een tussen de beide kamers gepositioneerdefilterpapierbaan 3. De filterpapierbaan 3 wordt ondersteund door eenrooster 4, dat zich tussen de extractiekamer 1 en de opvangkamer 2bevindt. Boven de opvangkamer 1 bevindt zich een heet water reservoir 5van waaruit via een klep 6 heet water in de extractiekamer 1 kan stro¬men. Verder bevindt zich boven de extractiekamer 1 een voorraadreservoir7 voor koffie- of theepoeder, waarvan een gedeelte via een daartoegeschikt mechanisme, zoals bijvoorbeeld een wormmechanisme 8, in deextractiekamer 1 kan worden ingebracht.

De opvangkamer 2 is aan de onderzijde voorzien van een afvoer-leiding 9 waarin een afsluitklep 10 is opgenomen en verder is een pomp11 aanwezig die via een leiding 12 op de wand van de opvangkamer 2 isaangesloten.

De inrichting is verder voorzien van een stuureenheid 13, dieuitgangssignalen levert aan de klep 6 voor de heet water toevoer, hetwormmechanisme 8 waarmee koffie- of theepoeder uit het reservoir 7 inhet opvangreservoir wordt ingebracht, de klep 10 die de afvoer vanextract vanuit de opvangkamer 2 bestuurt en de pomp 11 waarvan de wer¬king nog nader uiteengezet zal worden. De stuureenheid 13 kan bestaanuit een processoreenheid met daarin een vast programma, waarmee dediverse te besturen mechanismen op voorafbepaalde wijze worden bestuurd.

Bij voorkeur zijn echter regelorganen 14 aanwezig, die in figuur 1 opzeer schematische wijze zijn aangegeven en waarmee de gebruiker eenaantal perioden en aantal drukwaarden kan instellen, zoals in het vol¬gende nog nader zal worden omschreven.

De inrichting uit figuur 1 functioneert als volgt. Teneinde defilterpapierbaan 3 zover te kunnen bewegen dat een ongebruikt deel vande filterpapierbaan terecht komt boven het rooster 4 wordt enerzijds eenruimte gecreëerd tussen de onderzijde van de extractiekamer 1 en debovenzijde van de opvangkamer 2 respectievelijk het rooster 4 en wordenanderzijds middelen in werking gesteld, waarmee de filterpapierbaan 3over een voorafbepaalde lengte wordt voortbewogen. Daarmee wordt ener¬zijds het in een eerdere bewerkingsstap gebruikte koffie- of theepoederafgevoerd en anderzijds wordt een ongebruikt stuk filterpapier op zijnplaats gebracht. Middelen voor het voortbewegen van een dergelijkefilterpapierbaan zijn op zichzelf uit de stand der techniek bekend enbehoeven geen nadere toelichting. Het omhoog en omlaag bewegen vanbijvoorbeeld de extractiekamer 1 is al beschreven in de eerder genoemdeNederlandse octrooiaanvrage 68.06368.

Nadat een nog niet gebruikt deel van de filterpapierbaan 3 isgepositioneerd tussen de extractiekamer 1 en de opvangkamer 2 wordt detussenruimte tussen de beide kamers 1 gesloten door de extractiekamer 1neerwaarts te bewegen totdat de beide kamers tegen elkaar worden gedrukten de filterpapierbaan daartussen wordt geklemd. De filterpapierbaan 3wordt extra gesteund door een rooster 4 dat verder geen filterfunctievervuld. Vervolgens wordt door middel van een geschikt stuursignaalvanaf de stuureenheid 13 een startsignaal toegevoerd aan het wormmecha-nisme 8 welk mechanisme gedurende een voorafbepaalde tijd in bewegingwordt gezet, waardoor een daarmee corresponderende voorafbepaalde hoe¬veelheid koffie- of theepoeder vanuit het reservoir 7 in de extractie¬kamer 1 wordt gestort. Tegelijkertijd of enigszins vertraagd wordt eenstuursignaal vanuit de stuureenheid 13 toegevoerd aan de klep 6, diegedurende een voorafbepaalde periode wordt geopend om daarmee een voor¬afbepaalde hoeveelheid heet water vanuit het reservoir 5 te laten in¬stromen in de extractiekamer 1. Het zal duidelijk zijn dat in plaats vaneen heet water reservoir 5 met een daarmee gekoppelde klep 6 ook anderemiddelen kunnen worden gebruikt voor het afgeven van een voorafbepaaldehoeveelheid heet water aan de extractiekamer 1. Dergelijke middelen zijnvoor een vakman bekend en behoeven geen nadere toelichting.

Zodra zowel het koffie- of theepoeder en heet water in de extrac¬tiekamer 1 zijn ingebracht, begint de eigenlijke extractieperiode waarin uit het mengsel van poeder en water een extract wordt gevormd. De totaleextractieperiode wordt bij voorkeur zodanig gekozen, dat een extract vande gewenste sterkte en kwaliteit wordt verkregen. Het zal duidelijkzijn, dat deze periode afhankelijk is van de hoeveelheid poeder en waterdie in de extractiekamer 1 zijn ingevoerd en verder afhankelijk is vande eigenschappen van het gebruikte koffie- of theepoeder.

Aan het einde van de extractieperiode, welke periode door destuureenheid 13 wordt afgemeten via de in deze eenheid aanwezige tijd¬klok, wordt een signaal toegevoerd aan de pomp 11 waarmee deze wordtgestart, zodat lucht vanuit de opvangkamer 2 wordt afgezogen. Daardoorontstaat er in de opvangkamer 2 een onderdruk van een voldoende waardeom het extract, dat zich boven de papierbaan 3 in de extractiekamer 1bevindt, door de papierbaan 3 in de opvangkamer 2 te zuigen. De pomp 11die de lucht via de leiding 12 uit de opvangkamer 2 zuigt, wordt vol¬doende lang in bedrijf gehouden en levert een voldoende onderdruk om alhet extract uit de extractiekamer 1 in de opvangkamer 2 te zuigen. Bijvoorkeur wordt de afzuigperiode zolang bemeten, dat het resterendekoffiemeel, dat als een soort koek achterblijft op de filterpapierbaan 3voldoende droog geworden is, om na afloop van het bereidingsprocesgemakkelijk te kunnen worden verwijderd.

Aan het eind van de afzuigperiode wordt de pomp 11 gestopt entegelijkertijd of met een korte vertraging wordt door de stuureenheid 13de klep 10 geopend, zodat het in de opvangkamer 2 aanwezige extract viade afvoerleiding 9 kan worden afgevoerd, bijvoorbeeld naar een kan, eenkopje of iets dergelijks.

De gehele inrichting is eenvoudig van uitvoering en daardoorgemakkelijk schoon te houden. Bovendien bezit de inrichting, afgezienvan de kleppen 6 en 9, het wormmechanisme 8 en de pomp 11 weinig bewe¬gende delen zodat ook de kans of defecten gering is.

Het behulp van de instelorganen die tot de insteleenheid 14 be¬horen, kunnen bij voorkeur door de gebruiker waarden worden ingevoerdvoor de duur van de extractieperiode, de duur van de afzuigperiode eneventueel de kracht waarmee de pomp 11 afzuigt, of met andere woorden dewaarden van de onderdruk die in de opvangkamer 2 wordt opgewekt. Hoegroter deze onderdruk hoe sneller het extract vanuit de extractiekamer 1in de opvangkamer 2 zal worden afgezogen en hoe droger ook het koffie¬meel wordt dat op de papierbaan 3 achterblijft. Indien de pomp eenvariabele onderdruk kan opwekken is het ook mogelijk om onder besturingvan de stuureenheid 13 de pomp 11 aanvankelijk op een relatief laagniveau in te schakelen zodat een relatief lage, maar wel voldoende onderdruk wordt gecreëerd om het extract uit de extractiekamer 1 af tezuigen en tegen het einde van de afzuigperiode de pomp naar maximum teschakelen, zodat gedurende een korte tijd het resterende koffiemeel"droog" gezogen wordt.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens deuitvinding wordt de pomp 11 niet alleen gebruikt om gedurende de afzuig¬periode extract vanuit de kamer 1 in de kamer 2 af te zuigen, maartevens gebruikt om tijdens de extractieperiode lucht in te blazen in deopvangkamer 2 met als gevolg dat vanwege de daardoor optredende overdruklucht door de filterpapierbaan 3 omhoog door het mengsel van water enkoffie- of theepoeder zal worden geperst. Als gevolg daarvan zal ditmengsel sterk in beweging komen waardoor de extractie wordt bevorderd.

In veel gevallen kan voor de pomp 11 een zuig/pers-pomp wordengebruikt. In dat geval is het voldoende als de eenheid 13 gedurendealthans een deel van de extractieperiode aan de pomp 11 een geschiktstuursignaal levert waardoor deze in blaasrichting gaat functioneren enlucht via de leiding 12 in de opvangkamer 2 perst. Aan het eind van deextractieperiode, respectievelijk aan het begin van de afzuigperiodemoet dan opnieuw vanuit de eenheid 13 een signaal aan de pomp 11 wordentoegevoerd, zodanig dat de rotor van de pomp 11 van bewegingsrichtingomkeert en de pomp via de leiding 12 lucht afzuigt uit de opvangkamer 2met het reeds besproken gewenste effect.

Moet om welke reden dan ook een pomp worden toegepast die uitslui¬tend kan aanzuigen, dan kan ook een dergelijke pomp worden gebruikt voorhet inblazen van lucht, zoals in het voorbeeld van figuur 2 is weerge¬geven. De verschillen tussen de uitvoeringsvormen van de figuren 1 en 2zijn te vinden rond de pomp 11. De pomp 11 is in figuur 2 met zijnzuigzijde via het afzuigkanaal 12 aangesloten op de opvangkamer 2 waar¬bij in het kanaal 12 een driewegklep 15 is opgenomen, waarmee de zuig¬zijde van de pomp 11 kan worden verbonden ofwel met het afzuigkanaal 12dan wel met een niet aangesloten, in de atmosfeer uitmondend vrij kanaal16. De perszijde van de pomp 11 is via een kanaal 17 aangesloten op deopvangkamer 2 waarbij in het kanaal 17 een driewegklep 18 is opgenomen,die zodanig kan worden geschakeld, dat de perszijde van de pomp 11 ofwelaangesloten is op het kanaal 17 danwel aangesloten is op een vrij in deatmosfeer uitmondend kanaal 19.

Moet de pomp 11 tijdens de afzuigperiode worden gebruikt voor hetafzuigen van extract vanuit de kamer 1 naar de kamer 2 dan wordt aan deklep 16 een stuursignaal toegevoerd, zodanig dat de zuigzijde van depomp 11 in verbinding komt met het kanaal 12, terwijl de stuurklep 18 tegelijkertijd een signaal krijgt toegevoerd, waarbij de perszijde vande pomp 11 via de klep 18 en het kanaal 19 uitmondt in de atmosfeer. Depomp 11 wordt vervolgens in werking gesteld en functioneert als zuig-pomp. Moet de pomp 11 tijdens de extractieperiode tevens worden gebruiktals perspomp dan wordt de klep 15 door de stuureenheid 13 zodanig be¬stuurd dat de zuigzijde van de pomp 11 via de klep 15 en het kanaal 16in verbinding komt met de atmosfeer, terwijl de klep 18 via de stuureen¬heid 13 zodanig wordt bestuurd, dat de perszijde van de pomp 11 via deklep 19 en het kanaal 17 aangesloten wordt op de opvangkamer 2.

Het zal duidelijk zijn dat in de uitvoeringsvorm van figuur 2 destuureenheid 13 ofwel anders ingericht moet zijn ofwel op een dusdanigemanier moet worden geprogrammeerd dat de eenheid de gewenste stuursigna¬len aan de gewenste componenten kan leveren. Het. realiseren van eenstuureenheid voor ofwel de uitvoeringsvorm van figuur 1 dan wel die vanfiguur 2 wordt echter op basis van de bovenstaande gegevens, geheelbinnen het bereik van de deskundige geacht en derhalve wordt een gede¬tailleerde beschrijving van de stuureenheid overbodig geacht.

Figuur 3 toont een meer gedetailleerd doorsnede-aanzicht van eeninrichting volgens de uitvinding, in het bijzonder van de extractiekamer1, de filtereenheid 3, 4 en het opvangreservoir 2 met de afvoerklep 10.In deze uitvoeringsvorm is het rooster 4 integraal aangebracht als eengeschikt patroon van gaten in een geprofileerde plaat 21 die deel uit¬maakt van het verder niet getoonde chassis van de inrichting. Rondomhet rooster 4 bevindt zich aan de bovenzijde van de plaat 21 een uitspa¬ring 22 waarin bij voorkeur een ring 23 is geplaatst uit een enigszinsflexibel samendrukbaar materiaal. De vorm van de onderste rand van deextractiekamer 1 is zodanig gekozen, dat deze rand past in de uitsparing22 en met behulp van de in de figuren niet getoonde middelen omlaag kanworden worden bewogen totdat de ring 23 enigszins ingedrukt wordt en erderhalve een goede afsluiting tussen de kamer 1 en de ring 23, respec¬tievelijk de plaat 21 wordt verkregen. Voordat de kamer 1 neerwaartswordt bewogen tot in aandrukking met de ring 23 wordt een nog nietgebruikt gedeelte van de filterpapierbaan 3 boven het rooster 4 ge¬bracht. Zoals schematisch in figuur 3 is aangegeven wordt deze papier-baan 3 tijdens het neerwaarts bewegen van de kamer 1 ingeklemd tussen deonderste rand van de kamer 1 en de flexibele afdichtring 23.

De kamer 2 is onder de plaat 21 gepositioneerd op zodanige wijzedat de bovenrand van de kamer 2 is afgedicht tegen de plaat 21. Detailsvan deze afdichting zijn in de figuur niet gegeven, maar worden voor eendeskundige bekend verondersteld. Aan de onderzijde van de opvangkamer 2 bevindt zich de afsluiter 10 waarvan nadere details aan de hand vanfiguur 4 zullen worden besproken.

Aan de onderzijde van de plaat 21 bevindt zich een neerwaartsuitstekende rand 20 die gepositioneerd is rondom het rooster 4 en in¬steekt in de kamer 2. De afzuigleiding 12 is bij voorkeur zodanig in dewand van de kamer 2 aangebracht, dat de aansluitplaats ligt boven hetniveau van de onderzijde van de neerwaarts uitstekende rand 20. Daarmeewordt de kans op het meezuigen van extract via de afzuigleiding 12geëlimineerd. Met behulp van de rand 20 wordt bovendien bereikt dat hetuit de kamer 1 door het filterpapier 3 en via het rooster 4 aangezogenextract slechts met een klein wandoppervlak, namelijk de binnenwand vande rand 20, in aanraking komt en vandaar naar beneden valt in het onder¬ste deel van de opvangkamer 2. Door deze constructie wordt het extractslechts in geringe mate afgekoeld als gevolg van contact met de kamer¬wand.

Nadat het extract vanuit de kamer 1 door middel van het afzuigenvan lucht in de kamer 2 is overgebracht, wordt de klep 10 geopend om hetextract naar een kan, kopje of iets dergelijks af te voeren. De werkingvan deze klep 10 zal worden besproken aan de hand van figuur 4.

Figuur 4a toont een doorsnede-aanzicht door de klep 10, terwijlfiguur 4b een onderaanzicht toont volgens de pijlen IVB-IVB in figuur4a.

De klep 10 bestaat uit een kleplichaam 24, dat in hoofdzaak isuigevoerd als een holle cylinder. Aan de bovenzijde van het holle cylin-drische lichaam bevindt zich een dekplaat 24a. Onder deze dekplaat 24ais een gedeelte 24b aanwezig met een kleinere diameter dan de diametervan het resterende cylindrische lichaam, terwijl bovendien vanuit ditgedeelte met kleinere diameter één of meer gaten verlopen naar hetinwendige holle gedeelte van het kleplichaam 24. Eén van deze gaten isin figuur 4a met 24c aangeduid.

Het kleplichaam 24 werkt samen met een O-ring 25 die in een ge¬schikte uitsparing 26 in de onderwand van de kamer 2 is aangebracht.Het zal uit de figuur duidelijk zijn dat, indien het kleplichaam naarbeneden wordt bewogen, het bovendeel 24a tegen deze ring 25 wordt ge¬drukt en daarmee een afsluiting vormt. Het kleplichaam 24 werkt boven¬dien samen met een O-ring 27 die zich bevindt in een geschikte uitspa¬ring 28. Het zal uit de figuur duidelijk zijn dat deze O-ring voorkomtdat er vocht langs het kleplichaam 24 uit de kamer 2 kan ontsnappenanders dan op de nog nader te beschrijven gewenste wijze.

Aan de onderzijde is een pen 30 bevestigd aan het kleplichaam 24.

De onderzijde van deze pen 30 staat in aanraking met een kamschijf 31,die gemonteerd is op een as 32. Deze as kan door een motor worden aange¬dreven. Het zal duidelijk zijn, dat afhankelijk van de positie van dekamschijf 31 de klep 10 wordt geopend dan wel gesloten. Getoond is infiguur 4a de geopende stand. In deze stand kan vloeistof vanuit de kamer2 via de uitsparing 24b en de daarin uitmondende gaten 24c door hetholle kleplichaam 24 naar beneden stromen en terecht komen in een kamer33 die zich bevindt in een geleideblok 34. Aan de zijkant van deze kamerbevindt zich een opening die verbinding geeft met een aansluitstomp 35waarop bijvoorbeeld een slang kan worden geschoven. Deze aansluitstompis in figuur 4b zichtbaar. In de geopende toestand kan de vloeistof(koffie- of thee-extract) derhalve via de kamer 33 en de aansluitstomp35 worden afgevoerd naar zijn eindbestemming.

Wordt de klep door verdraaiing van de kamschijf 31 gesloten danzal de onderzijde van de kamer 2 worden afgedicht doordat de bovenplaat24 tezamen met de 0-ring 25 een afsluiting vormt.

Het holle lichaam 24 is bij voorkeur voorzien van een plat vlak,waaruit eventueel een ribbe 36 uitsteekt zoals te zien is in figuur 4B.Daarmee wordt een verdraaiing van het lichaam 24 om zijn eigen as tegen¬gegaan .

Alhoewel in de uitvoeringsvorm van figuur 2 afzonderlijke kleppen15 en 18 worden gebruikt om de pomp via twee afzonderlijke kanalen 12en 17 op de opvangkamer 2 aan te sluiten is het ook mogelijk om met eenkombinatieklep en één enkel kanaal de verbinding tussen de opvangkamer 2en de pomp 11 te realiseren. Een dergelijke, voor dat doel geschiktekombinatieklep is geïllustreerd in de figuren 5A ... C. De klep isvoorzien van een behuizing 40 met een eerste aansluitstomp 41 waarop dezuigzijde van de pomp wordt aangesloten, een tweede aansluitstomp 42waarop de perszijde van de pomp wordt aangesloten en een derde aansluit¬stomp 43 waarop de enkele leiding naar de opvangkamer 2 wordt aange¬sloten. In de cilindrisch uitgevoerde behuizing 40 bevinden zich driezuigers 44, 45 en 46 die elk bevestigd zijn op een zuigerstang 47. Dezuigerstang is aan de bovenzijde voorgespannen door middel van een veer48 die binnen de kamer 40 gepositioneerd is tussen de bovenste zuiger 46en de bovenwand van de kamer 40. De bovenwand van de kamer 40 is op degetoonde wijze voorzien van een opening, waardoor het bovenuiteinde vande zuigerstang 47 steekt. Het bovenste deel van de zuigerstang 47 isvoorzien van een doorboring die aan de zijkant van de zuigerstang uit¬mondt tussen de zuigers 45 en 46. De zuigerstang wordt omhoog en omlaagbewogen met behulp van een excentriek 48 dat bevestigd is op een as 49.

In figuur 5A is het excentriek 48 door een geschikte verdraaiingvan de as 49 in een zodanige positie gebracht dat de zuigerstang 47 zijnlaagste stand heeft bereikt. In deze positie bevinden de zuigers 44, 45en 46 zich op de getoonde wijze zodanig binnen de kamer 40 dat er eenstromingsverbinding bestaat tussen de aansluitstomp 42 en de aansluit-stomp 43 terwijl er een verdere stromingsverbinding bestaat tussen deaansluitstomp 41 en het kanaal 50 door het bovenuiteinde van de zuiger¬stang 47. Het zal duidelijk zijn dat de in de figuur niet getoonde pompvia het kanaal 50 lucht kan aanzuigen en via de stompen 42 en 43 luchttoevoert aan de (niet getoonde) opvangkamer. De luchtbewegingsrichtingis met behulp van de pijlen in figuur 5A aangegeven.

In figuur 5B is het excentriek 48 door een geschikte verdraaiingvan de as 49 in een zodanige positie gebracht dat de zuigerstang 47 zichin zijn hoogste stand bevindt. In deze stand is er een stromingsverbin¬ding tussen de aansluitstompen 41 en 43 zodat de pomp lucht kan aanzui¬gen via deze stromingsverbinding uit de (niet getoonde) opvangkamer. Dedoor de pomp geleverde lucht stroomt via de aansluitstomp 42 en degeopende onderzijde van de kamer 40 weg naar de atmosfeer. Ook in figuur5B is de bewegingsrichting van de lucht met behulp van pijlen aangege¬ven.

In figuur 5C is de mogelijkheid getoond om de persdruk danwel deafzuigdruk, geleverd door de pomp te regelen met behulp van de kombina-tieklep. In figuur 5C is het excentriek 48 met behulp van de rotatieas49 in een stand gebracht waarbij de zuigers 44, 45 en 46 zodanig geposi¬tioneerd zijn dat er via de pomp lucht wordt toegevoerd aan de opvang¬kamer maar in het bijzonder de zuiger 44 bevindt zich gedeeltelijk in destromingsweg, zodat de persdruk van de lucht, toegevoerd aan de opvang¬kamer, enigszins wordt verminderd. Door een geschikte hogere of lagerestand van de zuigerstang 47 te kiezen kan de persdruk kontinu wordengeregeld.

Het verdient de voorkeur dat de as 49 is gekoppeld met de as 32van de klep 10 die geïllustreerd is in de figuren 4A en 4B. Het verdientin het bijzonder de voorkeur om een enkele doorlopende as te gebruikenwaarop zowel het excentriek 31 alsook het excentriek 38 zijn bevestigd.Door het verdraaien van deze enkele as met behulp van een motor kan decyclische werking van de koffiezetinrichting op eenvoudige wijze wordengestuurd.

Alhoewel in de figuren 5A ___ 5C de zuigers 44, 45 en 46 als gladde lichamen zijn uitgevoerd, verdient het de voorkeur om in dezuigers een groef aan te brengen waarin een O-ring wordt geplaatst op de f * r . j» wijze als geïllustreerd in figuur 6. In deze figuur is als voorbeeld dezuiger 45 getoond. De zuiger is voorzien van een groef waarin de O-ring50 is geplaatst. Deze O-ring 50 zorgt voor een goede afdichting tussende zuiger en de wand van de kamer 40. Het gebruik van 0-ringen voordergelijke doeleinden wordt overigens bekend verondersteld.

Tenslotte wordt opgemerkt, dat in de uitvoeringsvorm van figuur 5weliswaar drie zuigers 44, 45 en 46 worden toegepast, maar dat in prin¬cipe slechts twee zuigers al voldoende zijn om een korrekte werking vande klep te verkrijgen. Wordt de zuiger 46 weggelaten en worden er in derand van de kamer 40 openingen aangebracht, zodat in de situatie vanfiguur 5A via deze openingen lucht door de aansluitstomp 41 kan wordenaangezogen, dan is de werking van een dergelijke klep volledig identiekaan de werking, beschreven aan de hand van de figuren 5A ... 5C. Kon-struktief is deze oplossing echter minder fraai.

Claims (7)

1. Inrichting voor het bereiden van dranken zoals koffie of theeomvattende: een filtereenheid voorzien van een rooster en een daarboven ver¬plaatsbare papierfilterbaan, een extractiekamer gepositioneerd boven de genoemde filtereenheid,van welke extractiekamer de bodem althans gedeeltelijk open is,welke extractiekamer door middel van daartoe geschikte middelenmet de gedeeltelijk open bodem tegen de filtereenheid kan wordengedrukt, een opvangkamer gepositioneerd onder de filtereenheid, van welkeopvangkamer de bovenzijde althans gedeeltelijk open is, welkeopvangkamer met de althans gedeeltelijk geopende bovenzijde incontact staat met de filtereenheid, en aan de onderzijde voorzienis van een afvoerkanaal voor het afvoeren van de bereide drank,middelen voor het inbrengen van koffie- of theepoeder en heetwater in de extractiekamer teneinde gedurende een voorafbepaaldeextractieperiode een extract te bereiden, en middelen voor het afzuigen van het bereide extract door de filter¬eenheid in de opvangkamer door het creeren van een onderdruk in deopvangkamer,met het kenmerk, dat de middelen voor het creeren van een onderdruk in de opvangkamerbestaan uit een pomp waarvan de aanzuigzijde via een zuigleidingverbonden is met de opvangkamer alsmede een stuureenheid waarmeede pomp zodanig wordt bestuurd dat gedurende een voorafbepaaldetijdsduur een voorafbepaalde onderdruk wordt opgewekt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat onder bestu¬ring van de stuureenheid de pomp in staat is om een onderdruk op tewekken, waarvan de waarde binnen een voorafbepaald traject kan wordengekozen dan wel gevarieerd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat depapierfilterbaan een voldoende dichtheid heeft om te voorkomen datgedurende de maximaal voorziene extractietijd extract door de filter-papierbaan heen dringt terwijl de capaciteit van de pomp voldoende is omeen zodanige onderdruk op te wekken dat gedurende de voorafbepaaldetijdsduur al het bereide extract door de filterpapierbaan wordt afge¬zogen.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de pomp een zuig/pers-pomp is waarmee ook via de zuigleiding lucht in de opvang-kamer kan worden ingeblazen en dat de pomp via de stuureenheid zodanigwordt bestuurd dat althans gedurende een deel van de genoemde extractie-periode lucht in de opvangkamer wordt ingeblazen met een zodanige drukdat een deel van deze lucht door de filterpapierbaan heen kan dringen enzorgt voor agitatie van het water/poedermengsel in de extractiekamer.

5. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat deperszijde van de pomp eveneens via een persleiding op de opvangkamer isaangesloten, dat in de aanzuigleiding een driewegklep is opgenomenwaarmee de zuigzijde van de pomp kan worden doorverbonden met de zuig¬leiding dan wel met de omgeving en dat in de persleiding een driewegklepis opgenomen waarmee de perszijde van de pomp kan worden doorverbondenmet de persleiding dan wel met de omgeving en dat de pomp en de genoemdedriewegkleppen door de stuureenheid zodanig worden bestuurd dat geduren¬de de extractieperiode de ponmp functioneert voor het inpersen van luchtin de opvangkamer en gedurende de afzuigperiode functioneert voor hetafzuigen van lucht uit de opvangkamer.

6. Inrichting volgens een der vorgaande conclusies, met het kenmerk,dat het afvoerkanaal via een afvoerklep is aangesloten op de opvang¬kamer, welke afvoerklep op een voorafbepaald tijdstip tijdens of na deafzuigperiode wordt geopend en wordt gesloten nadat de bereide hoeveel¬heid drank via het afvoerkanaal is afgevoerd.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met hetkenmerk, dat in de verbinding tussen de pomp en de opvangkamer eenkombinatieklep is opgenomen omvattende een cilindrische klepkamer metdrie aansluitstompen, waarvan de eerste aansluitstomp moet worden gekop¬peld met de zuigzijde van de pomp, de tweede aansluitstomp moet wordengekoppeld met de perszijde van de pomp en de derde aansluitstomp moetworden verbonden met de opvangkamer, in welke cilindrische klepkamertwee zuigers, die via een stang aan elkaar zijn gekoppeld kunnen bewegentussen een eerste en een tweede positie, waarbij in de eerste positieeen doorstroomverbinding aanwezig is tussen de tweede en de derde aan¬sluitstomp, terwijl in de tweede positie een doorstroomverbinding aan¬wezig is tussen de eerste en derde aansluitstomp.