NL8900712A - Gereedschap voor het snijden van metaal. - Google Patents

Description

Gereedschap voor het snijden van metaal.

Deze uitvinding heeft betrekking op gereedschappenvoor het snijden van metaal en meer in het bijzonder opgereedschappen voor het trepaneren voor het snijden vangaten in plaatmetaal, waarbij gebruik wordt gemaakt vaneen in de hand gehouden boorinrichting.

Gereedschappen voor het snijden van gaten in ver¬schillende materialen zoals plaatmetaal vallen in het alge¬meen uiteen in twee typen, die typen welke werken door hetsnijden of verwijderen van het gehele ingewendige gebiedvan een cirkel en die typen welke werken door het snijdenvan slechts het omtreksgebied van een cirkel, waardoor eeninwendige cirkelvormige plug wordt gevormd gedurende hetsnijden. Een conventionele van groeven voorziene boor iseen voorbeeld van het eerste type gereedschap. Dergelijkegereedschappen hebben het nadeel dat zij aanzienlijk meersnij-aktiviteit vereisen om het gewenste gat tot stand tebrengen. Over een bepaalde diameter, is het veel effi¬ciënter en in het algemeen sneller een gereedschap tegebruiken, dat een dunne omtrekscirkel snijdt voor hetverwijderen van het metaal als een plug. Dergelijkegereedschappen staan in het algemeen bekend als trepaneer-gereedschappen. Gereedschappen van dit type vereisenaanzienlijk minder snijden om een gewenst gat te ver¬krijgen en leveren daardoor snel gaten met grote diameteren met aanzienlijk minder energieverbruik.

Het gebruik van trepaneergereedschappen welke slechtshet omtreksgebied van cirkels snijden om gaten met grotediameters te vormen is algemeen bekend. Dergelijke gereed¬schappen omvatten in het algemeen een langwerpige buis¬vormige snijkop met snijbladen of punten daaraan bevestigdwelke een werkstuk aangrijpen om daaruit delen te schavenof te snijden teneinde de omtrek van een cirkel te begrenzenbij rotatie van het gereedschap. Naar mate het snijden vaneen werkstuk tot stand wordt gebracht, wordt dus een centrale plug gevormd, welke is opgenomen in het cen¬trale gebied van de langwerpige buisvormige snijkop.Verschillende injectorinrichtingen worden in het algemeengebruikt bij dergelijke gereedschappen om de plug van hetgereedschap te verwijderen, zoals onder veerbelastingstaande armen. Gereedschappen van dit type zijn beschik¬baar voor het snijden van gaten met diameters die lopenvan ongeveer minder dan 25,4 mm tot gaten met zeer grotediameters van bijvoorbeeld 254 mm of meer. Dergelijketrepaneergereedschappen voor grote diameter zijn in hetalgemeen vergezeld van draaibanken welke vast zijn opge¬steld voor het aanbrengen van gaten op een automatischewijze. In het algemeen zijn dergelijke trepaneer gereed¬schappen dan ook stijf in één lijn geplaatst met hetuit te snijden materiaal, dat in het algemeen ook isvastgeklemd of bevestigd om beweging te verhinderen.

Hoewel dergelijke toepassingen in het algemeen bekend zijnin de stand der techniek, bestaat er een continue pogingom gereedschappen te vervaardigen die geschikt zijn omgebruikt te worden op een met de hand vastgehouden wijze,welke een betrekkelijk nauwkeurig en glad gat zal leverenin dun plaatmetaal voor gebruik bijvoorbeeld te veldezoals door een elektricien bij het snijden van gatenin elektrische dozen. Bovendien is het gewenst gatente snijden in andere soorten plaatmetaal zoals roestvrijstaal, wat steeds meer gebruikt wordt in huis- en inbouwkonstrukties.

Er zijn verschillende pogingen gedaan om trepaneer-gereedschappen te verschaffen die werkzaam kunnen zijnbij het snijden van gaten in plaatmetaal in diameters vanongeveer 12,7 mm tot 50,8 mm. Deze pogingen hebben echterin het algemeen geen succes gehad, daar het moeilijk ismet de hand vastgehouden gereedschappen te richten voorhet tot stand brengen van gladde ronde gaten. Vanwege hetverlies aan stijfheid hebben in de hand gehouden boor- inrichtingen grenzen wat betreft het moment en toerental,die aanzienlijk lager zijn dan die welke beschikbaar zijnvoor een vaste machinale konstruktie. Als gevolg daarvanmoet een trepaneergereedschap voor handgebruik gatenleveren met een minimale weerstand om vastlopen of hechtente voorkomen.

De meeste van de vervaardigde gereedschappen hebbenhet bezwaar dat zij snel slijten, waardoor veelvuldigvervangen van hetzij het gehele gereedschap of van desnijpunten die daaraan bevestigd zijn, noodzakelijk is.

In het Amerikaanse octrooischrift 4.490.080'is een gereed¬schap voor het snijden van gaten beschreven, welke ver¬wijderbare snijpunten bevat. Dit octrooischrift vertrouwtop middelen, die de punten in sleuven houden omvattendeeen vasthoudwig welke de voorste rand van de sleuf aan¬grijpt en de achterste rand van de punt aangrijpt om dezetegen de achterste rand van de sleuf te drukken, zodatde snijpunt wigvormig op zijn plaats is met de wighoek ende hoek van de achterste rand van de sleuf waardoorbuitenwaartse beweging van de punt wordt verhinderd.

Hoewel een dergelijk trepaneergereedschap effektief kanzijn in verschillende toepassingen, waarbij gebruik tevelde gecompliceerd is, is het moeilijk de punten tevervangen, daar dergelijke punten klein zijn en gemakke¬lijk verloren raken. Wanneer een trepaneergereedschapmet stompe punten zou worden gebruikt, dan zou extramoment vereist zijn en een versnelde slijtage optredenwaardoor een rafelig gat zal ontstaan als gevolg van hetvastraken van de punten in het plaatmetaal.

Daar waar gereedschappen met meerdere punten wordengebruikt zal in het algemeen ongelijke slijtage optreden,waardoor vastraken ontstaat zodat één of meer punten binnenhet gat uit hun baan geraken. Dergelijk vastgrijpen isfrustrerend voor de bedieningspersoon van het gereedschapen moeilijk te beheersen met een in de hand gehoudenaandrijfinrichting, waarbij extra handkracht nodig is om dit te verhinderen. Een dergelijk probleem geeft boven¬dien tijdsverlies en veroorzaakt dikwijls een rafeliggat. Bijgevolg wordt het zoeken naar een trapaneergereed-schap voortgezet, dat in aanzienlijke mate slijtbestendigis en dat gladde gaten kan leveren zonder vastgrijpenin gebruikte velden, waarbij een met de hand vastgehoudenboorinrichting wordt gebruikt en om dit te doen zonderdat veelvuldige vervanging noodzakelijk is.

De uitvinding heeft tot doel een trapaneergereedschapte verschaffen dat geen groot aantal snijpunten vereistom een gat in plaatmetaal tot stand te brengen.

De uitvinding heeft verder tot doel een trepaneer-gereedschap te verschaffen, dat gladde gaten kan makenin plaatmetaal bij gebruik te velde, waarbij een normalehandboor wordt gebruikt.

De uitvinding heeft verder tot doel een gereedschapte verschaffen dat gemakkelijk kan worden vervaardigd,zodat een gereedschap wordt verkregen met een aanzienlijkgrotere levensduur bij lage kosten.

De uitvinding heeft ook tot doel een trepaneergereed-schap te verschaffen, dat aanzienlijk sneller gaten snijdtdan conventionele gereedschappen met een minimum aanweerstand, waardoor vermoeidheid van de bedieningspersoonwordt verminderd.

Bij gevolg wordt een gereedschap voor het snijden vanmetaal beschreven, dat bestaat uit een cilindrisch snij-lichaam dat in hoofdzaak de diamedter heeft van het ge¬wenste gat. Het snijlichaam omvat een buitenwand en eenbinnenwand, die naar binnen taps verlopen vanaf een snij-einde naar een basis in het snijlichaam, waarbij debinnen- en buitenwand zijn verbonden aan een voorste randdaarvan. Het snijlichaam omvat een inkeping die zich uit¬strekt langs de lengte daarvan voor het verwijderen daar¬uit van snijmateriaal. Een mof is geplaatst op één wandvan de inkeping, waarbij de mof een zodanige grootte heeft dat een snijpunt daarin kan worden opgenomen. Het lichaamomvat verder een axiaal opgestelde boring die zich daar¬door heen uitstrekt voor het opnemen van besturingsmid-delen die het snijgereedschap in één lijn brengen met degewenste plaats van het gat. De snijpunt is in hoofdzaakpyramidevormig en omvat een stompe snijrand welke zichuitstrekt boven het snijlichaam, verder omvattende eenbodem- en achterwand om te passen bij de mof in het snij¬lichaam .

De uitvinding zal aan de hand van de tekening naderworden toegelicht, waarin:

Fig. 1 is een perspektivisch aanzicht op grotereschaal van het gereedschap voor het snijden van metaalvolgens de uitvinding;

Fig. 2 is een 1angsdoorsnede van het snijgereedschapvolgens de uitvinding, waarin de opstelling en de plaatsvan de snijpunten binnen het snijlichaam wordt getoond,genomen over de lijn 2-2 van fig. 1;

Fig. 3a is een vooraanzicht op grotere schaal, 3B een zijaanzicht op grotere schaal en 3C een vooraan¬zicht op grotere schaal van de snijpunt opgesteld in hetsnijlichaam.

Eerst wordt verwezen naar de fig. 1 en 2, waarinhet gereedschap voor het snijden van metaal volgens deuitvinding is getoond. Het gereedschap 10 omvat eensekt ie 11 waarop de aandrijving aangrijpt en een snij¬lichaam 12. De sektie waarop de aandrijving aangrijptkan iedere geschikte vorm hebben om te passen in deboorkop van een conventionele boor, bijvoorbeeld borenmet een aandrijfdiameter van 9,3 mm of 12,2 mm.

Het snijlichaam 12 omvat een buitenste cilindrischoppervlak 13, dat in hoofdzaak past bij de grootte vanhet gewenste gat, terwijl het snijlichaam verder omvateen binnenste, konisch naar binnen verlopend oppervlak14 dat aansluit op een basis 14. De binnenste en buitenste oppervlakken zijn verbonden met elkaar bij een voorsterand 16 van het snijlichaam 12. Door de aanwezigheid vaneen naar binnen taps oppervlak is het mogelijk pluggente verwijderen zonder dat extra plugverwijderinrichtingenzoals onder veerwerking staande armen nodig zijn. Wanneereen plug is uitgesneden heeft deze de neiging door tebuigen als gevolg van de snijdruk, welke de plug in hetsnijlichaam drukt. Nadat de plug is vrijgekomen van hetplaatmetaal, wordt deze aangedreven door zijn eigen veer¬kracht, die inwerkt op het tapse oppervlak om zichzelfvrij te maken, een belangrijk kenmerk voor gebruik tevelde. In het algemeen kan een tapsheid van 10-40 gradenworden gebruikt, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan27 graden bij een gereedschap met een diameter van 22,2mm.

Het snijlichaam omvat verder een inkeping 17 diezich uitstrekt vanaf de voorste rand 16 naar de aandrijf-sektie 11 van het snijlichaam. De inkeping 17 is in hoofd¬zaak rechthoekig van vorm, met zijden 18 en 19 en eenbodem 20. Hoewel een rechthoekige inkeping is getoond,zal het duidelijk zijn dat andere gevormde inkepingengebruikt kunnen worden. De inkeping is bij voorkeur smal,bijvoorbeeld in de orde van 6,25 mm breed bij een gereed¬schap van 22,2 mm om haken gedurende het snijden van hetgat te verhinderen. Een voorste rand 21 van de zijde 18,ten opzichte van de rotatierichting van het gereedschap,omvat een mof 22 met een bodemwand 23 en een zijwand 24,waarbij de mof een zodanige dimensie heeft dat een snij¬punt daarin kan worden opgenomen. Het snijlichaam omvatverder een concentrische boring 25 die zich uitstrekt vanafhet aandrijfeinde door de basis 15 van het snijlichaam.

In het algemeen kan het snijlichaam zijn samengestelduit staal, legering of een staal met een hoog koolstof¬gehalte bekend als gereedschapsstaal en is bij voorkeursamengesteld uit A.I.S.T. 6150 staal, door warmte behandeld voor maximale hardheid en taaiheid.

Het gereedschap voor het snijden van metaal omvateen snijpunt 26, welke bevestigd is in de mof 22. Nuwordt verwezen naar de fig. 3A-3C, waarin de snijpunt 26een buitenwand 27 omvat welke van rechte zijden is voor¬zien om in hoofdzaak te passen bij de buitenwand 13 vanhet snijlichaam 12. De buitenwand 27 van de punt kaneventueel een hellende buitenste voorrand hebben om ervoorte zorgen dat een gat wordt verkregen met gladde zijdengedurende het snijden. De snijpunt omvat verder een bodem-wand 29 en een achterwand 30 die passen bij de bodemwand23 en zijwand 24 van de mof 22. Bij een voorkeursuit¬voeringsvorm, die het beste blijkt uit fig. 3A, is de ach¬terwand naar de bodemwandverbinding gebogen in plaats vanvoorzien van rechte randen om te zorgen voor een juistrichten en een maximale verdeling van de snijkrachtenover het oppervlak van het snijlichaam. De bodemwand en deachterwand zouden ook zo gedimensioneerd kunnen zijn datzij een maximaal oppervlaktegebied voor aangrijpen ver¬schaffen. Een bodembreedte van ongeveer 4,2 mm en eenachterwandhoogte van ongeveer 6,7 mm, met elkaar verbondendoor een radius van ongeveer 1,5 mm, verschaft bijvoor¬beeld een groot oppervlaktegebied om zeker te zijn vaneen stevig aangrijpen ineen gereedschap met een diametervan 22,2 mm.

De snijpunt omvat verder een plat voorvlak 31, datin het algemeen in één lijn ligt met zijwand 18 van deinkeping 17. De carbidepunt omvat ook een naar binnenhellende wand 32, die taps verloopt naar de basis 15 vanhet snijlichaam, welke aansluit op een vertikale sektie33 die een in hoofdzaak pyramidevormige punt vormt. Dewand 32 verloopt taps in hoofdzaak in dezelfde mate als debinnenwand van het snijlichaam, d.w.z. ongeveer 10-40graden, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan 30 graden(hoek D). De carbidepunt omvat verder een top plat opper¬ vlak 34 dat helt en konisch naar achteren verloopt in derichting van de rotatie. De helling van het topoppervlakkan tamelijk steil zijn in de orde van ongeveer 5-20 gradenwaarbij de helling naar achteren verloopt tot de achter¬zijde van het topoppervlak 34 in hoofdzaak in één vlakligt met de voorste rand 16 van het snijlichaam 12 (ziefig. 3A, hoek A). Bij een gereedschap van 22,2 mm kanbijvoorbeeld een helling van 8 graden worden gebruikt.

Op dezelfde wijze kan de tapsheid variëren met de dimensievan het gereedschap, waarbij de tapsheid afhankelijk isvan de gewenste speling, met mogelijke binnen- en buiten-tapsheden van 5-15 graden (zie fig. 3B, hoeken B en C).

Voor een gereedschap van 22,2 mm vormen een binnentaps-heid van 10 graden (B) en een buitentapsheid van 12 graden(C) weer een goed voorbeeld, waarbij het verschil in detapsheidhoek het gevolg is van het verschil in radiustussen de binnen- en buitenwanden.

Een stompe snijrand 35 is gevormd bij de plaats vansamenkomst van het voorvlak 31 met het topoppervlak 34.

De punt strekt zich bij de snijrand 35 uit boven de voor¬ste rand van het snijlichaam, bij voorkeur vanaf 0,25 tot0,51 mm. Bij een gereedschap van 22,2 mm voor het snijdenvan metaalplaat tot een dikte van 3,5 mm strekt deze puntzich bijvoorbeeld over 0,4 mm uit boven de voorste randvan het snijlichaam. De snijrand kan bijvoorbeeld eenbreedte hebben van 1,3 tot 2,6 mm, waarbij het topopper¬vlak smaller wordt in de rotatierichting totdat dezeongeveer gelijk is aan de breedte van de voorste rand vanhet snijlichaam, d.w.z. ongeveer 1 mm. De stompe snij¬rand welke wordt verschaft door deze geometrie is inaanzienlijke mate duurzamer dan de puntige snij randendie gebruikelijk zijn bij andere gereedschappen welkebloot staan aan snelle slijtage en breuk. Bij het gereed¬schap van 22,2 mm dat als voorbeeld is genomen heeft desnijrand bij voorkeur een breedte van ongeveer 1,8 mm

De snijpunt kan samengesteld zijn uit wolframcarbidezoals industriecodenummer C-10 en is bij voorkeur samen¬gesteld uit wolframcobaltcarbide met microfijne korrel.

De snijpunt kan gesoldeerd, gelast of op andere wijzebevestigd zijn aan het snijlichaam om er zeker van tezijn dat de punt gedurende het snijden niet beweegt.

In het algemeen wordt de voorkeur gegeven aan solderenvoor het verbinden van de punt aan het snijlichaam, waar¬door economische maar betrouwbare middelen worden ver¬schaft voor het produceren van het gereedschap voor hetsnijden van metaal.

Nu wordt verwezen naar fig. 2, waarin het gereedschapvolgens de uitvinding voor het snijden van metaal verdereen besturingsboorbit 36 omvat die is opgesteld binnen deboring 25 welke zich uitstrekt door het snijlichaam 12.

Een dergelijke besturingsbit omvat een van groeven voor¬ziene sectie 37 welke bij voorkeur een dubbelzijdigegroef heeft en een puntig einde 38. De voorkeur wordtgegeven aan een spitspunt van 135 graden om zeker te zijnvan de juiste plaats van het gat zonder dat een prikpons-markering nodig is. De besturingsbit is een gewijzigdeversie van een normale lichaamsboor gebruikt in de metaal-plaatbranche, waarbij geen rand aanwezig is of speling,welke gebruikelijk is bij getwiste boren. Indien een ge¬bruikelijke getwiste boor wordt gebruikt met standaardvan groeven voorziene einde, dan zou de zijdelingse stootvan de snij rand van het trepaneergereedschap ervoorzorgen dat de boor aan de zijde snijdt als een eindwals,waarbij snel een overmatig ei-vormig besturingsgat wordtvervaardigd, dat het mogelijk zou maken dat de carbidepuntzou inhaken, waardoor een rafelig gat ontstaat. De be~sturingsbit omvat daartoe een begrensde groefsectie omhet eerste snijden van een besturingsgat toe te staanwaarbij het gegroefde einde wordt gebruikt en dan eenniet-gegroefde schachtsektie 39 wordt ingestoken in hetbesturingsgat om de snijpunt te geleiden in de juistebaan zonder dat zijdruk vergroting van het gat veroorzaakt.

De gegroefde sektie strekt zich uit over tenminstede diepte van de maximale maat van het plaatmetaal,waarvoor het gereedschap bestemd is, waarbij voor demeeste toepassingen in het algemeen ongeveer 6,35 mmgeschikt is. De van groeven voorziene sektie strekt zichuit boven de maximale hoogte van de punt om het mogelijkte maken dat het gegroefde einde vrij komt van het plaat¬metaal voordat de punt in contact komt met het plaatmetaal.Bij een voorkeursuitvoeringsvorm, getoond in fig. 2,heeft de besturing een dubbel einde, met een tweede ge¬groefde sektie 37a. De besturing kan verwijderd wordendoor het losmaken van een grendelschroef 40, die grijptin een verdieping 41, waardoor de besturing verwijderdkan worden en het stompe einde verwisseld kan worden dooreen scherp einde.

Het gereedschap voor het snijden van het metaalvolgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voorgebruik te velde waarbij een in de hand gehouden aandrijf-inrichting zoals een standaardboor wordt gebruikt,die verrassenderwijs duurzaam is en daardoor gedurendelange tijd kan worden gebruikt. Door het gebruik van eenbotte snijrand wordt een glad gat verkregen met een mini¬male weerstand, terwijl de weerstand tegen slijtage aan¬zienlijk toeneemt. Bovendien verhindert de beperking vanhet gereedschap voor het snijden van metaal tot één enkeltandontwerp ongelijke slijtage. Verder wordt de kans opaangrijpen verminderd. Door het plaatsen van een punt meteen groot hechtgebied in het snijlichaam zoals bovenbe¬schreven wordt gezorgd voor een stevig vasthouden van depunt met een minimum aan vervorming, waardoor de kansenop breuk worden verminderd. De vorm van het snijlichaamvertoont ook een buitenlichaamsoppervlak met vervormingenin de snede, zodat ieder uit lijn plaatsen veroorzaaktdoor de afwezigheid aan stijfheid bij de bewerking vanuitde hand een omgekeerde stoot veroorzaakt om het gereedschap in de juiste baan te doen terugkeren. Het gebruik vaneen smalle inkeping vrhindert dat de inkeping vasthaaktwanneer de in de hand gehouden boorinrichting wordtgekanteld onder een hoek ten opzichte van de hartlijnvan het gat, waardoor elkaar snijdende gaten geboordkunnen worden zonder verbinding, zolang als het besturings-gat kan worden verschaft. De tapse binnenwand van eensnijlichaam zorgt ook voor een vrijwel automatische af¬voer van de snijplug zonder dat hulpinrichtingen nodigzijn.

Hoewel de voorkeursuitvoeringsvorm van de uit¬vinding is beschreven in verband met een gereedschapvoor het snijden van metaal die een rechthoekige inkepingbevat en een bijzonder gevormde snijpunt die zich uitstrektvanaf een snijlichaam, zal het duidelijk zijn voor devakman dat andere overeenkomstig gevormde snijpunten,inkepingen of besturingsbits gebruikt kunnen worden zonderbuiten het kader van de uitvinding te treden. Bovendienzal het duidelijk zijn voor de vakman dat de middelenvoor het bevestigen aan een aandrijforgaan zoals een inde hand gehouden boorinrichting variëren kan in overeen¬stemming met de verschillende in de praktijk gebruike¬lijke boorkoppen.

Claims (18)

1. Gereedschap voor het trepaneren van gaten inplaatmetaal, waarbij een in de hand gehouden boorinrich-ting wordt gebruikt als een aandrijfinrichting, welkgereedschap omvat: een cilindrisch snij lichaam omvattende een cilin¬drische buitenwand welke in hoofdzaak de diameter heeftvan het gewenste te snijden gat, welk snijlichaam verderomvat een binnenwand welke taps naar binnen verloopt vanafeen snijeinde naar een basis in het snijlichaam, met debinnen- en buitenwanden met elkaar verbonden bij een voor¬ste rand daarvan, welk snijlichaam verder omvat een in¬keping die zich uitstrekt over de lengte daarvan voor hetdaaruit verwijderen van gesneden materiaal, een mof ge¬plaatst op een wand van de inkeping bij een snijeinde vanhet snijlichaam, waarbij de grootte van de mof geschiktis voor het daarin opnemen van een snijpunt, welk snij¬lichaam verder omvat een axiaal opgestelde boring die zichdaardoor uitstrekt en verder omvat booraangrijpendemiddelen voor het losneembaar verbinden met de boor-inrichting; een snijpunt geplaatst binnen de mof, welk snijpunteen in hoofdzaak pyramidevormige gedaante heeft en eenbotte snij rand bevat die zich uitstrekt boven het snij¬lichaam, waarbij de snijpunt verder omvat een bodemwanden een achterwand die passen bij de mof in het snijlichaam;en besturingsmiddelen geplaatst binnen de axiale boringdie zich uitstrekt door het snijlichaam om het snijgereed-schap in één lijn te plaatsen met de gewneste plaats vanhet gat.

2. Gereedschap volgens conclusie 1, waarbij deinkeping in hoofdzaak rechthoekig van vorm is.

3. Gereedschap volgens conclusie 1, waarbij de mofomvat een bodemwand en een zijwand welke een zodanigedimensie hebben, dat zij een snijpunt daarin kunnenopnemen.

4. Gereedschap volgens conclusie 1, waarbij hetsnijlichaam bestaat uit staal.

3. Gereedschap volgens conclusie 4, waarbij hetsnijlichaam besaat uit gereedschapsstaal, dat door warmteis behandeld voor hardheid en taaiheid.

6. Gereedschap volgens conclusie 1, waarbij de snij¬punt een buitenwand omvat, welke in hoofdzaak in één lijngebracht kan worden met de buitenwand van het snijlichaam,verder omvattende een binnenwand welke naar binnen heltvanaf een boveneinde daarvan, samenkomt bij een vertikalewand welke evenwijdig is aan de buitenwand van de snij¬punt, terwijl de snijpunt verder omvat een voorvlak, datsamenkomt bij een topsnijoppervlak om een stompe snijrandte vormen.

7. Gereedschap volgens conclusie 1, waarbij de snij¬rand zich uitstrekt boven het topoppervlak van het snij¬lichaam over tenminste 0,13 mm aan de snijrand daarvan.

8. Gereedschap volgens conclusie 6, waarbij de snij¬punt een snijrandoppervlak omvat, dat in hoofdzaak vlakis, welk snijoppervlak taps en hellend verloopt vanaf devoorzijde naar de achterzijde ten opzichte van de rotatie-richting.

9. Gereedschap volgens conclusie 1, waarbij de stompesnijrand een breedte heeft van 1,7 mm tot 0,25 mm.

10. Gereedschap volgens conclusie 1, waarbij de snij¬punt een topsnijoppervlak heeft die taps verloopt vanafvoorzijde naar de achterzijde over ongeveer 5-15 gradenten opzichte van het snijlichaam.

11. Gereedschap volgens conclusie 10, waarbij hettopsnijoppervlak helt van voren naar achteren onderongever 8 graden.

12. Gereedschap volgens conclusie 1, waarbij de snij¬punt bestaat uit wolframcarbide.

13. Gereedschap volgens conclusie 1, waarbij de snij¬punt is samengesteld uit wolframcobaltcarbide met micro-fijne korrel.

14. Gereedschap volgens conclusie 1, waarbij debesturingsmiddelen bestaan uit een besturingsbit omvattendeeen gegroefde sektie voor het boren van een besturingsgat,welke gegroefde sektie zich bevindt boven de hoogte van de snijpunt, en waarbij de besturingsbit een cilindrischschachtsektie omvat vanwaaraf de gegroefde sektie zichuitstrekt, en een besturingsgat wordt verschaft door degegroefde sektie, waarbij de cilindrische schachtsektiehet besturingsgat binnentreedt voordat de snijpunt incontact komt met het plaatmetaal.

13. Gereedschap volgens conclusie 14, waarbij debesturingsbit een splijtpunt onder 135 graden bevat voorhet leveren van een besturingsgat zonder dat een prik-pons nodig is.

16. Gereedschap volgens conclusie 15, wearbij debesturingsbit begrensde gegroefde sekties bevat aantegenover elkaar liggende einden daarvan, welke bit gren-delmiddelen omvat voor het vasthouden binnen de boringvan het snijlichaam, welke grendelmiddelen symmetrischdaarmede zijn teneinde verwijdering van de besturingsbitmogelijk te maken en omschakeling van de gegroefde eindennadat één einde bot geworden is.

17. Gereedschap voor het trepaneren van gaten inplaatmetaal, waarbij een in de hand gehouden boorinrich-ting als aandrijfinrichting wordt gebruikt, welk snij-gereedschap omvat: een snijlichaam omvattende een cilindrische buiten¬wand die in hoofdzaak dezelde diameter heeft als hetgewenste te snijden gat, welk snijlichaam verder omvateen binnenwand welke taps naar binnen verloopt vansf eensnijeinde naar een aandrijfeinde van het snijlichaam,waarbij de binnen- en buitenwanden bij elkaar komen bijhet snijeidne bij een topoppervlak, terwijl het snijlichaamverder omvat een inkeping die zich uitstrekt langs delengte daarvan voor het verwijderen van gesneden materiaal,een mof, geplaatst aan één wand van de inkeping bij hetsnijeinde van het snijlichaam, welke mof een zodanigedimensie heeft dat een snijpunt daarin kan worden opge¬nomen, welk snijlichaam verder omvat een axiaal geplaatsteboring die zich daardoorheen uitstrekt en verder omvatmiddelen die aangrijpen op een boorinrichting om losneem¬baar met de boorinrichting te worden verbonden; waarbij een snijpunt is opgesteld binnen de mof eneen buitenwand omvat welk in hoofdzaak in één lijn gebrachtkan worden met de buitenwand van het snijlichaam, eenbinnenwand welke binnenwaarts helt vanaf een boveneindedaarvan, samenkomt bij een vertikale wand welke evenwijdigis aan de buitenwand van de snijpunt, waarbij de snijpuntverder omvat een passende wand welke overeenkomt met demof inhet snijlichaam, terwijl de snijpunt een topnsij-oppervlak omvat, dat in hoofdzaak plat is, welk snijopper-vlak taps verloopt en helt van voren naar achteren tenopzichte van de rotatierichting, terwijl een botte snij-rand is aangebracht bij de verbinding van het topsnij-oppervlak met het voorvlak, welke snijpunt zich uitstrektboven de voorrand van het snijlichaam over tenminste0,13 mm bij de snijrand daarvan; en besturingsmiddelen zijn opgesteld binnen de axialeboring die zich uitstrekt door het snijlichaam.

18. Gereedschap volgens conclusie 17, waarbij debesturingsmiddelen bestaan uit een besturingsbit, om¬vattende een gegroefd einde voor het boren van eenbesturingsgat, welk gegroefde einde zich uitstrektboven de hoogte van de punt, welke besturingsbit verderomvat een cilindrische schachtsektie welke het besturings¬gat binnentreedt voordat de punt in aanraking komt methet plaatmetaal, welke besturingsbit de punt geleidt omer zeker van te zijn dat een in hoofdzaak glad rondgat wordt gevormd.