NL8803033A - Inrichting voor het afdichten van een schroefas voor een schip. - Google Patents

Description

4 i I * -=

V

V.0. 1353

Inrichting voor het afdichten van een schroefas voor een schip.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afdichten van een schroefas van een schip tegen het zeewater en tegen een smeermiddelruimte , bestaande uit een meervoudige dichting, welke aan de zeewaterzijde met ten minste éên naar buiten gerichte dichtring en aan de smeermiddelzi jde met ten minste ëén naar binnen gerichte dichtring uitgerust is, waarbij tussen twee naburige dichtringen een ringkamer uitgespaard is, welke via een toevoerleiding met een gas onder druk, in het bijzonder perslucht, belast is.

10 Bij de afdichtconstructies van dit type (Duits Offen- legungsschrift 2.212.165) is de druk van het gas een weinig hoger gekozen dan de druk van het af te dichten medium, zodat een ontwijken van kleine gashoeveelheden uit de ringkamer in de naburige ruimtes plaatsvindt. Hierdoor wordt 15 weliswaar het naar buiten treden van smeermiddel in het zeewater vermeden, niet echter het naar buiten treden van gas in het smeermiddel, hetgeen tot een langzamerhand emulgeren van het smeermiddel leidt, dat uiteraard zijn smeervermogen benadeelt. Bovendien is bij deze bekende afdichtingen geen 20 blijvende aanpassing van de gasdruk aan de schommelingen van het buitenwater in het bereik van de afdichting aanwezig, zodat bijvoorbeeld bij het oplopen van de buitenwaterdruk tijdens het beladen van het schip, zeewater in de ringkamer en vandaar in het smeermiddel kan treden en het smeervermo-25 gen nog verder verlaagt.

Om deze gebreken te ondervangen, is reeds voorgesteld (Duits Offenlegungsschrift 3.502.395), de druk van het gas onder druk in de ringkamer zodanig te regelen, dat deze steeds lager dan de smeermiddeldruk in de smeermiddelruimte 30 is, doch voldoende, om lekvloeistof uit de ringkamer door afvoer in een verzamelvat te drukken.

Bij deze afdichtconstructie is er niet in voorzien de druk van de perslucht ook steeds lager dan de betreffende buitenwaterdruk te houden, zodat het kan voorkomen, dat bij

•88030JJ

t -2- verlaging van de buitenwaterdruk, bijvoorbeeld bij het lossen van het schip, een drukval tussen ringkamer en buitenwater optreedt, waardoor lekvloeistof uit de ringkamer in het zeewater komt en aldus milieuverontreinigend werkt.

5 Ongunstig bij deze bekende constructie is voorts, dat, omdat de toevoerleiding met de afvoerleiding geen gesloten leidingsysteem vormt, een blijvend drukverlies via het ver-zamelvat optreedt, zodat enerzijds een relatief groot trans-portvermogen voor de persluchtbron noodzakelijk is, ander-10 zijds grotere drukschommelingen onvermijdelijk zijn.

Voorts zijn reeds afdichtingssystemen bekend (Duits Offenlegungsschrift 3.122.407) waarbij tussen de dichtringen een drukloze lekruimte aanwezig is en binnensijpelende lekvloeistof via een naar het inwendige van het schip voerende 15 leiding gelost wordt.

Door de drukloze lekruimte is een belasting van de dichtringen aldaar relatief hoog en op grond van de slechte smering van de dichtringen treedt reeds na korte tijd aanzienlijke slijtage van de dichtringen en de busas op.

20 Door het niet werken van de afdichtringen kan dit dan tot grote belasting van het milieu leiden.

Zulke systemen kunnen ook alleen als beperkt milieuvriendelijk ingeschat worden, omdat, ook hier het binnensijpelend smeermiddel in de lekruimte als smeermiddelzaksel 25 door de roterende as meegevoerd wordt en dan eventueel in het omgevende zeewater gepompt wordt.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag de onvolkomenheden en gebreken van de genoemde bekende inrichtingen te overwinnen en derhalve een afdichtingsconstructie 30 te verschaffen, waarbij zowel een verslechtering van het smeermiddel door binnendringend zeewater in de smeermiddel-ruimte alsook een verontreiniging van het milieu door het naar buiten treden van smeermiddel in het omgevende zeewater in hoge mate vermeden is en waarbij de levensduur van de 35 dichtringen verbeterd is.

Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost, .8803033 * ** -3- doordat a) de druk van het gas steeds iets lager is dan de druk van het buitenwater op dat ogenblik en de smeermiddeldruk of gelijk aan die buitenwaterdruk en het smeermiddel gehou- 5 den is, b) in de belaste ringkamer een afvoerleiding uitmondt, welke met de bijbehorende toevoerleiding een gesloten leidingsysteem vormt, waarbij het op druk houden in het leidingsysteem door middel van een in de toevoerleiding geschakeld 10 regelorgaan plaatsvindt en waarbij aan de afvoerleiding via een gestuurd afsluitorgaan een afvoerkanaal aangesloten is, dat in het inwendige van het schip (waterzak) uitmondt en voor het weg transporteren van de in de ringkamer gesijpelde lekvloeistof dient en dat 15 c) in de ringkamer een met deze star verbonden afstrijker aangebracht is, welke zodanig uitgevoerd is, dat deze aan de as hechtend smeermiddel daarvan afstrijkt en in het onderste deel van de ringkamer voert.

Hierbij wordt door de door (a) aangeduide maatregel 20 bereikt, dat ook bij schommelingen van de buitenwaterdruk naar boven of naar onderen, in de ringkamer steeds dezelfde of een iets lagere druk heerst dan in het omgevende buitenwater en in de smeermiddelruimte, zodat door pompwerkingen of dergelijke eventueel smeermiddel- of zeewaterlek in de 25 ringkamer kan binnensijpelen en aldaar kortstondig opgeslagen wordt, zonder in het buitenwater of de smeermiddelruimte te treden en dan door verlaging van de druk volgens (b) via in het inwendige van het schip voerende leidingen afgevoerd wordt.

30 Het aflaten wordt hierbij door de maatregel (c) onder steund.

Bij dit systeem is het mogelijk, van een overigens nobdzakelijke lekruimte af te zien en de smeermiddeldruk zodanig te regelen, dat smeermiddel- en waterdruk gelijk 35 zijn. De gasdruk wordt in de ringkamer of de ringkamers aldus doelmatig ongeveer 0,1-0,4 bar lager ingesteld, zodat de af- .8803033 -4- « ' t dichtringen slechts zeer weinig belast worden.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is erin voorzien, dat het afsluitorgaan als magneetventiel uitgevoerd is (conclusie 2). Hierdoor wordt op eenvoudige 5 wijze een afstandsbediening mogelijk. Verdere uitvoeringsvormen zijn gekenmerkt, doordat de besturing van een afsluitorgaan via een in het onderste deel van de ringkamer aangebrachte sonde of een vlotter (conclusie 3) of dat de besturing via een periodiek werkende tijdschakelaar bewerk-10 stelligd is (conclusie 4).

De eerste uitvoeringsvorm beoogt het lossen van de ringkamer afhankelijk van de vulgraad van de ringkamer met lekvloeistof en is in het bijzonder voor sterk schommelende bedrijfstoestanden geschikt, terwijl de laatste uitvoerings-15 vorm een stapsgewijs lossen bewerkstelligt, welke voor meer gelijkblijvende verhoudingen wordt aanbevolen.

Tenslotte is erin voorzien, dat de waarde waarover de druk van het gas onder druk lager is dan de druk waarop af te dichten medium gehouden is, 0,1-0,4 bar bedraagt. Dit 20 drukverschilbereik is bijzonder voordelig gebleken.

Verdere details worden aan de hand van de bijgevoegde tekening beschreven, welke slechts schematisch een afdicht-constructie en de daarmee verbonden leidingen toont.

De tekening toont een doorsnede van een afdichtring 1 25 met drie dichtringen 2, welke twee ringkamers 3 vormen, welke enerzijds tegen het zeewater W en anderzijds tegen het smeermiddel, in het onderhavige geval smeerolie S, afdichten. Eén van de ringkamers is van een toevoerkanaal 4 en een afvoerkanaal 5 voorzien, welke onderling verbonden zijn (gestreept 30 leidingdeel) en aldus een gesloten met perslucht belast lei-dingssysteem vormen.

Het afvoerkanaal 5 heeft een in het inwendige van het schip (waterzak) uitmondend aftakkanaal 5a, dat op de aftak-plaats door een driewegventiel met een magneetventiel 6 be-35 heerst wordt, dat door een tijdorgaan zodanig bestuurd wordt, dat het afloopkanaal periodiek op voorafbepaalde tijdsinter- . 88 03 033 r -5- vallen geopend wordt en de afvloeiing van lekvloeistof uit de ringkamer mogelijk maakt.

Het wegvloeien van lekmedium kan ook via een vlotter-, respectievelijk sondebesturing plaatsvinden. Het toevoer- 5 kanaal 4 bevat een enkelvoudige regeleenheid 8. welke de druk in het kamersysteem steeds zodanig bestuurt, dat de druk van de perslucht in het leidingsysteem constant 0,1-0,4 bar lager gehouden is, dan de druk van de af te dichten beide media.

10 In één van de ringkamers 3 is een afstrijker 7 inge bouwd, welke aan de asbus B hechtende smeerolie, welke door pompwerkingen van de asbus, niettegenstaande de genomen maatregelen, in de ringkamer sijpelt, in het onderbereik van de ringkamer afstrijkt.

.8803033

Claims (5)

1. Inrichting voor het afdichten van een schroefas van een schip tegen het zeewater en tegen een smeermiddel-ruimte, bestaande uit een meervoudige dichting, welke aan de zeewaterzijde met ten minste één naar buiten gerichte 5 dichtring en aan de smeermiddelzijde met ten minste één naar binnen gerichte dichtring uitgerust is, waarbij tussen twee naburige dichtringen een ringkamer uitgespaard is, welke via een toevoerleiding met een gas onder druk, in het bijzonder perslucht, belast is, met het kenmerk, dat 10 a) de druk van het gas steeds iets lager dan de druk van het buitenwater op dat ogenblik is en de smeermiddeldruk of gelijk aan die buitenwaterdruk en het smeermiddel gehouden is; b) in de belaste ringkamer een afvoerleiding uitmondt, 15 welke met de bijbehorende toevoerleiding een gesloten leidingsysteem vormt, waarbij het op druk houden in het leidingsysteem door middel van een in de toevoerleiding geschakeld regelorgaan plaatsvindt en waarbij aan de afvoer-leiding, via een gestuurd afsluitorgaan, een afvoerkanaal 20 aangesloten is, dat in het inwendige van het schip (waterzak) uitmondt en voor het wegtransporteren van de in de ringkamer gesijpelde lekvloeistof dient en dat c) in de ringkamer een met deze star verbonden afstrijker aangebracht is, welke zodanig is uitgevoerd, dat deze aan 25 de as hechtend smeermiddel daarvan afstrijkt en in het onderste deel van de ringkamer voert.

2. Afdichtconstructie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afsluitorgaan als een driewegventiel met magneetventiel uitgevoerd is.

3. Afdichtconstructie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de besturing van het afsluitorgaan via een in het onderste deel van de ringkamer aangebrachte sonde of .8803033 -7- ψ via een vlotter bewerkstelligd is.

4. Afdichtconstructie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de besturing van het afsluitorgaan via een periodiek werkende tijdschakelaar bewerkstelligd is.

5. Afdichtconstructie volgens éên van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de waarde, waarover de druk van het gas onder druk lager dan de druk van het af te dichten medium gehouden is, 0,1-0,4 bar bedraagt. .8803033