NL8802712A - Vorkhefwagen met reikschaar. - Google Patents

Description

VORKHEFWAGEN MET REIKSCHAAR

De uitvinding heeft betrekking op een vorkhefwagen omvattende een gestel/ dat een mast draagt/ een lastdrager met lastaangrijpmiddelen zoals vorken en op de lastdrager aangrijpende aandrijfmiddelen voor het omhoog en omlaag langs de mast bewegen van de lastdrager/ waarbij de lastdrager een reikschaarconstructie omvat met een langs de mast beweegbaar geleide hulpmast/ een de lastaangrijpmiddelen dragende reik-schaarmast en twee schaarhefboomparen, die elk twee schaarhef-bomen omvatten die met hun ondereinde in een vast draaipunt met respectievelijk de hulpmast of de reikschaarmast en met hun boveneinde in een langs de andere mast verschuifbaar draaipunt met deze/ en in een tussen de einden liggend scharnierpunt met elkaar zijn verbonden.

Een dergelijke vorkhefwagen is op zichzelf bekend. De reikschaarconstructie dient om een opgenomen last op een afstand van de vorkhefwagen te kunnen opnemen of neerzetten/ bijvoorbeeld wanneer de wagen door opstakels op de grond niet dichtbij genoeg kan komen/ of wanneer gewerkt wordt met een stelling waarin laadborden in twee rijen achter elkaar worden opgesteld.

Een bezwaar van de bekende reikschaarconstructie is dat het laadvermogen van een van een dergelijke constructie voorziene vorkhefwagen sterk beperkt is. In de gestrekte toe-r-stand van de reikschaarconstructie bevinden de lastaangrijpmiddelen zich op een afstand van de hoofdmast/ die overeenkomt met de ontwerp-reikafstand plus de afstand die de lastaangri jpmiddelen reeds in de ingetrokken toestand van de reikschaarconstructie/ ten gevolge van de door deze ingenomen ruimte/ ten opzichte van de hoofdmast hebben.

De uitvinding beoogt een vorkhefwagen van de in de aanhef omschreven soort te verschaffen waarbij het draagvermogen/ rekening houdend met de ontwerp-reikafstand, zo groot mogelijk is.

Bij een vorkhefwagen volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat het scharnierpunt van elk paar schaarhefbomen buiten het midden tussen de draaipunten aan de einden is voorzien en dat de samenstellende delen van de hulpmast, de reik-schaarmast en de schaarhefbomen in de richting dwars op de reikrichting naast elkaar zijn gepositioneerd, zodanig dat in de ingetrokken toestand de aslijnen van de draaipunten van elk schaarhefboompaar verticaal verschoven liggen ten opzichte van elkaar en de delen van de hulpmast, de reikschaar en de schaarhefbomen in hoofdzaak binnen de hoofdmast vallen. Hierdoor liggen de samenstellende delen van de reikschaar-constructie in de ingetrokken toestand daarvan, tenminste nagenoeg binnen de hoofdmast. De lastaangrijpmiddelen bevinden zich daarbij dus op nagenoeg dezelfde afstand van de hoofdmast als bij een overeenkomstige vorkhefwagen zonder reikschaarconstructie. In de gestrekte toestand van de reik— schaarconstructie bevinden de lastaangrijpmiddelen zich dus niet verder van de hoofdmast dan de ontwerp-reikafstand.

Een bijkomend voordeel van de vorkhefwagen volgens de uitvinding is dat in de ingetrokken toestand van de reikschaarconstructie een last op de lastdrager zich zo dicht mogelijk bij de hoofdmast bevindt, zodat het met een last rijden met de vorkhefwagen volgens de uitvinding geen groter kantelgevaar met zich meebrengt dan bij een overeenkomstige vorkhefwagen zonder reikschaarconstructie.

Een verder belangrijk voordeel van de uitvinding is dat de reikschaarconstructie in de ingetrokken toestand daarvan de totale lengte van de vorkhefwagen niet vergroot. Dit is in het bijzonder van belang voor meeneem-vorkhefwagens, die achteraan een vrachtwagen worden meegenomen. Een dergelijke meeneem-vorkhefwagen geldt volgens de verkeerswetgeving als achter de vrachtwagen uitstekende lading. Aan de afstand waarover lading mag uitsteken zijn stringente beperkingen gesteld.

Met de uitvinding is het nu mogelijk een van een reikschaarconstructie te voorziene meeneem-vorkhefwagen te verschaffen, waarvan de lengte zodanig beperkt blijft dat deze aan deze eisen kan voldoen.

Een verdere gunstige ontwikkeling van de uitvinding wordt bereikt wanneer tenminste enige van de overeenkomstige einden van de schaarhefboomparen telkens door een verbindingsas torsiestijf met elkaar zijn verbonden. Doordat volgens de uitvinding de aslijnen van de draaipunten van elk schaarhef-boompaar in de ingetrokken toestand verticaal verschoven liggen ten opzichte van elkaar/ komen de verbindingsassen ook in verticale richting onder elkaar te liggen. Op deze wijze is het dus mogelijk een gunstig torsiestijve constructie te verkrijgen .

Een verdere verbetering van de torsiestijfheid wordt verkregen wanneer volgens de uitvinding de scharnierpunten van de schaarhefboomparen door een verbindingsas torsiestijf met elkaar zijn verbonden.

Een gunstige uitvoeringsvorm van de vorkhefwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt in conclusie 4.

Verdere voordelen en kenmerken van de vorkhefwagen volgens de uitvinding blijken uit de volgende beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld daarvan/ aan de hand van de bijgevoegde figuren. Fig. 1 toont een schematisch zij aanzicht van een vorkhefwagen volgens de uitvinding/ met gestrekte reikschaarconstructie.

Fig. 2 toont een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een gedeelte van de vorkhefwagen van fig. 1

Fig. 3 toont een vooraanzicht volgens pijl III in fig. 2.

Fig. 4 toont een verticale doorsnede volgens lijn IV-IV in fig. 3.

De in de figuren getoonde vorkhefwagen 1 omvat een gestel 2 dat door middel van daarmee verbonden wielen 3 over een bodemoppervlak kan rijden. Zoals getoond is de vorkhefwagen 1 van een meeneem-type/ waarbij de voorwielen 3 gewoonlijk op een afstand voor de mastconstructie 4 liggen/ zodat het zwaartepunt van een meegenomen last binnen het door de wielen bepaalde steunvlak ligt. Hierdoor is geen contragewicht noodzakelijk en kan de vorkhefwagen dus licht worden uitgevoerd.

Aan de mastconstructie 4 is een lastdrager 5 gemonteerd, die voorzien is van lastaangrijpmiddelen zoals vorken 6. Op de lastdrager grijpen aandrijfmiddelen, hier in de vorm van zuiger-cilinderinrichtingen 7 aan, voor het langs de mast 4 omhoog en omlaag bewegen van de lastdrager 5.

De lastdrager 5 omvat hier een algemeen met 8 aange-gegen reikschaarconstructie, die het mogelijk maakt de hefvor-ken 6 te verplaatsen tussen een ingetrokken positie, waarbij de hefvorken zich vlakbij de mast 4 bevinden en een gestrekte positie, zoals getoond in fig. 1. De reikschaarconstructie 8 wordt bediend met behulp van een zuiger-cilinderinrichting 15.

Bij de vorkhefwagen 1 kunnen de hefvorken 6 tot voor de voorwielen 3 worden bewogen, door het strekken van de reikschaarconstructie 8. Bij het lossen van een vrachtwagen kunnen de hefvorken 6 dus in een laadbord op de laadvloer van de vrachtwagen worden gestoken en dit laadbord worden opgenomen, zelfs wanneer de wielen 3 niet tot onder de vrachtwagen kunnen rijden, bijvoorbeeld doordat zich ter plaatse een wiel van de vrachtwagen bevindt.

Zoals meer in detail getoond in fig. 2 omvat de reikschaarconstructie 8 een langs de hoofdmast 4 beweegbaar geleide hulpmast 23, een de lastaangrijpmiddelen 6 dragende reikschaarmast 22 en twee schaarhefboomparen, die elk twee schaar-hefbomen 9, 10 omvatten. De schaarhefbomen 9 zijn met hun ondereinde in een vast draaipunt 11 verbonden met de hulpmast 23, terwijl de schaarhefbomen 10 met hun ondereinde in een vast draaipunt 12 verbonden zijn met de reikschaarmast 22.

Zoals uit de figuren blijkt zijn zowel de hoofdmast 4, de hulpmast 23 als de reikschaarmast 22 samengesteld uit twee op een afstand van elkaar geplaatste kolommen.

De boveneinden van de hefbomen 9 en 10 zijn met respectievelijk de reikschaarmast 22 en de hulpmast 23 verbonden door middel van een langs de betreffende mast verschuifbaar draaipunt.

De hoofdmast 4 omvat een met het gestel verbonden bui-tenmast 25 en een daarin verschuifbare binnenmast 24. De hulp- mast 23 is weer verschuifbaar in de binnenmast 24 gemonteerd door middel van rollen 31, 32. De zuiger-cilinderinrichtingen 4 zijn met een ondereinde verbonden met de buitenmast 25 en met hun boveneinde met een de binnenmasten 24 verbindende lig-1 ger. De binnenmast 24 draagt aan weerszijden aan de boven- en de onderzijde respectievelijk snaarschijven 26 en 28. Om elk paar bij elkaar behorende snaarschijven 26 en 28 is een kabel 27 gespannen. Het buitenste part van de kabel 27 is telkens vastverbonden met de buitenmast 25, nabij het boveneinde daarvan. Het binnenste part van de kabel 27 is telkens verbonden met de hulpmast 23, nabij het boveneinde daarvan.

Door het uitschuiven van de zuiger-cilinders 7, wordt dus de binnenmast 24 ten opzichte van de buitenmast 25 omhoog bewogen. Tegelijkertijd echter wordt de hulpmast 23 met de dubbele snelheid omhoogbewogen. De verticale verplaatsing van de hulpmast 23 en dus van de daarmee verbonden lastdrager 5 bedraagt dus het dubbele van de slag van de zuiger-cilinders 7.

Zoals getoond zijn de boveneinden van de paren schaar-hefbomen 9 en 10 torsiestijf telkens met elkaar verbonden door verbindingsassen 19 respectievelijk 18. De einden van deze assen dragen in de respectieve reikschaarmast 22 en hulp-schaarmast 23 verschuifbare rollen. De ondereinden van de schaarhefbomen 9 zijn eveneens torsiestijf met elkaar verbonden door middel van een verbindingsas 18. De einden van deze verbindingsas zijn draaibaar gelagerd in de hulpmast 23 en in het verlengde daarvan zijn rollen 31 aangebracht, door middel waarvan de hulpmast 23 in de binnenmast 24 verschuifbaar is. Aan het boveneinde van de hulpmast 23 zijn overeenkomstige rollen 23 aangebracht. De schaarhefbomen 9 en 10 zijn met elkaar draaibaar verbonden in een scharnierpunt 16. De hefbomen 9 zijn in het scharnierpunt 16 torsiestijf met elkaar verbonden door de verbindingsas 20, terwijl de hefbomen 10 verdraaibaar op het verlengde van deze as 20 zijn gemonteerd.

Zoals het duidelijkst te zien is fig. 1 is het scharnierpunt 16 van elk schaarhefbomen 9, 10 buiten het midden tussen de draaipunten aan de einden voorzien. In het bijzonder is de afstand tussen het draaipunt 12 en het scharnier punt 16 kleiner dan de afstand tussen het draaipunt 13 en het scharnierpunt 16 van de hefboom 10. Op overeenkomstige wijze is de afstand tussen het draaipunt 14 en het scharnierpunt 16 kleiner dan de afstand tussen het draaipunt 11 en het scharnierpunt 16 van de hefbomen 9. In het getoonde uitvoerings-voorbeeld zijn de genoemde afstanden van de respectieve hefbomen 9 en 10 telkens aan dezelfde zijde van het scharnierpunt 16 gelijk. Voor een goede werking, dat wil zeggen een zodanige geleiding dat de reikschaarmast 22 telkens evenwijdig blijft aan de hulpmast 23, is het voldoende dat slechts de verhouding van deze afstanden in elke hefboom gelijk is.

Door de ligging van het scharnierpunt 16 buiten het midden tussen de respectieve draaipunten van elke hefboom wordt op gunstige wijze bereikt dat in de ingetrokken toe-5 stand van de schaarconstructie de draaipunten verticaal boven elkaar liggen. Dit blijkt duidelijk uit fig. 4. De verbindingsas 18 ligt in de ingetrokken toestand boven de verbindingsas 19 terwijl de verbindingsas 17 onder de draaipunten 12 ligt. Doordat verder, zoals getoond in fig. 3, de schaar-hefbomen 9 binnen de schaarhefbomen 10 liggen is het mogelijk de schaarhefbomen nagenoeg geheel in te klappen. Zoals in de figuren getoond zijn de hefbomen 10 nabij de verbindingsas 18 voorzien van een inkeping 30, waarin, in de ingetrokken toestand, de verbindingsas 19 opgenomen kan worden.

Verder zijn de respectieve kolommen van de reikschaar-mast 22 op een zodanige afstand opgesteld dat de buitenste schaarhefbomen 10 in de ingeklapte toestand daar weer binnen vallen. De kolommen van de hulpmast 23 zijn weer op een zodanige afstand geplaatst dat de kolommen dat de kolommen van de reikschaarmast 20 daar weer tussen vallen. De gehele reik-schaarconstructie valt dus in de ingetrokken toestand tenminste nagenoeg binnen de door de buitenmast 25 van de hoofdmast 4 bepaalde ruimte.

Zoals verder nog in de figuren getoond is de mastcon-structie volgens de uitvinding toepasbaar in combinatie met een zogenaamde "side shift". Zoals schematisch getoond omvat deze een in het gestel opgenomen dwarse geleidingsstang 3&, waarop de mastconstructie met behulp van wielen 33 rust. Deze wielen 33 zijn gemonteerd in een vast met de buitenmast 25 verbonden ligger. Deze constructie is op zichzelf bekend en wordt verder niet in detail beschreven.

Hoewel de uitvinding beschreven is aan de hand van een toepassing daarvan bij een zogenaamde meeneem-vorkhefwa-gen/ waar deze in het bijzonder voordelen heeft* zoals eerder beschreven* is de uitvinding evenzeer met voordeel toepasbaar bij andere vorkhefwagens. In de ingetrokken transporttoestand kan telkens een last dicht tegen de mast aan worden vervoerd* zodat een stabiele ligging van de vorkhefwagen wordt bereikt. Door de zeer torsiestijve uitvoering van de schaarconstructie volgens de verdere ontwikkeling van de uitvinding is deze in de praktijk prettig en veilig in het gebruik.

Claims (5)

1. Vorkhefwagen omvattende een gestel/ dat een mast draagt een lastdrager met lastaangrijpmiddelen zoals vorken en op de lastdrager aangrijpende aandrijfmiddelen voor het omhoog en omlaag langs de mast bewegen van de lastdrager/ waarbij de lastdrager een reikschaareonstructie omvat met een langs de mast beweegbaar geleide hulpmast/ een de lastaangri jpmiddelen dragende reikschaarmast en twee schaarhefboom-paren/ die elk twee schaarhefbomen omvatten die met hun ondereinde in een vast draaipunt met respectievelijk de hulpmast of de reikschaarmast en met hun boveneinde in een langs de andere mast verschuifbaar draaipunt met deze en in een tussen de einden liggend scharnierpunt met elkaar zijn verbonden met het kenmerk dat het scharnierpunt van elk paar schaarhefbomen buiten het midden tussen de draaipunten aan de einden is voorzien en dat de samenstellende delen van de hulpmast/ de reikschaarmast en de schaarhefbomen in de richting dwars op de reikrichting naast elkaar zijn gepositioneerd/ zodanig dat in de ingetrokken toestand de aslijnen van de draaipunten van elk schaarhefboompaar verticaal verschoven liggen ten opzichte van elkaar en de delen van de hulpmast/ de reikschaar en de schaarhefbomen in hoofdzaak binnen de hoofdmast vallen.

2. Vorkheftruck volgens conclusie 1/ met het kenmerk/ dat tenminste enige van de overeenkomstige einden van de schaarhefboomparen telkens door een verbindingsas tor-siestijf met elkaar zijn verbonden.

3. Vorkhefwagen volgens conclusie 1 of 2/ met het kenmerk/ dat de scharnierpunten van de schaarhefboomparen door een verbindingsas torsiestijf met elkaar zijn verbonden .

4. Vorkhefwagen volgens een van de voorgaande conclusies/ met het kenmerk/ dat de hoofdmast de hulpmast en de reikschaarmast elk twee op een afstand van elkaar geplaat ste kolommen omvatten waarbij de schaarhefbomen binnen de reikschaarmast vallen de reikschaarmast binnen de hulpmast valt en de hulpmast binnen de hoofdmast valt.

5. Vorkhefwagen volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de vorkhefwagen een achter aan een vrachtwagen mee te nemen meeneem-vorkhefwagen is.