NL8801486A - Samengesteld kozijn, bestaande uit een houten buitenkozijn en een in de dag daarvan aangebracht raam van kunststof of dergelijk materiaal. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Samengesteld kozijn, bestaande uit een houten buitenkozijn en een in de dag daarvan aangebracht raam van kunststof of dergelijk materiaal.

De uitvinding heeft betrekking op een samengesteld kozijn, bestaande uit een houten buitenkozijn en een in de dag daarvan aangebracht raam van kunststof of dergelijk materiaal, waarvan de dorpel- en stijlprofielen als afzonderlijk aangebrachte elementen in de hoeken van het buitenkozijn samenkomen en zijn voorzien van groeven voor het opnemen en geleiden van schuifruiten.

Een dergelijk kozijn is bijvoorbeeld bekend uit NL 8503112.

Bij dit bekende kozijn loopt het onderdorpelprofiel van het raam aan de einden door tot aan de stijlen van het buitenkozijn, terwijl de beide stijlprofielen aan hun benedeneinden de einden van het onderdorpelprofiel met een naar beneden doorlopende, tegen het onderdorpelprofiel aanliggende flenswand overlappen. Door dit overlappen en doordat de afzonderlijk in het buitenkozijn aangebrachte dorpel- en stijlprofielen vrijwel kiervrij op hun ondergrond aanliggen is een grote mate van regendichtheid verkregen. Nochtans valt met deze constructie niet te vermijden, dat zich water in de onderste hoeken tussen stijlen en onderdorpel van het houten buitenkozijn, onder de daarop gemonteerde stijl- en onderdorpelprofielen van het raam verzamelt en aldaar de houtverbinding tussen stijl en onderdorpel van het buitenkozijn aantast.

De uitvinding nu beoogt een samengesteld kozijn van het in de aanhef omschreven type te verschaffen, waarvan met name de verbindingsnaden in de benedenhoeken tussen stijlen en onderdorpel van het houten buitenkozijn tegen toetreden van water worden beschermd.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat het onderdorpelprofiel van het raam aan zijn einden in in de benedenhoeken van het buitenkozijn aangebrachte kapvormige eindstukken steken, waarbij de naar boven gekeerde zijwand van elk kapvormig eindstuk een onderbreking heeft, waarvan een eerste, van de vrije rand van die wand uitgaand gedeelte een sleuf vormt, die samenvalt met de opening van een ruitopneem- en geleidings-groef in het onderdorpelprofiel en een op deze sleuf volgend gedeelte aansluit op en is gevormd overeenkomstig de dwarsdoorsnedevorm van de bijbehorende ruitopneemgroef in het aan zijn benedeneinde tegen het eindstuk aansluitende stijlprofiel van het raam, en waarbij het kopse einde van het onderdorpelprofiel zodanig ten opzichte van de bodem van het eindstuk is gelegen, dat (regen)water vanuit de groef in de onderdorpel.

alsook vanuit de groef in het stijlprofiel naar de ruimte binnen het eindstuk kan vloeien.

Water, dat via een ruitopneemgroef in het onderdorpelprofiel en/of stijlprofiel in de richting van een benedenhoek van het kozijn stroomt, kan dus niet de houten naad tussen stijl en onderdorpel van het houten buitenkozijn bereiken, doch wordt afgeleid naar de ruimte binnen het kap-vormige eindstuk, vanwaar het via de gebruikelijke afvoeropeningen in het ondervlak van het dorpelprofiel naar buiten kan ontwijken. De kapvormige eindstukken zijn daarbij, bijvoorbeeld met behulp van kit, gemakkelijk vochtdicht in de betreffende hoeken van het buitenkozijn aan te brengen. Het eindstuk biedt daarbij de mogelijkheid tot verschuiven van het onderdorpelprofiel als gevolg van thermische uitzetting.

Het kapvormige eindstuk volgens de uitvinding houdt niet alleen de verbindingsnaad tussen stijl en onderdorpel van het houten buitenkozijn volkomen vochtvrij doch maakt het ook mogelijk aanzienlijk vereenvoudigde stijlprofielen voor het schuifraam toe te passen.

In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm zet het op de groef in het stijlprofiel aansluitende gedeelte van de onderbreking zich voort in een van het onderdorpelprofiel afgekeerde uitstulping van de bodem van het eindstuk, welke uitstulping verzonken ligt in het benedeneinde van een in de dag van de betreffende stijl van het buitenkozijn aanwezige vertikale groef, waarin ook het ruitopneemgroefgedeelte van het stijlprofiel van het raam is gevat. Aldus vindt een automatisch stroken van de groef in het stijlprofiel en de opening in de uitstulping plaats.

Volgens een verder kenmerk van de uitvinding is op de overgang tussen de naar boven gekeerde wand en de bodem van elk eindstuk een sponning geformeerd, die aan de buitenzijde een opsluitvlak voor het ondereinde van het betreffende stijlprofiel oplevert.,

In een bijzondere uitvoering, waarbij het onderdorpelprofiel en de stijlprofielen ten behoeve van een dubbel schuifruitsysteem op bekende wijze met meerdere opneem- c.q. geleidingsgroeven zijn uitgerust, is er voor elke groef in het stijlprofiel een corresponderende uitstulping in de bodem van het eindstuk, waarbij de diepte van de met de binnen gelegen opneemgroef corresponderende uitstulping - gezien in vertikale richting -zodanig klein ten opzichte van die van de buiten gelegen uitstulping is gekozen, dat de doortocht van de verbinding tussen de groefruimten via de eerstgenoemde uitstulping met het inwendige van het kapvormige eindstuk klein is ten opzichte van die via de buiten gelegen uitstulping.

Bij de binnen gelegen uitstulping zal er dus minder mogelijkheid tot afvloeien van water vanuit de groeven in het onderdorpelprofiel en het aangrenzende stijlprofiel zijn. Daar het hier om groeven gaat, die de niet aan de directe regeninval blootstaande binnenruit opnemen en geleiden, is een dergelijke geringere afvloeimogelijkheid geen bezwaar.

Het voordeel van de geringere afvloeimogelijkheid is, dat zich in de luchtspouw tussen binnen- en buitenruit een zekere druk kan opbouwen, die het doordringen tot het binnenruitsysteem van water van buitenaf tegengaat.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van een onderste hoekgedeelte van een houten buitenkozijn, alsmede van het daarin te plaatsen eindstuk volgens de uitvinding en delen van een daarin te steken onderdorpelprofiel respectievelijk van een daarop aan te sluiten stijlprofiel van een binnen het houten kozijn aan te brengen dubbel schuifraam; en fig. 2 en fig. 3 tonen een dwarsdoorsnede respectievelijk volgens de lijn II-II en III-III in fig. I, met het eindstuk, het dorpelprofiel en het stijlprofiel in gemonteerde toestand.

Van het in de tekening weergegeven hoekgedeelte van een houten buitenkozijn is de onderdorpel met 1, de stijl met 2 en de verbindings-naad daartussen met 3 aangegeven. In de dag van dit buitenkozijn is een raam voor een dubbel schuifrultsysteem aangebracht, welk raam is samengesteld uit afzonderlijk aan te brengen, bijvoorbeeld in kunststof uit te voeren elementen, en wel een onderdorpelprofiel 4, een niet nader weergegeven bovendorpelprofiel, alsmede twee stijlprofielen 5, van welke laatste er in de tekening slechts êën is weergegeven. Een extra element wordt daarbij gevormd door het met 6 aangeduide, kapvormige eindstuk, dat afdichtend in de tweevlakshoek tussen dorpel 1 en stijl 2 van het buitenkozijn komt te zitten (zie fig. 2 en 3).

Het onderdorpelprofiel 4 is van een in hoofdzaak bekende uitvoering. Het heeft in het getekende uitvoeringsvoorbeeld een viertal ruitopneem-en - geleidingsgroeven 7, 8 en 7a, 8a, waarvan de groeven 7 en 8 dienen voor het opnemen en geleiden van de bij de afgebeelde hoek van het samengestelde kozijn behorende helft van de dubbele ruit. De groeven 7a en 8a zijn bestemd voor het opnemen en geleiden van de bij de niet afgebeelde hoek behorende dubbele ruithelft en worden hieronder verder buiten beschouwing gelaten. Het onderdorpelprofiel 4 rust op de gebruikelijke wijze met een aantal naar beneden gerichte ruggen 9 op het enigszins (bijvoorbeeld onder 9°) afhellende bovenvlak van de houten onderdorpel 1 en wordt daarop op geschikte wijze, bijvoorbeeld door schroeven of met snapsluitingen, vastgehouden. De bevestiging dient daarbij zodanig te zijn, dat enige verschuiving van het onderdorpelprofiel in verband met thermische uitzetting, mogelijk is.

De in het bovenvlak van het onderdorpelprofiel 4 gelegen openingen van de groefruimten 7 en 8 zijn met 10 en 11 aangeduid.

Het stijlprofiel 5 bevat een tweetal in dwarsdoorsnede in hoofdzaak U-vormige secties 12 en 13, die in het getekende uitvoeringsvoorbeeld zijn verbonden door een strookvormige verbindingsrug 14. De in dwarsdoorsnede U-vormige profielsecties 12 en 13 dienen als opneemgroef voor de (vertikale) randen van de bij de afgebeelde kozijnhoek behorende dubbele ruit.

Bij montage worden de profielsecties 12 en 13 gevat in de met 15 en 16 aangegeven vertikale groeven in de stijl 2 van het buitenkozijn. Alleen de vrije langsranden van de profielsecties steken een weinig uit tot in de dag van het kozijn.

Het kapvormige eindstuk 6 is zodanig gedimensioneerd, dat het onderdorpelprofiel 4 met zijn naar de stijl 2 toegekeerde kopse einde daarin met een glijpassing kan worden gestoken. Het onderdorpelprofiel 4 wordt op een zodanige lengte afgekort, dat er binnen het eindstuk 6 nog enige ruimte overblijft voor verschuivingen van het onderdorpelprofiel onder invloed van thermische uitzetting. Regenwater, dat in de groeven 7, 7a, 8, 8a terecht komt en in de richting van de hoek van het kozijn stroomt, wordt in de ruimte van het eindstuk 6 opgevangen en kan daaruit via de uitsparingen 24 aan de benedenranden van de ruggen 9 en de voorwand 9" naar voren over de voorrand van de houten onderdorpel 1 afvloeien.

In de naar boven gerichte zijwand 17 van het eindstuk bevinden zich een tweetal van de vrije eindrand 17a van die zijwand uitgaande insnijdingen of sleuven 18 en 19, die bij het insteken van het onderdorpelprofiel 4 komen samen te vallen met de groefopeningen 10 resp. 11 van het onderdorpelprofiel.

In de overgang tussen de eindstuk-zijwand 17 en de bodem 20 van het eindstuk is een sponning 21 geformeerd. De insnijdingen respectievelijk sleuven 18 en 19 in de zijwand 17 lopen vanaf deze sponning 21 door tot in een uitstulping 22 respectievelijk 23 van de bodem van het eindstuk.

Deze uitstulpingen, waarvan de bovenranden in het horizontale vlak van de sponning 21 zijn gelegen, komen bij het monteren van het eindstuk in de tweevlakshoek tussen onderdorpel 1 en stijl 2 van het buitenkozijn in de vertikale groeven 15 en 16 van de stijl verzonken te liggen. De bovenranden van de uitstulpingen zijn daarbij gevormd overeenkomstig de wanden van de in dwarsdoorsnede U-vormige secties 12 respectievelijk 13 van het stijlprofiel 5, zodat in gemonteerde toestand de benedeneinden van de secties 12 respectievelijk 13 van het stijlprofiel nauw aansluiten op de bovenranden van de uitstulpingen 22 respectievelijk 23. De vrije langs-randen van de U-vormige secties 12 en 13 liggen daarbij aan het benedeneinde aan tegen het als opsluitvlak voor het stijlprofiel dienst doende opstaande sponningvlak.

Regenwater, dat in de ruimten van de U-vormige secties 12 en 13 terecht komt en door deze secties naar beneden stroomt, wordt opgevangen door de bodemuitstulpingen 22 respectievelijk 23 en komt van daaruit in de ruimte van het eindstuk 6.

De kans op regenwater in de aan de binnenzijde gelegen stijlprofiel-sectie 12 zal overigens in het algemeen zeer gering zijn, daar de betreffende binnenruit niet aan directe regeninval bloot staat. Ter bevordering van een goede luchtdichtheid van het binnenste ruitsysteem is de afvloei-mogelijkheid via de aan de binnenzijde gelegen bodemuitstulping 22 daarom beperkt gehouden en is de bodem 25 ervan (zie fig. 2) betrekkelijk hoog, n.l. ongeveer in het verlengde van de bodem van de binnenste ruit opnemende groef 7 gelegen. De aan de buitenzijde gelegen bodemuitstulping 23 daarentegen leidt via een betrekkelijk diep liggende, afhellende bodem 26 (zie fig. 3) naar de ruimte binnen het eindstuk 6, zodat het door de buitengelegen stijlprofielsectie 13 naar beneden stromend, rechtstreeks invallend regenwater snel via de uitstulping 2, het eindstuk 6 en de uitsparingen 24 naar voren over de houten onderdorpel 1 kan afvloeien.

Het gevolg van de verschillend gedimensioneerde bodemuitstulpingen 22 en 23 is, dat de luchtdichtheid van het binnen gelegen ruitsysteem belangrijk groter is dan die van het buitenste ruitsysteem. Hierdoor zal zich in de luchtspouw tussen de beide ruitsystemen een zekere druk kunnen opbouwen, waardoor de windbelasting over beide systemen wordt verdeeld en de regendichtheid van het binnenste ruitsysteem wordt bevorderd. Een van de onderliggende zijwand 27 van het eindstuk 6 opstaande rug 28 zorgt ten slotte voor een effectieve breking van eventuele, van buiten, via de onderzijde van het dorpelprofiel 4 en het eindstuk 6 op het binnenste ruitsysteem gerichte luchtstromen.

Claims (6)

1. Samengesteld kozijn, bestaande uit een houten buitenkozijn en een in de dag daarvan aangebracht raam van kunststof of dergelijk materiaal, waarvan de dorpel- en stijlprofielen als afzonderlijk aangebrachte elementen in de hoeken van het buitenkozijn samenkomen en zijn voorzien van groeven voor het opnemen en geleiden van schuifruiten, met het kenmerk, dat het onderdorpelprofiel van het raam aan zijn einden in in de benedenhoeken van het buitenkozijn aangebrachte kapvormige eindstukken steken, waarbij de naar boven gekeerde zijwand van elk kapvormig eindstuk een onderbreking heeft, waarvan een eerste, van de vrije rand van die wand uitgaand gedeelte een sleuf vormt die samenvalt met de opening van een ruitopneem- en geleidingsgroef in het onderdorpelprofiel en een op deze sleuf volgend gedeelte aansluit op en is gevormd overeenkomstig de dwarsdoorsnedevorm van de bijbehorende ruitopneemgroef in het aan zijn benedeneinde tegen het eindstuk aansluitende stijlprofiel van het raam, en waarbij het kopse einde van het onderdorpelprofiel zodanig ten opzichte van de bodem van het eindstuk is gelegen, dat (regen)water vanuit de groef in de onderdorpel alsook vanuit de groef in het stijlprofiel naar de ruimte binnen het eindstuk kan vloeien.

2. Samengesteld kozijn volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het op de groef in het stijlprofiel aansluitend gedeelte van de onderbreking zich voortzet in een van het onderdorpelprofiel afgekeerde uitstulping van de bodem van het eindstuk, welke uitstulping verzonken ligt in het benedeneinde van een in de dag van de betreffende stijl van het buitenkozijn aanwezige vertikale groef, waarin ook het ruitopneemgroefgedeelte van het stijlprofiel van het raam is gevat.

3. Samengesteld kozijn volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat op de overgang tussen de naar boven gekeerde wand en de bodem van elk eindstuk een sponning is geformeerd, die aan de buitenzijde een opsluit-vlak voor het ondereinde van het betreffende Stijlprofiel oplevert.

4. Samengesteld kozijn volgens conclusies 2-3, waarbij het onderdorpelprofiel en de stijlprofielen ten behoeve van een dubbel schuifruitsysteem met meerdere opneem- c.q. geleidingsgroeven zijn uitgerust, met het kenmerk, dat er voor elke groef in het stijlprofiel een corresponderende uitstulping in de bodem van het eindstuk is, waarbij de diepte van de met de binnen gelegen opneemgroef corresponderende uitstulping - gezien in vertikale richting - zodanig klein ten opzichte van die van de buiten gelegen uitstulping is gekozen, dat de doortocht van de verbinding tussen de groefruimten via de eerstgenoemde uitstulping met het inwendige van het kapvormige eindstuk klein is ten opzichte van die via de buiten gelegen uitstulping.

5. Samengesteld kozijn volgens conclusie 4, gekenmerkt door een op een tussen de beide instulpingen gelegen plaats van de naar beneden gekeerde zijwand van het eindstuk opstaande rug.

6. Eindstuk, kennelijk bestemd voor toepassing in een kozijn volgens conclusies 1-5.