NL8800161A - Draaiplateau voor een railvoertuig. - Google Patents

Description

/ > N.0. 34729 1

S

Draaiplateau voor een railvoertuig.

De uitvinding heeft betrekking op een draaiplateau voor een railvoertuig, bestemd voor het laden van een container van een wegvoertuig op het railvoertuig en vice versa, omvattende een onderframe dat aan het railvoertuig moet worden bevestigd en een bovenframe dat ten op-5 zichte van het onderframe kan zwenken via een met beide frames gekoppeld asymmetrisch gepositioneerd zwenkmechanisme, tussen een nul stand waarin de langshartlijn van het bovenframe ongeveer evenwijdig loopt aan de langshartlijn van het railvoertuig en een uitgezwenkte stand waarin de langshartlijn van het bovenframe een hoek van ongeveer 45° 10 maakt met de langshartlijn van het railvoertuig, welk bovenframe is voorzien van twee parallelle containergeleiderelementen die met elkaar zijn verbonden via dwarselernenten waarvan er tenminste een is verbonden met een zwenkmechanisme en waarvan een ander voorzien is van een, midden tussen de containergeleiderelementen gepositioneerde wiel of rol, 15 die tijdens het zwenken loopt over een deel van het railvoertuig resp. over een deel van het onderframe en in de uitgezwenkte stand nagenoeg de zijrand van het railvoertuig bereikt.

Een dergelijk draaiplateau is beschreven in de Europese octrooiaanvrage 0.181.676. In deze publikatie wordt beschreven op welke wijze 20 het draaiplateau kan worden gezwenkt tussen de beide uiterste standen, de nul stand en de uitgezwenkte stand. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een transporteurmechanisme dat zich op het wegvoertuig bevindt en dat in de eerste instantie bestemd is voor het overzetten van de container vanaf het wegvoertuig op het railvoertuig en omgekeerd. Het transpor-25 teurmechanïsme wordt via een kabel verbonden met het bovenframe van het draaiplateau op zodanige wijze dat het bovenframe kan worden gezwenkt door met het transporteurmechanisme aan de kabel te trekken.

Het bovenframe steunt tijdens de zwenkbeweging enerzijds op het zwenkmechanisme, dat bijvoorbeeld kan bestaan uit een rollenkrans of 30 kogelkrans, en anderzijds op de wiel of rol die midden tussen de containergeleiderelementen aan een van de dwarselernenten is bevestigd. In beladen toestand treden in deze beide steunpunten, maar in het bijzonder bij de wiel of rol, dusdanig grote wrijvingskrachten op dat een aanzienlijke kracht nodig is om het bovenframe tussen de beide uiterste 35 standen te zwenken. Deze kracht wordt in het bekende stelsel geleverd door het transporteurmechanisme op het wegvoertuig. Een dergelijk wegvoertuig met transporteurmechanisme staat echter niet altijd ter beschikking. Voor het transporteren van containers over de weg kunnen ook .8800161 2 andere wegvoertuigen worden gebruikt. In veel gevallen is het daarom wenselijk om het draaiplateau inclusief een daarop geplaatste geladen container te kunnen zwenken tussen de uiterste standen zonder dat daarmee in verband met de grote wrijvingskrachten de hulp van het genoemde 5 transporteurmechanisme nodig is.

De genoemde grote wrijvingskrachten kunnen bovendien een aanzienlijke slijtage veroorzaken in de bewegende delen, in het bijzonder in de lagering van de genoemde wiel of rol.

De uitvinding heeft nu ten doel aan te geven op welke wijze deze 10 wrijvingskrachten kunnen worden gereduceerd zodanig dat de slijtage wordt verminderd en een aanzienlijk verminderde kracht nodig is om de zwenkbeweging uit te voeren, in het bijzonder een zodanig geringe kracht dat een of twee man zonder hulp van mechanische krachtwerktuigen in staat zijn om het beladen bovenframe te doen zwenken tussen de beide 15 uiterste standen.

Aan deze doelstelling wordt bij een draaiplateau van in de aanhef genoemde soort voldaan, doordat elk van de parallelle containergelei-derelementen eveneens voorzien zijn van een wiel of rol die tijdens het zwenken loopt over een deel van het railvoertuig resp. over een deel 20 van het onderframe en waarbij de wielen of rollen van de containerge-leiderelementen gezien in dwarsrichting van het bovenframe tegenover elkaar zijn geplaatst en gezien in langsrichting van het bovenframe zodanig zijn geplaatst dat het in de uitzwenkrichting voorste wiel van de beide wielen de zijrand van het railvoertuig passeert en het achterste 25 wiel de genoemde zijrand nagenoeg bereikt.

Door de toepassing van verdere wielen of rollen aan de container-geleiderelementen wordt het totale gewicht van de belasting gelijkmatiger verdeeld en wordt elke wiel of rol slechts belast met een fractie van de belasting die optreedt bij het bekende stelsel. Bovendien wordt 30 de doorbuiging die in het bovenframe kan optreden tijdens het beladen aanzienlijk verminderd, resulterend in een verdere reductie van de wrijvingskrachten, in het bijzonder de asymmetrische krachten in het zwenkmechanisme. De totale reductie van de wrijving is zodanig dat dit niet alleen leidt tot een verminderde slijtage maar bovendien tot een 35 zodanig verminderde benodigde kracht voor het uitvoeren van de zwenkbeweging dat het mogelijk wordt om op een beladen draaiplateau met hand-kracht door een of twee man van de ene uiterste stand naar de andere uiterste stand te duwen.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van een draaiplateau volgens de uit-40 vinding heeft het kenmerk, dat de parallelle geleiderelementen elk .$800161 ·' 3 voorzien zijn van een tweede wiel of rol die gezien in dwarsrichting van het bovenframe tegenover elkaar zijn geplaatst en gezien in langs-richting van het bovenframe zodanig zijn geplaatst dat het in de uit-zwenkrichting voorste wiel van de beide wielen de andere zijrand van 5 het railvoertuig passeert en het achterste wiel de genoemde andere zijrand nagenoeg bereikt. Daarmee wordt oom aan de andere kant van het asymmetrisch gepositioneerde zwenkmechanisme een verdere ondersteuning van de belasting gerealiseerd leidend tot een verdere verdeling van de belasting en een vermindering van de wrijvingskracht per ondersteunend 10 element. Het doen zwenken van het bovenframe, in het bijzonder in de beladen toestand, wordt daardoor nog verder vergemakkelijkt.

Alhoewel in sommige gevallen de bovenzijde van het railvoertuig op zichzelf geschikt is als ondersteuning voor de diverse wielen of rollen zal het in de meeste gevallen de voorkeur verdienen dat het onderframe 15 voorzien is van een of meer horizontaal geplaatste delen waarover de aan het bovenframe bevestigde wielen of rollen lopen tijdens het zwenken.

Doordat het zwenken tussen de beide eindstanden door gebruikmaking van de uitvinding met aanzienlijk minder wrijving en dus minder kracht 20 kan worden uitgevoerd doet zich het probleem voor dat het draaiplateau, beladen met de container, in de nul stand moet worden geblokkeerd om ongewenst verdraaien van het plateau tijdens het rail transport te voorkomen. Bij de bekende draai plateau's was zo'n vergrendeling niet nodig, bij het draaiplateau volgens de uitvinding echter is zo'n vergrendeling 25 gewenst.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van het draaiplateau volgens de uitvinding heeft het derhalve het kenmerk dat tenminste een grendel element aanwezig is waarmee het bovenframe ten opzichte van het onderframe in de nul stand kan worden vergrendeld.

30 Om het bedienen van dit grendel element te vergemakkelijken is dit grendel element bij voorkeur voorzien van een grendel pen met afschuind voorvlak, welke grendel pen in een vast op het onderframe bevestigde buisvormige houder kan bewegen tussen een stand waarin het voorste einde van de pen een beweging van het bovenframe blokkeert en een stand 35 waarin het bovenframe dit vooreinde kan passeren, waarbij de pen in de houder onder voorspanning staat zodanig dat dankzij het afgeschuinde voorvlak het met de pen samenwerkende deel van het bovenvlak in staat is de pen uit de bewegingsbaan van het bovenframe te duwen tijdens het inzwenken van het bovenframe.

40 Om het ontgrendelen tijdens het uitzenken te vergemakkelijken is .8800161 % 4 de pen tegen verdraaien rond de lengte-as geborgd en voorzien van een driehoekvormige uitsparing waarin het uiteinde van een rtond de houder over +90° verdraaibare actuatiehandel ingrijpt zodanig dat bij beweging van de handel naar de ópstaande positie de grendel pen uit de bewegings-5 baan van het bovenframe wordt getrokken en in de liggende positie zich in deze bewegingsbaan bevindt, waarbij het bovenframe voorzien is van een met de handel samenwerkend deel dat tijdens het uitzwaaien, nadat de handel in de opstaande stand is geplaatst ter ontgrendeling, de handel neerduwt nadat althans een deel van het onderframe de pen reeds 10 heeft gepasseerd.

De uitvinding zal in het volgende nader worden verklaard aan de hand van de bijgaande figuren.

Figuur 1 toont een bovenaanzicht op het draaiplateau bestaande uit een combinatie van een onderframe en een bovenframe bestemd om op een 15 railvoertuig te worden geplaatst, waarbij het bovenframe zich ten opzichte van het onderframe in de nul stand bevindt.

Figuur 2 toont eveneens een bovenaanzicht van het draaiplateau, nu echter met het bovenframe gedraaid naar de uitgezwenkte toestand waarin de 1angshartTijn van het bovenframe een hoek van ongveer 45° 20 maakt met de langshartlijn van het onderframe (en derhalve met de langshartlijn van het railvoertuig).

Figuur 3 toont een doorsnede door een van de langslijnen van het bovenframe ter plaatse van een van de extra steunrollen.

Figuur 4 toont een andere doorsnede door de betreffende langs!ij-25 nen van dezelfde rol als getoond in figuur 3.

Figuur 5a, b, c tonen verschillende aanzichten van een grendelele-ment dat binnen het kader van de uitvinding wordt toegepast om het draaiplateau in de nulstand te blokkeren.

Figuur 6 toont een aanzicht van het grendel element ter verklaring 30 van de werking daarvan.

Figuur 1 toont een bovenaanzicht op een draaiplateau bestaande uit een onderframe en een bovenframe bestemd voor montage op de vlakke bovenkant van een railvoertuig. Het onderframe is voorzien van twee langsliggers 39 en 40 die verbonden zijn door middel van drie, in dit 35 uitvoeringsvoorbeeld aanzienlijk bredere dwarsliggers 8, 9 en 10. Deze langs- en dwarsliggers kunnen bestaan uit massieve platen of staven, holle buizen, U profielen en dergelijke die door middel van lassen of een andere geschikte wijze aan elkaar zijn bevestigd zodanig dat een in zijn algemeenheid vlak onderframe wordt verkregen.

40 Het bovenframe is voorzien van twee parallelle containergeleider- .8800161 * 5 elementen 31 en 32 die met elkaar zijn verbonden via dwarselementen 33, 34, 35 en 36. Het dwarse!ement 34 is gekoppeld met een zwenkmechanisme, dat in zijn algemeenheid is aangegeven met 11 en dat eveneens gekoppeld is met het dwarse!ement 9 van het onderframe. Een dergelijk zwenkmecha-5 nisme in de vorm van een rollenkrans, kogel krans of dergelijke is op zichzelf bekend en zal derhalve niet nader worden beschreven. Dit zwenkmechanisme dient ervoor om het bovenframe te kunnen zwenken vanaf de nulstand, geïllustreerd in figuur 1 naar de uitgezwenkte stand, geïllustreerd in figuur 2, in welke uitgezwenkte stand de langshartlijn 10 van het bovenframe een hoek van +45° maakt met de langshartlijn van het onderframe.

Aan het dwarse!ement 35 van het bovenframe is een wiel 38 gemonteerd dat loopt over een gebogen plaat, buis of dergelijke aangeduid met 12, welk element 12 deel uitmaakt van het onderframe. Nabij de uit-15 einden van dit element 12 zijn aanslagblokken 44 en 45 aanwezig die ervoor zorgen dat het bovenframe tijdens het uitzenken in de uitgezwenkte uiterste stand tot rust konrt doordat het wiel 38 door een van deze stootblokken 44 of 45 wordt tegengehouden.

Volgens de uitvinding zijn twee verdere wielen 14 en 15 gemonteerd 20 resp. in of aan de langsgeleiders 31 en 32 van het bovenframe en wel op een zodanige plaats dat in de uitgezwenkte toestand het ene wiel 14 de zijrand van het onderframe en daarmee de zijrand van het railvoertuig al is gepasseerd terwijl het andere wiel 15 de betreffende zijrand nagenoeg heeft bereikt. De wielen 14 en 15 lopen, evenals het wiel 38, 25 over een boogvormig deel van het onderframe, aangeduid met 13. Het zal duidelijk zijn dat de boogvormige delen 12 en 13 ook vervangen kunnen worden door anders gevormde delen van het onderframe of eventueel door delen van het railvoertuig waarop het draaiplateau wordt gemonteerd zolang er voor de wielen maar een boogvormige ondersteunende bewegingsweg 30 aanwezig is.

Bij het uitzwenken van het bovenframe in de tegengestelde richting zal, gezien in figuur 2, het wiel 15 de zijrand, bepaald door de langs-ligger 39, passeren en zal het wiel 14 de genoemde zijrand nagenoeg bereiken.

35 Bij het bekende draaiplateau beschreven in het eerder genoemde EP-0.181.676 wordt tijdens de uitzwenk- of inzwenkbeweging de gehele last slechts op twee punten ondersteund, te weten door het zwenkmechanisme 11 en door het wiel 38. In de praktijk zal het zwenkmechanisme tamelijk grootschalig uitgevoerd kunnen worden bijvoorbeeld als een ko-40 gelkrans of rollerkrans met relatief grote diameter waarin relatief ,8800161 6 * weinig wrijving optreedt. Het wiel 38 echter draait slechts in twee lagers die tijdens het zwenken relatief zwaar belast zullen worden zodat een aanzienlijke wrijving zal optreden. Dat geldt zeker voor de vanwege hun eenvoud en robuustheid alsgemeen toegepaste glijlagers. Het gevolg 5 daarvan is dat er aanzienlijke kracht nodig is om het beladen bovenframe te laten zwenken.

Door het aanbrengen van de beide extra wielen 14 en 15 wordt de last nu over meerdere steunpunten verdeeld hetgeen leidt tot een aanzienlijke reductie van de optredende wrijvingskrachten. Het gewicht dat 10 in de stand der techniek door 1 wel opgevangen moet worden wordt nu opgevangen door twee wielen in de uitzwenkstand en zelfs door drie wielen zodra tijdens het uitzwenken ook het derde wiel op de boogvormige ondersteun! ngsbaan 13 komt te lopen.

Niet alleen wordt de last verdeeld over meerdere steunpunten, deze 15 steunpunten bestrijken ook een groter oppervlak en liggen niet in een lijn zoals bij het draaiplateau volgens de stand der techniek. Door deze oppervlaktespreiding van de steunpunten wordt de kantel belasting van het zwenkmechanisme 11, die zich bij de bekende inrichting voordoet, sterk gereduceerd hetgeen bijdraagt aan een verdere wrijvings- en weer-20 standsvermindering. De totale reductie van de wrijvings- en weerstandskrachten is dusdanig groot dat het mogelijk is gebleken om zonder bovenmatige krachtsinspanning het beladen bovenframe door een of twee man met handkracht van de ene uiterste stand in de andere uiterste stand te duwen. Ten opzichte van het bekende draaiplateau dat door middel van 25 een mechanische transporteur of eventueel met andere krachtwerkingen moet worden gezwenkt, betekent dat een aanzienlijke verbetering

In de nul stand wordt het bovenframe geblokkeerd met behulp van twee grendel elementen 1 en 2 die in de figuren 1 en 2 slechts zeer schematisch zijn aangegeven. Deze grendel elementen zullen in het vol-30 gende aan de hand van de figuren 5a-c nog in detail worden besproken.

Figuur 3 toont een deel doorsnede in dwarsaanzicht door een van de langs!iggers (in dit geval 32) van het bovenframe ter plaatse van het daarin opgenomen wiel (in dit geval 14). Het wiel is gelagerd op een as 16 die gesteund wordt door twee dwarsplaten 17 en 18 die door middel 35 van lasverbindingen zijn aangebracht in het holle (buisvormige) deel van de langs!igger 31. Deze lasverbindingen zijn zonder referentiecij-fers schematisch in de figuren aangeduid. De platen 17 en 18 zijn zodanig schuin geplaatst dat de langshartlijn van de as 16 het middelpunt van het zwenkmechanisme 11 snijdt. Het zal duidelijk zijn dat het wiel 40 14 moet lopen over een cirkel vormige baan waarvan het middelpunt samen- .8300151 * 7 valt met het middelpunt van het zwenkmechanisme 11. De belde platen 17 en 18 zijn voorzien van openingen waarvan de diameter correspondeert met de diameter van de as 16. Deze as 16 Is nabij een van de uiteinden voorzien van een groef 20 waarin een borgplaat 19 kan worden gestoken 5 welke borgplaat met behulp van twee boutjes 21 en 22 of dergelijke aan de dwarsplaat 17 kan worden vastgezet. Daarmee wordt de as 16 op een relatief eenvoudige en toch robuuste wijze vastgezet. Het wiel 16 wordt in de zijdelingse richting tussen de platen 17 en 18 opgesloten door middel van twee ringen 22 en 23.

10 De figuren 5a, 5b en 5c tonen drie aanzichten van de grendelpen-constructie die binnen het kader van de uitvinding wordt gebruikt om het bovenframe in de nul stand te blokkeren. De constructie bestaat uit een eerste blok 50 en een tweede blok 51, beiden voorzien van een boring waarvan de hartlijnen in elkaar verlengde liggen en beiden vast 15 gemonteerd op het onderframe van het draaiplateau. Figuur 5b toont de eigenlijke grendelpen 52, voorzien van een linker deel 53 met relatief kleinere doorsnede en een rechter deel 54 met relatief grotere doorsnede. In het deel 54 is een in lengterichting verlopende spiebaan 55 aangebracht waarin het uiteinde van een borgpen 56 past. Zoals getoond is 20 in figuur 5a wordt deze borgpen ingeschroefd in het blok 50 zodanig dat het uiteinde van de borgpen 56 insteekt in de spiebaan 55. Daarmee wordt in de gemonteerde toestand de grendel pen 52 vergrendeld tegen verdraaien rond zijn lengte-as en bovendien wordt de heen en weer gaande beweging van de grendelpen 52 door de boringen in de beide blokken 25 50 en 51 begrensd. Tijdens de montage wordt op het dunnere deel 53 van de grendelpen 52 een spiraalveer 57 opgeschoven, welke spiraalveer in de gemonteerde toestand met een uiteinde rust tegen de borst tussen het dunnere deel 53 en het dikkere deel 54 en met het andere uiteinde rust tegen het blok 51. Door middel van de veer 57 wordt continu een kracht 30 op de grendelpen naar rechts in de figuur uitgeoefend.

Rond de grendelpen bevindt zich een buis 58 waaraan een handvat of handel 59 is gelast. Deze buis past tussen de blokken 50 en 51 en kan door middel van de handel 59 worden verdraaid rond de grendelpen 52. In de buis 58 is een actuatiepen 60 ingeschroefd die binnen de buis uit-35 steekt tot in een nog niet besproken driehoekvormige spiebaan 61 in het dikkere deel 54 van de grendelpen 52. Het zal duidelijk zijn dat een verdraaiing van de buis 58 door middel van de handel 59 over een hoek van +90° vanuit het vlak van tekening naar boven leidt tot een verplaatsing van de grendelpen 52 naar links in de figuur vanwege de sa-40 menwerking tussen de actuatiepen 60 en de driehoekvormige spiebaan 61.

. 8 a o o 161 Η 8

De grendel pen 52 wordt daarbij tegen de kracht van de spiraal veer 57 in verplaatst.

In figuur 5a is het uiteinde van de langs!igger 32 van het boven-frarne zichtbaar. In de getoonde situatie wordt deze langs!igger 32 door 5 de grendel pen 52 geblokkeerd. Wordt echter de grendel pen door verdraaiing van de buis 58 naar links bewogen dan zal het rechter uiteinde van de grendel pen 52 buiten de bewegingsbaan van de langs!igger 32 terecht komen zodat de langsligger 32 kan worden verdraaid.

In de figuren 1 en 2 is getoond op welke plaats de grendel elemen-10 ten op het onderframe zijn gemonteerd. Wordt in het bijzonder gekeken naar element 2 dan zal het duidelijk zijn dat de pen zich in de situatie van figuur 5 in een zodanige positie bevindt dat het onderframe, in het bijzonder de langsligger 32 daarvan, in de nulstand wordt geblokkeerd. De handel bevindt zich daarbij in de neergeklapte toestand. Moet 15 nu het bovenframe worden verdraaid dan wordt de handel omhoog geplaatst waardoor de grendel pen 52 uit de bewegingsbaan van het uiteinde van de langsligger 32 wordt getrokken. Deze situatie is in zij-aanzicht geïllustreerd in figuur 6 waarin het grendel element tezamen met een deel van het onderframe en een deel van de langsligger 32 van het bovenframe 20 zichtbaar is. Zoals in figuur 6 te zien is, is aan de langsligger een uitstekend deel 32a aanwezig dat niet door de grendel pen wordt gehinderd maar over het blok 50 heen kan bewegen. Zoals verder in figuur 6 te zien is, is de grendel pen 52 door het omhoog plaatsen van de handel 59 zover naar links verschoven dat het afgeschuinde rechter uiteinde 25 van de pen geheel binnen het blok 50 is verdwenen. Wordt nu het bovenframe verdraaid dan zal dit uitstekende deel 32a tegen het uiteinde van de handel 59 aankomen en zal deze handel daardoor omlaag drukken waardoor de pen 52 naar rechts zal bewegen. Het uiteinde van de langsligger 32 is dan echter de punt van de grendel pen 52 al gepasseerd en wordt 30 daardoor niet meer geblokkeerd.

Voor het inzwenken van het bovenframe kan de handel in de neergeklapte stand blijven en kan de grendelpen in zijn blokkerende stand worden gehouden. Het blokkerende uiteinde van de grendelpen 52 is namelijk zodanig afgeschuind dat het schuine kopse eindvlak een oploopvlak 35 vormt voor het uiteinde van de langsligger 32. Door deze afschuining wordt tijdens het inzwenken de grendelpen 52 tegen de kracht van de veer 57 in naar links geduwd zodat de inzwenkbeweging niet wordt gehinderd. Zodra het uiteinde van de langsligger 32 de grendelpen volledig heeft gepasseerd springt de pen 52 onder invloed van de veer 57 terug 40 en blokkeert daarmee de langsligger 32.

.S&0G161

Claims (6)

1. Draaiplateau voor een railvoertuig, bestemd voor het laden van een container van een wegvoertuig op het railvoertuig en vise versa, 5 omvattende een onderfraine dat aan het railvoertuig moet worden bevestigd en een bovenframe dat ten opzichte van het onderframe kan zwenken via een met beide frames gekoppeld asymetrisch gepositioneerd zwenkme-chanisme, tussen een nulstand waarin de langshartlijn van het bovenframe ongeveer evenwijdig loopt aan de langshartlijn van het railvoertuig 10 en een uitgezwenkte stand waarin de langshartlijn van het bovenframe een hoek van ongeveer 45° maakt met de langshartlijn van het railvoertuig, welk bovenframe is voorzien van twee parallelle containergelei-derelementen die met elkaar zijn verbnonden via dwarselementen waarvan er tenminste een is verbonden met het zwenkmechanisme en waarvan een 15 ander voorzien is van een midden tussen de containergeleiderelementen gepositioneerde wiel of rol, die tijdens het zwenken loopt over een deel van het railvoertuig resp. over een deel van het onderframe en in de uitgezwenkte stand nagenoeg de zijrand van het railvoertuig bereikt, met het kenmerk, dat elk van de parallel1e containergeleiderelementen 20 eveneens voorzien zijn van een wiel of rol die tijdens het zwenken loopt over een deel van het railvoertuig resp. over een deel van het onderframe en waarbij de wielen of rollen van de containergeleiderele-menten gezien in dwarsrichting van het bovenframe tegenover elkaar zijn geplaatst en gezien in langsrichting van het bovenframe zodanig zijn 25 geplaatst dat het in de uitzwenkrichting voorste v/iel van de beide wielen de zijrand van het railvoertuig passeert en het achterste wiel de genoemde zijrand nagenoeg bereikt.

2. Draaiplateau volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de parallelle gel eiderelementen elk voorzien zijn van eem tweede wiel of rol 30 die gezien in dwarsrichting van het bovenframe tegenover elkaar zijn geplaatst en gezien in langsrichting van het bovenframe zodanig zijn geplaatst dat het in de uitzwenkrichting voorste wiel van de beide wielen de andere zijrand van het railvoertuig passeert en het achterste wiel de genoemde andere zijrand nagenoeg bereikt.

3. Draaiplateau volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het onderframe voorzien is van een of meer horizontaal geplaatste delen waarover de aan het bovenframe bevestigde wielen of rollen lopen tijdens het zwenken. .aaoof61 * ΙΟ

4. Draaiplateau volgens een voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste een grendel element aanwezig is waarmee het bovenframe ten opzichte van het onderframe in de nul stand kan worden vergrendeld.

5. Draaiplateau volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het grendel element bij voorkeur is voorzien van een grendel pen met afschuind voorvlak, welke grendel pen in een vast op het onderframe bevestigde buisvormige houder kan bewegen tussen een stand waarin het voorste einde van de pen een beweging van het bovenframe blokkeert en 10 een stand waarin het bovenframe dit vooreinde kan passeren, waarbij de pen in de houder onder voorspanning staat zodanig dat dankzij het afgeschuinde voorvlak het met de pen samenwerkende deel van het bovenvlak in staat is de pen uit de bewegingsbaan van het bovenframe te duwen tijdens het inzwenken van het bovenframe.

6. Draaiplateau volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de pen tegen verdraaien rond de lengte-as is geborgd en is voorzien van een driehoekvormige uitsparing waarin het uiteinde van een rtond de houder over +90° verdraaibare actuatiehandel ingrijpt zodanig dat bij beweging van de handel naar de opstaande positie de grendel pen uit de 20 bewegingsbaan van het bovenframe wordt getrokken en in de liggende positie zich in deze bewegingsbaan bevindt, waarbij het bovenframe voorzien is van een met de handel samenwerkend deel dat tijdens het uitzwaaien, nadat de handel in de opstaande stand is geplaatst ter ontgrendeling, de handel neerduwt nadat althans een deel van het 25 onderframe de pen reeds heeft gepasseerd. ++++++++ .8800161