NL8702594A - Verticaal rondgaande opberginrichting. - Google Patents

Description

i V $ V.0. 9392

Verticaal rondgaande opberginrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een verticaal rondgaande opberginrichting, waarin een aantal draaibare planken in een ovaalvormige baan rond horizontale assen kan worden bewogen.

5 In een bekende verticaal rondgaande opberginrichting is een eindeloze ketting geleid om kettingwielen die op een paar horizontale assen (boven en onder) zijn aangebracht, is een aantal horizontale planken bevestigd aan de eindeloze ketting, en wordt de eindeloze ketting bewogen waardoor de 10 horizontale planken rond de horizontale assen worden geleid.

Een dergelijke verticaal rondgaande opberginrichting is welbekend en wordt bijvoorbeeld beschreven in JP-53.37792.

Zulk een inrichting wordt gebruikt voor het schikken en opbergen van onderdelen of documenten in fabrieken, warenhuizen 15 en kantoren.

Een doel van de uitvinding is een verticaal rondgaande opberginrichting beschikbaar te stellen, waarin de structuur van het stabilisatiemechanisme om bakken horizontaal te houden, vereenvoudigd is in vergelijking met het bekende me-20 chanisme.

Volgens de uitvinding wordt een verticaal rondgaande opberginrichting beschikbaar gesteld, die een aantal naast elkaar opgestelde rondgaande plankeenheden omvat die onafhankelijk rond horizontale assen kunnen worden bewogen; ook is 25 het hiermee mogelijk dat een kies-operatie snel wordt uitgevoerd met een kleine aandrijfkracht, zodat de tijd die benodigd is voordat elke bak een uitneem-venster bereikt, wordt teruggebracht tot een fractie van de tijd die in de bekende inrichting nodig is.

30 Meer in het bijzonder wordt volgens de uitvinding een verticaal rondgaande opberginrichting beschikbaar gesteld, die een aantal naast elkaar opgestelde rondgaande plankeenheden en besturingsorganen voor het onafhankelijk bewegen van de rondgaande plankeenheden omvat, waarbij elk van de rond- 370 2 59 4 * 0 -2- gaande plankeenheden omvat: een eindeloze ketting die geleid is om kettingwielen die op een paar parallelle horizontale assen (boven en onder) zijn gemonteerd; en 5 - een aantal bakken die elk in horizontale stand worden gedragen door een draagarm, die een paar segmenten omvat welke met een stift draaibaar aan de eindeloze ketting zijn bevestigd, waarbij de bakken in een ovaalvormige baan rond de horizontale assen kunnen worden bewogen door de ketting- 10 wielen te roteren.

Omdat de gewenste rondgaande plankeenheid kan worden uitgekozen door de besturingsorganen, kan een gewenste bak op een gewenste hoogte worden gepositioneerd.

Verder kan, door van elke rondgaande plankeenheid een 15 bak uit te kiezen, een aantal gewenste bakken gelijktijdig op een gewenste hoogte worden gepositioneerd.

Onder verwijzing naar de tekeningen zal een uitgebreide beschrijving worden gegeven van enige voorkeursuitvoeringsvormen.

20 Fig. 1 toont een eerste uitvoeringsvorm van de uit vinding in perspectief; fig. 2 toont schematisch aandrijforganen voor de bakken in perspectief; fig. 3 toont een zijaanzicht van draagarmen die bak- 25 ken dragen; fig. 4 toont een dwarsdoorsnede langs de lijn IV-IV in fig. 3; fig. 5 toont een schematisch zijaanzicht van de baan die een bak doorloopt; 30 fig. 6 toont een dwarsdoorsnede van een draagconstruc tie voor een bak in een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding; fig. 7 toont een dwarsdoorsnede langs de lijn VII-VII in fig. 6; 35 fig. 8 toont een, gedeeltelijk weggebroken, perspec- tiefaanzicht van een draagstructuur voor een bak; en 87 0 2 58 4 « -3- fig. 9 toont een schematisch zijaanzicht van de baan die een draagarm doorloopt.

Nu zal een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding in detail worden beschreven onder verwijzing naar de figuren 5 1 t/m 5.

In fig. 1 is een in de verticale richting langwerpige holle kast aangegeven met het referentiecijfer 1. In het onderste gedeelte van een voorwand la van de holle kast is een uitneemvenster 2 aangebracht waarvan de breedte zo groot is 10 dat het de tegenover elkaar gelegen zijwanden 1b van de holle kast bereikt. Van de onderkant van het raam 2 strekt een horizontale tafel 3 zich in voorwaartse richting uit.

Het referentiecijfer 4 duidt een besturingsorgaan aan, bijvoorbeeld een bedieningsstation, dat aan de linkerkant van 15 de holle kast 1 is aangebracht en dat voorzien is van een be-dieningsgedeelte 4a, bijvoorbeeld een toetsenbord, en een weergeefgedeelte 4b. Een doos of console 4c van het besturingsorgaan herbergt een computer of iets dergelijks die dient voor het besturen van een motor of iets dergelijks van de 20 draaibare opberginrichting, die later wordt beschreven.

De holle kast 1 is door verticale scheidingswanden 5, die evenwijdig aan de zijwanden 16 gericht zijn, in een aantal (in deze uitvoeringsvorm vijf) gedeelten 6 verdeeld. Elk gedeelte 6 herbergt een volgens een draaibeweging verticaal 25 rondgaande plankeenheid 7, die later zal worden beschreven.

Met het referentiecijfer 8 worden bakken aangeduid, waarvan elk een hoofdzakelijk U-vormig vooraanzicht heeft dat wordt gedefinieerd door verticale linker en rechter zijwanden 8a en 8b en door een bodem 8c die de twee zijwanden verbindt.

30 De bak 8 heeft ook een achterwand 8d, waarvan de hoogte kleiner is dan de hoogte van de zijwanden 8a en 8b. Aan de voorkant van de bodem 8c is een heuvelachtige richel 8e aangebracht om de inhoud in de bak te houden.

Op een achterste gedeelte van een horizontale centra-35 le lijn is de rechterzijwand 8a van de bak 8 voorzien van een pen 9a die naar rechts uitsteekt. De linkerzijwand 8b is voor- B / C '· £ 3 4 % -4- zien van een pen 9b die naar links uitsteekt/ op een positie die ten opzichte van de pen 9a over een afstand S naar voren verplaatst is.

Deze pennen 9a en 9b dragen respectievelijk een rech-5 ter eerste draagarm 10 en een linker tweede draagarm 11, zodat de voorste uiteinden van deze armen op een overlappende manier draaibaar zijn bevestigd.De eerste en tweede draagarm 10 en 11 hebben van opzij gezien een V-vorm en omvatten een paar segmenten 10a en 10b respectievelijk een paar segmenten 10 11a en 11b. De bak 8 wordt door de twee draagarmen horizontaal gedragen.

Zoals in fig. 3 wordt getoond, is de basis of het achterste uiteinde van de eerste draagarm 10 draaibaar bevestigd aan bevestigingspennen 13 die op een van tevoren bepaalde on-15 derlinge afstand zijn aangebracht op een eindeloze ketting 12 met zijrollen 12a, zodat de segmenten een van tevoren bepaalde hoek met elkaar maken.

Het segment 10b van een eerste draagarm 10 die een bak 8 draagt, en het segment 10a van de eerstvolgende lager 20 gelegen eerste draagarm 10 die de eerstvolgende lager gelegen bak 8 draagt, zijn met hun bases draaibaar aan dezelfde be-vestigingspen bevestigd, en alle eerste draagarmen 10 samen strekken zich van opzij gezien eindeloos op een meanderende manier uit.

25 De basis van de linkerdxaagarm 11 is op dezelfde manier als de bovengenoemde eerste draagarm 10 door bevestigingspennen 15 bevestigd aan een eindeloze ketting 14 met zij-rollen 14a, zodat een van tevoren bepaalde hoek tussen de segmenten is gevormd.

30 De referentiecijfers 16 en 17 in fig. 2 duiden een paar horizontale assen (boven en onder) aan die zich in dwars-richting uitstrekken. De rechter eindeloze ketting 12 met zijrollen is om een bovenste aangedreven kettingwiel 18 en een onderste aandrijfkettingwiel 19 geleid, waarbij deze ketting-35 wielen op de respectieve horizontale assen 16 en 17 zijn bevestigd om daar samen mee te kunnen roteren.

6/ u ü 59 4 > -5-

Een linker eindeloze ketting 14 met zij-rollen is om aangedreven respectievelijk aandrijf-kettingwiel 22 en 23 geleid, die op respectieve horizontale assen 20 en 21 zijn bevestigd, welke assen ten opzichte van de horizontale assen 16 5 en 17 over een afstand S in voorwaartse richting zijn verplaatst.

De onderste horizontale assen 17 en 21 zijn door de daarop gemonteerde tandwielen 24 en 25 en een daartussen aangebracht tandwiel 26 met elkaar gekoppeld, zodat zij synchroon lOkunnen roteren.

Als aandrijforgaan is een aandrijf-kettingwiel 28 aangebracht op een uitgaande as 27a van een omkeerbare motor 27.

Een eindeloze ketting 30 is om dit aandrijfkettingwiel en een op de horizontale as 17 bevestigd aangedreven kettingwiel 29 15 geleid.

Als de motor 27 vooruit of achteruit wordt geroteerd, worden de linker en rechter eindeloze kettingen 12 en 14 met zij-rollen synchroon bewogen, en de bakken 8 die elk via de eerste en tweede draagarm 10 en 11 door de kettingen 12 en 14 20 worden gedragen, worden gedwongen een ovaalvormige baan rond de bovenste en onderste horizontale as af te leggen waarbij hun bodem 8c, zoals getoond in fig. 5, steeds horizontaal gehouden wordt.

Zoals in fig. 4 getoond is, worden de zij-rollen 12a 25 en 14a die met verticale onderlinge afstanden op de linker en rechter eindeloze ketting 12 en 14 zijn aangebracht door gelei-derails 31 geleid die verticale goot-achtige onderdelen omvatten die op de scheidingswanden 5 zijn gemonteerd ais een voor/achter-paar en als een links/rechts-paar.

30 Tussen tegenover elkaar gelegen oppervlakken van de geleiderails 31 zijn de linker en rechter buitenoppervlakken van een doos 32 vastgehouden, die met een open voorkant naar het venster 2 gericht is. Van de bodem van de doos 32 strekt zich een verticaal frame 36 uit. Op het frame 36 zijn een 35 duwer met een duwarm 33 die voorwaarts en achterwaarts bewogen kan worden, en een motor 34 als aandrijforgaan, bevestigd.

17 0 2 5 S 4 to -6-

Het referentiecijfer 37 duidt een opbergvat aan dat is uitgevoerd in de vorm van een rechthoekige doos, die aan de bovenkant open is. Het vat 37 past zodanig in de bak 8, dat dit vat uit de bak kan worden genomen en daarin kan worden 5 geplaatst.Wanneer dit vat zich in de positie tegenover het venster 2 bevindt kan dit vat 37 door de duwer 35 naar buiten op de tafel 3 worden geduwd.

Zoals in fig. 2 getoond is, zijn de twee verticaal rondgaande plankeenheden 7 die zijdelings eikaars buren zijn, 10 symmetrisch opgesteld ten opzichte van een scheidingswand 5, zodat de eerste en tweede draagarmen 10 en 11 van de bakken 8 zich dicht bij de overeenkomstige draagarmen van de naastgelegen bakken 8 bevinden.

Als gegevens over een gewenste bak worden ingevoerd in 15 het besturingsgedeelte 4a van het besturingsstation 4, wordt in de verticaal rondgaande opberginrichting met de bovengenoemde structuur, de motor 27 geroteerd van die eenheid 7 van de zijdelings naast elkaar aangebrachte verticaal rondgaande plankeenheden, die de gewenste bak 8 bevat, zodat de einde-20 loze kettingen 12 en 14 met zij-rollen worden aangedreven, waarbij de gewenste bak 8 zoals getoond in fig. 5 in een ovaalvormige baan rond de horizontale assen wordt bewogen en gestopt op een positie tegenover het venster 2.

Dan wordt de duwer 35 aangestuurd, zodat het zich in 25 de bak 8 bevindende vat 37 door de duwarm 33 naar buiten op de tafel 3 wordt geduwd.

Nadat het onderdeel uit het vat 37 is genomen, wordt het vat 37 terug in de bak 8 geplaatst.

Als in plaats van de gegevens van een enkele bak, de 30 gegevens van meerdere bakken 8 worden ingevoerd in het besturingsgedeelte 4a, worden de afzonderlijke verticaal rondgaande plankeenheden 7 onafhankelijk aangedreven, zodat meerdere vaten 37 tegelijkertijd kunnen worden uitgenomen.

In de eerste uitvoeringsvorm worden de zijwanden van 35 de bak op twee in voorwaartse-achterwaartse-richting beschouwd, op afstand van elkaar gelegen plaatsen door de vrije 6702584 % -7- uiteinden van de eerste en de tweede draagarm gesteund, waarbij elke draagarm een paar segmenten in een van opzij bekeken V-vormige opstelling omvat, van welke segmenten de bases draaibaar zijn bevestigd aan de eerste en tweede eindeloze 5 kettingen die zich in voorwaartse-achterwaartse-richting beschouwd, op afstand van elkaar bevinden.

Daardoor roteert de bak niet rond de horizontale as, maar wordt zijn bodem horizontaal gehouden.

Verder wordt, als de eerste en tweede eindeloze ket-10 ting door aandrijforganen synchroon worden aangedreven, in ofwel voorwaartse, ofwel achterwaartse richting, de bak in een ovaalvormige baan rond de horizontale assen bewogen. Omdat de bak te allen tijde horizontaal wordt gehouden, kunnen echter tijdens het transport de in de bak aanwezige onderde-15 len niet eruit vallen.

Nu zal onder verwijzing naar de figuren 6 t/m 9 een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding worden beschreven waarin, in tegenstelling tot de eerste uitvoeringsvorm, de bakken worden geleid door geleide-armen.

20 Het referentiecijfer 38 duidt een bak aan met een U- vormig vooraanzicht, die een bodem 38a omvat en zijwanden 38b en 38c die langs de tegenover elkaar gelegen zijranden van de bodem zijn aangebracht.

Zoals uit fig. 8 blijkt, is een centraal gedeelte van 25 de linkerzijwand 38b (in voorwaartse-achterwaartse richting beschouwd vanuit het uitneemvenster) van de bak 38 voorzien van een cirkelvormig gat 39 en zes bevestigingsgaten 40 die zijn aangebracht op een cirkel die concentrisch is met het cirkelvormige gat 39.

30 Het referentiecijfer 41 duidt een verbindingsas aan, die in het ene uiteinde een uitsparing 41a heeft en verder is voorzien van een cilindrisch asdeel 41c dat zich dwars uitstrekt vanaf de bodem van de uitsparing 41a, en die een rechthoekig verbindingsgat 41b als anti-rotatiegat heeft. Een 35 buitenflens 42 is aangebracht op de buitenomtrek van het uiteinde van het cilindrische deel 41c. De flens 42 heeft zes

ε 7 o 2 δ M

-8- in een cirkel aangebrachte gaten met schroefdraad 42a.

De verbindingsas 41 past met één uiteinde in het cirkelvormige gat 39 in de zijwand 38b van de bak 38, en is aan de bak 38 bevestigd door middel van een aantal schroeven 43.

5 De vrije uiteinden van twee segmenten 44a en 44b, die in een van opzij gezien V-vormige opstelling, de steunarm 44 vormen, zijn via hun gaten 45 draaibaar bevestigd op het asgedeelte 41c van de verbindingsas 41.

Zoals in fig. 7 getoond is, zijn de bases van de seg-10 menten 44a en 44b door de pennen 46 en 47 draaibaar aan een eindeloze ketting 48 bevestigd, en worden via rollen 48, die draaibaar op de tegenovergelegen uiteinden van de pennen 49 zijn aangebracht, ook geleid door een paar (links en rechts) geleiderails 50 die uit groefvormige onderdelen bestaan.

15 Het referentiecijfer 51 duidt een geleidearm aan. Aan de basis van de geleidearm 51 is aan één vlakke kant 51a een vierkant uitsteeksel 52 gevormd met een inwendige schroefdraad 52a. Het uitsteeksel 52 past in het rechthoekige gat 41b van de verbindingsas 41 en kan worden vastgemaakt door 20 aan de binnenkant van de bak 38 een ring en een schroef 54 aan te brengen. De geleidearm 51 is zodanig bevestigd dat deze naar de voorkant van de bak 38 wijst en een opwaartse hoek van 45 graden met de horizontaal maakt.

Op de andere vlakke kant 51b van het vrije uiteinde van 25 de geleidearm 51 is draaibaar een rol 55 bevestigd die om een horizontale as kan draaien. De rol 55 is geschikt om door een linker zijwand 56 die een ü-vormig dwarsdoorsnedeprofiel heeft, te worden geleid.

De rechterzijwand 38a van de bak 38 is ook voorzien 30 van een verbindingsas 41, draagarm 44 en een geleidearm 51', op een symmetrische manier zoals bekeken vanuit het venster, behalve dat nu de geleidearm 51' naar achteren wijst en een opwaartse hoek van 45 graden met de horizontaal maakt, De rol 55 wordt door een rechter zijrail 57 met een U-vormig dwars-35 doorsnedeprofiel geleid.

870?:..

ff V fce v * k * -9-

Zoals uit fig. 9 blijkt, is een. voor het via draag-armen 44 transporteren van bakken 8 dienende, eindeloze ketting 48 geleid om een paar kettingwielen 59 en 60 (boven en onder) die in een holle kast 58 zijn aangebracht. Het onder-5 ste kettingwiel kan via niet-getoonde besturingsorganen, bestaande uit een motor en een besturingseenheid, worden geroteerd.

De linker geleiderail 56 omvat vier gootdelen 56a t/m 56d die zodanig in twee paren (voor en achter) zijn aange-10 bracht, dat zij van opzij bekeken een in hoofdzaak ovale vorm hebben zonder hoeken boven/voor en onder/achter.

Meer in het bijzonder wordt de onderkant van het verticale bovenste voorste groefdeel 56a via een spleet 61 voortgezet in de onderste voorgroef 56b die een omgekeerd J-vormig 15 zijaanzicht heeft. Het bovenste uiteinde van het korte rechte achterste-onderste groefdeel 56c wordt via een spleet 62 voortgezet in de bovenste achtergroef 56d die een omgekeerd J-vormig zijaanzicht heeft.

De rechter geleiderail 57 heeft vier groefvormige 20 onderdelen 57a t/m 57d die in twee paren (voor en achter) zodanig zijn aangebracht dat zij van opzij bekeken een in hoofdzaak ovale vorm hebben zonder hoeken boven/achter en onder/ voor. Deze vorm van samenstellen is lijnsymmetrisch met betrekking tot de opstelling van de linker geleiderail 56. De 25 geleiderail 57 is ten opzichte van de geleiderail 56 naar achteren verplaatst over een afstand die overeenkomt met de afstand tussen de voorste en de achterste rollen 55 die dienen om de bakken 38 te geleiden.

Verder is de spleet 61 in de linker geleiderail 56 30 op een andere hoogte aangebracht dan de spleet 621 in de rechter geleiderail 57, en is de spleet 61' in de rechter geleiderail 57 op een andere hoogte aangebracht dan de spleet 62 in de linker geleiderail 56. Dankzij deze opstelling zullen de voorste en achterste rollen 55, die dienen om de bak 38 35 te geleiden, niet tegelijkertijd door de spleten 61 en 62' respectievelijk de spleten 62 en 61' gaan.

8 ? 0 k i 9 4 -10-

Met bovengenoemde opstelling van de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt elke bak geleid door de linker en de rechter geleidearm waarvan de bases draaibaar aan de eindeloze ketting 48 zijn bevestigd. Aldus kunnen de bakken 5 stabieler worden bewogen.

Verder kan, omdat de geleidearmen aan de bak bevestigd zijn via de verbindingsassen die de vrije uiteinden van de draagarmen draaibaar steunen, het samenstel worden vereenvoudigd.

10 Verder kunnen de rollen betrouwbaar door de geleiders bewegen, omdat de posities van de spleten in de linker en de rechter geleiderails op verschillende hoogte zijn aangebracht.

In de bovengenoemde uitvoeringsvorm worden de afzonderlijke rondgaande plankeenheden gezamenlijk bestuurd door een 15 besturingsorgaan met een toetsenbord of iets dergelijks. Het is echter ook mogelijk om een bedieningsgedeelte op een tafel of bij de uitgang van elke eenheid aan te brengen, zodat elke eenheid afzonderlijk kan worden bestuurd.

Verder is het mogelijk dat onderdelen in de bakken wor-20 den opgeborgen zonder dat in elke bak een vat wordt geplaatst.

Verder is het mogelijk om, in plaats van kettingen met zij-rollen te gebruiken als eindeloze kettingen die dienen om de bakken te dragen, kettingen samen te stellen door schakels met elkaar te verbinden en daarbij gebruik te maken van af-25 zonderlijke geleidingsorganen voor de bakken.

Verder kan, in plaats van de bak in de eerste uitvoeringsvorm te steunen door middel van de linker en de rechter draagarm, een vrijdragende structuur worden gebruikt waarin de draagarm alleen aan de linker- of de rechterkant is aange-30 bracht.

Volgens de uitvinding, waarbij de rijen van bakken die rond de horizontale assen worden geleid, zodanig naast elkaar langs een tafel zijn opgesteld, dat zij onafhankelijk kunnen worden aangedreven, is het mogelijk om het voor het aandrij-35 ven van de bakken benodigde vermogen te verminderen.

t 8 / 0 2 5 9 4 & fr -11-

Verder is het mogelijk om de zoeksnelheid te verhogen, en ook is het mogelijk om een aantal hakken tegelijkertijd te kiezen.

67 0 2 b 9 4

Claims (7)

1. Verticaal rondgaande opberginrichting, met het kenmerk dat voorzien is in een aantal naast elkaar aangebrachte rondgaande plankeenheden en besturingsorganen voor het onafhankelijk aandrijven van genoemde rondgaande plankeenheden, waar-5 bij elk van genoemde rondgaande plankeenheden omvat: een eindeloze ketting die geleid is om kettingwielen die op een paar evenwijdige horizontale assen (boven en onder) zijn gemonteerd; en - een aantal bakken die elk in horizontale stand worden 10 gedragen door een draagarm, die een paar segmenten omvat welke door middel van een pen draaibaar aan genoemde eindeloze ketting zijn bevestigd, waarbij genoemde bakken in een ovaalvormige baan rond genoemde horizontale assen kunnen worden bewogen door genoemde kettingwielen te roteren.

2. Verticaal rondgaande opberginrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke genoemde rondgaande plank-een-heid geleiderails omvat die in linker en' rechter paren zijn aangebracht waarvan de positie iets naar voren respectievelijk naar achteren is verplaatst; en dat genoemde geleiderails een 20 lijnsymmetrisch ovaal zijaanzicht zonder tegenoverliggende hoeken hebben, en zijn voorzien van linker en rechter geleide-armen waarvan elk een door genoemde geleiderails geleid vrij uiteinde heeft en met een pen aan een desbetreffende genoemde bak is bevestigd.

3. Verticaal rondgaande opberginrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elke genoemde geleidearm door een verbindingsas gekoppeld is aan één van de genoemde bakken; dat de verbindingsas draaibaar is bevestigd aan het vrije uiteinde van de genoemde geleidearm; en dat de genoemde verbin-30 dingsas op het buitenoppervlak van de genoemde bak is bevestigd. 87 0 2 59 4 -13-

4. Verticaal rondgaande opberginrichting volgens conclusie 2 of 3 met het kenmerk, dat de genoemde geleiderails zijn voorzien van voor lengte-aanpassing van de rails dienende spleten die tussen verticaal op elkaar aansluitende ge- 5 deelten zijn aangebracht; en dat genoemde voor lengte-aanpassing van de rails dienende spleten op plaatsen die in verticale richting ten opzichte van elkaar zijn verschoven, zijn aangebracht.

5. Verticaal rondgaande opberginrichting volgens conclu-10 sie 1, met het kenmerk, dat elke genoemde rondgaande plank- eenheid omvat: - een eerste eindeloze ketting die geleid is om ketting-wielen die op een paar horizontale assen (boven en onder) zijn gemonteerd; 15. een eerste draagarm die een paar segmenten omvat welke met stiften draaibaar aan genoemde eerste eindeloze ketting zijn bevestigd, en van welke segmenten de vrije uiteinden zijn samengekoppeld door een eerste horizontale pen; - een tweede eindeloze ketting die geleid is om ketting-20 wielen die op een paar horizontale assen (boven en onder) zijn gemonteerd, waarvan de positie ten opzichte van genoemde eerste eindeloze ketting naar voren respectievelijk naar achteren is verplaatst; - een tweede draagarm die een paar segmenten omvat welke 25 met stiften draaibaar aan genoemde tweede eindeloze ketting zijn bevestigd, en van welke segmenten de vrije uiteinden zijn samengekoppeld door een tweede horizontale pen; en - een aantal bakken,die met de bodem horizontaal worden gedragen door genoemde eerste en tweede pennen die aan de 30 zijwanden aan de genoemde bakken zijn bevestigd op posities die ten opzichte van elkaar naar voren respectievelijk naar achteren zijn verplaatst.

6. Verticaal rondgaande opberginrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat elk van de genoemde bakken een 35 aan de ene zijwand bevestigde eerste pen en een aan de andere 8/ 0 2 59 4 * -14- zijwand bevestigde tweede pen heeft.

7. Verticaal rondgaande opberginrichting volgens ëên der conclusies 1 t/m 6 met het kenmerk, dat elk van de genoemde bakken op een van tevoren bepaalde uitneem-positie tegenover 5 een duwer kan worden gebracht. 87 0 2 59 4