NL8701652A

NL8701652A - Automatisch geregelde drukregelklep.

Info

Publication number: NL8701652A
Application number: NL8701652A
Authority: NL
Original assignee: Tlv Co Ltd
Priority date: 1986-07-15
Filing date: 1987-07-14
Publication date: 1988-02-01
Also published as: ES2004643A6; CH677393A5; SE8702833L; DK173181B1; FR2601748B1; NL192353B; DE8709700U1; FR2601748A1; DE3723284A1; KR880001952A; CN1009315B; DK353987A; GB2192737B; PT85326B; SE466321B; NL192353C; GR871085B; BE1001187A5; GB8716496D0; AU7526587A

Description

•Jr- ». f VO 9218

Automatisch geregelde drukregelklep

De uitvinding heeft betrekking op een zelf-regelende drukinstelklep, welke in staat is om de secundaire druk, namelijk de druk van een bijbehorend geregeld stelsel, op een voorafbepaald ingesteld niveau te regelen via de zelf-regeling van de drukinsteltoestand daarvan op 5 basis van een regelsignaal, dat overeenkomt met de heersende druk van het geregelde stelsel, die door drukwaarneemorganen wordt gedetecteerd.

In de Japanse octrooiaanvrage no. 59-207779 is een automatische drukreductiemembraanklep voorgesteld. Deze automatische drukreductie-membraanklep omvat een drukreductiemembraanklepeenheid, een drukinstel-10 eenheid voorzien vein een drukinstelveer, een bedieningsinrichting voor het bedrijven van de drukinsteleenheid en een regeleenheid, welke voorziet in een regelsignaal om de bedieningsinrichting, wanneer de drukdeviatie van een waargenomen secundaire druk, namelijk de ingestelde druk, ten opzichte van een beoogde druk, een voorafbepaalde referentie-15 deviatie overschrijdt, zodanig dat de drukdeviatie tot nul wordt gereduceerd.

Deze automatische drukreductiemembraanklep is in staat tot een stabiele drukreductiewerking om de secundaire druk via een mechanische werking te stabiliseren wanneer de drukdeviatie van de secundaire 20 druk zich onder de referentiedrukdeviatie bevindt. Aangezien de automatische drukreductiemembraanklep de secundaire druk regelt op basis van het vergelijkingsresultaat tussen de gedetecteerde drukdeviatie en de referentiedrukdeviatie, is er een lange tijd nodig om de secundaire druk bij de voorafbepaalde ingestelde druk te stabiliseren.

25 Derhalve beoogt de uitvinding te voorzien in een zelf-regelende drukinstelklep, welke in staat is om de secundaire druk snel op een voorafbepaalde ingestelde waarde bij te stellen.

Volgens de uitvinding wordt gebruik gemaakt van de functionele relatie tussen de positie van drukregelorganen en de secundaire druk 30 van een zelf-regelende drukreductieklep, voorzien van de drukregelorganen en aandrijf organen om de drukregelorganen aan te drijven.

Om het doel van de uitvinding te bereiken, voorziet de uitvinding in een zelf-regelende drukinstelklep voorzien van een druk- §701652 * ♦ -2- instelklepeenheid, een detectie-eenheid om de secundaire druk waar te nemen, een drukregeleenheid om de secundaire druk van de drukregelklep-eenheid te regelen, een aandrijfeenheid om de drukregeleenheid te bedrijven, een regeleenheid om de aandrijfeenheid te sturen en een 5 drukinsteleenheid om een insteldruk in te stellen.

De regeleenheid bestuurt de aandrijfeenheid op basis van de functionele relatie tussen de positie van de drukregeleenheid en de secundaire druk, corresponderend met de. ingestelde druk teneinde de secundaire druk op een gewenste waarde, namelijk de insteldrukwaarde IQ in te stellen.

Bij de uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat de regel-* eenheid een rekeninrichting, welke is voorzien van rekenkundige organen, correctie-organen en geheugenorganen.

Volgens de uitvinding berekenen, wanneer een willekeurig 15 gekozen ingestelde druk door middel van de drukinsteleenheid wordt gegeven, de bedieningsorganen van de regeleenheid een geschikte positie van het drukinstelonderdeel van de drukregeleenheid op basis van de functionele relatie tussen de secundaire druk en de positie van het drukinstelonderdeel, waarna de regeleenheid een regelsignaal aan de 20 aandrijfeenheid toevoert om de positie van het drukinstelonderdeel op een berekende geschikte positie zodanig in te stellen, dat de secundaire druk op de insteldruk wordt afgesteld.

Nadat de secundaire druk op deze wijze op de insteldruk is afgesteld, begint de zelf-instellende klepeenheid met de mechanische 25'; drukinstelhandeling op de gebruikelijke wijze. Wanneer voorts een fijn-afstelling van de secundaire druk nodig is, is het wenselijk te voorzien in secundaire drukwaarneemorganen om de secundaire druk continu of periodiek waar te nemen en de aandrijfeenheid te regelen door een correctiesignaal, dat door het bedieningsorgaan van de regeleenheid 30 wordt berekend op basis van het verschil tussen de insteldruk en de waargenomen secundaire druk teneinde de secundaire druk continu of periodiek af te stellen.

Op deze wijze kan de zelf-regelende drukinstelklep snel reageren op variaties van de secundaire druk en ogenblikkelijk de 35 secundaire druk namelijk de geregelde druk,afstellen op een insteldruk, namelijk een beoogde druk.

870 1 S3 2 -3-

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: fig. 1 een gedeeltelijke doorsnede van een zelf regelende drukinstelklep, waarbij meer in het bijzonder de drukregeleenheid daar-5 van is aangegeven; fig. 2 een grafische voorstelling, welke de relatie aangeeft tussen het drukinstelonderdeel van een drukinsteleenheid en de geregelde druk; fig. 3 een blokschema van een eerste uitvoeringsvorm van een 10 zelf-regelende drukinstelklep volgens de uitvinding; fig. 4 een blokschema van een tweede uitvoeringsvorm van een zelf-regelende drukinstelklep volgens de uitvinding; en fig*. 5 een blokschema van een derde uitvoeringsvorm van een zelf-regelende drukinstelklep volgens de uitvinding.

15 De figuren 1 en 2 tonen een eerste uitvoeringsvorm van de toepassing van de uitvinding op een drukreductieklep 1. Onder verwijzing naar fig. 1 bezit de drukreductieklep'1 een drukinstelveer 2 waarvan één uiteinde in een veerzitting 3 rust en waarvan het andere uiteinde in een veerzitting 6 rust. De veerzittingen 3 en 6 worden 20 respectievelijk gedrukt tegen een membraan 4 en tegen het onderste uiteinde, als beschouwd in fig. 1, van een drukinstelschroefstang 8 via een kogel 7. De secundaire druk van de drukreductieklep 1 heerst in een drukkamer 5, welke door het membraan 4 is afgesloten. De positie van het membraan 4 is afhankelijk van het drukevenwicht tussen de daarop 25. door de drukinstelveer 2 uitgeoefende druk en de secundaire druk, welke in de drukkamer 5 heerst. Aangezien de secundaire drukregelfunctie van het membraan bekend is, zal een omschrijving daarvan worden weggelaten.

In het onderste gedeelte van de drukinstelschroefstang 8 is 30 een uitwendige schroefdraad 9 gevormd. Het van schroefdraad voorziene onderste uiteinde van de drukregelstang 8 is in een stationair onderdeel geschroefd, dat in het centrale gedeelte daarvan is voorzien van een inwendige schroefdraad 10. In het bovenste gedeelte, als beschouwd in fig. 1, van de drukregelschroefstang 8 is een axiale boring gevormd. 35 in de axiale boring van de drukregelschroefstang 8 is een vasthoud- S7Ü155Ï «r % -4- inrichting 11 voor kogels 12 ingébracht. Een spie-as 13 wordt in de axiale boring van de drukregelschroefstang 8 ingebracht teneinde met de kogels 12 samen te werken. De spie-as 13 is via een reductietandwiel-mechanisme 14 met de uitgangsas van een motor 15 verbonden.

5 Aangezien de drukinstelschroefstang op de inwendige schroef draad 10 van het stationaire onderdeel aangrijpt, wordt de drukinstelschroefstang 8 via de spie-as 13 geroteerd teneinde naar beneden te worden geschoven wanneer de uitgangsas van de motor 15 in één richting roteert, waardoor de drukinstelveer 2 via de veerzitting 6 door de 20 drukinstelschroefstang 8 wordt samengedrukt om de insteldruk te doen toenemen. Anderzijds wordt, wanneer de uitgangsas van de motor 15 in de tegengestelde richting roteert, de drukinstelschroefstang 8 in de tegengestelde richting geroteerd, waardoor deze naar boven verschuift, ten gevolge waarvan de druk van de drukinstelveer 2 wordt gereduceerd 15 en de insteldruk wordt verlaagd.

De afstand waarover het onderste uiteinde van de drukinstelschroefstang 8 wordt verschoven ten opzichte van een voorafbepaalde referentiepositie (een positie, waarin het onderste uiteinde van de drukinstelschroefstang 8 in aanraking is met de veerzitting 6 via de 20 kogel 6 zonder dat de drukinstelveer 2 wordt samengedrukt), welke positie zal worden betiteld als "schroefstangpositie", is evenredig met de mate van samendrukking van de drukinstelveer 2 en derhalve met de insteldruk, als aangegeven in fig. 2. Volgens de uitvinding wordt op een doeltreffende wijze gebruik gemaakt van een dergelijke relatie 25 tussen de afstand waarover het onderste uiteinde van de drukinstelschroefstang 8 verschuift en de insteldruk.

Onder verwijzing naar fig. 3, waarin de eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding is afgebeeld, omvat de zelf-regelende drukinstelklep een drukreductieklep 1, een drukregeleenheid 50 met de drukinstel-30 schroefstang 8, een aandrijfeenheid 52 voorzien van de motor 15, een drukwaarneemeenheid 54, een signaalomzeteenheid 55, een regeleenheid 56 met een rekeninrichting, waarin schroef stangpositie-informatie is opgeslagen, welke de functionele relatie tussen de schroefstangpositie en de geregelde druk voorstelt, en een drukinsteleenheid 58. Bij de 35 eerste uitvoeringsvorm is de motor 15 een stappenmotor.

8701652 -5-

De drukaftastinrichting van de drukwaarneemeenheid 54 detecteert de secundaire druk van de drukreductieklep 1 en voert een druksignaal, dat representatief is voor de secundaire druk, toe aan de signaalomzeteenheid 55. Daarna zet de signaalomzeteenheid 55 het druksignaal om in 5 een overeenkomstig digitaal druksignaal en voert dit signaal dan toe aan de rekeninrichting van de regeieenheid 56.

Bij ontvangst van een insteldruksignaal, dat representatief is voor een insteldruk, uit de drukinsteleenheid 58 berekent de rekeninrichting een schroefstangpositie, welke correspondeert met de insteldruk voor de 10. drukinstelschroefstang 8 op basis van de eerder daarin opgeslagen schroefstangpositie-informatie, en voert dan een pulssignaal, overeenkomende met de berekende schroefstangpositie, toe aan de aandrijfeenheid 52 teneinde de drukregeleenheid 50 zodanig aan te drijven, dat dê drukinstelschroefstang 8 naar de berekende schroefstangpositie wordt 15 verschoven? derhalve wordt de secundaire druk van de drukreductieklep 1 instantaan tot de insteldruk bijgesteld. De rotatiehoek van de uitgangs-as van de startmotor 15 is evenredig met het aantal pulsen van het" pulssignaal en derhalve correspondeert de positie van de drukinstelschroefstang 8 met het aantal pulsen van het pulssignaal.

20 De drukdetectie-eenheid 54 neemt de secundaire druk continu of periodiek waar en de signaalomzeteenheid 55 voert digitale signalen op een overeenkomstige wijze aan de regeieenheid 56 toe. De rekeninrichting van de regeieenheid 56 vergelijkt de waargenomen secundaire druk met de insteldruk. Wanneer de deviatie van de gedetecteerde secundaire 25 druk ten opzichte van de insteldruk binnen een voorafbepaald deviatie-gebied ligt, levert de regeieenheid geen signaal voor het beïnvloeden van de aandrijfeenheid 52. Wanneer de deviatie van de waargenomen secundaire druk ten opzichte van de insteldruk groter is dan de grenswaarde van het voorafbepaalde deviatiegebied, berekent de rekeninrichting 30 een correctie-afstand, waarover de drukinstelschroefstang 8 moet worden verschoven om de deviatie te corrigeren, en wel op basis van het verschil tussen de waargenomen secundaire druk en de insteldruk en de daarin opgeslagen schroefstangpositie-informatie, waarna de rekeninrichting een regelsignaal levert, dat representatief is voor de 35 berekende correctie-afstand voor de secundaire druk correctie, teneinde de aandrijfeenheid te beïnvloeden om de drukinstelschroefstang 8 voor de fijninstelling vein de secundaire druk te verschuiven.

870 1 35 2 -6-

Wanneer de insteldruk bijvoorbeeld 5 kg/cm2 is, het referentiedeviatiegebied +0,1 kg/cm2 is en de waargenomen secundaire druk 4,5 kg/cm2 is, berekent de rekeninrichting een correctie-afstand overeenkomende met de drukdeviatie van 0,5 kg/cm2 op basis van de schroef-5 stangpositie-informatie teneinde de drukinstelschroefstang 8 dienovereenkomstig te verschuiven.

Voor een meer geavanceerde drukregeling wordt digitale informatie, welke representatief is voor de functionele relatie tussen de insteldruk en de schroefstangpositie, bijvoorbeeld een voorafbepaald 10 verband tussen de insteldruk en de schroefstangpositie, weergegeven door insteldrukken met intervallen van 1 kg/cm2 en de overeenkomstige schroefstangposities, opgeslagen in de tabel van de geheugenorganen van de rekeninrichting, en worden de regelhandeling en de correctie-handeling op basis van de digitale informatie overeenkomstig het 15 voorafbepaalde onderlinge verband uitgevoerd. Wanneer een correctie plaatsvindt wordt de digitale informatie, welke de voorafgaande schroef-,stangpositie voorstelt, vervangen door de gecorrigeerde informatie, , welke de nieuwe schroefstangpositie voorstelt teneinde de tabel van geheugenorganen bij te werken.

20 Bij wijze van voorbeeld wordt aangenomen, dat de schroefstang posities S4 en S5, welke in de geheugenorganen van de rekeninrichting zijn, opgeslagen, overeenkomen met insteldrukken, meer in het bijzonder secundaire insteldrukken van respectievelijk 4 en 5 kg/cm2. Wanneer de klep door middel van de drukinstelorganen op de insteldruk van 25 5 kg/cm2 wordt ingesteld, drijft de motor de drukinstelschroefstang naar de overeenkomstige schroefstangpositie S5 aan. Wanneer een referentiedeviatiegebied +0,1 kg/cm2 bedraagt, blijft de motor in stilstand, zolang de deviatie van de werkelijke secundaire druk ten opzichte van de insteldruk binnen het referentiedeviatiegebied blijft.

30 Verondersteld wordt, dat de insteldruk 5 kg/cm2 is, het referentiedeviatiegebied + 0,1 kg/cm2 is en de heersende secundaire druk 4,5 kg/cm2 is. In dat geval berekent de rekeninrichting een schroefstangpositiecorrectieverplaatsing AS, welke overeenkomt met de deviatie: 5,0 - 4,5 = 0,5 kg/cm2 onder gebruik van de vergelijking 35 AS = (S5 - S4) X 0,5/(5 - 4).

8701652 ·' * -7-

Daama drijft de motor de drukinstelschroefstang met de berekende schroefstangpositiecorrectieverplaatsing AS aan teneinde de secundaire druk van 4,5 kg/cm2 tot 5,0 kg/cm2 te verhogen- Vervolgens wordt de initiële schroefstangpositie S5, welke is opgeslagen in de 5 geheugenorganen, vervangen door S5 + AS.

Wanneer dezelfde insteldruk aan de regeleenheid wordt toegevoerd om de geregelde druk op dezelfde beoogde druk te regelen nadat de drukregelschroefstang 8 vanuit de voorafgaande schroefpositie is verschoven teneinde de insteldruk te wijzigen, berekent de reken-10 inrichting een juiste schroefpositie om de secundaire druk instantaan op de beoogde druk te regelen.

Wanneer het drukregelstelsel van de automatisch geregelde drukregelklep op deze wijze is opgebouwd, verschaft het drukregelstelsel ideale regelinformatie zelfs wanneer de bedrijftoestand van de druk-15 reductieklep wordt gevarieerd, zodat de automatisch geregelde drukregelklep met een grote respontiesnelheid kan werken.

In wezen komt de in de figuren 1 en 4 afgebeelde tweede uitvoeringsvorm wat opbouw en functie betreft overeen met de eerste uitvoeringsvorm. Bij de tweede uitvoeringsvorm wordt een roteerbare 20 potentiometer voor het waarnemen van de positie van de drukinstelschroef-stang 8 en een omkeerbare motor in plaats van de stappenmotor voor het aandrijven van de drukinstelschroefstang 8 gebruikt.

Onder verwijzing naar fig. 4 omvat de tweede uitvoeringsvorm een drukreductieklep 1, een drukregeleenheid 50, een aandrijfeenheid 52, 25 een drukdetector 54, een signaalomzetinrichting 55, een regeleenheid 56, een drukinsteleenheid 58, een reductietandwielmechanisme 14 en een roteerbare potentiometer 20.

Onder verwijzing naar fig. 1 is de roteerbare potentiometer 20 werkzaam met ëên van de niet afgebeelde tandwielen van het reductie-30 tandwielmechanisme 14 gekoppeld. De uitgangsspanning van de potentiometer 20 is evenredig met de afstand waarover de drukinstelschroefstang 8 is verschoven ten opzichte van de referentiepositie (een positie waarin de drukinstelschroefstang aangrijpt op de drukinstelveer 2 zonder deze laatste samen te drukken), namelijk de schroefstangpositie.

35 Derhalve is de uitgangsspanning van de roteerbare potentiometer 20 representatief voor de schroefstangpositie en derhalve de secundaire 3701552 -8- druk, namelijk de geregelde druk. Bij de tweede uitvoeringsvorm is schroefstangpositie-informatie, welke representatief is voor de functionele relatie tussen de schroefstangpositie, voorgesteld door de uitgangsspanning van de roteerbare potentiometer 20, en de secundaire 5 druk, in de rekeninrichting opgeslagen.

De roteerbare potentiometer 20 kan worden vervangen door een lineaire potentiometer of een differentiaal transformator. Wanneer een lineaire potentiometer wordt gebruikt, wordt het beweegbare contact van de lineaire potentiometer zodanig uitgevoerd, dat dit zich lineair 10 tezamen met de drukinstelschroefstang 8 kan bewegen. Wanneer een differentiaal transformator wordt gebruikt, is de kern van de differentiaal transformator zodanig opgesteld, dat deze zich lineair tezamen met de drukinstelschroefstang 8 kan bewegen.

De regeleenheid 56 levert continu een signaal aan de aandrijf-15 eenheid 52 totdat het uitgangssignaal van de roteerbare potentiometer 20, namelijk het. schroefstangpositiesignaal, samenvalt met een signaal, dat door middel van de drukinsteleenheid 58 aan de regeleenheid 56 wordt toegevoerd. Aangezien de rest van de functies dezelfde is als die bij de eerste uitvoeringsvorm, zal een omschrijving daarvan worden 20 weggelaten om herhaling te vermijden.

De in fig. 5 afgeheelde derde uitvoeringsvorm omvat een druk-reductieklep 1, een reductietandwielmechanisme 14, een roteerbare potentiometer 20, een drukregeleenheid 50, een aandrijfeenheid 52, een regeleenheid 70 en een drukinsteleenheid 72 voorzien van een 25 potentiometer.

De regeleenheid 72 omvat geen rekeninrichting. De derde uitvoeringsvorm kan op de meest eenvoudige wijze de secundaire druk regelen op basis van de relatie tussen de schroefstangpositie en de secundaire druk, namelijk de geregelde druk. De roteerbare potentio-30 meter 20, welke werkzaam met het reductietandwielmechanisme 14 is gekoppeld, voert een spanningssignaal, dat een schroefstangpositie voorstelt, welke overeenkomt met de secundaire druk, toe aan de regeleenheid 70, terwijl de potentiometer van de drukinsteleenheid 72 een spanningssignaal, dat representatief is voor een insteldruk, aan de 35 regeleenheid 72 toevoert. De regeleenheid 72 vergelijkt het spannings-signaal, dat de schroefstangpositie voorstelt, en het spanningssignaal, 8701552 -9- dat de insteldruk voorstelt, met elkaar en voert dan een regelsignaal aan de aandrijfeenheid 52 toe om de drukinstelschroefstang te verschuiven totdat het door de roteerbare potentiometer 20 geleverde spannings-signaal samenvalt met het spanningssignaal, dat de insteldruk voorstelt.

5 De roteerbare potentiometer 20 kan worden vervangen door een lineaire potentiometer of een differentiaal transformator, zoals bij de beschrijving van de tweede uitvoeringsvorm is vermeld.

870 1 o5 2

Claims

1. Zelf-regelende drukinstelklep, gekenmerkt door een drukregelklep (1), drukinstelorganen (58,72) voor het instellen van een insteldruk, drukregelorganen (50) voor het regelen van de geregelde druk van de drukregelklep (1), aandrijforganen (52) om de drukregelorganen (50) aan 5 te drijven, en regelorganen (56)om de werking van de aandrijforganen (52) op basis van een insteldruk, welke door de drukinstelorganen (58) is ingesteld, en de voorafbepaalde functionele relatie tussen de positie van het drukinstelelament (8) van de drukregelorganen (50) en de geregelde druk zodanig te regelen, dat het drukinstelelement (8) van de 10 drukregelorganen (50) wordt verschoven naar een positie waarbij de geregelde druk op de insteldruk wordt afgesteld.

2. Zelf-regelende drukinstelklep volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de regelorganen (50) zijn voorzien van een rekeninrichting (56), waarin regelinformatie- is opgeslagen, welke de voorafbepaalde 15 functionele relatie tussen de positie van het drukinstelelement (8) van de drukregelorganen (50) en de geregelde druk voorstelt, welke rekeninrichting (56) een positie berekent, waarin het drukinstelelement (8) moet worden gepositioneerd op basis van de regelinformatie en een insteldruksignaal, dat door de drukinstelorganen (58) wordt geleverd, 20 waarbij de positie van het drukinstelelement (8) wordt waargenomen door middel van positiedetectie-organen, zoals een potentiometer (20), en de regelorganen (50) de werking van de aandrijforganen (52) zodanig regelen, dat de drukregelorganen (50) worden aangedreven totdat het detectie-signaal van de positiedetectie-organen (20) samenvalt met een signaal, 25 dat-de positie voorstelt, welke is berekend door de rekeninrichting (56) van de regelorganen (50) op basis van de regelinformatie en het signaal, dat de insteldruk voorstelt.

3. Zelf-regelende drukinstelklep volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de regelorganen (50) zijn voorzien van een rekeninrichting 30 (56), welke regelinformatie opslaat, die de voorafbepaalde functionele relatie tussen de positie van het drukinstelelement (8) van de drukregelorganen (50) en de geregelde druk voorstelt, waarbij de aandrijf-organen (52) zijn voorzien van een stappenmotor (15) en de reken- 87 0 1 S5 2 9 /¾ -11- inrichting (56) op basis van een insteldruksignaal, dat daaraan uit de drukinstelorganen(58) wordt toegevoerd, een pulssignaal berekent waarvan het aantal pulsen overeenkomt met een positie waarin het drukinstelelement (8) moet worden gepositioneerd, en daarna het puls-5 signaal aan de stoppenmotor (15) toevoert teneinde de geregelde druk op de insteldruk te regelen.

4. Zelf-regelende drukinstelklep volgens conclusie 2 of 3, gekenmerkt door geregelde-drukdetectie-organen (54) voor het waarnemen van de geregelde druk, waarbij het door de geregelde-drukdetectie-organen 10 (54) geleverde detectiesignaal en het insteldruksignaal, geleverd door de drukinstelorganen (58), continu of periodiek door de regelorganen (50) met elkaar worden vergeleken om de deviatie van de geregelde druk ten opzichte van de insteldruk te bepalen, en indien een significante deviatie van de geregelde druk ten opzichte van de insteldruk aanwezig 15 is, de rekeninrichting (56) een correctie-afstand berekent waarover het drukinstelelement (8) van de drukregelorganen (50) ten opzichte van de huidige positie op basis van de deviatie en de regelinformatie, die in de rekeninrichting (56) is opgeslagen, moet worden verschoven om de geregelde druk zodanig te corrigeren, dat de geregelde druk met de 20 insteldruk samenvalt.

5. Zelf-regelende drukinstelklep volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de positie van het drukinstelelement (8) van de drukregelorganen (50), bepaald door de regeleenheid (56)op basis van het verschil tussen het geregelde-druksignaal, dat de gedetecteerde geregelde druk 25 voorstelt, en het insteldruksignaal, dat de insteldruk voorstelt, in de rekeninrichting (56) als een nieuwe juiste positie van het drukinstelelement (8) van de drukregelorganen (50) wordt opgeslagen.

6. Zelf-regelende drukinstelklep volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de regelorganen (70) de aandrijforganen (52) zodanig 30 regelen, dat deze werken totdat het detectiesignaal, overeenkomende met de positie van het drukinstelelement (8) van de drukregelorganen (50), gedetecteerd door de potentiometer (20) of dergelijke van de positiedetectie-organen, samenvalt met het insteldruksignaal, dat een insteldruk voorstelt, welke door een potentiometer of dergelijke van 35 de drukinstelorganen (72) wordt geleverd. 1701332