NL8701217A

NL8701217A - Regeling van de stromingssterkte van zwartsel in een inrichting voor het vormen van korrels.

Info

Publication number: NL8701217A
Application number: NL8701217A
Authority: NL
Original assignee: Cabot Corp
Priority date: 1986-06-19
Filing date: 1987-05-21
Publication date: 1988-01-18
Also published as: AR244289A1; FR2602433B1; DE3717627C2; JPH0125784B2; US4808005A; KR880000524A; KR900009034B1; IN169489B; AU578560B2; NL191746B; ES2027463A6; PT85062B; NO872563L; JPS6322869A; NL191746C; PT85062A; MY102045A; CA1280745C; AU7451987A; NO872563D0

Description

N034398 1

Regeling van de stromingssterkte van zwartsel in een inrichting voor het vormen van korrels.

Deze uitvinding heeft betrekking op zwartsel. Meer in het bijzon-5 der heeft deze uitvinding betrekking op de produktie van een homogeen mengsel van verschillende soorten zwartsel teneinde een constante· stromingssterkte van zwartsel in een inrichting voor het vormen van korrels te bevorderen.

Onvolledige verbranding op hoge temperatuur van een koolwaterstof 10 zoals petroleum, aardgas en andere bekende materialen leidt tot de produktie van zwartsel. Indien dit gescheiden is van de reactiegassen vormt het produkt een pluizig zwartselpoeder.

Bij een typisch ovenproces voor de produktie van zwartsel reageren een brandstof, een oxidator zoals lucht, en een voorraadmateriaal met 15 elkaar teneinde een hete stroom verbrandingsgassen te verschaffen die het zwartsel bevatten. De stroom van de verbrandingsgassen wordt dan gesmoord tot een lagere temperatuur door middel van waternevel. Het zwartsel wordt door middel van bekende technieken, zoals door cycloons en filters gescheiden van de stroom gassen waarin het zweeft en dan 20 naar een inrichting voor het vormen van korrels geleid en vervolgens gedroogd.

Vaak wordt een tank, bestemd voor opslag gedurende korte tijd, genaamd een golftank, geplaatst tussen de opvanguitrusting en de uitrusting voor het vormen van korrels teneinde een gelijkmatige toevoer van 25 zwartsel aan de inrichting voor het vormen korrels te verschaffen. Een typische tank bezit een hoogte van 0,254 meter tot 0,381 meter (10-15 inch), waarbij het bovenste gedeelte van de genoemde tank cilindrisch is met een diameter van ongeveer 0,229 meter (9 inch). De hoogte van het cilindrische gedeelte van de tank is bij benadering 3/4 van de to-30 tale hoogte van de tank. Het onderste overblijvende gedeelte van de tank bezit de vorm van een afgeknotte kegel, met een diameter die afneemt van 0,229 meter (9 inch) bij het bovenste gedeelte van de kegel tot tussen 0,114-0,152 meter (4 1/2 tot 6 inch) bij de platte bodem van de tank. Het zwartsel, dat de vorm kan hebben van een droog poeder, een 35 vochtig poeder en/of opnieuw verwerkte korrels, treedt binnen bij de bovenkant van de tank en wordt afgevoerd door uitlaten op de bodem van de tank in een of meer inrichtingen voor het vormen van korrels waar het zwartsel wordt gevormd tot korrels.

Zwartsel kan tot korrels gevormd worden met behulp van bekende 40 technieken betreffende het nat vormen van korrels. Het nat vormen van ** **? ,·* ’ .·» ( » t 2 korrels is een proces waarbij het zwartsel materiaal gevormd wordt tot kralen of korrels met een verhoogde dichtheid en een grotere cohesieve sterkte, terwijl het geen stof vormt. Bij deze werkwijze wordt zwartsel bevochtigd, gewoonlijk met water, en in een conventionele inrichting 5 voor het vormen van korrels geroerd. Een van de belangrijkste regelproblemen bij het nat vormen van korrels van zwartsel is het handhaven van een juist evenwicht van de massastroomsterkten waarmee de vloeistof voor het vormen van korrels en het zwartsel poeder worden ingespoten in de inrichting voor het vormen van korrels zodat een optimaal vochtge-10 halte voor de korrels wordt bereikt. Het is niet moeilijk om de massa-stroomsterkte van de vloeistof voor het vormen van korrels te regelen aangezien de dichtheid van de vloeistof niet aanmerkelijk verandert. De volumetische sterkte van het zwartsel kan ook nauwkeurig worden geregeld. De variatie en de dichtheid van het zwartsel zijn echter vaak 15 significant en treden vaak op. Deze variatie in de dichtheid van het zwartsel in de golftank kan ertoe leiden dat de massastroomsterkte van het zwartsel uit de golftank naar de inrichting voor het vormen van korrels schommelt. Deze schommeling in de massastroomsterkte kan ertoe leiden dat het vochtgehalte in de verkregen zwartsel korrels varieert.

20 Er zijn veel soorten uitrusting gebruikt om zwartsel poeder toe te voeren uit de golftank naar de inrichting voor het vormen van korrels, doch geen daarvan bleek in staat om een betrouwbare stabiele massastroomsterkte van het zwartsel uit de golftank naar de inrichting voor het vormen van korrels te verschaffen.

25 Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het mengen en roeren van verschillende soorten zwartsel in een golftank teneinde een meer gelijkmatig mengsel van zwartsel met een meer gelijkmatige dichtheid te verkrijgen. Door een dergelijk mengsel van zwartsel te produceren in de golftank wordt een meer gelijkmatige 30 stabiele massastroomsterkte van gasroet toegevoerd aan de inrichting voor het maken van korrels.

Over het algemeen heeft de werkwijze betrekking op de volgende handelingen. Het zwartsel wordt op tenminste twee afzonderlijke verticale niveau's van de golftank geroerd. Het zwartsel op de bodem van de 35 tank wordt opgetild door optil middel en; het zwartsel wordt weggeduwd van het midden van de tank naar de uitlaat (uitlaten) bij de bodem van de tank; het vormen van een koek van zwartsel op de wand van de tank wordt zo klein mogelijk gemaakt en eventueel op de wand gevormde koek wordt verwijderd door schraapmiddelen welke dicht in de nabijheid van 40 de wand van de tank draaien.

, -1 Ί :·5 / 3

Een inrichting die geschikt is voor het uitvoeren van deze werkwijze bestaat uit de volgende onderdelen welke zich binnenin de golf-tank bevinden. De onderdelen bestaan uit roestvrij staal of een willekeurig ander materiaal met een overeenkomstig voldoend grote sterkte 5 dat het zwartsel niet zal vervuilen.

1) Aan een verticale draaias zijn horizontale bladen bevestigd, welke horizontale bladen geplaatst zijn op tenminste twee niveau's van de genoemde verticale as, waarbij de laagste zich voldoende dicht bij de bodem van de tank bevindt, zodat door het verdraaien van de 10 bladen het zwartsel op de bodem van de tank in beweging wordt gehouden. De hoogste horizontale bladen zijn geplaatst op een niveau dat voldoende laag ligt, zodat zij niet in aanraking zullen komen met verticale sondes die zich naar beneden uitstrekken van af de bovenkant van de tank in verband met het meten van het niveau van 15 het zwartsel in de tank.

2} Optil inrichtingen zijn bevestigd aan de uiteinden van de horizontale bladen die zich het dichtst bij de bodem van de tank bevinden teneinde het zwartsel op te tillen dat zich op de bodem van de tank bevindt, waarbij de optilinrichtingen in de richting wijzen 20 van de beweging van de horizontale bladen en bij voorkeur verticaal met een hoek van 45° verlopen ten opzichte van het horizontale blad.

3) Verticale of schroef!ijnvormige zijschraapinrichtingen strekken zich uit vanaf en zijn bevestigd aan de uiteinden van de laagste 25 coaxiale horizontale bladen, overeenkomstig de vorm van de tank-wand, en zijn bevestigd aan overeenkomstige uiteinden van de bovenste coaxiale horizontale bladen, welke zijdelingse schraapor-ganen voldoende dicht bij de wand van de tank ronddraaien teneinde de zwartselkoek die zich gevormd kan hebben te verwijderen en/of 30 het vormen van zwartsel op de wand van de tank zo klein mogelijk te maken, welke schraaporganen bij voorkeur binnen een afstand van 0,051 meter (2 inch) geplaatst zijn van de tankwand, waarbij de randen van de zich aan de zijkant bevindende schraaporganen ook afgeschuind kunnen zijn in de bewegingsrichting van de zich aan 35 de zijkant bevindende schraaporganen.

4) Propellerschoepen in de vorm van evolvente-achtige krommen zijn bevestigd aan de verticale as juist boven de laagste horizontale bladen; de buitenste uiteinden van de propellerschoepen worden ondersteund door en zijn verbonden aan omhoog gerichte te staven, 40 welke staven verbonden zijn aan de uiteinden van de horizontale j-. ; ·' ; 1 / 4 bladen die zich het dichtst bij de bodem van de tank en bij de uiteinden van het volgende hogere stel coaxiale horizontale bladen bevinden; de propellerschoepen strekken zich uit naar de randen van de tankuitlaten; elk rotatiesegment van de propellerschoepen 5 leidt tot een gelijke beweging van het zwartsel vanaf het midden van de tank en naar de randen van de tankuitlaten.

De hierboven genoemde en andere eigenschappen van de uitvinding, inclusief verschillende nieuwe details van de constructie en combina-10 ties van onderdelen, zullen nu meer in het bijzonder beschreven worden onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, en toegelicht worden in de conclusies. Het zal duidelijk zijn dat de betreffende golftank volgens de uitvinding slechts als voorbeeld getoond is en geen beperking voor de uitvinding vormt. De beginselen en eigenschappen van deze 15 uitvinding kunnen toegepast worden in gevarieerde en talrijke uitvoeringen zonder buiten de omvang van de uitvinding te treden.

Figuur 1 toont een vooraanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een golftank.

Figuur 2 toont een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van de 20 golftank afgebeeld in figuur 1.

Figuur 3 toont een detail aanzicht van een optil inrichting toegepast in de golftank.

Figuur 4 toont een bovenaanzicht van de mengelementen van de golftank .

25 Figuur 5 toont een detail van een propel!erschoep.

De werkwijze voor het mengen en beroeren van zwartsel in een golftank: omvat het roeren van het zwartsel op ten minste twee gescheiden verticale niveau's in de tank, waarvan het laatste voldoende dicht bij 30 de bodem van de tank ligt teneinde het zwartsel dat zich op de bodem van de tank bevindt in beweging te houden; het zwartsel dat zich nabij de bodem van de tank bevindt op te tillen; het gasroet vanaf het midden van de tank af te bewegen naar de tankuitlaat (uitlaten); en het zo klein mogelijk maken van het verzamelen van zwartsel op de wand van de 35 golftank en/of het verwijderen van de zwartsel koek van de wand van de tank welke reeds gevormd zou kunnen zijn.

Het zwartsel wordt geroerd door een willekeurig geschikt middel zoals coaxiale horizontale bladen welke bevestigd zijn aan een verticale draai as in de golftank. De horizontale bladen zijn op ten minste 40 twee niveau's in de tank geplaatst, waarbij het laagste stel coaxiale j .λ ; f '·' -V«\ * *· \ j i f «*W .ï 1 J * 5 bladen voldoende dicht bij de bodem van de tank is zodat.door het draaien van de bladen het zwartsel dat zich op de bodem van de tank bevindt in beweging zal worden gehouden.

Het verticale niveau waarop de bovenste horizontale bladen kunnen 5 worden geplaatst wordt beperkt door de diepte tot waarop de verticale sonden, welke geplaatst zij’n volgens een typische golf voor het meten van de niveau's van het zwartsel in de tank, zich naar beneden uitstrekken vanaf de bovenkant van de tank. De bovenste horizontale bladen kunnen niet op een willekeurige hoogte geplaatst worden waardoor ze in 10 aanraking zouden komen met de sondes. Deze verticale sondes zijn noodzakelijk om het niveau van het zwartsel in de golf tank te bewaken. Bij voorkeur moet het bovenste stel coaxiale horizontale bladen geplaatst zijn op het bovenste niveau van het onderste derde deel van de golftank teneinde het innig roeren van het zwartselmengsel te verzekeren direkt 15 voor het in de inrichting voor het vormen van korrels treden.

Het zwartsel dat zich nabij de bodem van de tank bevindt, wordt opgetild door optil organen welke bevestigd zijn aan de uiteinden van de horizontale bladen die zich het dichtst bij de bodem van de tank bevinden. Het zwartsel wordt tegelijkertijd opgetild door de optilorganen en 20 geroerd door de horizontale bladen. De optilorganen zijn gericht in de draairichting van de bladen.

Het vormen van een koek van zwartsel op de wand van de tank wordt zo klein mogelijk gemaakt en de koek van zwartsel die zich al gevormd heeft wordt verwijderd door middel van de zich aan de zijkant bevinden-25 de schraaporganen. De schraaporganen zijn ofwel verticaal danwel schroeflijnvormig, strekken zich naar buiten uit en zijn overeenkomstig de vorm van de tank gevormd. De schraaporganen zijn bevestigd aan de uiteinden van de coaxiale horizontale bladen die zich het dichtst bij de bodem van de tank en bij de uiteinden van de hoogste horizontale 30 bladen bevinden. De schraaporganen strekken zich voldoende dicht bij de wand van de tank uit teneinde een koek van zwartsel te verwijderen van de wand van de tank welke zich zou hebben kunnen gevormd, en/of om het vormen van een koek van zwartsel op de tankwand zo klein mogelijk te maken. De schraaporganen zijn bij voorkeur binnen 0,051 meter (2 inch) 35 van de tankwand geplaatst. De randen van de zich aan de zijkant bevindende schraaporganen kunnen ook afgeschuind zijn in de richting van de beweging van de zich aan de zijkant bevindende schraaporganen.

Het zwartsel wordt uit het midden van de tank naar de uitlaat (uitlaten) van de tank bewogen door geschikte middelen zoals propeller-40 schoepen. Volgens een bijzondere uitvoering zijn de propel!erschoepen ~ ƒ W ï .im i /

•i V

6 gevormd volgens evolvente krommen en zijn zij bevestigd aan de verticale draai as juist boven de onderste horizontale bladen. De schroepen worden ondersteund door middel van verticale omhoog gerichte staven, waarvan de uiteinden bevestigd zijn aan het onderste stel horizontale 5 bladen en aan een stel coaxiale horizontale bladen dat zich op het volgende hogere verticale niveau bevindt.

Figuur 1 toont een roestvrij stalen golftank 12 met de elementen volgens de uitvinding. Zwartsel treedt de golftank binnen via de opening 14. Luchtventilatie in de golftank wordt verschaft door de ont-10 luchting 16. Door de sonden 17, 18, 20, 22 en 24 wordt het niveau van zwartsel in de golftank 12 gemeten. Een draaiende verticale as 26 is in het midden van de golftank geplaatst. De as bestaat uit een inwendige ijzeren kern 27 en een buitenste roestvrij stalen mantel 25. De draaias is door een opening 28 gestoken in het midden van de bovenkant 30 van 15 de golftank en strekt zich naar beneden uit door het midden van de tank door de opening 32 in de bodem 34 van de tank 12.

Aan de draaias 26 zijn vier stellen coaxiale horizontale bladen 36, 42, 48 en 54 bevestigd. Het hoogste stel horizontale bladen 36 bestaat uit horizontale bladen 38 en 40. De horizontale bladen 38 en 40 20 zijn door middel van bouten bevestigd aan een metalen plaat 56 welke vastgelast is aan de verticale as 26. De horizontale bladen 38 en 40 zijn coaxiaal en strekken zich uit naar tegenover liggende punten van de cilindrische wand van de tank.

Het volgende stel horizontale bladen 42 is ongeveer halverwege ge-25 plaatst tussen het hoogste stel horizontale bladen 36 en het onderste stel horizontale bladen 48 en 54. De horizontale bladen 44 en 46 van stel 42 (zie figuur 2) maken een rechte hoek met betrekking tot de overeenkomstige bladen 38 en 40 van stel 36. De horizontale bladen 44 en 46 zijn door middel van moeren en bouten bevestigd, aan de metalen 30 plaat 58, welke metalen plaat vastgelast is aan de verticale draaias 26.

Er zijn twee stellen horizontale bladen 48 en 54 op hetzelfde niveau geplaatst op de verticale as 26 nabij de bodem 34 van de golftank 12, Deze stellen horizontale bladen 48 en 54 bevinden zich voldoende 35 dicht bij de bodem van de tank zodat door het draaien van de bladen het zwartsel op de bodem van de tank in beweging wordt gehouden. Deze afstand is gewoonlijk ongeveer 0,025 meter (1 inch) vanaf de bodem van de tank. Het stel horizontale bladen 54 is evenwijdig aan het stel 42 (zie figuur 2) en het stel bladen 48 is evenwijdig aan het hoogste stel 40 horizontale bladen 36. Het stel horizontale bladen 48 bestaat uit twee αν* ^ j {..iü? 3 / O i £ I / 7 bladen 50 en 52 welke door middel van moeren en bouten bevestigd zijn, aan de plaat 62 welke vastgelast is aan de draaiende verticale as 26.

De horizontale bladen 50 en 52 strekken zich uit naar de tegenover liggende punten van de wand van de tank 12. Het stel horizontale bladen 54 5 (figuur 2) bestaat uit bladen 64 en 66 die door middel van moeren en bouten bevestigd zijn aan de plaat 68 welke vastgelast is aan de'verticale as 26. De horizontale bladen 64 en 66 strekken zich uit naar tegenover liggende punten op de wand van de tank.

Figuur 3 toont een optilorgaan bevestigd aan een horizontaal blad. 10 Een roestvrij stalen staaf 72 is vastgelast aan het uiteinde van het horizontale blad 69. Het optilorgaan 74 wordt dan omhoog met een hoek van 45° ten opzichte van het horizontale blad vastgelast aan zowel het bovenste oppervlak van het horizontale blad alsmede aan de rand van de staaf 72. Het optilorgaan 64 wijst verticaal in de bewegingsrichting 15 van het horizontale blad.

Aan het uiteinde van het horizontale blad 50 in figuur 1 is het zich aan de zijkant bevindende schraaporgaan 76 vastgelast, dat zich naar buiten uitstrekt en overeenkomstig de contour van de wand van de tank is gevormd. Het zich aan de zijkant bevindende schraaporgaan 76 20 strekt zich uit naar boveji toe en langs de wand van de tank en maakt een bocht van 90° direkt onder het horizontale blad 38, Het uiteinde van het zich aan de zijkant bevindende schraaporgaan 76 is door middel van moeren en bouten bevestigd aan het uiteinde van het horizontale blad 38. Het zich aan de zijkant bevindende schraaporgaan 76 bevindt 25 zich voldoende dicht bij de wand van de tank teneinde een uit zwartsel bestaande koek, die zich gevormd zou kunnen hebben op de wand van de tank, te verwijderen, en/of om het vormen van een koek van zwartsel op de wand van de tank 12 zo klein mogelijk te maken. In dit geval is het schraaporgaan 76 binnen 0,058 meter (2 inch) geplaatst van de wand van 30 de tank. Op een overeenkomstige wijze strekt het zich aan de zijkant bevindende schraaporgaan 78 uit en is dit vastgelast aan het uiteinde van het horizontale blad 52. Het zich aan de zijkant bevindende schraaporgaan 78 maakt een bocht van 90e naar de verticale as 26 direkt onder het horizontale blad 40. Het uiteinde van het schraaporgaan is 35 door middel van moeren en bouten bevestigd aan het uiteinde van het horizontale blad 40.

In figuur 2 zijn twee evolvente-vormige propel!erschoepen 82, 84 geplaatst tussen het onderste stel horizontale bladen en het volgende stel horizontale bladen 42. De propel!erschoepen zijn vastgelast aan de 40 verticale as 26 zodat wanneer de verticale as 26 draait, de propeller- ·> ,*· * t ✓ * * 4 V ? I - -r * 8 schoepen in de richting van het bolle gedeelte van de genoemde evolven-te-vormige propellerschoepen draaien. De propellerschoepen (zie fiugur 4) strekken zich uit vanaf de verticale as 26 naar de binnenste rand van de tankuitlaten 86 en 88, dat wil zeggen naar de rand van de tank-5 uitlaat die zich het dichtst bij de verticale as 26 bevindt. De propellerschoepen zijn op een zodanige manier geplaatst dat de breedten van de genoemde schoepen verticaal is. De geometrie van de evolvente-kromme van de propel!erschoep wordt bepaald door de omtrek van de buitenste huls 25 van de verticale as 26. De eindpunten 83 en 85 van het bolle 10 gedeelte van de evolvente-vormige propellerschoepen strekken zich naar de inwendige randen 87 en 89 van de tankuitlaten uit. Voor een verdere toelichting van een werkwijze voor het ontwerpen van een evolvente-kromme wordt verwezen naar Chemical Engineer's Handbook, Textbook Edition, Perry J.H. Ed., 3de editie, bladzij 62 (McGraw Hill, 1950), naar 15 de inhoud waarvan hierbij wordt verwezen.

De propellerschoepen worden bij hun uiteinden ondersteund door verticale staven 90, 92 (zie figuur 2). De uiteinden van de verticale staaf 90 zijn bevestigd aan de horizontale bladen 44 en 64. Het uiteinde van het propel 1erschoep 82 is bevestigd aan en ondersteund door de 20 verticale staaf 90. De uiteinden van de verticale staaf 92 zijn bevestigd aan de horizontale bladen 46 en 66. Het uiteinde van de propel!erschoep 84 is bevestigd aan en ondersteund door de verticale staaf 92.

Figuur 5 toont een techniek voor het bevestigen van een propel!erschoep aan een verticale steunstaaf. Een uiteinde van de verticale 25 steunstaaf 90 is vastgelast aan de onderkant van het horizontale blad 44 en het andere uiteinde van de steunstaaf 90 is vastgelast aan de bovenkant van het horizontale blad 64. Twee stroken roestvrij staal 96 en 98 zijn vastgelast aan de boven- en onderranden respectievelijk van de propel1erschoep 82 bij het uiteinde van de propel!erschoep, dat zich 30 het verst af bevindt van de verticale as 26. De stroken roestvrij staal strekken zich uit naar de verticale steunstaaf 90 en zijn loodrecht aan de zijkant van de staaf vastgelast. Een aanvullende ondersteuning wordt verschaft door een rechthoekig roestvrij stalen deksel 100. Het deksel 100 past nauwsluitend in de rechthoekige steunconstructie gevormd door 35 de roestvrij stalen stroken 96 en 98 die vastgelast zijn aan de propel-1erschoep 82.en de verticale steunstaaf 90. De randen van het deksel 100 passen binnen en zijn gelast aan de rechthoekige steunconstructie. Het deksel dient ertoe om te verhinderen dat de propel!erschoep vervormd wordt tengevolge van het bewegende zwartsel.

40 Aan de vakman zullen, zonder meer dan routinematige experimenten ^ "" - -5 ,» *7 j,-% . .* i ï ft' >>y .i Am» * * 2= ώ 9 uit te voeren, vele equivalenten duidelijk zijn van de hierin beschreven uitvoeren. Het is de bedoeling dat dergelijke equivalenten gedekt worden door de volgende conclusies.

. i /

Claims

1. Werkwijze voor het mengen en beroeren van verschillende soorten zwartsel in een golftank voorzien van een of meer inlaatpoorten en een 5 of meer uitlaatpoorten, welke bevat: a) het roeren van zwartsel op ten minste twee afzonderlijke verticale niveau's in de golftank, waarbij het laagste niveau voldoende dicht bij de bodem van de golftank ligt teneinde het zich op de bodem van de tank bevindende zwartsel in beweging te houden; 10 b) het optillen van het zwartsel nabij de bodem van de tank; c) het bewegen van het zwartsel vanaf het midden van de tank en naar de tankuitlaat of uitlaten; d) het verwijderen van aan de wand van de golftank vastgekoekt zwartsel, en/of het minimaliseren van het vormen van een koek van 15 zwartsel op de wand van de tank.

2. Werkwijze voor het mengen en beroeren van verschillende soorten zwartsel in een golftank voorzien van een of meer inlaatpoorten en een of meer uitlaatpoorten, omvattende: a) het roeren van zwartsel door middel van tenminste twee stellen co- 20 axiale horizontale bladen bevestigd aan een centraal gepositio neerde verticale draaias, welke horizontale bladen op tenminste twee niveau's zijn geplaatst, waarbij de laagste horizontale bla- den zich voldoende dicht bij de bodem van de golftank bevinden, zodat het zwartsel op de bodem van de genoemde tank geroerd wordt 25 bij het verdraaien van het genoemde blad; b) het optillen van het zwartsel nabij de bodem van de tank door mid del van optil organen bevestigd aan de uiteinden van de onderste horizontale bladen; c) het draaien van de propellerschoepen teneinde het zwartsel af te 30 bewegen van het midden van de golftank en naar de tankwanduitlaat of uitlaten, welke propellerschoepen boven de onderste horizontale bladen verbonden zijn aan de verticale as, die de vorm bezitten van evolvente-krommen die zich uitstrekken naar de binnenste randen van de uitlaatpoort of poorten van de golftank; 35 d) het verwijderen van aangekoekt zwartsel van de wand van de golftank, en/of het zo klein mogelijk maken van het vormen van een koek van zwartsel op de wand van de golftank door middel van zich aan de zijkant bevindende schraaporganen, welke zich aan de zijkant bevindende schraaporganen bevestigd zijn aan de uiteinden van 40 de onderste horizontale bladen en overeenkomstig de vorm van de r* -'Π7 .¾ - r,„ ƒ Ï-! Ί V Ί f -v :.· W ! hu, a / wand van de tank zijn gevormd.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de zich aan de zijkant bevindende schraaporganen verticaal zijn.

4. Werkwijze volgens conclusie 2» waarbij de zich aan de zijkant 5 bevindende schraaporganen schroef!ijnvormig zijn.

5. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de optilinrichtingen met een hoek van 45° bevestigd zijn op de bovenzijde van de horizontale bladen en in de bewegingsrichting van de genoemde horizontale bladen zijn gericht.

6. Inrichting voor het mengen en beroeren van verschillende soor ten zwartsel in een golftank, bevattende: a) een verticale draai as centraal geplaatst in de golftank; h) tenminste twee stellen horizontale bladen bevestigd aan de genoemde draai as op verschillende niveau's, waarbij elk stel bladen be-15 staat uit twee coaxiale bladen die zich uitstrekken naar tegen- overelkaar liggende punten op de wand van de golftank, terwijl het onderste stel horizontale bladen zich voldoende dicht bij de bodem van de golftank bevindt, zodat het zwartsel op de bodem van de genoemde tank geroerd en in beweging gehouden wordt bij het draaien 20 van de genoemde bladen; c) optil organen bevestigd aan de uiteinden van de onderste horizon tale bladen; d} zich aande zijkant bevindende schraaporganen bevestigd aan de uiteinden van de laagste en hoogste stellen horizontale bladen, welke 25 schraaporganen zich verticaal uitstrekken langs en overeenkomstig gevormd zijn met de wand van de tank, welke zich aan de zijkant bevindende schraaporganen voldoende dicht bij de wand van de tank rond draaien teneinde het vormen van een koek van zwartsel op de wand van de tank zo klein moge!ijk te maken en/of teneinde aange-30 koekt zwartsel te verwijderen van de wand van de golftank; e) propel!erschoepen bevestigd aan de verticale as op een punt boven het onderste stel horizontale bladen en onder het volgende hogere stel horizontale bladen, welke propel!erschoepen de vorm bezitten van evolvente-krommen en zich uitstrekken naar de binnenste randen 35 van de uitlaat of uitlaten van de tank.

7. Inrichting volgens conclusie 6 waarbij de zich aan de zijkant bevindende schraaporganen verticaal zijn.

8. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de zich aan de zijkant bevindende schraaporganen schroef!ijnvormig zijn.

9. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de randen van de zich '· ' - i. i / aan de zijkant bevindende schraaporganen afgeschuind zijn» welke randen in de bewegingsrichting gericht zijn van de genoemde zich aan de zijkant bevindende schraaporganen.

10. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de optil inrichtingen 5 bevestigd zijn aan de uiteinden van de onderste horizontale bladen, met een hoek van 45° naar boven toe ten opzichte van de genoemde horizontale bladen, en gericht zijn in de bewegingsrichting van de genoemde horizontale bladen. 10 „=====„===S! A · Η 1 Λ .1 J' Λ $ / u i j /