NL8700525A

NL8700525A - Inrichting voor het bewerken van op een transportband gelegen voorwerpen.

Info

Publication number: NL8700525A
Application number: NL8700525A
Authority: NL
Original assignee: Buhrs Zaandam Bv
Priority date: 1987-03-04
Filing date: 1987-03-04
Publication date: 1988-10-03
Also published as: US4842123A; JPS63232105A; EP0282112A1

Description

# NL 34.149-Vo/hp >w

Inrichting voor het bewerken van op een transportband gelegen voorwerpen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewerken van op een transportband gelegen voorwerpen, voorzien van een bewerkingsinrichting, die voor het uitvoeren van de bewerking althans nagenoeg evenwijdig aan de 5 transportband heen en weer beweegbaar is en tijdens tenminste een gedeelte van zijn voorwaartse bewerkingsslag een gelijke snelheid als de transportband bezit en aangrijpt op een te bewerken voorwerp.

Bij een bekende inrichting van dit type is sprake 10 van een foliebandeermachine, waarin tijdschriften en dergelijke in een kunststoffolie worden verpakt. Hierbij worden de tijdschriften eerst op een met de transportband mee bewegende foliebaan geplaatst, waarna de langsranden van deze foliebaan over de tijdschriften worden gevouwen en met elkaar worden 15 verbonden. Vervolgens worden tussen de opeenvolgende tijdschriften in de foliebaan dwarslassen aangebracht, en wordt de foliebaan aldaar doorgesneden, waardoor afzonderlijk verpakte tijdschriften of dergelijke worden verkregen. Bij deze bekende inrichting bestaat de bewerkingsinrichting derhalve 20 uit een lasinrichting, welke is gecombineerd met een inrichting voor het doorsnijden van de foliebaan.

Deze bekende inrichting bezit als nadeel, dat de tijdschriften ten opzichte van de transportband kunnen verschuiven. Hierdoor bestaat de kans, dat de plaats, waar de 25 bewerkingsinrichting aangrijpt op de foliebaan niet overeenkomt met de gewenste plaats. Zo is het mogelijk, dat de bewerkingsinrichting aangrijpt op de te bewerken voorwerpen in plaats van tussen opeenvolgende voorwerpen, hetgeen tot afgekeurde voorwerpen kan leiden. Weliswaar bestaat er een syn-30 chronisatie tussen het tijdstip, waarop de tijdschriften aan de transportband worden toegevoerd en het tijdstip, waarop de bewerkingsinrichting zijn bewerking uitvoert, doch tijdens het transport van de tijdschriften op de transportband treden de reeds eerder genoemde verschuivingen op, waardoor de syn-35 chronisatie kan worden verstoord. Deze verschuivingen vinden hun oorzaak voornamelijk in een slip tussen de tijdschriften en de foliebaan die op de transportband ligt en in het optreden van rek in de foliebaan, vooral tijdens het starten en p f- f r. r

- ; ^ ·· ·. V

* -2- stoppen van de inrichting. Tevens kan het variëren van de transportsnelheid van de transportband een nadelige invloed hebben op de synchronisatie tussen de plaats van de tijdschriften en de plaats van de bewerkingsinrichting. Wanneer 5 de inrichting kleine voorwerpen bewerkt, waarbij zich een groter aantal voorwerpen tussen de plaats waar deze op de transportband worden geplaatst en de plaats, waar de bewerkingsinrichting zijn bewerking uitvoert, bevinden, kan de totale afwijking van de positie van de voorwerpen ter plaatse 10 van de bewerkingsinrichting ten opzichte van de gewenste positie tamelijk groot zijn, zodat tot nog toe bij dergelijke bekende inrichtingen een vrij grote afstand tussen opeenvolgende voorwerpen moest worden gehandhaafd om te vermijden, dat de bewerkingsinrichting aangrijpt op de voorwerpen in 15 plaats van tussen de voorwerpen.

De uitvinding beoogt derhalve een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij dit nadeel op eenvoudige, doch niettemin doeltreffende wijze is opgeheven .

20 Hiertoe wordt de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door een correctiemechanisme voor het corrigeren van de onderlinge positie van de bewerkingsinrichting en het te bewerken voorwerp tijdens de bewerkingsslag van de bewerkingsinrichting .

25 Wanneer het correctiemechanisme volgens de uitvin ding een afwijking van de positie van de bewerkingsinrichting ten opzichte van het te bewerken voorwerp vergeleken bij de gewenste positie constateert, zorgt dit mechanisme voor een correctie van deze onderlinge positie.

30 Bij voorkeur is het correctiemechanisme voorzien van een eerste detectie-inrichting voor het detecteren van de positie van de te bewerken voorwerpen, een tweede detectie-inrichting voor het detecteren van de positie van de bewerkingsinrichting alsmede een besturingseenheid voor het verge-35 lijken van de door beide detectie-inrichtingen opgewekte de-tectiesignalen en het in afhankelijkheid hiervan afgeven van een correctiesignaal voor het veranderen van de positie van de bewerkingsinrichting. Op deze wijze kan de werkelijke positie worden vergeleken met een vooraf ingestelde gewenste 40 positie, waarna afhankelijk van het verschil tussen beide po- ft 7 Λ (\ r· 9 ït, φ -3- * sities een correctiesignaal voor het veranderen van de positie van de bewerkingsinrichting wordt afgegeven.

In een met voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de eerste 5 detectie-inrichting detectoren voor het bepalen van het tijdstip, waarop de te bewerken voorwerpen een bepaald punt passeren. Hierbij is het gunstig, wanneer de eerste detectie-inrichting zodanig is geplaatst, dat de positie van een te bewerken voorwerp wordt bepaald op het tijdstip, waarop het 10 voorgaande voorwerp de bewerking door de bewerkingsinrichting ondergaat. Hierdoor is de door de voorwerpen af te leggen afstand tussen de eerste detectie-inrichting en de bewerkingsinrichting minimaal, zodat tijdens dit gedeelte van de transportband geen of nauwelijks nieuwe verschuivingen van de 15 voorwerpen ten opzichte van de transportband kunnen optreden.

In een handige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is de transportband voorzien van tenminste twee evenwijdige, zich in de lengterichting van de transportband uitstrekkende reeksen sleuven, waarbij de sleu-20 ven van de reeksen zich onderling overlappen en waarbij met elke reeks sleuven een detector samenwerkt, welke detectoren in dwarsrichting van de transportband op êên lijn zijn gelegen.

Door de reeksen sleuven met zich onderling overlap-25 pende sleuven wordt als het ware een continue opening gevormd, waardoor het detecteren van een voorwerp op elk tijdstip mogelijk is. Op deze wijze wordt vermeden, dat de transportband moet worden uitgevoerd als twee zich naast elkaar uitstrekkende aparte transportbanden met een continue daar-30 tussen gelegen sleuf, hetgeen voor een goede geleiding van bijvoorbeeld een foliebaan nadelig is.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

35 Fig. 1 toont in zijaanzicht een gedeelte van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 toont een uitvoeringsvorm van een bij de inrichting volgens de uitvinding toe te passen transportband, 40 en r. - - i ¥ -4- ** ' Fig. 3 toont een stroomschema van de werking van de inrichting volgens de uitvinding.

In fig. 1 is zichtbaar, dat de te bewerken voorwerpen 1, zoals tijdschriften of dergelijke, door een aanvoer-5 transporteur 2 met invoernokken 3 worden aangevoerd. De in-voernokken 3 zijn bevestigd aan een ketting 4 en dienen voor het voortbewegen van de voorwerpen 1. De aandrijving van de transporteur 2 geschiedt via een centrale aandrijfas 5, die enerzijds via een ketting 6 met de transporteur 2 is verbon-10 den en anderzijds via een hoofdaandrijfkast met een hoofdaan-drijfmotor 8 is verbonden.

Na het verlaten van de transporteur 2 bereiken de tijdschriften 1 de transportband 9, die wordt aangedreven door de aandrijfrol 10. De aandrijfrol 10 staat via een in-15 stelbare reductiekast 11 eveneens in verbinding met de hoofdaandrij f kast 7. Door het veranderen van de overbrengingsver-houding van de reductiekast 11 kan de voorwaartse snelheid van de transportband 9 worden gevarieerd, zonder dat de transportsnelheid van de transporteur 2 wordt veranderd.

20 Hierdoor kan de afstand tussen de opeenvolgende tijdschriften 1 op de transportband 9 worden ingesteld.

Aan de voorzijde van de transportband 9 wordt tevens vanaf een rol 12 een kunststoffoliebaan 13 afgewikkeld, die bijvoorbeeld via de omkeerrol 14 van de transportband 9 25 onder de tijdschriften 1 komt te liggen.

Op niet nader getoonde wijze worden de zich in de lengterichting van de transportband 9 uitstrekkende langsran-den van de foliebaan 13 aan de bovenzijde van de tijdschriften 1 naar elkaar toegevouwen en door middel van een verbin-30 dingsnaad, bijvoorbeeld een lasnaad, met elkaar verbonden.

In fig. 1 worden verder getoond: ondersteuningsrol-len 15 voor de transportband 9, een overnamerol 16 voor het overnemen van de van de transporteur 2 komende tijdschriften 1, alsmede een trek- en aandrukroleenheid 17. De werking van 35 deze onderdelen is op zichzelf bekend en wordt derhalve niet nader in detail beschreven.

De inrichting bezit verder een bewerkingsinrichting 18, die voor het uitvoeren van de bewerking althans nagenoeg evenwijdig aan de transportband 9 heen en weer beweegbaar is 40 en tijdens tenminste een gedeelte van zijn voorwaartse bewer- / ·'= :·. ·\ · ·» * i.j. t k * -5- kingsslag een gelijke snelheid als de transportband 9 bezit en aangrijpt op de te bewerken kunststoffoliebaan 13. Deze stand is in fig. 1 weergegeven. In de getoonde uitvoeringsvorm omvat de bewerkingsinrichting 18 een seal-inrichting 5 voor het vervaardigen van een dwarsseal alsmede een snij-inrichting voor het doorsnijden van de kunststoffoliebaan 13.

Tijdens de retourslag is de bewerkingsinrichting 18 vrij van de foliebaan 13. De werking van deze bewerkingsinrichting 18 is eveneens op zichzelf bekend, en wordt derhalve evenmin in 10 detail toegelicht.

De bewerkingsinrichting 18 is heen en weer beweegbaar gelagerd op een ondersteuning 19. De heen en weer gaande beweging van de bewerkingsinrichting 18 wordt bewerkstelligd door een bewegingsmechanisme 20, dat via een ketting 21 en 15 aandrij fas 22 opnieuw in verbinding staat met de hoofdaan-drijfkast 7.

Tijdens de heen en weer gaande beweging van de bewerkingsinrichting 18 zorgen leidrollen 23 voor het overeenkomstig verplaatsen van een transportbandlus, zodat de 20 plaats, alwaar de bewerkingsinrichting 18 aangrijpt op de kunststoffoliebaan 13, telkens vrij blijft van de transportband 9.

Op korte afstand voor de bewerkingsinrichting 18 bevindt zich een eerste detectie-inrichting 24, die detecto-25 ren 25 omvat voor het bepalen van het tijdstip, waarop de te bewerken tijdschriften dit punt passeren. Zoals blijkt uit fig. 2, werken de detectoren 25 samen met twee evenwijdige, zich in de lengterichting van de transportband 9 uitstrekkende reeksen sleuven, waarbij de sleuven 26 van de reeksen zich 30 onderling overlappen. Hierbij werkt telkens een detector 25 samen met een reeks sleuven 28, en zijn de beide detectoren 25 in dwarsrichting van de transportband 9 op êên lijn gelegen. Op deze wijze kunnen de detectoren 25, die parallel zijn geschakeld, als het ware dwars door de transportband 9 "kij-35 ken”. In de getoonde uitvoeringsvorm omvatten de detectoren 25 fotocellen, maar het is tevens mogelijk dat de detectoren glasfibercellen of capacitieve naderingsschakelaars omvatten.

De inrichting omvat verder een tweede detectie-inrichting voor het detecteren van de positie van de bewer-40 kingsinrichting 18. Deze tweede detectie-inrichting, die niet r, £- . - - μ -6- ν nader is getoond, kan een naderingsschakelaar of dergelijke omvatten, die het tijdstip bepaalt, waarop de bewerkingsin-richting een bepaalde stand inneemt.

De werking van de inrichting volgens de uitvinding 5 is gebaseerd op het principe, dat een, aan de hand van fig. 3 nader beschreven, besturingseenheid aanwezig is voor het vergelijken van de door beide detectie-inrichtingen opgewekte detectiesignalen en het in afhankelijkheid hiervan afgeven van een correctiesignaal voor het veranderen van de positie 10 van de bewerkingsinrichting 18.

Het veranderen van de positie van de bewerkingsinrichting 18 vindt plaats via het bewegingsmechanisme 20, dat hiertoe is voorzien van een excentriekas met een positio-neer-differentiaaltandwielkast 26, die wordt aangedreven door 15 een motor 27. Door het veranderen van de stand van de posi-tioneer-differentiaaltandwielkast 26 met behulp van de motor 27 kan de fase van de bewegingscyclus van de bewerkingsinrichting 18 meer dan 360° worden veranderd, zodat het tijdstip, waarop de bewerkingsinrichting 18 begint met het uit-20 voeren van zijn bewerking willekeurig kan worden gekozen. De uiteindelijke duur van de bewerking verandert hierbij niet.

Het zal derhalve duidelijk zijn, dat het door het afgeven van een geschikt correctiesignaal aan de motor 27 mogelijk is, om de instelling van de differentiaaltandwielkast 25 26 zodanig te veranderen, dat de bewerkingsinrichting 18 precies op de goede plek van de foliebaan 13 aangrijpt, dat wil zeggen tussen twee opeenvolgende tijdschriften 1.

Voor het bepalen van het benodigde correctiesignaal wordt als volgt te werk gegaan.

30 Afhankelijk van de afmeting van de te bewerken tijdschriften 1 wordt met behulp van de reductiekast 11 de snelheid van de transportband 9 en derhalve de onderlinge afstand van de tijdschriften 1 op de transportband 9 ingesteld. Vervolgens wordt bij een lage snelheid van de transportband 9 35 met handbediening de instelling van de differentiaaltandwielkast 26 door bekrachtiging van de motor 27 zodanig veranderd, dat de bewerkingsinrichting 18 zijn bewerking uitvoert precies tussen twee opeenvolgende tijdschriften 1 zoals weergegeven in fig. 1. Tevens wordt voor een bepaald punt van de 40 bewerking de positie van de bewerkingsinrichting ten opzichte 7 ï\ ft r; f*1· r v # >J i ’ i', -7- * van een referentiepositie bepaald. Deze relatieve positie vormt de, tijdens de werking na te streven, zogenaamde "soll-wert”. Tevens wordt de eerste detectie-inrichting 24 zodanig geplaatst, dat de detectoren 25 de voorzijde van een tijd-5 schrift 1" detecteren wanneer de bewerkingsinrichting 18 de bewerking uitvoert aan het voorgaande tijdschrift 1'. De po-sitievan de bewerkingsinrichting 18 ten opzichte van de refe-rentiepositie op het tijdstip van detecteren door de detectoren 25 wordt eveneens bepaald. Op deze wijze kan een gewenste 10 positieverhouding worden bepaald tussen het tijdstip, waarop het tijdschrift de detectoren 25 passeert en het tijdstip, waarop de bewerkingsinrichting 18 een bepaalde positie heeft bereikt (hier bijvoorbeeld de positie, waarin de bewerking begint). Deze gewenste positieverhouding treedt op, wanneer 15 een tijdschrift 1 de goede relatieve positie ten opzichte van de de bewerkingsinrichting 18 inneemt. Deze gewenste positieverhouding wordt opgeslagen in het geheugen van de besturingseenheid.

Tijdens het werkelijke bedrijf van de inrichting 20 wordt thans de werkelijke positieverhouding tussen de genoemde tijdstippen, dus het tijdstip, waarop dit tijdschrift de detectie-inrichting 24 passeert, en het tijdstip, waarop de bewerkingsinrichting 18 de genoemde, bepaalde, stand inneemt, voor elk tijdschrift bepaald. Afhankelijk van de afwijking 25 van deze gemeten positieverhouding ten opzichte van de in het geheugen opgeslagen positieverhouding vindt een bekrachtiging van de motor 27 plaats, waardoor de fase van de -bewerkingsinrichting 18 zodanig wordt veranderd, dat de gewenste positieverhouding wordt bereikt.

30 De besturingseenheid vergelijkt derhalve de werke lijke waarde van de positieverhouding met de in het geheugen opgeslagen waarde daarvan. Afhankelijk van het verschil tussen beide tijdsduren wordt het correctiesignaal bepaald voor de motor 27 en de differentiaaltandwielkast 26. Hierbij wordt 35 erop gelet, dat slechts een correctiesignaal wordt afgegeven, wanneer het verschil tussen werkelijke en gewenste positieverhouding een bepaalde drempelwaarde overschrijdt. Hierdoor wordt vermeden, dat de motor 27 reeds wordt bekrachtigd bij zeer kleine afwijkingen van de geconstateerde positie van de 40 tijdschriften ten opzichte van de gewenste positie. Daarnaast C r ' ·· : -8- « geeft de besturingseenheid een zodanig correctiesignaal aan de motor 27 af, dat de snelheid, waarmee de instelling van de differentiaaltandwielkast 26 wordt veranderd, afhankelijk is van de snelheid van de transportband 9. Wanneer de transport-5 band 9 langzaam voortbeweegt, is de tijdsspanne, welke beschikbaar is voor het veranderen van de instelling van de differentiaaltandwielkast 26 langer, en kan de instelling derhalve langzamer plaatsvinden. Omgekeerd leidt een hoge transportbandsnelheid tot een snelle instelling.

10 Een overeenkomstige afhankelijkheid bestaat tussen de grootte van de correctie en de snelheid, waarmee deze correctie plaatsvindt. Een grote correctie leidt tot een snellere instelling, terwijl een kleine correctie leidt tot een langzamere instelling.

15 Aan de hand van fig. 3 wordt de werking van de in richting nogmaals schematisch toegelicht.

Het door stippellijnen omringde gebied duidt het zogenaamde leerproces aan, gedurend welk proces de in het geheugen van de besturingseenheid opgeslagen gewenste positie-20 verhouding wordt bepaald. De positie van de bewerkingsinrichting op het detectietijdstip van de detectoren komt overeen met de "meetwaarde detectoren". Vergelijking van deze meetwaarde met een gekozen referentiepositie levert de gewenste positieverhouding, die in het geheugen wordt opgeslagen. Op-25 gemerkt wordt, dat een dergelijke vergelijking tussen de meetwaarden van de detectoren en hun referentiepositie plaats kan vinden door toepassing van een pulsgenerator, die gekoppeld is aan de bewegingscyclus van de inrichting. Zo is het mogelijk, dat een pulsgenerator wordt toegepast die bijvoor-30 beeld 540 pulsen per bewegingscyclus van de bewerkingsinrichting afgeeft. De door deze pulsgenerator afgegeven pulsen dienen als referentie voor het detectietijdstip en als referentie voor het tijdstip, waarop de bewerkingsinrichting een bepaalde stand inneemt.

35 Tijdens het bedrijf van de inrichting wordt op overeenkomstige wijze de werkelijke positieverhouding bepaald. Hierbij wordt de meetwaarde van de detectoren opnieuw voor elk passerend tijdschrift vergeleken met de referentiepositie, hetgeen leidt tot een werkelijke positieverhouding.

?·· λ .¾ r fi ,-· * .♦ 1 ; ï ï V i'i "·- ί V U v i. ** * -9- k

Vervolgens wordt het verschil bepaald tussen de gewenste positie en de werkelijke positieverhouding. Uit dit verschil volgt een correctiewaarde. Deze correctiewaarde wordt vergeleken met een drempelwaarde . Slechts wanneer de 5 gewenste correctie groter is dan wordt aan de hand van een correctietabel, in welke rekening wordt gehouden met de snelheid van de transportband en de grootte van de correctie, het uiteindelijke correctiesignaal bepaald, dat wordt afgegeven aan de motor voor het instellen van de differentiaaltandwiel-10 kast.

Het uitvoeren van de faseverandering van de bewer-kingsinrichting 18 vindt plaats tijdens de loze retourslag van deze bewerkingsinrichting, zodat de bewerking zelf hiervan geen hinder ondervindt.

15 De uitvinding is niet beperkt tot de in het voor gaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het kader der uitvinding op velerlei wijzen kan worden gevarieerd.

Claims

1. Inrichting voor het bewerken van op een transportband gelegen voorwerpen, voorzien van een bewerkingsin-richting, die voor het uitvoeren van de bewerking althans nagenoeg evenwijdig aan de transportband heen en weer beweeg- 5 baar is en tijdens tenminste een gedeelte van zijn voorwaartse bewerkingsslag een gelijke snelheid als de transportband bezit en aangrijpt op een te bewerken voorwerp, gekenmerkt door een correctiemechanisme voor het korrigeren van de onderlinge positie van de bewerkingsinrichting en het 10 te bewerken voorwerp tijdens de bewerkingsslag van de bewer-kingsinrichting.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het correctiemechanisme is voorzien van een eerste detectie-inrichting voor het detecteren van de po- 15 sitie van de te bewerken voorwerpen, een tweede detectie-inrichting voor het detecteren van de positie van de bewer-kingsinrichting alsmede een besturingseenheid voor het vergelijken van de door beide detectie-inrichtingen opgewekte de-tectiesignalen en het in afhankelijkheid hiervan afgeven van 20 een correctiesignaal voor het veranderen van de positie van de bewerkingsinrichting.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eerste detectie-inrichting detectoren omvat voor het bepalen van het tijdstip, waarop de te bewer- 25 ken voorwerpen een bepaald punt passeren.

4. Inrichting volgens een der conclusies 2 of 3, met het kenmerk, dat de eerste detectie-inrichting zodanig is geplaatst, dat de positie van een te bewerken voorwerp wordt bepaald op het tijdstip waarop het voorgaande 30 voorwerp de bewerking door de bewerkingsinrichting ondergaat.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de transportband is voorzien van tenminste twee evenwijdige, zich in de lengterichting van de transportband uitstrekkende reeksen sleuven, waarbij de sleu- 35 ven van de reeksen zich onderling overlappen en waarbij met elke reeks sleuven een detector samenwerkt, welke detectoren in dwarsrichting van de transportband op een lijn zijn gelegen. J"t ' r ,·»·- -tv * i-* '·' 'V \r fcL» '4,*'* -11- * r

6. Inrichting volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de detectoren fotocellen omvatten.

7. Inrichting volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de detectoren glasfibercellen om- 5 vatten.

8. Inrichting volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de detectoren capacitieve nade-ringsschakelaars omvatten.

9. Inrichting volgens een der conclusies 2-8, met 10 h e t kenmerk, dat de bewerkingsinrichting een van een excentriek voorziene aandrijving bezit, waarbij de stand van het excentriek instelbaar is onder invloed van het cor-rectiesignaal van de besturingseenheid.

10. Inrichting volgens een der conclusies 2-9, 15. e t het kenmerk, dat de positieverandering van de bewerkingsinrichting plaatsvindt tijdens de loze retour-slag hiervan. V **' f-