NL8001651A

NL8001651A - Inrichting voor het toevoeren van produkten naar een werkpost.

Info

Publication number: NL8001651A
Application number: NL8001651A
Authority: NL
Original assignee: Bruno & Co Alisyncro
Priority date: 1979-03-29
Filing date: 1980-03-20
Publication date: 1980-10-01
Also published as: JPS5820852B2; DE3012211C2; IT7967656A0; US4355712A; IT1165189B; GB2045712B; JPS55165821A; DE3012211A1; CH634273A5; NL184941B; GB2045712A; FR2452448A1; FR2452448B1; NL184941C

Description

i, 'f

Inrichting voor het toevoeren van produkten naar esn wsrkpost.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het toevoeren van produkten in onderling gespatieerd verband naar een werkpost, zodat opvolgende produkten daardoor worden ontvangen op praktisch hetzelfde punt van opvolgende werkcycli van de werkpost, 5 waarbij de inrichting is van de soort, voorzien van een eerste transporteur, waarop de produkten worden ontvangen voor het vormen van een rij in lengterichting, waarin naburige produkten elkaar raken. In het bijzonder,doch niet uitsluitend, heeft de uitvinding betrekking op zulk een inrichting uitgevoerd voor het toevoeren van 10 suikerwerkprodukten aan een verpakkingsmachine.

Inrichtingen van de genoemde soort zijn beschreven in de gepubliceerde Britse octrooiaanvrage 2.001.029 gedateerd 12.7.

1978, het Amerikaanse octrooischrift 3.452.856 en het Duitse Offen-legungsschrift 2.346.407 en het Duitse Auslegeschrift 1.288.509.

15 Bij bepaalde bekende vormen van de bovengenoemde soort van inrichting is gebleken, dat het scheiden van elk produkt ten opzichte van het naburige stroomafwaartse produkt van de produkt-rij in de lengterichting niet altijd geschiedt op een duidelijke afgesneden wijze, zoals wenselijk is voor de juiste werking van de 20 inrichting. Dit probleem draagt bij tot het feit, dat gedurende het scheiden van twee naburige produkten, deze produkten tegen elkaar wrijven met hun naar elkaar gekeerde einden, ten gevolge van welke wrijvingseffekten en andere invloeden een onvoorspelbaar maar belangrijk effekt kan optreden bij het scheidingsproces. In het ge-25 val van suikerwerkprodukten kan de aanwezigheid van kleverige brokjes of in het algemeen kleverige aard van het produkt het scheidingsproces bijzonder moeilijk maken.

Het is daarom een doel van de uitvinding te voorzien in 80 0 1 0 51 * 2 een inrichting van de bovengenoemde soort, welke een goede produkt-scheiding vergemakkelijkt en werkt ter voorkoming van toevoer van produkten naar een werkpost buiten synchronisatie met zijn werk-cyclus.

5 Volgens de uitvinding wordt voorzien in een produkttoe- voerinrichting van de bovengenoemde soort, waarbij afgezien van de eerste transporteur, een tweede transporteur is toegepast,op een lijn met de eerste transporteur met een ladingseinde gelegen nabij het ontladingseinde van de eerste transporteur, terwijl de 10 tweede transporteur is uitgevoerd voor het toevoeren van produkten, ontvangen van de eerste transporteur, naar de werkpost, eerste aan-drijforganen selectief in werking voor het voortbewegen van de eerste transporteur met een eerste snelheid of met een tweede snelheid , groter dan de eerste snelheid V^, tweede aandrijf-15 organen werkzaam voor het voortbewegen van de tweede transporteur met een snelheid bepaald door de uitdrukking: V3 VM £

L

waarbij de gemiddelde waarde is tussen de eerste en tweede snel-20 heden en V2 van de eerste transporteur, L de lengte van het produkt is en PT de waarde is van de spatie tussen de produkten indien geplaatst op de tweede transporteur op theoretisch gewenste plaatsen geschikt om te veroorzaken dat de produkten opvolgend worden toegevoerd naar de werkpost op hetzelfde gewenste punt van 25 opvolgende werkcycli, een eerste testeenheid en een tweede test-eenheid elk ingericht voor het detecteren van de aanwezigheid van een produkt op respectieve plaatsen langs de tweede transporteur, waarbij de eerste testeenheid stroomopwaarts van de tweede testeenheid is geplaatst en de plaatsen zijn gespatieerd van elkaar over 30 een afstand D bepaald door de uitdrukking: D = L + 2(Δ p/2) waarbij Δρ/2 gelijk is aan de maximum toelaatbare verschuiving tussen de werkelijke plaats van een produkt op de tweede transporteur en zijn theoretisch gewenste plaats daarop, en regelorganen 35 werkend voor het monsteren van de testeenheden met een frequentie afhankelijk van de snelheid van de tweede transporteur waarbij elk 800 1 6 51 * 3 opvolgend monsteren plaatsvindt op het moment waarop elk opvolgend produkt, indien het op zijn theoretisch gewenste plaats op de tweede transporteur is, zou zijn gelegen midden tussen de twee test-eenheden, waarbij deze regelorganen zijn ingericht voor het regelen 5 van de eerste aandrijforganen voor het voortbewegen van de eerste transporteur met zijn eerste snelheid wanneer de tweede test-eenheid de aanwezigheid detecteert van een produkt op een moment van monsteren en voor het voortbewegen van de eerste transporteur met zijn tweede snelheid wanneer de eerste testeenheid de aanwe-10 zigheid detecteert van een produkt op het monsteringsmoment.

De inrichting volgens de uitvinding en voor het toevoeren van produkten naar een verpakkingsmachine, zal aan de hand van de tekening in het volgende nader worden toegelicht.

Fig. 1 toont een deel van de inrichting in zijaanzicht.

15 Fig. 2 is een bovenaanzicht van de inrichting.

Fig. 3 is een overeenkomend aanzicht van fig. 1, maar toont een gewijzigde uitvoering van de inrichting.

De inrichting volgens fig. 1 en 2 omvat twee lineaire bandtransporteurs en geplaatst op een lijn met elkaar met het 20 ontladingseinde van de transporteur aangebracht bij het ladings- einde van de transporteur . De band van de transporteur passeert rond rollen 14 en 12 respectievelijk geplaatst bij het ladings-en ontladingseinde van de transporteur T^. Overeenkomend passeert de band van de transporteur rond rollen 10 en 16 respectievelijk 25 geplaatst bij het ladings- en ontladingseinde van de transporteur

V

De transporteur is uitgevoerd om aan zijn ladings-einde een rij in lengterichting van produkten P te ontvangen, komende van een fabricageeenheid, waarbij naburige produkten P in 30 contact met elkaar zijn.

De transporteur voert de produkten P gespatieerd van elkaar in de lengterichting van de transporteur, naar een verpakkingsmachine (niet getekend). Deze verpakkingsmachine is voorzien van een kettingtransporteur, welke eist dat de produkten daar-35 aan worden toegevoerd op hetzelfde punt in respectieve ver- pakkingsmachinecycli. De plaatsen van de produkten op het bewegende 8 0 0 1 6 51 * 4 bovenste deel van de transporteur , welke overeenkomen met de juiste toevoer van de produkten naar de verpakkingsmachine, zullen hierna de theoretisch gewenste plaatsen van de produkten worden genoemd. Wanneer produkten zijn geplaatst op de tweede transporteur 5 op deze theoretisch gewenste plaatsen, zijn zij gespatieerd van elkaar over een afstand P^. Het zal duidelijk zijn, dat indien een produkt overgedragen op de transporteur , is verschoven vanuit zijn gewenste plaats, dan zelfs ofschoon het opvolgende produkt kan worden overgedragen naar de transporteur op de afstand PT 10 vanaf het voorafgaande produkt, dit opvolgende produkt ook zal zijn verplaatst ten opzichte van zijn gewenste plaats.

Om te zorgen dat de snelheid van de transporteur evenredig is met de machinecyclussnelheid, kan de waarde van de afstand P onafhankelijk worden gemaakt van de machinecyclussnelheid.

T

15 Hiertoe wordt een ingangsaandrijfas 18 van de inrichting in rotatie aangedreven vanaf de verpakkingsmachine. Deze aandrijfas 18 is gekoppeld via riemaandrijvingen 20 naar drie evenwijdige transmissie-assen 22, 24 en 26. De as 22 is ingericht voor het roteerbaar aandrijven van de stroomafwaartse rol 12 van de transporteur via een 20 riemtransmissie 28. Een selectief werkende koppeling 30 is werkzaam geplaatst tussen de einden van de as 22 en indien werkend, veroorlooft deze de transmissie van aandrijving langs de as 22 naar de rol 12, waardoor de transporteur zal bewegen met een snelheid V^. De as 24 is ingericht voor heb overdragen van de rotatie van de 25 aandrijfas 18 naar de rol 12 via een riemtransmissie 32, welke een grotere transmissieverhouding heeft dan die van de transmissie 28. Een selectief werkende koppeling 34 is werkzaam geplaatst tussen de as 24 tussen zijn einden en veroorlooft, indien werkend, de transmissie van de aandrijving langs de as 24 vanaf de as 18 naar de rol 30 12, waardoor de transporteur wordt voortbewegoen met een snel heid V2, welke groter is dan de snelheid V^. De as 26 is in gericht voor het roteerbaar aandrijven van de stroomopwaartse rol 10 van de transporteur , zodat deze transporteur wordt voortbewogen met een snelheid V^, welke groter is dan het gemiddelde van de snelheden 35 en V2 van de transporteur en welke wordt bepaald door de uitdrukking: 800 1 6 51 # 5 V3 = VM —£

Jj waarbij de gemiddelde waarde is tussen de snelheden en van de transporteur T^, L de lengte van een produkt P is en de waarde is van de afstand tussen produkten geplaatst in hun theoretisch ge-5 wenste plaatsen langs de transporteur .

Een selectief werkende koppeling 36 is werkzaam geplaatst tussen de einden van de as 26 voor het veroorloven van de regeling van de aandrijftransmissie daarlangs.

Boven het stroomopwaartse einddeel van de transporteur 10 is een dwarsstuk 38 aangebracht, dat zich uitstrekt over de gehele breedte van de transporteur en dat door middel van een elektromagneet 40 kan worden bewogen tussen een hoge stand en een lage stand, respectievelijk in fig. 1 aangegeven door een stippellijn en een getrokken lijn. In zijn hoge stand veroorlooft het dwarsstuk 38 het 15 doorlaten van het produkt P op en langs de transporteur T^. In de lage stand van de het dwarsstuk 38 zal een produkt P toegevoerd naar het ladingseinde van de transporteur worden tegengehouden door aanslag tegen de wand van het dwarsstuk gekeerd naar de transporteur (hierna de voorwand van het dwarsstuk 38 genoemd).

20 De voorwand van het dwarsstuk 38 is gespatieerd van het ladingseinde van de transporteur over een afstand, zo ingesteld dat het vlak van contact tussen het produkt P, vastgehouden door aanslag tegen het dwarsstuk 38 en het produkt P opvolgend stroom-. opwaarts, welke gelijk is aan de afstand tussen de assen van de 25 rollen 10 en 12. Stroomopwaarts van het dwarsstuk 31 zijn twee fotoelektrische testeenheden aangebracht, voorzien van respectieve fotocellen 42 en 44, en organen voor het opwekken en richten van respectieve lichtbundels over het bovenste werkgedeelte van de transporteur op overeenkomende van de fotocellen 42 en 44. Deze 30 lichtbundels zijn zo ingericht, dat wanneer een produkt P passeert langs de transporteur , de bundels van de twee fotoelektrische testeenheden opvolgend worden onderbroken. De fotocellen 42 en 44 zijn gespatieerd van elkaar over een afstand D bepaald door de uitdrukking: 35 D = L + 2 ( Δρ/2) 800 1 6 51 6 waarbij Δρ/2 gelijk is aan de maximum toelaatbare waarde van verschuiving van de plaats van een produkt op de transporteur vanaf zijn theoretisch gewenste plaats. Twee andere fotoelektrische test-eenheden zijn aangebracht met fotocellen 46 en 48 van deze eenheden 5 respectievelijk gelegen stroomopwaarts van de fotocel 42 en stroomafwaarts van de fotocel 44. De fotocellen 42, 44, 46 en 48 zijn verbonden met een elektrisch regelstelsel 50 van de inrichting. Het regelstelsel 50 is uitgevoerd voor het regelen van de elektromagneet 40 en de koppelingen 30, 34 en 36 afhankelijk van de uitgangssigna-10 len, ontvangen uit de fotocellen 42, 44, 46 en 48.

In fig. 1 is de inrichting getekend in gestopte toestand, waarbij het dwarsstuk 38 in zijn lage stand is met het eerste produkt P van de rij van produkten op de transporteur rustend tegen de voorwand van dit dwarsstuk. Bij het in werking stellen van de 15 inrichting, regelt het regelstelsel 50 het stijgen van het dwarsstuk 38 en het starten van de transporteur T2 en van de transporteur T^, zodat een duidelijke scheiding wordt verkregen tussen het eerste produkt P van de rij en het onmiddellijk daarop volgende produkt.

Deze scheiding wordt vergemakkelijkt door het feit, dat het vlak 20 van scheiding tussen de twee produkten is gelegen tussen de einden van de twee transporteurs T^ en

In het ideale geval zouden gedurende de werking van de inrichting de produkten P van de transporteur worden geplaatst in hun theoretisch gewenste plaatsen en worden gespatieerd over de af-25 stand P^. Voor het testen van de werkelijke plaatsen van de produkten ten opzichte van hun theoretisch gewenste plaatsen, is het regelstelsel 50 ingericht voor het monsteren van de uitgangen van de fotocellen 42 en 44 op het ogenblik, waarop een produkt P theoretisch midden tussen de fotocellen 42 en 44 zou zijn. Dit monsteren van de 30 fotocellen 42 en 44 wordt uitgevoerd met een frequentie, welke afhankelijk is van de voortbewegingssnelheid van de tweede transporteur T2 en welke is ingesteld zodanig, dat met de produkten P in hun theoretisch gewenste plaatsen, bij elk opvolgend monsteren een produkt P is geplaatst midden tussen de fotocellen 42 en 44. In 35 de praktijk kan het gebeuren, dat bij elk monsteren de produkten P zijn verplaatst ten opzichte van hun theoretische plaats. De maxi- 800 1 6 51

U

7 mum waarde Δ p/2 van deze afwijking toegestaan tussen de werkelijke plaats en de theoretische plaats van elk produkt P op de transporteur is evenredig met: a) de snelheid van de transporteur zodanig dat onder ideale 5 omstandigheden een direkte evenredigheid bestaat tussen de snelheid van de transporteur en de spatie tussen de produkten vervoert door de transporteur ; b) de toegelaten tolerantie op de lengte L van het produkt; en c) de toegelaten afwijking tussen de gewenste en de werkelijke 10 plaatsen in de verpakkingsmachinecyclus wanneer een produkt daaraan wordt toegevoerd vanaf de transporteur T^.

Indien op het moment van monsteren van de fotocellen 42 en 44 de bundel gericht op een van deze fotocellen, wordt onderbroken door een van de produkten P, geeft dit aan dat de produkten 15 P zijn verschoven met betrekking tot hun theoretisch gewenste plaatsen over een waarde groter dan de toegelaten waarde, uitgedrukt door de waardeΔp/2. In deze situatie wordt het regelstelsel 50 ingesteld voor het regelen van de koppelingen 30 en 34 voor het op de juiste wijze instellen van de snelheid van de transporteur 20 Tj. Indien dus op het moment van monsteren een van de produkten P de bundel onderbreekt, gericht op de fotocel 44, werkt het regel-stelsel 50 zo dat de koppeling 30 gaat werken en de koppeling 34 buiten werking komt, zodat de transporteur langzamer gaat werken vanaf de snelheid naar de snelheid V^. Als resultaat ver-25 schuift bij elk opvolgend monsteren de plaats van het produkt, welke op dat moment ideaal midden tussen de fotocellen 42 en 44 moet zijn, progressief stroomopwaarts vanaf de fotocel 44 naar de middenpositie.

Indien overeenkomstig op het moment van monsteren een 30 van de produkten P de bundel onderbreekt, gericht op de fotocel 42, zal het regelstelsel 50 de koppeling 34 doen werken en de koppeling 30 doen uitschakelen, zodat de snelheid van de transporteur toeneemt vanaf tot V^. Bij elk opvolgend monsteren op dit tijdstip zullen de produkten progressief verder stroomafwaarts 35 van de fotocel 42 worden geplaatst en dus meer nabij hun theoretisch gewenste plaats.

80 0 1 651 *· 8

De waarden van de snelheden en worden gekozen op de basis, dat het verschil tussen elk van de snelheden en en de snelheid VM (gelijk aan de gemiddelde waarde tussen en V^) omgekeerd evenredig is met het tijdinterval gelegen tussen het moment 5 waarop een van de fotocellen 42 of 44 de aanwezigheid van een pro-dukt P detecteert en het moment waarop de produkten P weer zijn gelegen in hun theoretisch gewenste plaatsen. Aldus zal, hoe korter men wenst dit interval te maken, hoe groter het verschil zal zijn tussen (V^) en de gemiddelde snelheid V^. Er wordt echter 10 opgemerkt, dat boven een bepaalde waarde van dit verschil het tegengestelde effekt wordt verkregen als gewenst wanneer de snelheid van de transporteur wordt veranderd. In dit geval wordt elk opvolgend produkt in plaats van steeds dichter bij zijn theoretisch gewenste plaats te komen, verschoven vanaf deze plaats in de rich-15 ting tegengesteld aan die, waarin het produkt, dat de snelheids-verandering veroorzaakte, was gelegen.

Zou het veranderen van de snelheid van de transporteur geen effekt leveren voor het verbeteren of ten minste vasthouden van de positie van elk opvolgend produkt met betrekking tot hun 20 theoretisch gewenste plaatsen, dan zal in korte tijd een produkt worden overgedragen op de transporteur op een plaats verschoven van zijn theoretisch gewenste plaats over een grotere waarde dan de toelaatbareΔp/2. Als resultaat hiervan zal een van de fotocellenze en 48 (waarvan de uitgangen worden gemonsterd door het 25 regelstelsel 50 op hetzelfde moment als de fotocellen. 42 en 44) worden onderbroken door dit produkt op het moment van monsteren.

Het regelstelsel 50 is uitgevoerd om aan te spreken op zulk een optreden door het onmiddelijk stoppen van de inrichting, aangezien het storende produkt niet zal worden aangenomen door de verpakkingsma-30 chine. Voordat de inrichting opnieuw wordt gestart, stelt een be-dieningspersoon de plaats van het storende produkt weer in op zijn theoretisch gewenste plaats.

Aan het einde van een werkperiode van de inrichting wordt het regelstelsel 50 ingericht voor het stoppen van de twee trans-35 porteurs en en tegelijk het dwarsstuk 38 naar beneden te bewegen voor het vasthouden van het voorste produkt van de rij op de 800 1 6 51 9 transporteur in de juiste plaats, vereist voor opvolgend opnieuw starten van de inrichting.

In de gewijzigde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens fig. 3 zijn onderdelen van de inrichting overeenkomend met die van 5 de uitvoering van fig. 1 en 2, aangegeven met dezelfde verwijzings-cijfers. Bij de inrichting van fig. 3 is een rondlopende ketting 52 geplaatst boven en evenwijdig aan de transporteur . De ketting 52 passeert rond twee eindtandwielen 54 en 56, waarvan het ene wordt aangedreven vanaf de transporteur . De ketting 52 is voor-10 zien van platen 53, welke wanneer zij lopen langs het onderste deel van de rondlopende ketting 52, afhangen daarvan naar het bovenste werkgedeelte van de transporteur . De platen 58 zijn gespatieerd van elkaar langs de ketting 52 over een vooraf bepaalde afstand P mat een grotere waarde dan de afstand tussen de foto-15 cellen 46 en 48. De ketting 52 is uitgevoerd voor voortbeweging op een continue wijze met een snelheid V , welke wordt bepaald door de uitdrukking: nPc v = -v c p 3 np - _c + - Δρ C 2 2 Ύ waarbij n een positief geheel getal is. Met de hoeveelheid np^ wordt de afstand bedoeld, welke op het moment van monsteren van de foto-20 cellen 42-48, de plaat 58 onmiddellijk boven de fotocel 46 scheidt van de plaat 58, welke in contact is met een van de produkten P. In het voorbeeld van fig. 3 komt deze afstand overeen met 3p^, dat wil zeggen n = 3. Ten gevolge van bovenstaand verband tussen de snelheden V_ en V wanneer elke plaat 58 beweegt langs de

j O

25 onderste baan van de rondlopende ketting 52, vangt deze geleidelijk een respectievelijk produkt van de produkten P op de transporteur totdat hij over de eindsectie van de onderste baan van de ketting 52 dit produkt P drukt langs de transporteur naar het ontladingseinde van de transporteur . De inrichting volgens fig.

30 3 levert dus een constante spatie tussen de produkten P zodra zij de transporteur verlaten, waardoor elke verschuiving tussen de werkelijke en theoretisch gewenste plaatsen van een produkt wordt 80 0 1 β 51 t & 10 opgeheven (onder voorwaarde dat deze verplaatsing is gelegen binnen de maximum toelaatbare vaarde Δρ/2). De fotocellen 46 en 48 zijn verbonden met een elektrisch regelstelsel 50 overeenkomend met dat als bovenbeschreven, en regelen het stoppen van de inrichting in 5 gevallen waar de platen 58 zouden worden beschadigd, dat wil zeggen in gevallen waar de produkten P de maximum toelaatbare waarde van afwijking van hun theoretisch gewenste plaatsen overschrijden.

In de inrichting van fig. 3 wordt de blokkeerfunktie, welke bij de voorafgaande uitvoeringsvorm werd uitgevoerd door het 10 dwarsstuk 38, nu uitgevoerd door een van de platen 58 van de ketting 52. Hiertoe is bij het einde van een werkperiode van de inrichting het elektrische regelstels 50 uitgevoerd voor het stoppen van de ketting 52 in de positie getekend in fig. 3, waarbij het voorste produkt P op de transporteur stuit tegen een van de 15 platen 58. Deze plaat 58 wordt gestopt op een zodanige afstand van het ladingseinde van de transporteur dat het vlak van kontakt tussen het voorste produkt, dat rust tegen de plaat en het volgende stroomopwaartse produkt gelijk is aan de afstand van de assen van de terugvoerrollen 10 en 12. Het voorste produkt P van de pro-20 duktrij op de transporteur is dus ideaal geplaatst voor het op-niuew starten van de inrichting. Het regelstelsel 50 is uitgevoerd voor het regelen van het opnieuw starten van de transporteur en de ketting 52 zodanig, dat de plaat 58,welke het voorste produkt op de transporteur blokkeert, wordt bewogen uit kontakt daarmee, 25 waardoor een duidelijke afscheiding wordt verzekerd tussen het voorste produkt van de rij en het volgende stroomopwaartse produkt.

In plaats van het doen blokkeren van het voorste produkt P door gebruik van een van de platen 58, zal het natuurlijk mogelijk zijn deze funktie uit te voeren door gebruik van de dwarsstuk-30 inrichting van fig. 1 en 2, waarbij de ketting 52 stroomafwaarts van het dwarsstuk 38 wordt geplaatst en slechts dient voor het verzekeren van het juiste plaatsen van de produkten P bij de uitgang van de transporteur T^.

35 800 1 6 51

Claims

1. Inrichting voor het toevoeren van produkten in onderling gespatieerd verband naar een werkpost zodanig dat opvolgende produkten daardoor worden ontvangen op praktisch hetzelfde punt 5 van opvolgende werkeycli van de werkpost waarbij de inrichting is voorzien van een eerste transporteur waarop de produkten worden ontvangen voor het vormen van een rij daarop in de lengterichting waarbij aangrenzende produkten elkaar raken, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van een tweede transporteur op 10 een lijn met de eerste transporteur (T^) en met een ladingseinde (10) gelegen nabij het ontladingseinde (12) van de eerste transporteur (T^) terwijl de tweede transporteur (T^) is uitgevoerd voor het toevoeren van produkten (P) ontvangen van de eerste transporteur (T^) naar de werkpost, eerste aandrijforganen (18, 30, 34) se-15 lectief werkzaam voor het voortbewegen van de eerste transporteur (T^) met een eerste snelheid (V^) of met een tweede snelheid (Vg) groter dan de eerste snelheid (V^), tweede aandrijforganen (18, 36) - werkzaam voor het voortbewegen van de tweede transporteur met een snelheid bepaald door de uitdrukking:

20 V_ = V %

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat blokkeerorganen (38, 58) aanwezig zijn, werkzaam voor het blokkeren van de baan van een dergelijk produkt (P) dat wordt overgedragen pp 20 de tweede transporteur (Tj) waardoor dat produkt (P) wordt gestopt op een plaats zodanig dat het vlak van contact tussen dit produkt (P) en het volgende stroomopwaartse produkt is gelegen tussen de einden (12, 10) van de twee transporteurs (T^, terwijl de blokkeerorganen (38, 58) worden geregeld door de regelorganen (50) 25 voor het uitvoeren van de blokkeerwerking bij het stoppen van de inrichting en om deze blokkeerwerking op te heffen bij het opnieuw starten van de inrichting.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een rondlopende ketting (52) aanwezig is, geplaatst boven en 30 evenwijdig aan de tweede transporteur ^) en lopend rond twee tandwielen (54, 56) waarbij de ketting (52) wordt aangedreven door derde aandrijforganen en is voorzien van een aantal elementen (58) gespatieerd van elkaar langs de ketting (52) over een afstand P c welke groter is dan de afstand D tussen de twee testeenheden (42, 35 44) waarbij elk element (58) wanneer het loopt langs de onderbaan van de rondlopende ketting (52) afhangt daarvan naar het bovenste 800 1 6 51 werkgedeelte van de tweede transporteur terwijl de derde aan- drijforganen zijn ingericht voor het continu voortbewegen van de ketting (52) met een snelheid Vc welke groter is dan de genoemde tweede snelheid van de tweede transporteur (T^) en wordt be-5 paald door de uitdrukking: npc V ---- V. C p ,3 np - C + L Δ p C 2 2 ~ 2 waarbij n een positief geheel getal is en np de afstand weergeeft, welke op een moment van monsteren van de twee testeenheden (42, 44) 10 een dergelijk element (58) dat is gelegen onmiddellijk boven een van de twee testeenheden (42, 44) scheidt van een dergelijk element (58) dat in contact is met een van de produkten (P) terwijl elk dergelijk element (58) werkzaam is in de eindsectie van zijn baan langs het ondergedeelte van de ketting (52) voor het drukken 15 van een betreffend prcdukt (P) naar het ontladingseinde van de tweede transporteur (T^).

3 M —— Ii waarbij de gemiddelde waarde is tussen de eerste en tweede snelheden en van ^e eerste transporteur (T^), L de lengte is van een dergelijk produkt (P) en P^ de waarde is van de spatie tussen produkten (P) indien geplaatst op de tweede transporteur (T ) op 25 theoretisch gewenste plaatsen geschikt om te zorgen dat de produkten (P) opvolgend worden toegevoerd naar de werkpost op hetzelfde gewenste punt van opvolgende werkeycli, een eerste testeenheid (42) en een tweede testeenheid (44) elk uitgevoerd voor het detecteren van de aanwezigheid van een produkt op respectieve plaatsen langs de 30 tweede transporteur (T^) waarbij de eerste testeenheid (42) is geplaatst stroomopwaarts van de tweede testeenheid (44) en deze plaatsen zijn gespatieerd van elkaar over een afstand D bepaald door de uitdrukking: D = L + 2 ( Δρ/2) 35 waarbij Δρ/2 gelijk is aan het maximum toelaatbare verschuiven 800 1 351 tussen de werkelijke plaats van een produkt (P) op de tweede transporteur (T^) en zijn theoretisch gewenste plaats daarop, en regel-organen (50) werkzaam voor het monsteren van de testeenheden (42, 44) bij een frequentie afhankelijk van de snelheid van de tweede trans-5 porteur (Tj) waarbij elk opeenvolgend monsteren plaatsvindt op het moment waarop elk opvolgend produkt, indien in zijn gheoretisch gewenste plaats op de tweede transporteur (Tj) zou zijn geplaatst midden tussen de twee testeenheden (42, 44) terwijl de regelorganen (50) zijn uitgevoerd voor het regelen van de eerste aandrijforganen 10 voor het voortbewegen van de eerste transporteur (T^) met zijn eerste snelheid wanneer de tweede testeenheid (44) de aanwezigheid detecteert van een produkt (P) op een dergelijk moment van monsteren en voor het voortbewegen van de eerste transporteur (T^) met zijn tweede snelheid wanneer de eerste testeenheid (42) de 15 aanwezigheid detecteert van een produkt (P) op een dergelijk mon-steringsmoment,

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de blokkeerorganen zijn voorzien van een dwarsstuk (38) dat zich uitstrekt over het stroomopwaartse einde van de tweede trans- 20 porteur (T^) en verticaal beweegbaar is door een bedieningsorgaan (40) tussen een hoge stand waarin het dwarsstuk (38) het passeren van de produkten (P) langs de tweede transporteur (T^) toelaat, en een lage positie waarin het dwarsstuk (38) effectief is voor het blokkeren van de baan van een dergelijk produkt (P) dat wordt over-25 gedragen op de tweede transporteur Ol^).

5. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat bij het stoppen van de inrichting de regelorganen (50) zijn inge-richting voor het regelen van de derde aandrijforganen zodanig dat de ketting (52) wordt gestopt met een van zijn elementen (58) in 30 een positie werkzaam voor het blokkeren van de baan van een produkt dat wordt overgedragen op de tweede transporteur (T^) waarbij het ene element (58) aldus het blokkeerorgaan vormt.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, 1 met het kenmerk, dat verder een vierde testeenheid (46, 48) aanwe- 8 0 0 1 8 51 zig is respectievelijk stroomopwaarts en stroomafwaarts van de eerste en tweede testeenheden (42, .44) geplaatst waarbij de regelor-ganen (50) zijn uitgevoerd, voor het monsteren van alle testeenheden (42, 44, 46, 48) tegelijk en om de inrichting te stoppen wanneer 5 de derde of de vierde testeenheid (46 of 48) de aanwezigheid detecteert van een produkt (P) op zijn moment van monsteren.

7. Inrichting in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 800 1 8 51