NL8700250A - Voor twee afzonderlijke ladingen geschikt wegtransportvoertuig. - Google Patents

Description

Korte aand.: Voor twee afzonderlijke ladingen geschikt wegtransportvoertuig.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op van ten minste een laadvloer voorziene wegtransportvoertuigen.

Dergelijke wegtransportvoertuigen zijn algemeen bekend.

5 Een groot deel van van een laadvloer voorziene weg transportvoertuigen is geschikt voor het transporteren van een lading met een groot gewicht. Na optimalisatie van dergelijke wegtransportvoertuigen kunnen binnen de grenzen van de techniek, gelet op de wettelijke bepalingen, ladingen met een 10 groot gewicht worden getransporteerd.

Er bestaan tevens wegtransportvoertuigen, die geschikt zijn voor het transporteren van een lading met een groot volume. Ook in deze sector van wegtransportvoertuigen is een grote mate van optimalisering bereikt, zodat dergelij-15 ke wegtransportvoertuigen geschikt zijn voor het transporteren van een lading met een groot volume.

In het algemeen worden bij wegtransportvoertuigen, die geschikt zijn voor het transporteren van een lading met een groot gewicht, slechts een klein deel van het voor de 20 lading beschikbare volume gebruikt. Bij voor ladingen met een groot volume geschikte wegtransportvoertuigen is het omgekeerde het geval; bij dergelijke wegtransportvoertuigen blijft, alhoewel het effectieve geladen gewicht van dergelijke wegtransportvoertuigen in het algemeen aanzienlijk kleiner 25 is, veelal een deel van het beschikbare geladen gewicht onbenut. Gezien de kostprijs van het wegtransport is dit een ongewenste situatie.

Het doel van de onderhavige uitvinding is dan ook het verschaffen van een transportmiddel, in het bijzonder een 30 wegtransportvoertuig, waarvan zowel het laadgewicht als het laadvolume zoveel mogelijk wordt benut.

Dit doel wordt bereikt door het verschaffen van een van ten minste één laadvloer voorzien transportmiddel, waarbij ten minste de bovenste laadvloer evenwijdig aan zichzelf 35 in hoofdzakelijk verticale richting beweegbaar is.

k / ? : f * rs - Λ ' * V u £ i: Ö * 4 - 2 -

Door deze beweegbare tweede laadvloer is het mogelijk twee afzonderlijke ladingen onafhankelijk van elkaar op het wegtransportvoertuig te transporteren.

Bij een wegtransportvoertuig volgens de onderhavige 5 uitvinding wordt bijvoorbeeld ten eerste de lading met het relatief geringe volume en het relatief grote gewicht op de onderste, vaste laadvloer geladen. Om dit laden te vergemakkelijken wordt de bovenste laadvloer tijdens het laden naar de bovenste stand bewogen. Wanneer de belading met de zware 10 lading voltooid is, wordt de bovenste laadvloer zo ver mogelijk naar beneden bewogen. Dan kan op de bovenste, beweegbare laadvloer de lading met een gering gewicht en een relatief groot volume worden geladen.

Het is vanzelfsprekend eveneens mogelijk als eerste 15 de lading met het geringe gewicht en het grote volume te laden, hiertoe wordt de bovenste beweegbare laadvloer tot in de onderste stand bewogen, zodat deze gemakkelijk, bijvoorbeeld door middel van vorkheftrucks kan worden beladen. Wanneer deze belading voltooid is, wordt de beweegbare laadvloer 20 omhoog bewogen, zodat ruimte vrij komt voor het beladen van de onderste laadvloer met de zware lading met het relatief geringe volume.

Het lossen van het wegtransportvoertuig volgens de uitvinding kan eveneens in de gewenste volgorde plaatsvinden; 25 zo kan bij het als eerste lossen van de lichte lading, deze van de bovenste laadvloer worden verwijderd, waarna deze omhoog wordt bewogen, zodat ruimte vrijkomt voor het lossen van de op de onderste laadvloer aangebrachte zware lading. Andersom kan allereerst de beweegbare laadvloer naar boven 30 worden bewogen, zodat de zware lading van de onderste laadvloer wordt gelost, waarna de bovenste laadvloer tot in de onderste stand kan worden bewogen en de daarop geplaatste lichte lading kan worden gelost.

De onderhavige uitvinding is van bijzonder belang 35 bij al of niet van een huif voorziene open wegtransportvoer-tuigen, waarbij het eventueel aan de zijkant aanwezige zeil verwijderbaar is, zodat het betreffende wegtransportvoertuig gemakkelijk, b.v. door middel van vorkheftrucks geladen of 8 i 0 ö 2 5 0 - 3 - gelost kan worden. Dit zal zeker van belang zijn wanneer de lading zich op pallets bevindt. Öok wanneer een beweegbare laadvloer volgens de uitvinding wordt toegepast is het vanzelfsprekend van belang dat dit voordeel van de grote toegan-5 kelijkheid vanaf de zijkanten wordt gehandhaafd.

Hiertoe is volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding de beweegbare laadvloer slechts aan zijn hoekpunten van geleidingsmiddelen voorzien. De beweegbare laadvloer wordt slechts aan zijn hoekpunten ondersteund, zodat de 10 gehele zijkant toegankelijk is voor het laden en lossen.

Om tevens relatief zware ladingen op de bovenste laadvloer te kunnen transporteren is de beweegbare laadvloer aan zijn zijkanten van wegneembare steunmïddelen voorzien. Deze steunmiddelen zijn vooral van belang, wanneer - tijdens { 15 het rijden - dynamische belastingen van de laadvloer moeten worden overgebracht. Om de toegankelijkheid van de zijkanten niet nadelig te beïnvloeden zijn deze steunmiddelen wegneem-baar.

Volgens een tweede uitvoeringsvorm is de beweegbare 20 laadvloer kantelbaar om één van zijn langszijden. Deze voorkeursuitvoeringsvorm maakt het mogelijk de onderste laadvloer vanaf de bovenzijde van de vrachtwagen, bijvoorbeeld door middel van een kraan te laden en te lossen.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toege-25 licht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, dat weergegeven is in de bijgaande tekeningen, waarin voorstellen:

Figuur 1: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een oplegger, die is ingericht volgens de onderhavige uitvinding; 30 Figuur 2: een gedeeltelijk weggebroken perpecti- visch aanzicht van een detail van de ophangingsconstructie van de bij de onderhavige uitvinding toegepaste beweegbare laadvloer;

Figuur 3: een schematisch perspectivisch aanzicht 35 van de hydraulische hefinrichting voor gebruik bij de onderhavige uitvinding;

Figuur 4: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een detail van de wegneembare rongen vol- 8700250 9 « - 4 - gens de onderhavige uitvinding? en

Figuur 5: een schematisch dwarsdoorsnedeaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.

De in figuur 1 afgebeelde vrachtautocombinatie om-5 vat een trekker 1 en een door middel van een pen 3 draaibaar daarop opgelegde oplegger 2. Het frame van de oplegger 2 omvat een verhoogd deel 4 en een op de normale laadhoogte aangebracht deel 5. Het verhoogde deel 4 van het frame is op de klassieke wijze opgebouwd door middel van twee zich in de 10 lengterichting uitstrekkende hoofdbalken 6, en daartussen aangebrachte I-profielen 7.

Het lage deel 5 van het trailerframe omvat weliswaar eveneens twee zich in de lengterichting uitstrekkende hoofdbalken 8, maar deze hoofdbalken 8 zijn in de dwarsrich-15 ting verbonden door ronde buizen 9. Deze ronde buizen 9 strekken zich over de gehele breedte van de trailer uit tot aan aan weerszijden van de hoofdbalken aangebrachte zijbalken 10. Door het toepassen van ronde buizen in plaats van I-profielen wordt het gewicht van het frame aanzienlijk verkleind, 20 hetgeen van belang is voor het ten minste gedeeltelijk compenseren van het gewicht van de beweegbare laadvloer. Het lage deel 5 van het frame is op bekende wijze door middel van korte profielstukken 11 verbonden met het verhoogde deel 4 van het frame. Op het verhoogde deel 4 van het frame is een 25 laadvloerplaat 12 aangebracht, terwijl op het lage deel van het frame een laadvloerplaat 13 is aangebracht.

Onder het lage deel 5 van het frame zijn op niet in de tekening weergegeven wijze assen met daaraan bevestigde wielen bevestigd. Aangezien deze geen onderwerp van de uit-30 vinding vormen wordt hierop niet nader ingegaan.

Op de vier hoekpunten van het lage deel 5 van het frame zijn vier zich omhoog uitstrekkende, door U-profielen gevormde staanders 14 aangebracht. Zowel het voorste paar staanders 14 als het achterste paar staanders 14 is verbonden 35 door een dwarsbalk 15. Zowel het linker paar staanders 14 als het rechter paar staanders 14 is verbonden door een zich in de lengterichting uitstrekkende langsbalk 16. Beide langsbal-ken 16 zijn elk op twee punten verbonden met de zich daaron- 8700250 * te - 5 - der bevindende zijbalk 10 van het frame 5 door zich in verticale richting uitstrekkende, losneembare rongen 17.

Overigens is het voorste zich boven het verhoogde deel van de laadvloer bevindende deel van de oplegger op con-5 ventionele wijze opgebouwd en in het uitvoeringsvoorbeeld met platen bekleed. Het zich boven het lage deel van de laadvloer bevindende deel van de laadvloer is met afneembaar zeil bekleed.

Binnen de door de vier staanders 14 begrensde 10 ruimte is een horizontale, in verticale richting evenwijdig aan zichzelf beweegbare laadvloer 18 aangebracht. Deze beweegbare laadvloer 18 is aan elk van zijn hoekpunten voorzien van oren 19, die zich in de groeven van de de staanders 14 vormende U-profielen uitstrekken. Deze oren 19 dragen zorg 15 voor de geleiding van de beweegbare laadvloer 18. Aan de oren 19 is eveneens een kabel 20 bevestigd, welke kabel 20 over boven in de staanders 14 aangebrachte geleidewielen 21 en over onder in de staanders aangebrachte geleidewielen 22 is geleid en aan zijn andere einde met een hydraulische 20 trekinrichting 23 is verbonden.

Omdat het gewicht van de beweegbare laadvloer slechts op vier punten op het frame wordt overgebracht, is het frame geschikt voor het opnemen van deze vierpuntsbelas-ting. Zo zijn de langsliggers 10 zwaarder uitgevoerd dan 25 normaal, en zijn de hierna te bespreken einddwarsbalken 32, 33, en de niet afgeheelde, de voorste staanders 14 verbindende voördwarsbalken eveneens zwaarder uitgevoerd dan bij een tot de stand van de techniek behorend trailerframe.

In figuur 2 is de opbouw van de beweegbare laad-30 vloer 18, de geleiding van deze laadvloer in de staanders 14 en de aandrijving van deze laadvloer meer in detail afgeheeld. De beweegbare laadvloer 18 bestaat in essentie uit twee door I-profielen gevormde langsbalken 24, die aan hun einde verbonden zijn door dwarsbalken 25. Op elk van de bui-35 tenranden van de langsbalk 24 is een stook 26 gelast. Aan deze stook 26 is een zich over de gehele lengte uitstrekkend scharnier 27 verbonden, waarvan het andere deel aan de de eigenlijke laadvloer vormende plaat 28 is bevestigd. De plaat 8 7 δ 0 £ 5 δ t - 6 - 28 kan door middel van het scharnier 27 naar boven worden geklapt, zodat de onderste laadvloer bijvoorbeeld door middel van een hijskraan van bovenaf kan worden geladen of gelost.

De aan de einden van de langsbalken van de beweegbare laad-5 vloer bevestigde oren 19 worden gevormd door een aan de langsbalk 24 vastgelaste doosvormige constructie. Deze doosvormige constructie geleidt de beweegbare laadvloer. Aan deze doosvormige constructie 19 is de kabel 20 bevestigd, die over een geleidewiel 21 is geleid. Het geleidewiel 21 is op een as 10 29 gelagerd, welke as zich in de dwarsrichting uitstrekt tussen de gesloten zijde van het U-profiel en een daarop gelaste plaat 30. De kabel 20 is verder naar beneden geleid, tot door een in de betreffende zijbalk 10 aangebrachte opening 31 heen tot om een geleidewiel 22. Dit geleidewiel 22 is gelagerd op 15 een as 31, die zich uitstrekt tussen een de zijbalken 10 verbindende eerste einddwarsbalk 32 en een aan een tweede eind-dwarsbalk 33 bevestigde plaat 34. De kabel strekt zich dan naar de pneumatische trekinrichting 23 uit.

Aan de voorzijde is de beweegbare laadvloer van een 20 zelfde inrichting voorzien voor het doen bewegen hiervan. Bij het in figuur 1 getoonde uitvoeringsvoorbeeld is voor elk van de paren kabels 20 een pneumatische trekinrichting 23 aangebracht, zoals die schematisch is weergegeven in figuur 3. Een dergelijke pneumatische trekinrichting 23 omvat een vast met 25 het frame verbonden cilinder 35, die aan één einde van een reeks geleidewielen 36 is voorzien. Aan zijn andere einde is de pneumatische cilinder 35 van een zuigerstang 37 voorzien, aan het einde waarvan een tweede reeks geleidewielen 38 is aangebracht. Elk van de kabels 20 is tweemaal om de reeks 30 geleidewielen 36 en tweemaal om de reeks geleidewielen 38 geleid, en daarna vast aan het frame bevestigd. Elk van de kabels 20 strekt zich dus driemaal over de lengte van de cilinder 35 uit. Wanneer de zuigerstang 37 vanuit de cilinder 35 wordt bewogen, en dus de afstand tussen de reeksen gelei-35 dewielen 36 en 38 wordt vergroot, wordt deze verplaatsing, door het feit dat de kabels zich elk driemaal over de afstand tussen de twee reeksen geleidewielen 36, 38 uitstrekken driemaal vergroot aan de kabels 20 overgedragen. Als gevolg hier- 8700250 ft .-7- van zal <3e verplaatsing van de cilinder 35 met een factor drie vergroot aan de beweegbare laadvloer worden overgedragen. Het is vanzelfsprekend mogelijk meer of minder geleide-wielen toe te passen; de overbrengingsverhouding zal dan ver-5 anderen.

Tevens is in figuur 3 een uitvoeringsvariant getoond, waarbij slechts één pneumatische trekinrichting noodzakelijk is. Hierbij worden de aan de voorste hoeken van de beweegbare laadvloer bevestigde kabels 39 naar het achterste 10 deel van het voertuig geleid, en daar bevestigd aan de kabels 20 voor het heffen van de achterzijde van de laadvloer. De beweging van de kabels 20 wordt hiermede overgedragen aan de kabels 39, zodat door het doen bewegen van de pneumatische trekinrichting 23, alle vier de kabels worden bewogen.

15 Het is eveneens mogelijk de kabels door middel van een bijvoorbeeld elektrisch aangedreven lier op te wikkelen, terwijl het aantrekkelijk kan zijn de beweegbare laadvloer met behulp van tandstaven aan te drijven.

Figuur 4 toont hoe de rongen 17 afneembaar zijn be-20 vestigd aan het frame van de oplegger. In elk van de zijbalken 10, zijn op de betreffende plaatsen versterkingsplaten 40 gelast, zodat hiermede het U-vormige profiel plaatselijk wordt gesloten. Tevens is ter plaatse een vierkante opening aangebracht in het bovenste been van het U-vormige profiel.

25 Recht hierboven is in de onderzijde van de betref fende langsbalk 16 een opening 42 aangebracht. De door een hol, vierkant profiel gevormde rong 17 strekt zich tussen beide openingen 41, 42 uit. De rong 17 is aan zijn bovenzijde van een vierkante pen 43 voorzien, die in de opening 42 van 30 de langsbalk 16 past. Aan de onderzijde is in het inwendige van de rong 17 een beweegbaar blok 44 aangebracht, dat in verticale richting beweegbaar is. Dit blok 44 is voorzien van een zich in de lengterichting van het voertuig uitstrekkende pen 45, die zich door een in een zijwand van de rong 17 aan-35 gebrachte sleuf 46 heen uitstrekt. Met behulp van deze pen 45 kan het blok 44 opgetild worden, zodat de rong 17 gemakkelijk op zijn plaats kan worden gebracht, door deze van onderaf door middel van het blok 44 in de opening 42 te steken, daar- 87 Cn-Rή ♦ V' 4 Ί - 8 - na de onderzijde van de rong tot boven de opening 41 aan te brengen en door middel van de pen 45 het blok 44 naar beneden te bewegen. Aldus kunnen de rongen 17 gemakkelijk aangebracht en verwijderd worden. Omdat de zijkanten van de oplegger met 5 zeil zijn bekleed, dat uiteraard gemakkelijk afneembaar is, en de rongen 17 eveneens verwijderbaar zijn, is de gehele zijkant van de oplegger vrij toegankelijk.

Ter plaatse van de rong 17 is elk van de langsbal-ken 24 van de beweegbare laadvloer 18 voorzien van een paar 10 oren 47, in elk waarvan twee gaten zijn aangebracht. Door deze gaten in overeenstemming te brengen met in de rong 17 aangebrachte gaten 48, kunnen door de betreffende gaten pennen 49 worden gestoken, voor een extra fixatie van de beweegbare laadvloer. Deze pennen 49 kunnen geborgd worden door 15 middel van een borgspeld 50.

Ter versteviging zijn tussen de twee langsbalken 24 van beweegbare laadvloer 18 dwarspijpen 51 aangebracht. Om de dwarspijpen 51 te kunnen verwijderen - dit is noodzakelijk wanneer in de omhooggeklapte toestand van de bovenste laad-20 vloer, de onderste laadvloer van bovenaf wordt beladen - zijn de pijpen 51 aan elk einde van een pen 52 voorzien, die in een aan de binnenzijde van de langsbalk 24 aangebracht pijpje 53 kan worden gestoken. Ook deze bevestiging kan door middel van een borgspeld worden geborgd.

25 In figuur 5 is een schematisch dwarsdoorsnedeaan- zicht getekend van een tweede uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, die hier toegepast is bij een gewone vrachtwagen 54. Deze vrachtwagen 54 is vanzelfsprekend voorzien van een vaste laadvloer 55 en van een beweegbare laadvloer 56. De 30 beweegbare laadvloer 56 rust op een uit dwarsbalken 57 en langsbalken 58 gevormd frame. De beweegbare laadvloer wordt in essentie gevormd door twee, elk aan hun buitenste zijkant scharnierend met de betreffende langsbalk 58 verbonden, zich tot het midden van de dwarsbalken uitstrekkende platen 59. De 35 platen 59 van de beweegbare laadvloer 56 kunnen elk omhoog geklapt worden tot de in figuur 5 met streeplijnen weergegeven stand, zodat de onderste laadvloer gemakkelijk van bovenaf kan worden beladen. Doordat bij deze uitvoeringsvorm de . 87C 025 0 • ί - 9 - beweegbare laadvloer 56 in twee stukken is verdeeld, kan elk van deze stukken gemakkelijker tot in de bovenste stand worden bewogen.

Vanzelfsprekend is de beweegbare laadvloer op 5 dezelfde wijze als het eerste uitvoeringsvoorbeeld opgehangen, zodat deze in verticale richting beweegbaar is. De beweegbare laadvloer 56 wordt dan ook slechts aan zijn vier hoekpunten geleid door staanders 60, die aan hun bovenzijde verbonden zijn door dwarsbalken 61, respectievelijk langsbal-10 ken 62.

Volgens een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding is een zich over de gehele lengte van de laadvloeren 55, 56 van de vrachtwagen 54 uitstrekkend kleed 63 aangebracht. Dit kleed is aan zijn ene zijde verbonden aan de linker zijde van ' 15 de onderste laadvloer en is aan zijn andere zijde verbonden met de rechter zijde van de beweegbare laadvloer. Door dit flexibele kleed 63 aan te brengen, is het mogelijk de onderste laadvloer te beladen met los gestort materiaal, bijvoorbeeld industrie-appels. Wanneer deze appels gelost moeten 20 worden, kan dit op zeer eenvoudige wijze geschieden door de linker zijwand van de vrachtwagen 54 te verwijderen, waardoor reeds een deel van de appels aan deze zijde gelost zal worden, en om daarna de beweegbare laadvloer 56 omhoog te bewegen, waardoor het kleed 63 strak getrokken wordt en het over-25 blijvende deel van de appels wordt gelost.

Het is vanzelfsprekend mogelijk het bij deze toepassing vrijblijvende deel, dat wil zeggen het zich boven de beweegbare laadvloer bevindende deel te beladen met licht materiaal, dat in deze uitvoeringsvorm met streep-stippel-30 lijnen weergegeven dozen 65 is aangegeven.

Het eerste beschreven uitvoeringsvoorbeeld had betrekking op een oplegger, en het tweede uitvoeringsvoorbeeld had betrekking op een gewone vrachtwagen. Vanzelfsprekend kan de uitvinding tevens toegepast worden bij een aan-35 hangwagen voor een vrachtwagen, of zelfs bij een spoorwagon, of andere transportmiddelen.

S 7 0 0 2 5 0

Claims (18)

1. Van ten minste twee ten minste gedeeltelijk boven elkaar aangebrachte laadvloeren voorzien transportmiddel, met het kenmerk, dat ten minste de bovenste laadvloer evenwijdig aan zichzelf in hoofdzakelijk verticale richting 5 beweegbaar is.

2. Transportmiddel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de beweegbare laadvloer slechts aan zijn hoekpunten van geleidingsmiddelen is voorzien.

3. Transportmiddel volgens conclusie 1 of 2, met 10 het kenmerk, dat ten minste één van de aan weerszijden van de laadvloeren aangebrachte zijwanden in zijn geheel verwijderbaar is.

4. Transportmiddel volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de beweegbare laadvloer aan zijn zijkanten 15 van wegneembare steunmiddelen is voorzien.

5. Transportmiddel volgens één van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de beweegbare laadvloer om één van zijn zijden kantelbaar is.

6. Transportmiddel volgens conclusie 1-4, met het 20 kenmerk, dat de beweegbare laadvloer in de lengterichting gedeeld is en dat de delen van de beweegbare laadvloer kantelbaar zijn om hun buitenste langszijden.

7. Transportmiddel volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat een zich hoofdzakelijk over de gehele lengte 25 van de beweegbare laadvloer uitstrekkend kleed bevestigd is tussen één van de zijden van de beweegbare laadvloer en de vaste laadvloer.

8. Transportmiddel volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het transportmiddel een weg- 30 transportvoertuig is.

9. Transportmiddel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het transportmiddel een vrachtauto is.

10. Transportmiddel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het transportmiddel een aanhangwagen is.

11. Transportmiddel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het transportmiddel een oplegger is.

12. Transportmiddel volgens één van de voorafgaande 87 0 0 2 0 0 - i - 11 - conclusies, met het kenmerk, dat het onderstel hiervan in een lichte bouwwijze is uitgevoerd.

13. Transportmiddel volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de constructie van het frame aangepast is 5 aan de door de geleidingsmiddelen uitgeoefende krachten.

14. Transportmiddel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het onderstel voorzien is van zich in dwarsrich-ting uitstrekkende ronde pijpen.

15. Transportmiddel volgens één van de voorafgaande 10 conclusies, met het kenmerk, dat de beweegbare laadvloer door middel van kabels beweegbaar is.

16. Transportmiddel volgens één van de conclusies 1-15, met het kenmerk, dat de beweegbare laadvloer door middel van tandstaven beweegbaar is.

17. Transportmiddel volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de laadvloer pneumatisch wordt aangedreven.

18. Transportmiddel volgens één van de conclusies 1-16, met het kenmerk, dat de laadvloer elektrisch wordt aan-20 gedreven. P/Ü0I50