NL8602443A - Lamelleninrichting. - Google Patents
Lamelleninrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8602443A NL8602443A NL8602443A NL8602443A NL8602443A NL 8602443 A NL8602443 A NL 8602443A NL 8602443 A NL8602443 A NL 8602443A NL 8602443 A NL8602443 A NL 8602443A NL 8602443 A NL8602443 A NL 8602443A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- slat
- pin
- members
- hole
- sleeve
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E06—DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
- E06B—FIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
- E06B9/00—Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
- E06B9/24—Screens or other constructions affording protection against light, especially against sunshine; Similar screens for privacy or appearance; Slat blinds
- E06B9/26—Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds
- E06B9/36—Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with vertical lamellae ; Supporting rails therefor
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E06—DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
- E06B—FIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
- E06B9/00—Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
- E06B9/24—Screens or other constructions affording protection against light, especially against sunshine; Similar screens for privacy or appearance; Slat blinds
- E06B9/26—Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds
- E06B9/36—Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with vertical lamellae ; Supporting rails therefor
- E06B9/367—Lamellae suspensions ; Bottom weights; Bottom guides
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Architecture (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Blinds (AREA)
- Specific Sealing Or Ventilating Devices For Doors And Windows (AREA)
- Catalysts (AREA)
Description
«9 ƒ if' N.0. 34060 1
Lamelleninrichting.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een lamelleninrichting, omvattende naast elkaar aan een draagconstructie aangebrachte la-5 melorganen en ten minste een stelmechanisme voor het stellen van de hoekstand van de lamel organen.
Een dergelijke lamelleninrichting is uit NL-A-7.200.56'3 bekend en omvat een gecompliceerd tandwielstelsel om de lamelorganen in een bepaalde hoekstand te fixeren.
10 Het is het doel van de onderhavige uitvinding om in een lamel!en-inrichting te voorzien waarbij in eenvoudig vastleggen van de hoekstand voorzien wordt.
Dit wordt bij een hierboven beschreven lamelleninrichting verwezenlijkt doordat het stelmechanisme omvat een pen-gatsamenstel, waarbij 15 de pen en het gat van in en uit aangrijping te brengen middelen voorzien zijn en waarbij de pen bij het lamelorgaan resp. de draagconstructie aangebracht is en het gat in de draagconstructie resp. het lamelor-gaan aangebracht is. Op deze wijze kan door het eenvoudig ten opzichte van elkaar bewegen van de pen en het gat de fixering van het lamel or-20 gaan verbroken en na het opnieuw instellen weer hersteld worden.
Volgens een van voordeel zijnde uitvoering zijn de in aangrijping te brengen middelen zodanig uitgevoerd, dat bij het in de richting naar buiten uit het gat bewegen van de pen de aangrijping verbroken wordt.
Dit betekent dat de middelen voor het in aangrijping brengen zich nabij 25 de bodem van het gat bevinden. Deze middelen kunnen een vertanding in zowel het gat als op de pen omvatten die een overeenkomstige vorm hebben.
Daarbij is het niet noodzakelijk dat een dergelijke pen-gatverbin-ding zich aan beide zijaen van een lamel bevindt en bovendien is het 30 niet noodzakelijk dat bij het gebruik van een reeks lamelorganen bij elk lamelorgaan een dergelijke stel inrichting aangebracht is. In het laatste geval kan ermee volstaan worden dat de niet van een steïmecha-nisme voorziene lamelorganen met verbindingsmiddelen met het lamelorgaan dat van het stelmechanisme voorzien is, verbonden zijn. Bovendien 35 kunnen de lamelorganen verplaatsbaar op de draagconstructie aangebracht zijn zodat de verticale lamelleninrichting ingeschoven kan worden en een harmonica-achtige wand verkregen wordt. De verbindingsmiddelen kunnen daarbij koorden omvatten die nabij de overeenkomstige uiteinden van de lamelorganen aangebracht zijn. Om te voorkomen dat bij het volledig 40 in lijn liggen van de lamelorganen de koorden, die dan langs de verdik- 860244? 2 te draaipunten van de lamel organen lopen te veel spannen, is er in voorzien dat deze bij ten minste een van de lamel organen beperkt meegevend aangebracht zijn.
De draagconstructie kan een slede-inrichting voor elk larnelorgaan 5 om een geleidingsrail omvatten waarbij in de slede-inrichting de pen resp. het gat aangebracht is. Op van voordeel zijnde wijze is de draagconstructie een profiel waarbij de slede-inrichting een dit profiel omgrijpend lichaam omvat. Daardoor schuift de slede-inrichting om de draagconstructie zodat de lamel inrichting die zo verwezenlijkt is op 10 van bijzonder voordeel zijnde wijze buiten toepasbaar is of daar verontreiniging te vrezen is omdat bij een om een constructie bewegende slede vastlopen minder waarschijnlijk is dan in het geval waarbij de slede in bijvoorbeeld een U-goot loopt. Volgens een van voordeel zijnde uitvoering is de pen direkt aan de slede-inrichting bevestigd aange-15 bracht. Daardoor kan-door het omhoog tillen van het verticale lamelor-gaan de aangrijping tussen de pen en het gat verbroken worden en indien de gewenste nieuwe stand gevonden is kan door het eenvoudig laten zakken van het larnelorgaan vergrendeling verwezenlijkt worden.
Volgens een andere van voordeel zijnde uitvoering is bij het pen— 20 gatsamenstel de pen als een van tanden voorziene huls uitgevoerd, die onverdraaibaar maar verschuifbaar om een ophangpen van het larnelorgaan is aangebracht. Om de huls in de grendelende stand voor te spannen kan een veer aanwezig zijn. Voor het bedienen van de huls kan in het geval waarin het larnelorgaan slechts verdraaibaar en dus niet verschuifbaar 25 aan de draagconstructie bevestigd is, een schuif!ichaam gebruikt worden dat van een hellende, de huls aangrijpende uitsparing voorzien is, zodat bij het verschuiven van dit schuiflichaam de huls tegen de veerkracht in ontgrendelend bewogen wordt. Door het terugbewegen van het schuiforgaan kan de huls weer vergrendeld worden. Aandrijving van dit 30 schuifl ichaam kan op alle in de stand der techniek bekende wijzen plaatsvinden.
Voor het draaien van het larnelorgaan of de daarmee verbonden ophangpen kan deze van een in de stand der techniek bekende draaiende aandrijving voorzien zijn. Volgens een bijzonder eenvoudige uitvoering 35 omvat die aandrijving een op het lamel lichaam of de ophangpen aangebracht rondsel tandwiel en een in de draagconstructie aangebrachte heugel. Door het heen en weer verschuiven van de heugel kan het lamel orgaan indien dit niet vergrendeld is dan verdraaid worden. De aandrijving kan echter eveneens een tandwiel trein omvatten waarbij een tand-40 wiel met het larnelorgaan resp. de ophangpen verbonden is terwijl een 8602443 3 andere tandwiel van de tandwieltrein op een draaibaar In de draagconstructie gelagerde spil aangebracht Is. Tot slot kan de huls van ten minste een vorkpoot voorzien zijn, die het lamel orgaan kan aangrijpen. Daardoor wordt In een dubbele bescherming voorzien enerzijds door het 5 gat-pensamenstel en anderzijds door de aangrijplng met de vorkpoot of vorkpoten van het lamel orgaan. Daarbij kan de constructie zodanig zijn dat slechts in een voorkeursstand van het lamel orgaan de vorkpoot of -poten daarlangs te bewegen zijn zodat volledige vergrendeling slechts In een stand van de lamelleninrichting mogelijk is.
10 Het hierboven beschreven stelmechanismen kan aan weerszijden van een lamel orgaan aangebracht worden. Daarbij zijn de stelmechanismen voor gemeenschappelijke bediening met elkaar verbonden.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een balkonhek omvattende een lamel inrichting zoals hierboven beschreven.
15 De uitvinding zal thans aan de hand van een in de tekening afge-beeld uitvoeringsvoorbeeld nader verduidelijkt worden, daarbij tonen: fig. 1 een zijaanzicht van een verticale lamelleninrichting volgens de uitvinding,
Fig. 2 een schematisch bovenaanzicht van de in fig. 1 afgebeelde 20 inrichting,
Fig. 3 een dwarsdoorsnede van een in fig. 1 toegepast lamel orgaan in de vergrendelde stand,
Fig. 4 een dwarsdoorsnede volgens fig. 3 in de niet vergrendelde toestand van het lamel orgaan, 25 Fig. 5 in dwarsdoorsnede een detail van een mogelijke uitvoering van de ophanging van het lamel orgaan,
Fig. 6 een langsdoorsnede van de draagconstructie en lamel orgaan volgens lijn VI-VI in fig. 8 zoals toepasbaar bij een hek in de vergrendelde stand van het lamel orgaan, 30 Fig. 7 een langsdoorsnede overeenkomstig fig. 6 in niet-vergren-delde stand van het lamelorgaan, volgens lijn VII-VII in fig. 9.
Fig. 8 een dwarsdoorsnede volgens lijn VIII-VIII in fig. 6,
Fig. 9 een dwarsdoorsnede volgens lijn IX-IX in fig. 7,
Fig. 10 een doorsnede volgens lijn X-X in fig. 8, 35 Fig. 11 een doorsnede volgens lijn XI-XI in fig. 9,
Fig. 12 een dwarsdoorsnede van een verdere uitvoering volgens fig. 6-11, waarbij het lamelorgaan aan weerszijden van een stelmecha-nisme voorzien is,
Fig. 13 de draagconstructie en het lamelorgaan toegepast bij een 40 beveiligd scherm in niet vergrendelde resp. gedeeltelijk vergrendelde 8602443 4 «· stand,
Fig. 14 de dwarsdoorsnede overeenkomstig fig. 13 in volledig vergrendelde stand,
Fig. 15 een langsdoorsnede volgens lijn XV-XV in fig. 13, en 5 Fig. 16 een dwarsdoorsnede volgens lijn XVI-XVI in fig. 14.
In fig. 1 en 2 is een verticale lamel!eninrichting afgebeeld in het geheel aangegeven met 1 welke omvat een bovenste geleidingsrai1 2 en een onderste geleidingsrai 1 3. Daartussen zijn larnelorganen 4 aangebracht die zoals uit beide figuren blijkt gedraaid en verschoven kunnen 10 worden. Deze larnelorganen 4 zijn via een sledeconstructie 5 aan de ge-1eidi ngsrai1s 2, 3 aangebracht. Deze sledeconstructie omvat een zich om de geleidingrail uitstrekkend profiel. Dit heeft als voordeel dat bij verontreiniging, die bij toepassing in de vrije atmosfeer niet altijd uit te sluiten is, geen vastlopen van de lamellen plaatsvindt, welk 15 vastlopen een wezenlijk gevaar vormt bij het bijvoorbeeld in een goot aanbrengen van de sledeconstructie. Zoals afgebeeld in fig. 2 zijn de lamellen via een schaarconstructie 6, zoals een neurenbergerschaar, met elkaar verbonden. Om de onderlinge hoekstand te handhaven is gebruik gemaakt van een koord 7 waarvan slechts delen afgebeeld zijn. De 20 verticale lamel 1eninrichting is met behulp van staanders 8 aan een fundament bevestigd.
In fig. 3 en 4 is de dwarsdoorsnede van een van de larnelorganen 4 uit fig. 1 en 2 afgebeeld. Daaruit blijkt dat elk lamelorgaan omvat een reeks stijfheid gevende dwarsschotten 9 aan de boven en onderzijde ver-25 bonden door opneemlichamen 10. In dit opneemlichaam 10 is in het midden een boring 11 aangebracht. Deze boring is in de afgebeelde uitvoering uitsluitend aan de bovenkant plaatselijk van een vertanding 12 voorzien die in een vertanding 13 van een ophangpen 14 in aangrijping te brengen is. In de in fig. 3 afgebeelde toestand wordt deze aangrijping verwe-30 zenlijkt terwijl door het naar boven drukken van het lamelorgaan zoals afgebeeld in fig. 4 dit lamelorgaan vrij draaibaar ten opzichte van ophangpen 14 is. Na verdraaiing van het lamelorgaan 4 in de naar bovengebrachte stand en het vervolgens naar beneden brengen kan het lamelorgaan in een andere hoekstand vergrendeld worden. Hoewel de vertanding 35 slechts aan de bovenzijde van het lamelorgaan 4 afgebeeld is moet begrepen worden dat deze evengoed slechts aan de onderzijde of aan beide zijde van het lamelorgaan/opneemlichaam aangebracht kan zijn. Om te bewerkstelligen dat met slechtst een stel mechanisme een aantal lamellen geborgd kan worden zijn de hiervoor reeds beschreven koorden 7 aange-40 bracht waarbij door draaiing van het in fig. 3 en 4 afgebeelde lamel or- 8602443 5 gaan de overige vla koorden daarmee verbonden lamel organen bewogen kunnen worden, vanzelfsprekend aangenomen dat bij deze overige lamel organen geen vertandingen 12, 13 aanwezig zijn. Omdat de lengte van het koord 7 bij het nagenoeg in lijn liggen van de lamelorganen 4 toe moet 5 nemen, omdat koord 7 zich niet meer rechtlijnig uitstrekt tussen de respectievelijke lamelorganen door de dikte van het scharnier, en voor het opnemen van de verlenging van het koord bij het naar boven brengen van het lamel orgaan 4 is het uiteinde van het koord 7 bij een of meer lamelorganen via een veer 15 aan het lamelorgaan bevestigd, waardoor in 10 een zekere meegevendheid voorzien wordt. Dit is in fig, 3 en 4 afge-beeld. Bij het gebruik van een reeks lamelorganen waarvan slechts een van een stelmechanisme voorzien is, kunnen de overige lamelorganen langer uitgevoerd zijn dan dat ene lamelorgaan, omdat bij dat ene lamelorgaan in ruimte voor het op en neer bewegen voorzien moet worden. De la-15 meiorganen 4 kunnen aan de uiteinden van een in fig. 1 met 16 aangegeven gedeeltelijke uitsparing voorzien zijn waardoor bij het tegen elkaar dichtklappen van de lamelorganen een glad doorlopend geheel verkregen wordt. In fig. 3 is eveneens de uiteengenomen bevestiging van het lamelorgaan 4 via de sledeconstructie 5 afgebeeld. Deze sledecon-20 structie 5 omvat een stijf met ophangpen 14 verbonden scharnierblok 17 dat van twee openingen 18 voorzien is, dat in een glijblok 19 aangebracht is door middel van in de openingen 18 grijpende uitsteeksels 20. Al naar gelang het soort geleidingsrail 2 dat gebruikt wordt hoeft slechts het glijblok 19 aangepast te worden. In fig. 5 is een andere 25 constructie van scharnierblok 17 afgebeeld. Daarbij is ophangpen 14 via een kogel kop 21 vrij draaibaar aan scharnierblok 17 opgehangen. Vanzelfsprekend is daarbij geen vergrendeling meer mogelijk en de in fig. 5 afgebeelde constructie kan op van voordeel zijnde wijze toegepast worden bij die lamelorganen die niet van het stelmechanisme voor 30 het stellen van de hoekstand van de lamelorganen voorzien zijn en die slechts aan een zijde opgehangen zijn.
In fig. 6-10 is een verder uitgewerkte uitvoering van de lamelleninrichting volgens de onderhavige uitvinding beschreven, zoals deze in . het bijzonder toegepast kan worden bij een balkon. De lameleninrichting 35 bestaat evenals bij de hiervoor beschreven uitvoeringen uit een aantal lamelorganen 4 waarvan er slechtst een in de figuren afgebeeld is, die echter in tegenstelling tot het bovenstaande onderling niet verschuifbaar zijn. Ophangpen 30 is via het van schroefdraad voorziene uiteinde daarvan dat door een opening in plaat 31 geleid is met moeren 32 aan 40 deze plaat 31 bevestigd. Deze plaat 31 maakt deel uit van de bovenkant 8602443 6 * van een balkonhek in het geheel met 33 aangegeven omvattende een profiel 34 dat duidelijker in fig. 8 en 9 afgebeeld is. Door de ophangpen-nen 30 al dan niet voorzien van de lamelorganen eerst met plaat 31 te verbinden en daarna deze plaat 31 in profiel 34 te schuiven kan een 5 bijzonder eenvoudige montage van de lamelleninrichting verwezenlijkt worden. Het principe van de vergrendeling van het lamel orgaan is hetzelfde als dat afgebeeld in de voorgaande figuren. Om ophanypen 30 is een huls 41 verschuifbaar aangebracht zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 6-9. Tevens blijkt dat de huls een achtkantige vorm heeft. Boring 10 43 van opneemlichaam 44 is aan de bovenzijde 42 achtkantig uitgevoerd zoals blijkt uit fig. 10 en aan de benedenzijde bij 35 zoals blijkt uit de doorsnede van fig. 11 rond uitgevoerd. Doordat ophangpen 30 onver-draaibaar met plaat 31 verbonden is en huls 41 slechts verschuifbaar maar overigens onverdraaibaar met ophangpen 30 verbonden is zal bij het 15 in aangrijping zijn van de achtkant van de huls met deel 42 lamel orgaan 4 onverdraaibaar zijn. Dit is in fig. 6, 8 en 10 afgebeeld. Bij het tegen de veerkracht van een veer 36 in naar beneden bewegen van de huls wordt aangrijping van bovengenoemde twee achtkante delen verbroken zoals in fig. 7, 9 en 11 afgebeeld is, waardoor lamelorgaan 4 kan 20 draaien. Dit draaien wordt bij de hier beschreven uitvoering verwezenlijkt doordat het opneemlichaam 44 aan de bovenzijde van een rondsel-vertanding 37 voorzien is, die grijpt in een heugel 38. Het is daarbij mogelijk aan weerszijden van de rondselvertanding 37 een heugel 38 aan te brengen. Tevens is het mogelijk een tandriem te gebruiken. Door be-25 weging van de heugel(s) of tandriem op enigerlei in de stand der techniek bekende wijze kunnen de lamel organen dan bewogen worden voor het bereiken van de gewenste hoekstand. Door het op enigerlei in de stand der techniek bekende wijze bewegen van deze heugel kunnen de lamelorga-nen bewogen worden. Deze zijn niet zoals bij de voorgaande constructies 30 door middel van koorden met elkaar verbonden. Voor het vrijgeven van het lamelorgaan, d.w.z. het neerdrukken van huls 41 tegen veer 36 in dient de volgende constructie: tussen twee in het balkonprofiel 34 aangebrachte platen 39 en 40 is een schuif 46 verplaatsbaar. Deze schuif 46 omvat een uitsparing 47 die een hellend verloop heeft. In fig. 6 is 35 het bovenste deel van de uitsparing in aangrijping met het bovenste deel van de huls 41 afgebeeld. Bij het in fig. 6 naar rechts bewegen komt het bovenste deel van de huls 41 in aangrijping rnet het hellende deel van de uitsparing 47 waardoor deze huls zoals in fig. 7 en 9 afgebeeld naar beneden gedrukt wordt tegen de kracht van veer 36 in. Dit 40 naar rechts bewegen kan bijvoorbeeld door knop 48 verwezenlijkt wor- 8602443 7 den.
In fig. 12 is een inrichting overeenkomstig aan die volgens de fig. 6-11 afgefaeeld waarbij een lamelorgaan 4 niet alleen aan de bovenzijde van een stelmechanisme voorzien is maar eveneens aan de onderzij-5 de een stelmechanisme 50 afgebeeld is. Het gebruik van een verder stel-mechanisme 50 verdient de voorkeur indien de lamel een aanzienlijke lengte heeft of vrij slap is. Daardoor kunnen nadelige gevolgen door torsie van de lamel wanneer deze uitsluitend van boven vergrendeld is op werkzame wijze voorkomen worden. Het onderste stelmechanisme wordt 10 via een buis 51 die bediend wordt door huls 41 bij het ontgrendelen neerwaarts bewogen. Daarbij werkt de buis 51 op een huls 52 en wordt door een veer 53 naar boven gedreven. In de afgebeelde stand is de ver-tanding 54 van huls 52 in aangrijping met een slechts aan de bovenzijde van het opneemlichaam 55 aangebrachte vertanding 56. Bij het naar bene-15 den bewegen van huls 52 door bediening met buis 51 komt vertanding 54 van huls 52 uit aangrijping van vertanding 56 van het opneemlichaam waardoor rotatie van het lamelorgaan 4 mogelijk wordt.
In fig. 3-6 is tot slot een uitvoering van de lamelleninrichting afgebeeld waarbij in een beveiliging voorzien is. Daarbij bestaat de 20 draagconstructie uit een profiel 60 dat verdeeld is in twee kamers 61 en 62. In kamer 61 is een mechanisme aanwezig voor het draaien van de ophangpen 63 van lamelorgaan 4. Dit bestaat uit een in fig. 15 en 16 bijzonder duidelijk afgebeelde tandwieltrein 64, 65 en 66. Door het draaien van spil 67 wordt uiteindelijk tandwiel 66 en daarmee ophangpen 25 63 en zo lamelorgaan 4 verdraaid. In de onderste kamer 62 van profiel 60 is een mechanisme afgebeeld voor het vrijgeven, enkel en dubbel vergrendelen van lamelorgaan 4. Daarbij is in fig. 13 met doorgetrokken lijnen de vrij draaibare stand van lamelorgaan 4 afgebeeld. De vertanding 68 op ophangpen 63 is immers niet in aangrijping met de vertanding 30 op blok 69 dat onverdraaibaar in kamer 62 aangebracht is. Dit blok 69 kan in fig. 13 naar beneden in aangrijping met vertanding 68 gedrukt worden door het naar beneden bewegen van grendel lichaam 70. De beweging van grendellichaam 70 wordt gestuurd door een schuiflichaam 71 dat in de richting evenwijdig met de opstellingsrichting van een reeks lamel-35 len bewogen kan worden. In schuif!ichaam 70 is een sleuf 72 aangebracht hetgeen bijzonder goed blijkt uit fig. 15 en 16. Aan weerszijden van het grendel lichaam 70 zijn pennen 73 aangebracht, die in sleuven 72 bewegen. Bij het heen en weer bewegen van schuiflichaam 71 wordt, zoals uit vergelijking van fig. 12, 13, 14 en 15 blijkt, schuiflichaam 71 40 naar beneden bewogen en komt daardoor in aangrijping van vertanding 68 8602443 8 4 met blok 69 tot stand. Grendel!ichaam 70 is bij het in de figuren bene-denuiteinde daarvan voorzien van vorkpoten 74, die een onderlinge afstand hebben die overeenkomt met de dikte van het lamel orgaan. Door het gedeeltelijk naar beneden bewegen van de pennen 73 zoals in fig. 13 ge-5 stippeld afgebeeld is zullen de vorkpoten lamel orgaan 4 juist niet raken. Door aangrijping tussen vertanding 68 en blok 69 wordt evenwel in vergrendeling voorzien. Bij het verder naar beneden bewegen van de vorkpoten 74, dat alleen mogelijk is indien de lamel zodanig geplaatst is dat de vorkpoten deze kunnen omgrijpen, zie fig. 14, ontstaat een 10 dubbele vergrendeling enerzijds tussen vertanding 68 en blok 69 en anderzijds tussen vorkpoten 74 en lamel orgaan 4. Hierdoor wordt in een beveiliging voorzien ten eerste doordat een dubbele vergrendeling aanwezig is en ten tweede doordat slechts vergrendeling plaats kan vinden indien lamel orgaan zich in de gewenste stand bevindt. Deze stand zal 15 meestal het in lijn zijn van een hele reeks lamel organen omvatten. Het aan de hand van fig. 12 beschreven onderste stelmechanisme 50 kan met de noodzakelijke wijzigingen ook bij de in fig. 13-16 afgebeelde uitvoering toegepast worden, zodat het lamel orgaan aan twee zijden vergrendeld wordt.
20 Hoewel hiervoor uitvoeringsvoorbeelden besproken zijn waar thans de voorkeur aangegeven wordt zal voor degene bekwaam in de stand der techniek begrepen worden dat daaraan vele wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder buiten het bereik en de gedachte van de onderhavige uitvinding te geraken. Talrijke combinaties van de in figuren afgebeel-25 de detailconstructucties zijn daarbij mogelijk, terwijl de lamelorganen tevens horizontaal aangebracht kunnen zijn.
8602443
Claims (20)
1. LarnelIentnrichtlngs omvattende een aantal naast elkaar aan een draagconstructie aangebrachte lamelorganen en ten minste een stelmecha- 5 nisme voor het stellen van de hoekstand van de lamelorganen, met het kenmerk, dat het stelmechanisme omvat een pen-gatsamenstel, waarbij de pen en het gat van in en uit aangrijping te brengen middelen voorzien zijn en waarbij de pen bij het lamel orgaan resp. de draagconstructie aangebracht is en het gat in de draagconstructie resp. het lamel orgaan 10 aangebracht is.
2. Lamelleninrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de in aangrijping te brengen middelen zodanig uitgevoerd zijn dat bij het in de richting naar buiten uit het gat bewegen van de pen de aangrijping verbroken wordt.
3. Lamelleninrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de in aangrijping te brengen middelen tanden omvatten.
4. Lamel!eninrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat van een reeks lamelorganen een lamel orgaan van het 20 stelmechanisme volgens een van de voorgaande conclusies voorzien is, terwijl overige lamelorganen met verbindingsmiddelen met dat ene lamel-orgaan verbonden aangebracht zijn.
5. Lamelleninrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verbindingsmiddelen koorden omvatten, die nabij 25 de overeenkomstige uiteinden van de lamelorganen aangebracht zijn.
6. Lamelleninrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de bevestiging van de koorden aan de lamelorganen bij ten minste een van de lamelorganen beperkt meegevend uitgevoerd is.
7. Lamelleninrichting volgens een van de voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat de lamelorganen verplaatsbaar op de draagconstructie aangebracht zijn.
8. Lamelleninrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de draagconstructie omvat ten minste een slede-inrichting voor elk lamel orgaan op een geleidingsrail, bij welke slede-inrichting de pen 35 resp. het gat is aangebracht.
9. Lamelleninrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de draagconstructie een profiel is waarbij de inrichting een dit profiel omgrijpend lichaam omvat.
10. Lamelleninrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, 40 dat de pen aan de slede-inrichting bevestigd aangebracht is. 8602443 4
11. Lamelleninrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat tussen de pen en de slede een in een richting beweegbaar scharnierblok aangebracht is.
12. Lamelleninrichting volgens een van de voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat van het pen-gatsamenstel de pen als een van tanden voorziene huls is uitgevoerd, die onverdraaibaar maar verschuifbaar op een ophangpen van het lamel orgaan is aangebracht.
13. Lamelleninrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat een de huls in aangrijping met de vertanding in het gat drijvende veer 10 aanwezig is.
14. Lamelleninrichting volgens een van de conclusies 12 of 13, waarbij het lamelorgaan onverschuifbaar maar draaibaar op de draagconstructie is aangebracht, met het kenmerk, dat in de draagconstructie een schuiflichaam aangebracht is dat van een hellende, de huls aangrij- 15 pende, uitsparing voorzien is.
15. Lamelleninrichting volgens een van de conclusies 12-14, met het kenmerk, dat de huls onverdraaibaar aan de draagconstructie bevestigd is en van ten minste een vorkpoot voorzien is die het lamelorgaan aan kan grijpen.
16. Lamelleninrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het lamelorgaan of de daarmee verbonden ophangpen van een draaiende aandrijving voorzien is.
17. Lamelleninrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de aandrijving een op het lamelorgaan of de ophangpen aangebracht rond- 25 seltandwiel een een in de draagconstructie aangebrachte heugel omvat.
18. Lamelleninrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de aandrijving een tandwieltrein omvat, waarbij een tandwiel met het lamelorgaan resp. de ophangpen verbonden is en een ander tandwiel op een draaibaar in de draagconstructie gelagerde spil bevestigd is.
19. Lamelleninrichting, waarbij aan elk uiteinde van het lamelor gaan een stelmechanisrne volgens een van de voorgaande conclusies is aangebracht, met het kenmerk, dat beide stel mechanismen voor de gemeenschappelijke bediening verbonden zijn.
20. Balkonhek, omvattende een lamel inrichting volgens een van de 35 voorgaande conclusies. ++++++++++ 8602443
Priority Applications (7)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8602443A NL8602443A (nl) | 1986-09-26 | 1986-09-26 | Lamelleninrichting. |
ES8702730A ES2005344A6 (es) | 1986-09-26 | 1987-09-24 | Dispositivo de lamas para persianas y disposiciones de construccion analoga. |
PCT/NL1987/000023 WO1988002431A1 (en) | 1986-09-26 | 1987-09-25 | Slat device |
EP87906111A EP0283494B1 (en) | 1986-09-26 | 1987-09-25 | Slat device |
DE8787906111T DE3772037D1 (de) | 1986-09-26 | 1987-09-25 | Lamellenjalousie. |
US07/207,046 US5040584A (en) | 1986-09-26 | 1987-09-25 | Slat device |
AT87906111T ATE66047T1 (de) | 1986-09-26 | 1987-09-25 | Lamellenjalousie. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8602443 | 1986-09-26 | ||
NL8602443A NL8602443A (nl) | 1986-09-26 | 1986-09-26 | Lamelleninrichting. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8602443A true NL8602443A (nl) | 1988-04-18 |
Family
ID=19848603
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8602443A NL8602443A (nl) | 1986-09-26 | 1986-09-26 | Lamelleninrichting. |
Country Status (7)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US5040584A (nl) |
EP (1) | EP0283494B1 (nl) |
AT (1) | ATE66047T1 (nl) |
DE (1) | DE3772037D1 (nl) |
ES (1) | ES2005344A6 (nl) |
NL (1) | NL8602443A (nl) |
WO (1) | WO1988002431A1 (nl) |
Families Citing this family (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL2013304C2 (nl) * | 2014-02-07 | 2015-08-10 | Solarswing Holding B V | Richtinrichting, zonnevolgsysteem en werkwijze daarvoor. |
JP6190007B1 (ja) * | 2016-07-04 | 2017-08-30 | 積水ハウス株式会社 | 縦ルーバーの設置構造 |
Family Cites Families (12)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR543324A (fr) * | 1921-11-09 | 1922-09-01 | Rideau pour fenêtres, devantures ou autres baies | |
US2556942A (en) * | 1949-06-30 | 1951-06-12 | Christian J Reimuller | Sliding slat drape |
FR1033610A (fr) * | 1951-01-24 | 1953-07-13 | Ets Ad Mischler Sarl | Dispositif de fermeture pour baies, formant persiennes et pare-soleil, à panneaux orientables |
FR1143933A (fr) * | 1956-03-01 | 1957-10-07 | Baumann Fils & Cie | Jalousie à lames verticales orientables |
US3280891A (en) * | 1964-03-18 | 1966-10-25 | Jr Richard J Eldredge | Vertical venetian blind traverse apparatus |
BE755393A (fr) * | 1969-08-30 | 1971-03-01 | Grillo Werke Ag | Element de construction a baie transparente a la lumiere |
AR208448A1 (es) * | 1975-12-03 | 1976-12-27 | Stoever Adolf Bautex Kg | Persiana de aletas |
CH608858A5 (nl) * | 1976-08-04 | 1979-01-31 | Bratschi Silent Gliss | |
SE7709219L (sv) * | 1976-08-18 | 1978-02-19 | Bolinger August | Lamelljalusi med lodrett anordnade lameller |
DK489476A (da) * | 1976-10-29 | 1978-04-30 | Fabers Fab As C | Persienne med lodrette lameller |
US4122884A (en) * | 1977-01-24 | 1978-10-31 | Consolidated Foods Corporation | Vertical venetian blind construction |
EP0111586A1 (en) * | 1982-12-21 | 1984-06-27 | Angel Agos Perez | Improvements of plain or rotating slides for vertical strips |
-
1986
- 1986-09-26 NL NL8602443A patent/NL8602443A/nl not_active Application Discontinuation
-
1987
- 1987-09-24 ES ES8702730A patent/ES2005344A6/es not_active Expired
- 1987-09-25 US US07/207,046 patent/US5040584A/en not_active Expired - Fee Related
- 1987-09-25 DE DE8787906111T patent/DE3772037D1/de not_active Expired - Lifetime
- 1987-09-25 WO PCT/NL1987/000023 patent/WO1988002431A1/en active IP Right Grant
- 1987-09-25 AT AT87906111T patent/ATE66047T1/de active
- 1987-09-25 EP EP87906111A patent/EP0283494B1/en not_active Expired
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
ATE66047T1 (de) | 1991-08-15 |
EP0283494B1 (en) | 1991-08-07 |
US5040584A (en) | 1991-08-20 |
WO1988002431A1 (en) | 1988-04-07 |
EP0283494A1 (en) | 1988-09-28 |
DE3772037D1 (de) | 1991-09-12 |
ES2005344A6 (es) | 1989-03-01 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5465775A (en) | Venetian blind with wand operator | |
US5246089A (en) | Door drive apparatus with locking mechanism for elevators | |
DE2337875C2 (de) | Aufhängevorrichtung für im wesentlichen waagerecht verschiebbare Flügel, wie Türen, Fenster oder dergleichen | |
NL8602443A (nl) | Lamelleninrichting. | |
EP1213438B9 (en) | Single control tilt drive unit | |
DE69008910T2 (de) | Fensterheber. | |
US5619822A (en) | Sash window unit, at least comprising a frame with a sash window which is slidable vertically therein | |
DE1911843C3 (de) | Fensterfüllung für Schiebefenster eines Kraftfahrzeuges | |
DE4002571A1 (de) | Einrichtung an einem raffstore zum selbsttaetigen verriegeln der unterschiene | |
US5894877A (en) | Vertical blind | |
EP0712984A1 (en) | Locking device for anti-panic doors | |
DE1810014C3 (de) | Lamellenvorhang | |
CH692053A5 (de) | Bewegungsmechanismus für eine Schiebetür. | |
SU1740212A2 (ru) | Сиденье транспортного средства | |
DE2220433C3 (de) | Arretiervorrichtung für Roll- oder Faltläden zwecks Vermeidens von Geräuschentwicklung bei Wind, Erschütterungen od.dgl | |
AT393869B (de) | Rolladen | |
EP4039925B1 (de) | Flügelanordnung | |
DE4405508A1 (de) | Kranken- und/oder Pflegebett mit einer Hubvorrichtung | |
SU1252261A1 (ru) | Устройство дл накоплени штучных изделий | |
DE2724246C2 (de) | Drehkippbeschlag für Fenster und/oder Türen | |
DE445962C (de) | Einrichtung zum Feststellen von Fenstern, Tueren und anderen schwingbaren Elementen | |
DE60100869T2 (de) | Treppenaufzug für Invaliden | |
DE342706C (de) | Schiebefenster, insbesondere fuer Wagen mit Zahnradantrieb und einem mit diesem ver-bundenen Stellhebel und einer Vorrichtung zum UEbersetzen des Fensters ueber die Wetterleiste | |
AT399020B (de) | Antrieb für eine in einer kopfschiene einer innenjalousie gelagerte antriebswelle | |
DE202013004672U1 (de) | Seitengittervorrichtung |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |