NL8601721A - Rupsband zonder einde en onderdelen daarvan voor rupsbandvoertuig. - Google Patents
Rupsband zonder einde en onderdelen daarvan voor rupsbandvoertuig. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8601721A NL8601721A NL8601721A NL8601721A NL8601721A NL 8601721 A NL8601721 A NL 8601721A NL 8601721 A NL8601721 A NL 8601721A NL 8601721 A NL8601721 A NL 8601721A NL 8601721 A NL8601721 A NL 8601721A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- pin
- shoe
- connector
- pair
- sleeve
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62D—MOTOR VEHICLES; TRAILERS
- B62D55/00—Endless track vehicles
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62D—MOTOR VEHICLES; TRAILERS
- B62D55/00—Endless track vehicles
- B62D55/08—Endless track units; Parts thereof
- B62D55/18—Tracks
- B62D55/20—Tracks of articulated type, e.g. chains
- B62D55/205—Connections between track links
- B62D55/21—Links connected by transverse pivot pins
- B62D55/211—Bitubular chain links assembled by pins and double connectors
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Transportation (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Road Paving Structures (AREA)
- Devices For Conveying Motion By Means Of Endless Flexible Members (AREA)
- Electric Cable Arrangement Between Relatively Moving Parts (AREA)
- Tires In General (AREA)
- Component Parts Of Construction Machinery (AREA)
Description
Ni -t-
Rupsband zonder einde en onderdelen daarvan voor rupsbandvoertuig.
De uitvinding heeft betrekking op een rupsband zonder einde en onderdelen daarvan voor een rupsbandvoertuig.
Rupsbanden zonder einde zijn gedurende vele jaren gebruikt op voertuigen, zoals tanks, voor het vergemakkelijken 5 van een verplaatsing buiten de weg. Een paar van dergelijke rupsbanden wordt bij elk voertuig gewoonlijk gebruikt op elk van zijn zijden. Een buitenwaarts gerichte zijde van elke rupsband is in aangrijping met de grond terwijl een binnenwaarts gerichte zijde van de rupsband in aangrijping is met 10 een bijbehorend stel wegwielen op het voertuig en een aandrijfkettingwiel, een compenserend leiwiel, en steun-rollen langs een bovengebied van de rupsband boven de wegwielen. Het voortdurend toenemende gewicht en de snelheid van rupsbandvoertuigen heeft geleid tot een afneming van de 15 levensduur van een rupsband en een voortdurend toenemende noodzaak van een onderhoud van de rupsband door of reparatie of vervanging. Echter zijn de gebruikelijke rupsbanden zonder einde niet ontworpen voor het vergemakkelijken van het onderhoud van een rupsband in het veld, zoals het meest 20 wenselijk zou zijn.
De gebruikelijke constructie van een rupsband zonder einde voor een rupsbandvoertuig bevat schoenconstructies die langs de lengte van de rupsband zijn verbonden met elke schoenconstructie, bevattende een paar zijdelings op af-25 stand geplaatste rupsbandschoenen die verbonden zijn door een bijbehorend paar pennen.
Elke schoenconstructie heeft gewoonlijk een metalen schoenhuis waarop een buitenwaarts gericht wegvulstuk en een binnenwaarts gericht wegwielvulstuk zijn gemonteerd. Terwijl 8601721 « _ 5 -2- wegwielvulstukken normaliter niet in aanzienlijke mate slijten, houden wegvulstukken normaliter het niet meer dan 800 tot 1000 mijlen uit. Een bijzonder probleem is de vervorming van het wegvulstuk welke een gevolg is van de 5 wairmte die ontwikkeld wordt bij grotere snelheden en grotere gewichten van de huidige tanks. Vroegere proefnemingen ter verbetering van rupsbandconstructies omvatten geperste huisdelen, zoals getoond in de Amerikaanse octrooischriften 1.313.266; 2.301.954; 2.327.909; 2.353.124; en 2.548.626.
10 Echter zijn de geperste huizen, die bekend zijn uit de bovenvermelde literatuurplaatsen, in de praktijk weinig toegepast.
Ten einde het onderhoud van de rupsband te vergemakkelijken waren de wegvulstukken van rupsbandschoenen 15 vroeger vervangbaar. Een dergelijke vervanging komt ge woonlijk tot stand door gebruik van een van schroefdraad voorziene· verbinding die tijdens gebruik kan losgeraken. Vervangbare wegvulstukken, die van schroefdraad voorziene verbindingen gebruiken, zijn getoond in de Amerikaanse 20 octrooischriften 2.332.976; 3.357.750; en 4.262.972. Uit het Amerikaanse octrooischrift 2.353.124 is een rupsband-schoen bekend waarin het wegvulstuk is vastgezet door middel van klinknagels waarbij het bij' van schroefdraad voorziene verbindingen optredende probleem van losgeraken wordt opge-25 heven; echter maken dergelijke klinknagels het vervangen van het wegvulstuk moeilijker zodat de vervanging niet als onderhoudswerkzaamheid in het veld kan worden uitgevoerd. Eveneens toont het Amerikaanse octrooischrift 4.139.241 een rupsbandschoén waarbij een vervorming van het 30 veerkrachtige vulstuk het inzetten mogelijk maakt van vast- houdelementen in klauwvormige uitsteeksels; echter belet de montageinrichting, die gebruikt wordt voor het uitvoeren van de vervorming van het vulstuk, eveneens de vervanging van het wegvulstuk bij onderhoudswerkzaamheden in het veld.
35 Zijdelings op één lijn gelegen rupsbandschoenen zijn 8601721 & -3- gewoonlijk verbonden door een paar penconstructies die zich uitstrekken door de huizen van de schoenen. Deze penconstructies bevatten gewoonlijk elk een buitenbus die een paar busdelen bevat die respectievelijk zijn geplaatst in de 5 huizen van de twee schoenen, die verbonden zijn door de penconstructie. Elke penconstructie bevat eveneens een pen die zich uitstrekt door beide busdelen en rubberen bussen die geplaatst zijn tussen de pen en de busdelen door samen-drukking bij het inzetten van de pen in de busdelen. Een 10 dergelijke samendrukking moet voldoende zijn zodat er geen rotatie optreedt tussen de bus en de buitenbusdelen of de pen bij buiging van de rupsband tijdens gebruik. Echter leidt een dergelijke samendrukking van de bus tot een grotere weerstand tegen het vereiste buigen tijdens gebruik 15 en bijgevolg een groter benodigd vermogen voor de aan drijving van het bijbehorende voertuig. Gebruikelijke penconstructies met samengedrukte bussen zijn bekend uit de Amerikaanse oetrooischriften 1.973.214; 2.089.210; 2.301.954; 2.332.976; 3.357.750; 4.139.241 en 4.195.887.
20 Vroeger werden bij vaertuigrupsbanden holle pennen gebruikt voor het verminderen van het rupsbandgewicht. Zie bijvoorbeeld de Amerikaanse oetrooischriften 1.863.858; 1.973.214; 3.762.778; 3.948.574; 4.120.537; 4.126.359; 4.163.589; 4.195.887; 4.265.084; 4.288.172; 4.324.437; en 25 4.395.074.
Echter verminderen dergelijke holle pennen de sterkte van de einden van de pennen waar eindverbindingsorganen zijn vastgezet voor het verschaffen van een verbinding tussen aangrenzende schoenconstructies van de rupsband en als 30 zodanig treedt hierbij een sterkteprobleem op.
Voor het verschaffen van een geleiding van voertuig-rupsbanden, bevat elke schoenconstructie van gebruikelijke rupsbanden een middengeleiding die in een binnenwaartse richting uitsteekt ten einde te worden opgenomen in een 35 middensleuf in de wegwielen. Deze middengeleidingen zijn 5601721
, V
-4- gewoonlijk zodanig ontworpen dat zij op centrale delen van aangrenzende pennen van aangrenzende schoenconstructies klemmen ten einde samen te werken met de eindverbindings-organen van de pen bij het aan elkaar vastzetten van de 5 schoenconstructies. De middengeleidingen zijn gewoonlijk op de pennen geklemd door van schroefdraad voorziene verbindingen die hetzelfde probleem met betrekking tot het losgeraken bij de gebruikelijke vervangbare wegvulstukken, zoals hierboven is uiteengezet, hebben. Dergelijke bekende middengeleidingen 10 voor voertuigrupsbanden zijn bekend uit de Amerikaanse octrooischriften 2.089.210; 2.283.936; 2.301.954; 2.332.976; 3.357.750; 3.467.446; 3.582.156; 4.139.241; en 4.262.972.
Zoals hierboven is vermeld zijn aangrenzende schoenconstructies gewoonlijk verbonden door eindverbindingsorganen 15 die zich uitstrekken tussen aangrenzende peneinden, Deze eindverbindingsorganen bevatten gewoonlijk een wigvormige verbinding die is vastgezet door middel van een van schroefdraad voorziene bout en/of moer. Een dergelijke van schroefdraad voorziene bevestiging van het wigvormige verbindings-20 orgaan kan tijdens gebruik losraken en vereist een grotere hoeveelheid tijd voor installatie en verwijderen dan gewenst is. Bekende eindverbindingsorganen voor voertuigrupsbanden zijn bekend uit de Amerikaanse oetrooischriften 1.028.893; 1.282.326; 1.446.870; 1.913.098; 2.957.731; 3.032.376; 25 3.056.309; 3.467.446; 4.175.798; en 4.262.973.
Tussen de overstaande peneinden zijn aangrenzende rupsbandschoenen van voertuigrupsbanden gewoonlijk verbonden door de klemming van de middengeleidingen, die zich uitstrekken tussen tussengeplaatste delen van aangrenzende 30 pennen, zoals hierboven is vermeld, op een plaats zijdelings tussen de schoenen van de rupsband. De dubbele functie van geleiden en verbinden van de aangrenzende pennen leidt tot een aanzienlijke belasting tijdens gebruik. Gewoonlijk klemt de middengeleiding op elk tussengelegen pendeel volgens twee 35 contactlijnen hetgeen leidt tot een "hernieuwde plaatsing" 8601721 -5- ir »' te wijten aan de aanzienlijke belasting tijdens gebruik. Een dergelijke hernieuwde plaatsing kan tenslotte slijtage tot • stand brengen welke de middenverbinding tussen de pennen losmaakt en de bruikbare levensduur van de rupsband ver-5 mindert.
De onderhavige uitvinding beoogt een verbeterde voertuigrupsband en verbeterde delen daarvan te verschaffen, welke een modulaire constructie heeft die de vervanging van een onderdeel vergemakkelijkt zelfs bij 10 onderhoudswerkzaamheden in het veld ten einde daardoor een langere levensduur met een doelmatig gebruik te verschaffen.
Ten einde dit te verwezenlijken bevat volgens de uitvinding een schoen voor een rupsband zonder einde van een rupsbandvoertuig een binoculairvormig huis met een paar ge-15 vormde plaatvormige metalen huisdelen met elk dezelfde dwarsdoorsnede. Deze constructie van het schoenhuis maakt het mogelijk dat beide huisdelen uit dezelfde gevormde metalen plaat op een economische manier worden vervaardigd.
Het schoenhuis bevat eveneens een paar eindplaten die samen-20 werken bij het aan elkaar vastzetten van de huisdelen. Een wegwielvulstuk van veerkrachtig materiaal is ter plaatse op één zijde van het schoenhuis in een vorm vervaardigd ten einde de aangrijping van de schoen met de wegwielen van een bijbehorend rupsbandvoertuig, waarop de rupsband wordt 25 toegepast, te verschaffen. De schoen bevat eveneens een vervangbaar wegvulstuk van veerkrachtig materiaal en een losmaakbare verbinding voor het vastzetten van het vervangbare wegvulstuk aan het schoenhuis op de zijde daarvan gelegen tegenover het wegwielvulstuk voor aangrijping met de grond 30 tijdens de voertuigverplaatsing terwijl nog een vervanging mogelijk is wanneer het veerkrachtige materiaal van het wegvulstuk versleten geraakt.
In de de voorkeur verdienende constructie van de rupsbandschoen bepaalt elk schoenhuisdeel een langwerpige 35 penopening met een in het algemeen ronde dwarsdoorsnede die 8601721 » \ -6- zich uitstrekt tussen een paar eindplaten, en elk schoen-huisdeel bevat eveneens een paar verzette flenzen die in ingrijping zijn met de verzette flenzen van het andere deel. Een verbinding, bij voorkeur verschaft door lassen, zet de 5 flenzen van de schoenhuisdelen aan elkaar vast op een plaats tussen de bijbehorende langwerpige penopeningen, bepaald door de schoenhuisdelen. Deze verbonden flenzen van de schoenhuisdelen bepalen een lijf dat zich uitstrekt tussen de langwerpige penopeningen, waarbij elk schoenhuisdeel een 10 plaatsingsschroef voor een pen bevat, die geplaatst is vlakbij het lijf en die gericht is naar zijn langwerpige penopening. Het lijf van het schoenhuis bevat bij voorkeur een opening waardoorheen het veerkrachtige materiaal van het wielvulstuk zich uitstrekt tussen de overstaande zijden van 15 het lijf ten einde de verbinding tussen het veerkrachtige materiaal van het wegwielvulstuk en het schoenhuis te versterken.
De. de voorkeur verdienende constructie van de losmaakbare verbinding voor het vervangbare wegvulstuk van 20 de rupsbandschoen bevat tenminste één verbindingsorgaan van het pentype, een holte in één van de eindplaten voor het opnemen van het verbindingsorgaan van het pentype, en een vasthoudorgaan op het wegvulstuk. Het verbindingsorgaan van het pentype wordt ingezet in de holte van de eindplaat ten 25 einde daaruit buitenwaarts uit te steken en in ingrijping te zijn met het vasthoudorgaan voor een bevestiging van het wegvulstuk aan het schoenhuis. Het verbindingsorgaan van het pentype is uit de eindplaat verwijderbaar voor het buiten aangrijping brengen van het vasthoudorgaan ten einde een 30 verwijdering van het wegvulstuk voor een vervanging mogelijk te maken.
In de de meest de voorkeur verdienende constructie van de losmaakbare verbinding voor het vervangbare wegvulstuk heeft het verbindingsorgaan van het pentype van de verbinding 35 een spiraalconstructie met een gepunt einde. Het vasthoud- 8601721 «f * -7- orgaan op het wegvulstuk bevat een veerkrachtig tegen-houderdeel dat elastisch wordt vervormd door de aangrijping daarvan met het gepunte einde van het verbindingsorgaan ingevolge een inzetten daarvan door de holte van de eind-5 plaat, zodat een veerkracht het wegvulstuk op de rupsband- schoen vasthoudt. Bij voorkeur bevat de rupsbandschoen eveneens een verbindingsorgaan van het type met een tweede pen, een bijbehorende holte in de andere eindplaat voor het opnemen van het verbindingsorgaan van het type met tweede 10 pen, en een vasthoudorgaan dat een ander veerkrachtig tegenhouderdeel bevat dat in aangrijping is met het verbindingsorgaan van het type met tweede pen voor vastzetting van het wegvulstuk op de huis.
De uitvinding omvat eveneens de constructie van het 15 vervangbare wegvulstuk voor de rupsbandschoen van de rupsband zonder einde voor gebruik op een rupsbandvoertuig.
Dit vervangbare wegvulstuk bevat een metalen steunplaat die een paar pentroggen bevat die elk overstaande einden hebben en een gewoonlijk halfcirkelvormige dwarsdoorsnede 20 die opent in dezelfde richting als de andere pentrog. Een lijf van de metalen steun strekt zich uit tussen de twee pentroggen daarvan voor samenwerking daarmede bij het bepalen van één helft van een bi-noculaire configuratie. Een veerkrachtig wegvulstuk is vervaardigd van veerkrachtig 25 materiaal dat ter plaatse in een vorm is vervaardigd op de metalen steun op de zijde daarvan die gelegen is tegenover de richting waar naar de pentroggen uitmonden. Tussen de twee pentroggen is een vasthoudorgaan op het lijf van de metalen steun gemonteerd en dit bevat een paar veer-30 krachtige tegenhouderdelen die respectievelijk zijn geplaatst vlakbij de overstaande einden van de pentroggen. Deze veerkrachtige tegenhouderdelen worden elastisch vervormd voor het verschaffen van de montage van het vervangbare wegvulstuk op de bijbehorende rupsbandschoen.
35 In zijn de voorkeur verdienende constructie is het 8 SC 1721
> V
-8- vervangbare wegvulstuk uitgevoerd als een langwerpige blad-veer met een tussendeel da.t gelegen is tussen het lijf van de metalen steun en het veerkrachtige wegvulstuk. Een verbinding, die bij voorkeur wordt verschaft door klinknagels, 5 bevestigt het tussendeel van de bladveer aan het lijf van de metalen steun. Overstaande einden van de bladveer strekken zich uit vanuit het vastgezette tussendeel daarvan en vormen de veertegenhouderdelen van het vasthoudorgaan voor het vastzetten van het vervangbare wegvulstuk. Elk 10 bladveereinde bevat een gebogen einddeel dat een opening van het verbindingsorgaan bepaalt voor gebruik bij het vastzetten van het vervangbare wegvulstuk door bijbehorende verbindingsorganen zoals hierboven is beschreven met betrekking tot de constructie van de schoen van de 15 rupsband zonder einde.
In de de meest de voorkeur verdienende constructie van het vervangbare wegvulstuk., bevat het lijf van de metalen steun eindopeningen vlakbij de einden van de tegenhouderbladveer ten einde een elastische vervorming 20 daarvan ingevolge het monteren van het wegvulstuk op een bijbehorende rupsbandschoen mogelijk te maken. Ver-sterkingsribben zijn eveneens aangebracht op de metalen • steun zich uitstrekkend over de pentroggen waarbij eveneens holten zijn aangebracht. Het veerkrachtige materiaal van 25 het wegvulstuk strekt zich uit in de holten van de metalen steun bij de pentroggen voor samenwerking daarmede bij het vastzetten van het veerkrachtige materiaal van het veerkrachtige wegvulstuk tegen een beweging na het ter plaatse in de vorm vervaardigen op de metalen steun.
30 Een rupsband zonder einde voor gebruik op een rupsbandvoertuig en uitgevoerd volgens de uitvinding is van het type met een aantal schoenconstructies en verbindingsorganen die zich tussen de schoenconstructies uitstrekken. Elke schoenconstructie bevat een paar penconstructies waar-35 tussen de verbindingsorganen zich uitstrekken voor het ver- 8601721 3 * -inbinden. van de aangrenzende schoenconstructies. Elke pen-constructie bevat een bus die in de bijbehorende schoenconstructie is opgenomen. De bus bevat een paar busdelen van metaalplaat voor de vorming van een ronde opening door de 5 bus. Een metalen pen is opgenomen in de opening in de bus en heeft overstaande einden die buitenwaarts vanuit de bus uitsteken ten einde een verbinding van aangrenzende schoenconstructies door middel van verbindingsorganen op de overstaande einden van de pennen van de schoenconstructies 10 mogelijk te maken. Een veerkrachtige bus is ter plaatse in een vorm vervaardigd tussen de bus en de pen en is zowel met de bus als de pen verbonden.
De penconstructie met de veerkrachtige bus die ter plaatse in een vorm is vervaardigd tussen de bus en de pen 15 maakt het mogelijk dat de bus werkzaam is door middel van vervorming wanneer aangrenzende schoenconstructies ten opzichte van elkaar bewegen tijdens de verplaatsing van het voertuig. Deze vervorming van de veerkrachtige bus komt tot stand zonder de aanzienlijke samendrukking die noodzakelijk 20 is bij de gebruikelijke penbussen van dit type.
In de de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de penconstructie bevat de bus een plaatsingsflens die coöperatief bepaald wordt door de busdelen daarvan en het veerkrachtige busmateriaal tussen de bus en de pen. Deze 25 plaatsingsflens wordt opgenomen in een plaatsingsgroef in de bijbehorende schoenconstructie ten einde een rotatie van de bus ten opzichte van de schoenconstructie te beletten terwijl een rotatie van de pen ten opzichte daarvan mogelijk wordt gemaakt door de vervorming van de veerkrachtige bus 30 zoals hierboven is beschreven.
De bus van de penconstructie bevat bij voorkeur op afstand geplaatste delen met binneneinden die ten opzichte van elkaar op afstand staan waarbij de pen zich daartussen uitstrekt voor het verschaffen van een plaats van het cen-35 trale verbindingsorgaan voor de penconstructie. Bij de buiten- $501721 * -10- einden van de op afstand geplaatste delen van de bus steken . de overstaande einden van de pen buitenwaarts daaruit uit voor het verschaffen van plaatsen voor een eindverbindings-orgaan. Het verdient het meest de voorkeur dat elke bus 5 een paar busdelen bevat die elk dezelfde dwarsdoorsnede hebben. Elk busdeel bevat een hoofddeel dat een in het algemeen halfcirkelvormige dwarsdoorsnede bepaalt en eveneens een gebogen flensdeel bevat dat zich uitstrekt vanuit het halfcirkelvormige hoofddeel. Samenwerking van de bij-10 behorende gebogen flensdelen van elke bus bepaalt de plaatsingsflens daarvan die gevuld wordt door het veerkrachtige busmateriaal dat.ter plaatse in een vorm wordt vervaardigd tussen de bus en de pen. Zoals hierna meer volledig zal worden beschreven heeft de pen van de pen-15 constructie een hol tussendeel dat is opgenomen in de bus en eveneens gewoonlijk vaste einden heeft zich buitenwaarts uit de btis uitstrekken voor het verschaffen van een lichtgewichtconstructie maar met grote sterkte voor het verbinden van de aangrenzende schoenconstructies.
20 Volgens de uitvinding is een rupsband zonder einde voor een rupsbandvoertuig van het type met een aantal schoenconstructies en eindverbindingsorganen die zich uitstrekken tussen de Schoenconstructies waarbij elke schoen-constructie een paar penconstructies bevat die een licht-25 gewichtconstructie zijn maar een grote sterkte hebben. Elke schoenconstructie bevat een langwerpige pen die zich uitstrekt door de bijbehorende schoenconstructie en heeft een hol tussendeel voor het verschaffen van een lichtgewichtconstructie. Het holle tussendeel van de pen heeft over-30 staande einden, en de pen bevat een paar overstaande einden van een massieve constructie op de overstaande einden van het holle tussendeel van de pen. Deze massieve einden van de pen verschaffen plaatsen met grote sterkte voor bevestiging van de eindverbindingsorganen die zich uitstrekken 35 tussen de schoenconstructies.
8601721 j. * -11-
In de de voorkeur verdienende constructie van.de pen zijn het holle tussenpendeel en de massieve peneinden door lassen met elkaar verbonden. Draaiend lassen wordt bij voorkeur gebruikt voor het vastzetten van de massieve 5 einden op het holle tussendeel van de pen, ofschoon andere typen van lassen en vastzetten zouden kunnen worden gebruikt zelfs al verdient het draaiend lassen het meest de voorkeur.
In de het meest de voorkeur verdienende penconstructie 10 heeft elk massief peneinde een plat oppervlak voor het richten van de pen ten opzichte van een bijbehorend eind-verbindingsorgaan. Elk massief peneinde bevat eveneens een inkeping voor de bevestiging van een.eindverbindingsorgaan, die geplaatst is diametraal tegenover het platte oppervlak 15 daarvan voor het richten van de pen. Zowel het platte oppervlak als de bevestigingsinkeping van elk massief peneinde heeft gekromde binnendelen voor het beletten van spanningsconcentraties bij belasting van de pen tijdens gebruik met eindverbindingsorganen bevestigd op de massieve 20 peneinden. Een conisch eindoppervlak van elk massief peneinde ligt langs de omtrek op één lijn met de bevestigingsinkeping daarvan voor het vergemakkelijken van een vastzetten van een bijbehorend eindverbindingsorgaan van een constructie welke hierna vollediger zal worden beschreven.
25 Volgens de uitvinding is een middengeleiding eveneens aangebracht voor elke schoenconstructie van de rupsband zonder einde, gebruikt voor het rupsbandvoertuig. Elke schoenconstructie waarmede de middengeleiding wordt gebruikt, bevat een paar schoenen dat elk wegwiel en wegvulstukken 30 heeft die in tegengestelde richting zijn gericht. Elke schoenconstructie, waarmede de middengeleiding wordt gebruikt, bevat eveneens een paar penconstructies die de schoenen verbinden en die de schoenen plaatsen in een zijdelingse afstandsverhouding ten opzichte van elkaar.
35 De middengeleiding volgens de uitvinding bevat een 8301721 « v -12- paar geleidingsorganen dat elk een montagenokdeel en een middengeleidingsdeel heeft. Een veerkrachtig materiaal is verbonden met beide geleidingsorganen waarbij de nokdelen en geleidingsdelen van elk op één lijn liggen met die van 5 de andere ten einde samenwerkend een montagenok en een uitsteeksel van de middengeleiding te verschaffen. Een verbinding van de middengeleiding zet de montagenok daarvan vast tussen zijdelings op afstand geplaatste schoenen van de bijbehorende schoenconstructie, waarbij het uitsteeksel van 10 de middengeleiding zich uitstrekt vanuit de schoencon structie in de richting waarnaar de wegwielvulstukken van de • schoen zijn gericht.
De constructie van de middengeleiding verschaft alleen een geleidende functie, in tegenstelling tot de gebruike-15 lijke rupsbandcDnstructies, waarbij de middengeleiding een deel is van een centraal verbindingsorgaan dat aangrenzende schoenconstructies verbindt. Het isoleren van de functie van de middengeleiding van de functie van het centrale verbindingsorgaan vermindert de belasting op het uitsteeksel 20 van de middengeleiding ten einde een langere tevensduur met doelmatige toepassing te verschaffen.
In de de voorkeur verdienende constructie van de middengeleiding bevat het uitsteeksel van de middengeleiding een opening door beide geleidingsorganen en door het veer-25 krachtige materiaal dat de geleidingsorganen met elkaar verbindt. De montagenokdelen van de geleidingsorganen zijn ten opzichte van elkaar verder op afstand geplaatst dan de geleidingsdelen, en elk montagenokdeel bevat een holte van het verbindingsorgaan voor het opnemen van een 30 verbindingsorgaan van het pentype van de verbinding voor het vastzetten van de middengeleiding tussen de schoenen van de bijbehorende schoenconstructie. Elk geleidingsorgaan bevat bij voorkeur een plaatsingsgrens die gelegen is tussen zijn montagenokdeel en geleidingsdeel. De plaatsingsflenzen van 35 de geleidingsorganen kunnen in aangrijping worden gebracht 8601721 9 % -13- met de aangrenzende schoenen waarbij de middengeleiding op de bijbehorende schoenconstruetie is gemonteerd.
Een rupsband zonder einde voor gebruik met een rups-bandvoertuig en uitgevoerd volgens de uitvinding bevat een 5 aantal schoenconstructies, zoals hierboven is vermeld, waar bij élke schoenconstruetie een paar pennen bevat die overstaande einden hebben die buitenwaarts van de schoen-constructie uitsteken voor een verbinding door eindver-bindingsorganen die de problemen oplossen die verbonden zijn 10 met gebruikelijke eindverbindingsorganen van het type met wig en van schroefdraad voorzien bevestigingsorgaan. Elk ’ eindverbindingsorgaan bevat een lichaam met een paar holten voor het opnemen van het bijbehorende paar peneinden. Een veerkrachtige tegenhouder is gemonteerd op het lichaam van 15 het verbindingsorgaan en is veerkrachtig in aangrijping met de peneinden ten einde het lichaam van het ver-bindingsorgaan op de peneinden vast te zetten. Het dit soort veerkrachtige bevestiging is geen mogelijkheid aanwezig van een losgeraken zoals dat het geval is bij de gebruikelijke 20 eindverbindingsorganen.
In de de voorkeur verdienende constructie van het verbindingsorgaan van het rupsbandeinde bevat elke holte een plat oppervlak voor het richten van het bijbehorende pen-einde. Het lichaam van het verbindingsorgaan van het eind-25 verbindingsorgaan bevat bij voorkeur een tussenopening waar in elke holte met de tegenhouder zich uitstrekt door de openingen ten einde de bijbehorende peneinden vast te zetten,
De veerkrachtige tegenhouder bevat bij voorkeur een uit één geheel bestaande bladveer met een tussendeel dat is vastge-30 zet op het lichaam van het verbindingsorgaan en overstaande einden die zich vanuit het tussendeel daarvan door de openingen in de holten uitstrekken. Deze overstaande einden van de bladveer strekken zich uit in de bevestigingsgroeven van de massieve peneinden, zoals hierboven is beschreven, en 35 zetten daardoor de peneinden in de holten van het eindver- 833Π21 -14- * ’’*%· bindingsorgaan vast. Tussen zijn overstaande einden heeft het tussendeel van de bladveertegenhouder bij voorkeur een klinknagelverbinding op het lichaam van het verbindings-orgaan ten einde een niet ingewikkelde en nog doelmatige 5 vastzetting van de bladveertegenhouder te verschaffen.
Een rupsband zonder einde voor gebruik met een rupsbandvoertuig en uitgevoerd volgens de uitvinding bevat een aantal schoenconstructies die elk een paar zijdelings op afstand geplaatste schoenen en een paar ronde pennen 10 hebben die zich daartussen uitstrekken, waarbij een centraal verbindingsorgaan eveneens is aangebracht voor het verbinden van de aangrenzende schoenconstructie door uitstrekking tussen de aangrenzende pennen daarvan op een plaats tussen de zijdelings op afstand geplaatste schoenen. Het centrale 15 verbindingsorgaan heeft een nieuwe constructie die een verwijderen van zijn steun tijdens het gebruik van de rupsband belet als de scho ene ons truc ties',ten opzichte van elkaar bewegen.
Het centrale verbindingsorgaan volgens de uitvinding 20 bevat een paar klemorganen met twee paren overstaande klemoppervlakken. Een klemoppervlak van elk paar bevat een plaats voor aangrijping van de bijbehorende pen volgens lijnaanraking die de enige aangrijping daarvan met de pen vormt. Het andere klemoppervlak van elk paar bevat twee op 25 afstand gelegen plaatsen voor aangrijping van de bijbehorende pen met twee op afstand gelegen lijnaanrakingen die de enige aangrijping daarvan met de pen vormen. Een verbinding van het centrale verbindingsorgaan zet de klemorganen daarvan op elkaar vast waarbij elk paar klemoppervlakken daarvan in 30 aangrijping is met elke pen op de drie plaatsen met lijn aanraking die een driehoek vormen. De drie plaatsen met lijnaanraking verzekeren een betrouwbare vastklemming van elk klemoppervlak zonder dat het probleem van het verwijderen van de steun van de gebruikelijke centrale verbindingsorganen 35 optreedt.
8oO172 ΐ
Jr * -15-
Elk klemorgaan van het centrale verbindingsorgaan bevat bij voorkeur een holte van het centrale verbindingsorgaan en een paar klemflenzen die zich in overstaande richtingen van de holte van het centrale verbindingsorgaan 5 uitstrekken. Een klemorgaan van het centrale verbindings orgaan heeft klemflenzen die elk zijn voorzien van een van de plaatsen voor aangrijping van de bijbehorende pen met lijnaanraking, terwijl het andere klemorgaan klemflenzen heeft die elk zijn voorzien van de andere twee plaatsen voor 10 aangrijping van de bijbehorende pen met lijnaanraking.
In de de voorkeur verdienende constructie van het centrale verbindingsorgaan bevat de verbinding tussen de klemorganen een van schroefdraad voorziene bout die zich uitstrekt door de centrale holte van de beide klemorganen 15 tussen de pennen, verbonden door het centrale verbindings orgaan. De verbinding bevat eveneens een moer, die met schroefdraad op de bout daarvan is aangebracht voor vastzetting van de klemorganen aan elkaar, waarbij elk paar klemflenzen met de bijbehorende pen in aangrijping is op 20 drie op afstand gelegen plaatsen met lijnaanraking, zoals hierboven is beschreven. Het ene klemorgaan, dat de bijbehorende pen in aangrijping brengt met één plaats met lijnaanraking, bevat bij voorkeur een longitudinale groef die zich uitstrekt tussen zijn klemflenzen, en de bout van de 25 verbinding heeft een Ιόό die is opgenomen in de groef en tenminste één plat oppervlak heeft dat geplaatst wordt door de groef ten einde een aandraaien van de moer voor vastzetting van de klemorganen op elkaar mogelijk te maken.
Zoals duidelijk is uit de bovenstaande beschrijving 30 werken de rupsbandschoen, het vervangbare wielvulstuk, de penconstructie, de holle constructie van de pen met zijn massieve einden, de middengeleiding, de eindverbindings-organen, en het centrale verbindingsorgaan samen voor het verschaffen van een modulaire rupsband zonder einde voor 35 gebruik met een rupsbandvoertuig op een wijze waarbij pro- 8601721
* V
-16- blemen, die optreden bij de gebruikelijke rupsbandconstruc-ties, worden opgeheven.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening.
5 Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van een rupsbandvoertuig met een paar rupsbanden zonder einde volgens de uitvinding. »
Fig. 2 toont een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van een uiteen genomen voertuigrupsband volgens de 10 uitvinding.
Fig. 3 toont een zijaanzicht van de rupsband, gezien volgens de pijlen 3-3 van fig. 2.
Fig. 4 toont een dwarsdoorsnede door de rupsband, gezien volgens de pijlen 4-4 in fig. 3.
15 Fig. 5 toont een gedeeltelijke doorsnede, gezien volgens de pijlen 5-5 van fig. 4, waarbij de rupsband is getoond in een toestand waarin schoenconstructies daarvan ten opzichte van elkaar bewegen tijdens de verplaatsing van het voertuig.
20 Fig. 6 toont een perspectivisch aanzicht van een binoculair gevormd huis, in uiteengenomen toestand, van een rupsbandschoen van de rupsband.
Fig. 7 toont een perspectivisch aanzicht van het huis van de binoculair gevormde schoen, in zijn gemonteerde 25 toestand.
Fig. 8 toont een perspectivisch aanzicht van een .gevormde metalen steunplaat van een vervangbaar wegvulstuk voor de rupsbandschoen.
Fig. 9 toont een perspectivisch aanzicht van het 30 vervangbare vulstuk nadat veerkrachtig materiaal ter plaatse in een vorm is vervaardigd op de metalen steun.
Fig. 10 toont een doorsnede door het vervangbare wegvulstuk gezien volgens de pijlen 10-10 in fig. 9.
Fig. 11 toont een bovenaanzicht van het vervangbare 35 wegvulstuk, gezien volgens de pijlen 11-11___iii .fig. 10.
8601721 -17-
Fig . 12 toont een eindaanzicht van het vervangbare wegvulstuk, gezien volgens de pijlen 12-12 in fig» 11.
Fig. 13 toont een gedeeltelijke doorsnede door het vervangbare wegvulstuk, gezien volgens de pijlen 13-13 5 in fig. 11.
Fig. 14 toont een aanzicht van de rupsbandschoen, gezien in dezelfde richting als de linkerschoen getoond in fig. 4, waarbij het wegwielvulstuk daarmede is verbonden maar zonder dat het vervangbare wegvulstuk op de schoen is 10 gemonteerd.
Fig. 15 toont een eindaanzicht van de rupsband, gezien volgens de pijlen 15-15 in fig. 14.
Fig. 16 toont een doorsnede door de rupsbandschoen, gezien volgens de pijlen 16-16 in fig. 14.
15 Fig. 17 toont een aanzicht van de rupsbandschoen, gezien volgens de pijlen 17-17 in fig. 14.
Fig. 18 toont een aanzicht van de rupsbandschoen juist voor de montage van het vervangbare wegvulstuk op het schoenhuis.
20 Fig, 19 toont een aanzicht van de rupsbandschoen nadat het vervangbare wegvulstuk op het schoenhuis is gemonteerd.
Fig. 20 toont een aanzicht van de rupsbandschoen voor de montage van het vervangbare wegvulstuk maar 25 onderste boven gekeerd vanuit de stand van fig. 18.
Fig. 21 toont een perspectivisch aanzicht van een uiteengenomen bus en pen van een penconstructie van de rupsband zonder einde.
Fig. 22 toont een aanzicht van de penconstructie 30: na het in de vorm vervaardigen van een elastomere bus ter plaatse tussen de bus en de pen van de constructie.
/*
Fig. 23 toont een gedeeltelijk weggebroken aanzicht van de pen van de penconstructie.
Fig. 24 toont een perspectivisch aanzicht van een 35 uiteengenomen centraal verbindingsorgaan van de rupsband 8501721 -18- zonder einde.
Fig.. 25 toont een zijaanzicht, in doorsnede door het centrale verbindingsorgaan en aangrenzende pennen van aangrenzende schoenconstructies van de rupsband ten einde de 5 manier te tonen waarop het centrale verbindingsorgaan de schoenconstructies verbindt,
Fig. 26 toont een perspectivisch aanzicht van een uiteengenomen eindverbindingsorgaan van de rupsband zonder einde.
10 Fig. 27 toont een doorsnede door het eindverbindings orgaan, gezien volgens de pijlen 27-27 in fig.26, waarbij het eindverbindingsorgaan aangrenzende peneinden van aangrenzende schoenconstructies verbindt.
Fig. 28 toont een bovenaanzicht van het eindver-15 bindingsorgaan, gezien volgens de pijlen 28-28 in fig. 27.
Fig. 29 toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen 29-29 in fig. 26, door het eindverbindingsorgaan en een van de daardoor verbonden peneinden ten einde de manier te tonen waarop het eindverbindingsorgaan op het peneinde is 20 vastgezet.
Fig. 30 toont een eindaanzicht van de rupsbandschoen, gedeeltelijk in doorsnede door de bijbehorende peneinden, gezien volgens de pijlen 30-30 in fig. 4.
Fig. 31 toont een doorsnede door de rupsbandschoen, 25 gezien volgens de pijlen 31-31 van fig. 30.
Fig. 32 toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen 32-32 van fig. 31, door een spiraalvormig pen-verbindingsorgaan van het type dat gebruikt wordt voor het vastzetten van het vervangbare wegvulstuk op de rupsband-30 schoen.
Fig. 33 toont een gedeeltelijke doorsnede door een eindplaat van het huis, gezien in de richting van de pijlen 33-33 van fig. 31, ten einde de manier te tonen waarop de rupsbandschoen is vastgezet tegen een axiale beweging langs 35 de penconstructie.
8601721 -19-
In fig. 1 bevat een rupsbandvoertuig, uitgevoerd als een tank 50, een paar rupsbanden 52 zonder einde, die elk de uitvinding belichamen en waarvan elk verbeterde componenten volgens de uitvinding bevat, zoals hierna 5 vollediger wordt beschreven. Elke rupsband 52 zonder einde wordt ondersteund voor een beweging onder een bijbehorend stel wegwielen 54, alsmede rond een compenserend leiwiel 56 en een aandrijfketting 58. Tijdens bedrijf worden de rupsbanden 52 zonder einde onder de wegwielen 54 achter-10 waarts getrokken door aandrijfkettingwielen 58 en het niet getoonde bovendeel van de rupsband beweegt voorwaarts rondom het leiwiel 56, dat wordt gecompenseerd voor het onder een bepaalde spanning houden van de rupsband.
Met verwijzing naar fig. 2 zal de constructie 15 van de rupsband 52 zonder einde in het kort worden beschreven ten einde elke component ervan te begrijpen voor een beschrijving in bijzonderheden van de componenten voor een volledig begrijpen van de uitvinding.
Over de lengte van de rupsbanden 52 zijn de twee 20 rijen schoenen 60 naast elkaar aangebracht en werkzaam voor het ondersteunen van de wegwielen 54 voor een beweging over de grond waarop de tank zich verplaatst. Elke schoen 60 bevat een vervangbaar wegvulstuk 62, getoond in fig. 2, voor aangrijping met de grond tijdens de voertuigverplaatsing.
25 Een paar penconstructies 64 strekt zich uit tussen elk op één lijn gelegen paar rupsbandschoenen 60 ten einde een beweging mogelijk te maken van de schoenen ten opzichte van elkaar en wanneer de rupsband 52 rondom de wegwielen 54, het leiwiel 56, en het aandrijfkettingwiel 58 beweegt. Elke 30 penconstructie 64 bevat een holle pen 66 van een constructie die de rupsband 52 een lichtgewicht verschaft zonder dat de sterkte van de pennen op de vereiste plaatsen wordt opgeofferd. Tussen elk zijdelings op één lijn gelegen paar rupsbandschoenen 60, is een middengeleiding 68 aangebracht 35 voor de geleiding van de rupsband langs de bijbehorende weg- 8601721 -20- wielen, leiwiel en aandrijfkettingwiel. Schoenconstructies 70 worden verschaft door de zijdelings op één lijn gelegen paren schoenen 60, het bijbehorende paar penconstructies 64, en de middengeleiding. 68 die gelegen is tussen elk paar 5 zijdelings op één lijn gelegen schoenen 60. Eindverbindings- organen 72 verbinden de bijbehorende aangrenzende einden van holle pennen 66 met aangrenzende schoenconstructies 70, zoals hierna vollediger zal worden beschreven. Bovendien is elk aangrenzend paar schoenconstructies 70 verbonden door een 10 bijbehorend centraal verbindingsorgaan 74 (fig. 5), dat zich uitstrekt tussen tussendelen van de aangrenzende pennen 66, zoals eveneens hierna vollediger zal worden beschreven.
Zoals getoond is in fig. 3 zijn de rupsbandschoenèn 60 van aangrenzende schoenconstructies 70 betrekkelijk dicht 15 bij elkaar geplaatst en, zoals getoond is in fig. 4, ge plaatst tussen de grond G en de wegwielen 54 tijdens de aandrijving van de bijbehorende tank. Zoals getoond is in de fig. 6 en 7 bevat elke rupsbandschoen een binoculair gevormd schoenhuis 76 met een paar gevormde huisdelen 78 van 20 metaalplaat met elk dezelfde doorsnede. Het schoenhuis 76 bevat eveneens een paar eindplaten 80 die samenwerken bij het aan elkaar vastzetten van het paar huisdelen 78, op een manier zoals hierna vollediger zal worden beschreven. Zoals het best is getoond in de fig. 14 tot en met 17 en 20, bevat 25 de rupsbandschoen eveneens een wegwielvulstuk 81 van een veerkrachtig materiaal 82 (fig. 16 en 17), dat ter plaatse in een vorm is vervaardigd op één zijde van het schoenhuis 76. Het vervangbare vulstuk 62 van de rupsbandschoen is getoond in de fig. 9 tot en met 13, 18 en 19, en bevat een veer-30 krachtig wegvulstuk 84 dat in èen vorm is vervaardigd uit een veerkrachtig materiaal 86 (fig. 10) voor aangrijping met de grond tijdens de voertuigverplaatsing. Eerste en tweede verbindingsorganen 88 en 90 van het pentype van de rupsbandschoen zijn het best getoond in fig. 31 en werken samen voor 35 het verschaffen van een losmaakbare verbinding die het ver- 860172! -21- vangbare wegvulstuk 62 vastzet op het schoenhuis 76, op een manier die hierna vollediger zal worden beschreven.
In de fig. 6, 7 en 15 bepaalt de constructie van elk schoenhuisdeel 78 bij voorkeur een langwerpige penopening 92 5 met een gewoonlijk ronde dwarsdoorsnede, zich uitstrekkend tussen de eindplaat 80 met de einden van de huisdelen opgenomen in complementaire bijbehorende openingen 94 (fig. 6) in de eindplaten 80 en daarop vastgezet, zoals getoond is in fig. 7, door een geschikte hardsoldering. Elk schoenhuis-10 deel 78 bevat een paar verzette flenzen 96 en 98, waarbij de ene flens 96 korter is dan de andere flens 98 op elk van zijn einden. Dezelfde dwarsdoorsneden van de huisdelen 78 zijn ten opzichte van elkaar tegengesteld gericht zodat de verzette flenzen 96 en 98 ineengrijpen, zoals het best is 15 getoond in fig. 17. Een verbinding, die bij voorkeur wordt verschaft door lassen 100, zet de langere flenzen 98 aan elkaar vast ten einde een bevestiging van de huisdelen 78 aan elkaar te verschaffen.
Zoals getoond is in fig. 7 bepalen de flenzen 96 20 en 98 van het schoenhuisdeel 78 een lijf 102 dat zich uit strekt tussen de verlengde penopeningen 92 zijdelings tussen de eindplaten 80. Elk schoenhuisdeel 78, zoals het best in fig. 15 is getoond, bevat eveneens een penplaatsings-groef 104 die geplaatst is vlakbij het lijf 102 en die gericht 25 is naar de bijbehorende verlengde penopening 92. Elke eind-plaatopening 94 bevat eveneens een complementair groefdeel 106 dat het gedeelte van het huisdeel opneemt dat de bijbehorende pengroef 104 bepaalt. Zoals hierna vollediger zal worden beschreven worden de^pengroeven 104 gebruikt voor 30 het beletten van een rotatie van de penconstructies 64, welke hierboven zijn vermeld in samenhang met fig. 2. Tussen de pengroeven 104, bepaalt het lijf 102 van de huisdelen 78 een opening 108 die een langwerpige rechthoekige vorm heeft, zoals getoond is in fig. 7. Het wegwielvulstuk 81, zoals 35 hierboven is vermeld, wordt ter plaatse in een vorm ver- 8601721 -22- vaardigd op het gemonteerde schoenhuis 76, waarbij het veerkrachtige materiaal 82 daarvan zich uitstrekt door de lijfopening 108, zoals getoond is in fig. 16, tussen de overstaande zijden van het lijf 102 ten einde de bevestiging 5 van het wegwielvulstuk op de huisdelen 78 op te voeren. Een geschikt kleefmiddel wordt bij voorkeur eveneens aangebracht op de huisdelen 78 voordat ter plaatse in een vorm het wegwielvulstuk 81 wordt vervaardigd ten einde de bevestiging van het materiaal op het schoenhuis verder op te voeren.
10 Zoals het best is getoond in de fig. 4 en 6 hebben de schoenhuiseindplaten 80 elk een paar nokken 109 die samenwerken voor de vorming van een groef 109a. Overstaande einden van het huisdeellijf 102 zijn opgenomen in de nokgroeven 109a, zoals het best is getoond in de fig. 4 en 7, 15 voor samenwerking met de bevestiging, verschaft door het hardsolderen bij de plaatsing van de huisdelen 78 en de eind-platen 88 ten opzichte van elkaar.
Zoals hierboven is vermeld met betrekking tot fig. 31, is het vervangbare vulstuk 62 losmaakbaar op het rupsband-20 schoenhuis 76 vastgezet door de eerste en tweede pen- verbindingsorganen 88 en 90 die in bijbehorende holten 110 en 112 van het paar eindplaten 80 zijn opgenomen. Zoals hierna vollediger wordt beschreven heeft een vasthoudorgaan 114 van het vervangbare wegvulstuk 62 veerkrachtige tegen-25 houderdelen 116 en 118 die respectievelijk in aangrijping zijn met einden van de pennen 88 en 90 die buitenwaarts vanuit de bijbehorende eindplaten 80 uitsteken. Het eerste verbindingsorgaan 88 van het pentype is uit de bijbehorende eindplaatopening 110 verwijderbaar door ponsen, hetgeen 30 gemakkelijk kan worden uitgevoerd met een hamer en een pons, en wordt daardoor bewogen naar rechts in het ledige gebied 120, begrensd door het wegvulstukmateriaal 86. Het veerkrachtige tegenhouderdeel 116 is dan vrij zodat de linkerzijde van het vervangbare wegvulstuk 62 naar beneden kan 35 draaien om het rechter penverbindingsorgaan 90 zodat de 86017^1 * » -23- benedenzijde van de linkereindplaat 80 wordt vrijgemaakt en een beweging van het vervangbare wegvulstuk naar links mogelijk wordt gemaakt zodat het veerkrachtige tegenhouder-deel 118 buiten aangrijping komt met het penverbindingsorgaan 5 90 zodat het wegvulstuk dan vrij is voor verplaatsing.
Een nieuw wegvulstuk 62 wordt weer op de schoen 60 geplaatst door eerst het veerkrachtige tegenhouderdeel 118 in te zetten voor aangrijping met het penverbindingsorgaan 90 en waarbij vervolgens het wegvulstuk daarop met de bewegings-10 richting van de wijzers van een klok meer wordt gedraaid in de algemene stand, getoond in fig. 31. Het penverbindingsorgaan 88, dat vooraf was verwijderd, zoals hierboven is beschreven, wordt vervolgens ingezet in het linkereinde van de bijbehorende eindplaatholte 110 en naar de getoonde stand 15 gedreven voor aangrijping met het veerkrachtige tegenhouder deel 116. Tijdens de aanvankelijke plaatsing wordt het veerkrachtige tegenhouderdeel 118 elastisch vervormd en wordt het veerkrachtige tegenhouderdeel 116 vervolgens vervormd als de pen 88 in de vastgezette stand is gedreven.
20 Ten einde de vervanging te vergemakkelijken heeft de pen 88 een gepunt einde 88a dat aanvankelijk in aangrijping is met het veerkrachtige tegenhouderdeel 116. Zoals getoond met het penverbindingsorgaan 88, getoond in fig. 32, hebben zowel het penverbindingsorgaan 88 als 90 een spiraalvormige 25 dwarsdoorsnede die een veilige plaatsing daarvan in de bijbehorende eindplaatholte waarborgt ondanks de vervaar-digingstoleranties, waarbij de penverbindingsorganen na verwijdering uit de eindplaten nog weer opnieuw kunnen worden gebruikt.
30 In de fig. 8 en 9 bevat het vervangbare wegvulstuk 62 een metalen steunplaat 124 die gevormd wordt door ponsen en die een paar pentroggen 126 heeft. Elke pentrog 126 heeft overstaande einden 128 en 130 en een gewoonlijk halfcirkelvormige dwarsdoorsnede die uitmondt in dezelfde richting als 35 de andere pentrog, zoals getoond is in fig. 12. De geponste 8691721 -24- metalen steunplaat 124 heeft eveneens een lijf 132 dat zich uitstrekt tussen de pentroggen 126, zoals getoond is in de fig. 8 en 9, ten einde daarmede samen te werken bij het bepalen van een halve binoculaire configuratie. Het veer-5 krachtige materiaal 86 van het wegvulstuk 84 wordt ter plaatse in een vorm vervaardigd op de gevormde metalen steun 124 op de overstaande zijde daarvan als de richting waarnaar de pentroggen 126 uitmonden. Een geschikt kleefmiddel wordt bij voorkeur aangebracht op de gevormde metalen steun 124 10 ten einde het vastzetten tussen het materiaal 86 van het wielvulstuk en de steun na het ter plaatse in de vorm vervaardigen wordt vergemakkelijkt.
Zoals het best is getoond door een gecombineerde verwijzing naar de fig. 8 t/m 11, is het veerkrachtige 15 tegenhoudorgaan 114, dat hierboven is beschreven, gemonteerd op het lijf 132 van de gevormde metalen steun 124 tussen de twee pentroggen 126 en is het paar veerkrachtige tegen-houderdelen 116 en 118 daarvan respectievelijk geplaatst vlakbij de overstaande einden 128 en 130 van de pentroggen.
20 Zoals hierboven is vermeld worden deze veerkrachtige tegen- houderdelen 116 en 118 elastisch vervormd tijdens de montage van het vervangbare wegvulstuk 62 op de bijbehorende rupsbandschoen, zoals hierboven is beschreven.
Zoals het best is getoond in de fig. 10 en 11 wordt 25 de de voorkeur verdienende constructie van het tegenhoud orgaan 114 belichaamd door een langwerpige bladveer met een tussendeel 134 dat gelegen is tussen het lijf 132 van de metalen steun 124 en het veerkrachtige wegvulstuk 84 verschaft door het veerkrachtige materiaal 86, dat ter 30 plaatse op de ondersteuning is verbonden. Een paar klink nagels 136 verschaft een verbinding die het tussendeel 134 van het bladveertegenhoudorgaan 114 verzekert, waarbij de overstaande einden van de bladveer de veerkrachtige tegen-houderdelen 116 en 118 verschaft. Ingevolge een montage van 35 het vervangbare wegvulstuk 62 op het schoenhuis 76 zijn de 860 1 72“) -25- fcoppen van de klinknagels 136 opgenomen in gevormde in-drukkingen 138 van het wegwielvulstukmateriaal 82, zoals getoond is in de fig. 16 en 18.
Zoals getoond is in de fig. 10 en 11 hebben de veer-5 krachtige tegenhouderdelen 116 en 118, die de einden van het bladveertegenhoudorgaan 114 vormen, respectievelijke gebogen einddelen 140 en 142 die bijbehorende openingen 144 en 146 van het verbindingsorgaan begrenzen, welke openingen halfcirkelvormig zijn voor het respectievelijk opnemen van de 10 penverbindingsorganen 88 en 90, welke hierboven zijn be schreven met betrekking tot fig. 31. Zoals getoond is in de fig. 10 en 11 zijn de openingen 148 en 150 aangebracht in het lijf 132 vlakbij de einden van het bladveertegenhoudorgaan 114 ten einde een elastische vervorming van de 15 veerkrachtige tegenhouderdelen 116 en 118 tijdens de montage van het vervangbare wegvulstuk 62 mogelijk te maken, zoals hierboven is beschreven.
Zoals het best is getoond in de fig. 8, 9 en 11 t/m 13, bevat de gevormde metalen steunplaat 124 van het 20 vervangbare wegvulstuk versterkingsribben 152 die zich uit strekken over de pentroggen 126. Zoals getoond zijn drie van de ribben 152 aangebracht op elke trog 126, waarbij twee van de ribben respectievelijk zijn geplaatst vlakbij de einden van de trog en waarbij een derde ribbe centraal is 25 gelegen tussen de einden van de trog. Eveneens is elke trog voorzien van holten 154 bij de pentroggen, waarbij twee holten bij voorkeur zijn aangebracht op elke trog zodat er één holte aanwezig is tussen elk paar versterkingsribben 152. Zoals getoond is in fig. 13 strekt zich het veer-30 krachtige materiaal 86 van het veerkrachtige wegvulstuk 84 uit in de holten 154 van de metalen steun 124 bij de pentroggen ten einde daarmede samen te werken bij het vastzetten van het veerkrachtige materiaal na het ter plaatse vervaardigen daarvan in een vorm op de steun.
35 Het vervangbare wegvulstuk 62, dat hierboven is be- 350172* -26- schreven en getoond is in fig. 18, wordt aldus op de rups-bandschoen 60 vastgezet door plaatsing daarvan tussen de eindplaten 80 voor een bevestiging door de penverbindings-organen 88 en 90, zoals hierboven is beschreven en getoond 5 is in fig. 19. Voor het vastzetten van het vervangbare wegvulstuk 62, heeft de rupsbandschoen 60 op de overstaande zijde, getoond in fig. 18, de in fig. 20 getoonde constructie, waarbij het wegwielvulstuk 81 ter plaatse in een vorm is vervaardigd op het schoenhuis, op de manier zoals 10 hierboven is beschreven.
Zoals hierboven is beschreven met betrekking tot fig. 2, bevat elke schoenconstructie 70 een paar zijdelings op één lijn gelegen rupsbandschoenen 60, uitgevoerd zoals hierboven is beschreven, en een paar van de pen-15 constructies 64 die het paar rupsbandschoenen verbindt. De constructie van elke penconstructie 64, als getoond in fig.22, bevat een bus 156 die is opgenomen in de rupsbandschoenen van de bijbehorende schoenconstructie, zoals hierna vollediger wordt beschreven. De bus 156 bevat een paar busdelen 20 158 van metaalplaat die gevormd zijn voor de vorming van een ronde opening 160 (fig. 30) door de bus. De pen 66 van de constructie 64 wordt opgenomen in de opening van de bus 156, zoals getoond is in fig. 22, en heeft overstaande einden 162 die buitenwaarts vanuit de bus 156 uitsteken 25 ten einde een verbinding van aangrenzende schoenconstructies door verbindingsorganen bij de overstaande einden van de pennen daarvan mogelijk te maken, zoals hierna vollediger zal worden beschreven. Met de pen 66 geplaatst in de bus 156, wordt een veerkrachtige bus 164, het best getoond in fig. 20, 30 in een vorm vervaardigd uit een geschikt elastomeer materiaal, ter plaatse tussen de bus en de pen, en verbonden met zowel de bus als de pen zodat een relatieve rotatie daartussen over de lengte van de penconstructie wordt geregeld door elastische vervorming van de veerkrachtige bus. Ten einde 35 behulpzaam te zijn bij het verzekeren van de verbinding van 8δ·δ 1 71% -27- de bus 164, verdient het de voorkeur eerst een geschikt kleefmiddel op de pen 66 en op de binnenzijde van de bus 156 aan te brengen voordat het ter plaatse in de vorm vervaardigen van de bus plaats heeft.
5 Zoals het best is getoond in fig. 30 wordt elke penconstructie 64 samengedrukt en vervolgens ingezet door de huisopeningen 92 van het bijbehorende paar rupshandschoenen 60. Diametraal tegenovergelegen openingen 166 tussen de busdelen 158 zijn aangebracht ten einde de samendrukking 10 toe te laten die het inzetten van de penconstructie 64 in de rupsbandschoen 60 mogelijk maakt. Opgemerkt wordt dat de mate van noodzakelijke samendrukking betrekkelijk gering is, slechts in de orde van grootte van ongeveer 5% of dergelijke, als vergeleken met de samendrukking die noodzakelijk bij 15 gebruikelijke bussen voor penconstructies van gebruikelijke rupsbanden, waarbij de bussen zijn uitgevoerd als afzonderlijke componenten, in tegenstelling tot de onderhavige ter plaatse in een vorm vervaardigde bus. Als zodanig is het veel gemakkelijker de penconstructies 64 in de rupsband-20 schoenen 60 in te zetten ten einde een vervanging of reparatie van elke schoenconstructie mogelijk te maken, zoals noodzakelijk kan zijn.
In fig. 30 bevat elke pen en buseonstructie 64 een plaatsingsflens 168 die is opgenomen in de groef 104 van het 25 huis van de bijbehorende rupsbandschoen ten einde een rotatie daarvan ten opzichte van de rupsbandschoen te beletten. De plaatsingsflens 168 wordt samenwerkend bepaald door gevormde flenzen 170 van de busdelen 158 en door een uitstekende nok 172 van de bus 164, waarbij de nok geplaatst is tussen 30 de busdeelflenzen 170. Einden van de busdeelflenzen 170 zijn ten opzichte van elkaar op afstand geplaatst door de aangrenzende opening 166, die hierboven is beschreven, zodat een samendrukking van de busnok 172 en de rest van de bus 164 mogelijk wordt gemaakt, zoals hierboven is beschreven, tijdens 35 het inzetten van de penconstructie 64 in de rupsbandschoen.
8351721 -28-
Zoals het best is getoond in fig. 22 bevat de bus '156 van de penconstructie 64 op afstand geplaatste bus-gedeelten 156a met de pen 66 zich daartussen uitstrekkend voor het verschaffen van een plaats 174 van het centrale 5 verbindingsorgaan voor de penconstructie, zoals hierna vollediger wordt beschreven. De op afstand geplaatste gedeelten 156a van de bus hebben eveneens buiteneinden van-waaruit de overstaande einden 162 van de pen 66 buitenwaarts uitsteken voor het verschaffen van plaatsen 176 voor een 10 eindverbindingsorgaan, zoals hierna vollediger wordt beschreven. Elk busgedeelte 156a bevat een paar van de bus-delen 158, zoals hierboven is beschreven en het best in fig, 30 is getoond. Elk der busdelen 158 bevat een hoofddeel 178 met een gewoonlijk halfcirkelvormige dwarsdoorsnede 15 en bevat eveneens het{gebogen flensdeel 170 , hierboven beschreven, voor samenwerking met de busnok 172 voor het verschaffen van de plaatsingsflens 168.
In fig. 33 is de binneneindplaat 80 van elke rups-bandschoen 60 voorzien van een Omega-vormige klem 180 die 20 toebehoort aan elke penconstructie 64 voor het vasthouden van de penconstructie in de rupsbandschoen. Een geschikte frees of een andere bewerking wordt gebruikt voor het aanbrengen van een paar sleuven 182 door elk schoenhuisdeel 78 en gedeeltelijk in de binneneindplaat, zoals getoond. Na het 25 inzetten van de penconstructie 64 in de rupsbandschoen 60, worden de sleuven 182 aan de binnenzijde vanuit de binneneinden van de busdelen 158 van de penconstructie geplaatst.
De klemmen 180 hebben geschikte gereedschapsholten 183 die gebruikt worden voor het drijven van de benen 184 van de 30 klem naar elkaar toe ten einde zijn montage mogelijk te maken, zoals getoond, met een plaatsingsnok 186 daarvan die op één lijn ligt met de busflenzen 170. De gemonteerde klemmen 180 zijn aldus in aangrijping met de binneneinden van de busdelen 158 ten einde te beletten dat de pencon-35 structies 64 vanuit de rupsbandschoenen worden teruggetrokken.
850 Π2Ί -29-
Het is eveneens uit fig. 33 duidelijk dat de pen 66 van de penconstructie 64 een hol tussendeel 188 heeft dat is opgenomen in de bus 156, alsmede de massieve einden 162, getoorfin fig. 23, zoals hierna vollediger wordt beschreven.
5 In fig. 23 bevat de penconstructie van elke schoen- constructie de langwerpige pen 66 die zich uitstrekt door de bijbehorende schoenconstructie, zoals hierboven is beschreven, en die het holle tussendeel 188 heeft waarvan de ronde dwarsdoorsnede is beschreven met betrekking tot 10 fig. 33. Dit holle tussendeel 188 van de pen 66 verschaft een lichtgewicht constructie die het gewicht van de rupsband zonder einde aanzienlijk vermindert gezien het grote aantal pennen dat gebruikt wordt op elke tank^waa-rme.-de Sses van de rupsbanden zonder einde worden gebruikt.. Het holle tussen-15 deel 188 van de pen heeft overstaande einden 190 waartussen een gelijkmatige dwarsdoorsnede bij voorkeur is aangebracht. De pen 66 bevat eveneens het paar overstaande einden 162, hierboven vermeld in samenhang met de beschrijving van de penconstructie 64. Deze peneinden 162 strekken zich uit 20 vanuit de einden 190 van het tussenpengedeelte 188 en hebben een massieve constructie voor het verschaffen van plaatsen met grote sterkte voor bevestiging van de eindverbindings-organen, die zich uitstrekken tussen de schoenconstructies, zoals hierna vollediger zal worden beschreven.
25 In fig. 23 hebben de overstaande einden 190 van het holle tussenpengedeelte 188 bij voorkeur gelaste verbindingen 192 op de massieve peneinden 162. Deze gelaste verbindingen 192 zijn bij voorkeur vervaardigd door middel van draaiend lassen. Opgemerkt wordt dat elk massief einde 162 van de 30 pen 66 een ronde holte 194 heeft, die op één lijn ligt met de centrale holte 196 door het holle tussendeel 188 van de pen. Deze holten 194 van het peneinde vergemakkelijken een opeenlijnligging tijdens het draaiend lassen waarbij de gelaste verbindingen 192 worden verschaft.
35 Zoals getoond is in de fig. 23, 27 en 29 heeft elk 5 c C 17 21 -30- mas sief peneinde 162 een plat oppervlak 198 voor het richten van de pen ten opzichte van een bijbehorend eind-verbindingsorgaan, zoals hierna vollediger zal worden beschreven. Bovendien bevat elk massief peneinde 162 eveneens 5 een bevestigingsgroef 200 voor een eindverbindingsorgaan, welke geplaatst is diametraal tegenover het platte oppervlak 198 daarvan dat gebruikt wordt voor het richten van de pen. Het platte oppervlak 198 van het peneinde heeft een gekromd binnendeel 202, terwijl de bevestigingsgroef 200 een gekromd 10 binnendeel 204 heeft. Deze gekromde binnendelen 200 en 204 beletten spanningsconcentraties bij de belasting van de pen tijdens gebruik. Eveneens heeft elk massief peneinde 162 een conisch eindoppervlak 206 dat over de omtrek op één lijn ligt met de bevestigingsgroef 200 voor het vergemakkelijken 15 van een montage van een bijbehorend eindverbindingsorgaan, zoals hierna zal worden beschreven. Op gemerkt wordt dat elk massief peneinde 162 is getoond met een eindholte 208 welke gebruikt wordt bij het ondersteunen van de pen tijdens zijn fabricage. Terwijl de eindholten 208 de peneinden 162 20 minder dan volledig stijf maken, zijn de dwarsdoorsneden van de peneinden volledig'mas.s'ief binnenwaarts· vanwaar de bijbehorende eindverbindingsorganen juist buitenwaarts van de buiteneinden van de holten 194 zijn gemonteerd. De massieve plaatsen bevinden zich daar waar de spanningen van 25 de peneinden allereerst worden opgenomen en zij verschaffen daardoor een constructie van grote sterkte ondanks de holle constructie van het tussendeel 188 voor gewichtsvermindering.
In de fig. 3 en 4 is de middengeleiding 68 van elke schoenconstructie 70 geplaatst tussen het paar schoenen 60 30 daarvan, waarvan de wegwiel vul stukken 81 en de wegvul stukken 84 in tegengestelde richtingen wijzen en verbonden zijn door het bijbehorende paar penconstructies, zoals hierboven is beschreven. Opgemerkt wordt dat de middengeleiding 68 van elke schroefconstructie 70 niet een verbindende functie 35 vervult tussen aangrenzende schoenconstructies en de belas- 360172 f -31- ting daarvan, is aldus niet onderworpen aan extra krachten anders dan die welke noodzakelijk zijn voor het verschaffen van de geleiding van de rupsband op het bijbehorende voertuig.
5 Zoals getoond is in fig. 4 bevat de middengeleiding 68 een paar geleidingsorganen 210, die elk een bevestigings-nokdeel 212 en een gedeelte 214 van de centrale geleiding hebben. Een veerkrachtig materiaal 216 is verbonden met beide geleidingsorganen 210, bij voorkeur door een 10 vervaardiging in een vorm ter plaatse, waarbij een geschikt kleefmiddel eerst wordt aangebracht op elk geleidingsorgaan ten einde de -verbinding .op te voeren. De nokdelen 212 en geleidingsgedeelten 214 van elk geleidingsorgaan 210 liggen óp één lijn met die van de andere na de vervaardiging in 15 een vorm ter plaatse ten einde samenwerkend een bevestigings- nok 218 en een uitsteeksel 220 van de centrale geleiding te verschaffen. Een verbinding, verschaft door verbindingsorganen 222 van het pentype, bevestigt de bevestigingsnok 218 tussen de zijdelings op afstand geplaatste schoenen 60 van de 20 bijbehorende schoenconstructies 70, op een wijze welke hierna zal worden beschreven, waarbij het uitsteeksel 220 van de centrale geleiding zich vanuit de schoenconstructie uitstrekt in de richting waar naar de wegwielvulstukken 81 van de schoenconstructie zijn gericht. Het uitsteeksel 25 220 wordt opgenomen tussen zijdelings op afstand geplaatste geleidingsplaten 223 van de wegwielen 54 ten einde de geleidingsfunctie te verschaffen die de rupsband in zijn stand houdt ten opzichte van de wegwielen tijdens de verplaatsing van het voertuig.
30 In de fig. 1, 4 en 5 is het uitsteeksel 214 van de middengeleiding 68 voorzien van een opening 224 in beide geleidingsdelen 214 en in het veerkrachtige materiaal 216 dat de geleidingsorganen 210 met elkaar verbindt. Onder de opening 224, zoals getoond in fig. 4, zijn de montage-35 nokdelen 212 van de geleidingsorganen 210 verder van elkaar \s/ w ft -32- op afstand geplaatst dan de geleidingsdelen 214 ten einde op deze plaats een extra hoeveelheid veerkrachtig materiaal 216 te verschaffen en een daaruit volgende vergrote samendrukbaarheid, die het verwijderen van de middengeleiding 5 vergemakkelijkt, zoals hieronder wordt beschreven. Elk montagenokdeel 212 bevat een holte 226 van het ver-bindingsorgaan voor het opnemen van het bijbehorende penverbindingsorgaan 222. Het paar penverbindingsorganen 222 heeft bij voorkeur de vorm van een spiraal, hierboven be-10 schreven met betrekking tot fig. 31, en werkt samen bij het vastzetten van de middengeleiding 68 tussen de schoenen 60 van de bijbehorende schoenconstructie 70.
Zoals getoond is in de fig. 30 en 31 bevat de binneneindplaat 80 van elke rupsbandschoen 60 een vertikale 15 sleuf 228 waarin het bijbehorende penverbindingsorgaan 222 steekt vanuit een montageholte 230 in de eindplaat. Elk geleidingsorgaan 210, zoals getoond is in fig. 5, heeft een montagenok die is voorzien van een montageflens 232 welke is opgenomen in de bijbehorende eindplaatsleuf 228, waarbij 20 het penverbindingsorgaan 222 daarvan de middengeleiding in zijn stand vastzet in samenwerking met het andere penverbindingsorgaan op de andere zijde van de middengeleiding.
Op het benedeneinde van de middengeleiding 68 zijn de montageflenzen 232 voorzien van conische oppervlakken 234 25 die in een benedenwaartse richting convergeren. Een geschikt gereedschap met conische oppervlakken voor aangrijping met de conische flensoppervlakken 234 wordt gebruikt voor het naar elkaar toedrukken van de montagenokdelen 212 ten einde de middengeleiding 68 te verwijderen wanneer een vervanging 30 of reparatie noodzakelijk is. Een dergelijke beweging van de montagenokdelen 212 naar elkaar toe maakt de centrale geleiding 68 vrij van de schoenconstructie wanneer de montage-flenzen 232 de binneneinden van de penverbindingsorganen 222 vrijmaken. Eveneens zijn de conische oppervlakken 234 in 35 aangrijping met de einden van de penverbindingsorganen 222 8301721 -33- ingevolge een montage en het naar elkaar toedrukken van de montagenokken 212 ten einde een benedenwaartse beweging van de middengeleiding mogelijk te maken totdat de penverbindings-organen 222 in de bijbehorende holte 226 bewegen voor vast-5 zetting. Elk geleidingsorgaan 210 is voorzien van een plaatsingsflens 236 die geplaatst is tussen zijn geleidings-deel 210 en het montagenokdeel 212 en in aangrijping kan worden gebracht met de bovenrand van de aangrenzende schoen-eindplaat 80 ten einde de middengeleiding in de gemonteerde 10 stand op de juiste wijze te plaatsen.
In fig. 2 bevat de rupsband 52 zonder einde voor het rupsbandvoertuig een aantal schoenconstructies, uitgevoerd als hierboven is beschreven, waarbij elke schoenconstructie het paar pennen 66 bevat waarvan de einden 162 vanuit 15 overstaande zijden van de schoenconstructie buitenwaarts uitsteken. Eindverbindingsorganen 72 verbinden de aangrenzende peneinden 162 van aangrenzende schoenconstructies 70 op een wijze zoals hierna in meer bijzonderheden zal worden beschreven.
20 In de fig. 26 t/m 29 bevat de constructie van het eindverbindingsorgaan 72 een lichaam 238 met een paar holten 240 voor het opnemen van het bijbehorende paar peneinden 162. Een veerkrachtig tegenhoudorgaan 242 is gemonteerd op het lichaam 240 van het verbindingsorgaan en is veerkrachtig 25 in aangrijping met de peneinden 162 ten einde het lichaam van het verbindingsorgaan te bevestigen op de peneinden en daardoor een onderlinge verbinding van de aangrenzende schoenconstructies te verschaffen, waartoe deze peneinden behoren. Het aanbrengen van het veerkrachtige tegenhoud-30 orgaan 242 voor het vastzetten van de peneinden met het lichaam 238 van het verbindingsorgaan op de beschreven wijze schakelt de noodzaak van een gebruikelijk wigvormig verbindingsorgaan met een bijbehorende van schroefdraad voorziene verbinding uit, welke kan losgeraken zoals hierboven 35 is beschreven.
860172' -34-
Voorts is, zoals hierna duidelijk zal zijn uit de volgende bespreking van de specifieke constructie van het eindverbindingsorgaan 72, het verwijderen en installeren van het eindverbindingsorgaan gemakkelijker en sneller, 5 zodanig dat onderhoud in het veld wordt vergemakkelijkt en reparatie plaats heeft op dezelfde wijze als bij alle andere componenten van de rupsband zonder einde.
Zoals het best is getoond in fig. 26 bevat elke holte 240 een plat oppervlak 244 voor het richten van het 10 bijbehorende peneinde 162 door aangrijping van zijn plat oppervlak 198, zoals getoond is in fig. 27. Anders dan het platte oppervlak 244 heeft de rest van elke holte 240 een ronde vorm die concentrisch is met de centrale hartlijn van het bijbehorende peneinde 162. Een lange groef 246 15 van het lichaam van het verbindingsorgaan is getoond in de fig. 27 en 28 en bepaalt een tussenopening 248 in elke holte 240 waarbij het vasthoudorgaan 242 zich uitstrekt door de openingen ten einde de bijbehorende peneinden 162 vast te zetten. De groef 246 bevat eveneens een zitting 250 20 waarop het veerkrachtige tegenhoudorgaan 242 is gemonteerd, zoals hieronder wordt beschreven.
Zoals getoond in de fig. 26, 27 en 28, bevat het veerkrachtige tegenhoudorgaan 242 een één geheel vormende bladveer 252 die is opgenomen in de groef 246 van het lichaam 25 van het verbindingsorgaan, zodanig dat deze tijdens gebruik niet blootligt. De bladveer 252 van het tegenhoudorgaan bevat een tussendeel 254 dat aangrijpend met de zitting 250 van het tegenhoudorgaan is vastgezet door middel van een verbinding die bij voorkeur is uitgevoerd als een klinknagel 30 256, zoals het beste is getoond in fig. 27. Overstaande einden 258 van de bladveer 252 van het tegenhoudorgaan strekken zich uit vanuit het tussendeel 254 daarvan en door het bijbehorende paar tussenopeningen 248 in de holten 240 voor aangrijping met de bijbehorende peneinden 162. Elk 35 einde 258 van de veer van het tegenhoudorgaan is in aan- 8 8 0 1 7 2 ΐ -35- grijping met het bijbehorende peneinde 162 in de inkeping 200 in de gemonteerde stand, zodanig dat daardoor het eindverbindingsorgaan 72 op het peneinde wordt vastgehouden. Het verdient de voorkeur dat van elk einde 258 van de veer 5 van het tegenhoudorgaan het uiterste einddeel 260 de vorm heeft van een haak, zoals het beste is getoond in fig. 27, zodat dit kan worden gegrepen met een geschikt gereedschap en kan worden gebogen ten einde een verwijderen van het eindverbindingsorgaan 72 uit het bijbehorende paar peneinden 10 162 mogelijk te maken. Bij montage wordt het eindver bindingsorgaan 72 bewogen over het bijbehorende paar peneinden 162 en zijn de overstaande einden 258 daarvan in aangrijping met de penoppervlakken 206 met conisch einde (fig. 29) van de pennen zodanig dat een elastische buiging 15 optreedt voor de beweging in de bijbehorende inkepingen 200, zoals getoond is.
Zoals duidelijk is uit de hierbovenstaande beschrijving van het eindverbindingsorgaan 72 vergemakkelijkt de betreffende constructie de montage van het eindverbindings-20 orgaan en wordt het demonteren vergemakkelijkt zodat onderhoud in het veld en reparatie kunnen worden uitgevoerd. Bovendien verschaft de constructie van het eindverbindingsorgaan 72 een doelmatige onderlinge verbinding tussen aangrenzende schoenconstructies 70 door aangrijping van de 25 aangrenzende peneinden daarvan zonder dat een gebruikelijk wigvormig verbindingsorgaan en een bijbehorend van schroefdraad voorzien verbindingsorgaan vereist zijn, dat tijdens gebruik los kan geraken.
In fig. 2 bevat de rupsband 52 zonder einde van 30 de beschreven van rupsband voorziene tank een aantal schoen constructies 70, welke hierboven zijn beschreven, die elk een paar zijdelings op afstand geplaatste schoenen 60 hebben en een paar ronde pennen 66 die zich uitstrekken tussen de schoenen, waarbij de centrale verbindingsorganen 74 aan-35 grenzende schoenconstructies verbinden door uitstrekking Ü $ 0 1 7 Λ 'i ** V J I ;· £ : -36- tussen aangrenzende pennen daarvan op een plaats tussen de zijdelings op afstand geplaatste paren schoenen.
Zoals hierboven is vermeld in samenhang met de beschrijving van de middengeleiding 68, zijn de geleidings-5 functie verschaft door de middengeleiding en de verbindings functie verschaft door het centrale verbindingsorgaan 74 gescheiden, zodat de belasting voor elke functie geen belasting van de component verschaft die de andere functie vervult.
Een dergelijke scheiding van de belasting voor de geleidings-10 en centrumverbindingsfuncties verschaffc.de daaruit voort vloeiende rupsband 52 zonder einde, welke een belasting beter kan weerstaan en daardoor een langere levensduur heeft dan rupsbanden waar de centrale geleiding en het centrale verbindingsorgaan als één component zijn gecombineerd.
15 In de fig. 3, 24 en 25 bevat het centrale verbindings orgaan 74 een paar klemmen 262 en 264 die twee paren klemoppervlakken 266 en 268 bevatten. Een klemoppervlak 266 van elk paar klemoppervlakken bevat één plaats 270 voor aan-grijping van de bijbehorende pen 66 op zijn plaats 174 van 20 het centrale verbindingsorgaan (fig. 22) met lijnaanraking, welke de enige aangrijping daarvan met de pen vormt. Het andere klemoppervlak 268 van elk paar bevat twee op afstand gelegen .plaatsen 272 en 274 met lijnaanraking voor het verschaffen van de enige aangrijping daarvan met de plaats 174 25 (fig. 22) van het centrale verbindingsorgaan van de bijbe horende pen 66. Een verbinding 276 zet de klemmen 262 en 264 op elkaar vast waarbij elk paar klemoppervlakken 266 en 268 met elke plaats 174 van het pen-centrale verbindingsorgaan (fig. 22) in aangrijping is op de drie plaatsen met lijn-30 aanraking, welke met elkaar een driehoek vormen, zoals het beste is getoond in de fig. 5 en 25. Door aangrijping van de pennen met drie plaatsen met lijnaanraking in de driehoek is geen probleem van het verwijderen van de steun aanwezig zoals dat het geval is bij de gebruikelijke centrale ver-35 bindingsorganen, waar een oppervlak op oppervlak aan- 8601721 -37-- rakingdsofvier of meer aangrijpingsplaatsen. Met deze gebruikelijke centrale verbindingsorganen leiden toleranties tot een verbindingsorgaan dat geen ondersteunende betrekking met de pennen tijdens een lange gebruiksduur kan handhaven.
5 Zoals het beste is getoond in fig. 24 bevat de klem 262 een tussendeel 278 met een centrale verbindingsholte 280 en bevat deze eveneens een paar klemflenzen 282 die zich in tegengestelde richtingen vanuit de verbindingsholte uitstrekt, waarbij de ene klemplaats 270 op elk van deze 10 klemflenzen wordt verschaft. De andere klem 266 bevat een tussendeel 284 met een centrale verbindingsholte 286 en bevat eveneens een paar klemflenzen 288 die zich- in tegengestelde richtingen vanuit zijn verbindingsholte uitstrekt, waarbij de twee klemplaatsen 272 en 274 op elk van deze 15 klemflenzen wordt verschaft.
Zoals getoond is in de fig. 24 en 25 bevat de verbinding 276 bij voorkeur een van schroefdraad voorziene bout 290 die zich uitstrekt door de centrale verbindings-holten 280 en 286 van beide klemmen 262 en 264 op een plaats 20 tussen de twee pennen 266, verbonden door het centrale verbindingsorgaan 74. Een moer 292 van de verbinding 276 is op de bout 290 geschroefd ten einde de klemmen 262 en 264 op elkaar vast te zetten, waarbij elk paar der klemflenzen 282 en 288 met de bijbehorende pen 66 in aangrijping is op 25 drie op afstand gelegen plaatsen 270, 272 en 274 met lijn aanraking, zoals hierboven is beschreven. De ene klem 262, gelegen tegenover de moer 292, bevat een longitudinale groef 294 die zich uitstrekt tussen de klemflenzen 282 daar^· van en die een paar zijoppervlakken 296 bevat die naar 30 elkaar toe zijn gericht. De bout 290 van de verbinding heeft een kop 298 die is opgenomen in de groef 294 en heeft een paar platte oppervlakken 300, die in aangrijping zijn met de zijoppervlakken 296 van de groef 294 in de ene klem 262 ten einde een vastdraaien van de moer 292 mogelijk te maken 35 zonder gereedschap voor het plaatsen van de bout.
v1 'j si I / i i
Claims (37)
1. Een schoen voor een rupsband zonder einde van een rupsbandvoertuig gekenmerkt door een binoculair gevormd schoenhuis met een paar gevormde huisdelen van metaalplaat en met elk dezelfde dwarsdoorsnede, welk schoenhuis eveneens 5 een paar eindplaten bevat die samenwerken bij het aan elkaar vastzetten van het paar huisdelen,· een wegwielvulstuk van veerkrachtig materiaal dat ter plaatse in een vorm is vervaardigd op één zijde van het schoenhuis; een vervangbaar wegvulstuk van veerkrachtig materiaal; en een losmaakbare 10 verbinding voor het bevestigen van het vervangbare wegvulstuk op het schoenhuis op de zijde die gelegen is tegenover het wegwielvulstuk.
2. Rupsbandschoen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk schoenhuisdeel een langwerpige penopening met een 15 in het algemeen ronde dwarsdoorsnede bepaalt, zich uitstrekkend tussen het paar eindplaten, dat elk schoenhuisdeel een paar verzette flenzen bevat die passen op de verzette flenzen van het andere huisdeel, en dat een verbinding aanwezig is die de flenzen van de schoenhuisdelen aan elkaar vastzet.
3. Rupsbandschoen volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de flenzen van de schoenhuisdelen een lijf bepalen dat zich uitstrekt tussen de langwerpige penopeningen, en dat elk schoenhuisdeel een groef voor het plaatsen van de pen bevat welke gelegen is vlakbij het lijf en naar zijn langwerpige 25 penopening is gekeerd.
4. Rupsbandschoen volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het lijf van het schoenhuis een opening bevat waardoorheen het veerkrachtige materiaal van het wegwielvulstuk zich uitstrekt tussen de overstaande zijden van het lijf.
5. Rupsbandschoen volgens conclusies 1 - 4, met het kenmerk, dat de losmaakbare verbinding voor het vervangbare wegvulstuk tenminste één verbindingsorgaan van het pentype bevat, een holte in een van de eindplaten voor het opnemen 8601721 -39- van het verbindingsorgaan van het pentype, een vasthoud-orgaan op het wegvulstuk, welk verbindingsorgaan van het pentype is ingezet in de holte van de eindpiaat ten einde buitenwaarts daaruit uit te steken en in aangrijping te 5 zijn met het tegenhoudorgaan ten einde het wegvulstuk op het schoenhuis vast te zetten, en dat het verbindingsorgaan van het pentype verwijderbaar is vanuit de holte van de eindpiaat voor het buiten aangrijping brengen van het tegenhoudorgaan ten einde een verwijderen van het wegvulstuk 10 mogelijk te maken.
6. Rupsbandschoen volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan van het pentype een spiraal-constructie heeft met een gepunt einde, en dat het tegenhoudorgaan op het wegvulstuk een veerkrachtig tegenhouderdeel 15 bevat dat elastisch wordt vervormd door aangrijping daarvan met het gepunte einde van het verbindingsorgaan ingevolge een inzetten daarvan door de holte van de eindpiaat.
7. Rupsbandschoen volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat een tweede verbindingsorgaan van het pentype is aange- 20 bracht, dat een holte in de andere eindpiaat aanwezig is voor het opnemen van het tweede verbindingsorgaan van het pentype, en dat het tegenhoudorgaan een ander veerkrachtig tegenhouderdeel bevat dat in aangrijping is met het tweede verbindingsorgaan van het pentype voor het vastzetten van 25 het wegvulstuk op het huis.
8. Rupsbandschoen volgens een der conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat het vervangbare wegvulstuk een steun van metaalplaat bevat met een paar pentroggen die elk overstaande einden hebben en een halfcirkelvormige dwars- 30 doorsnede die uitmondt in dezelfde richting als de andere pentrog; dat de metalen steun eveneens een lijf bevat dat zich uitstrekt tussen de twee pentroggen daarvan voor samenwerking daarmede bij het bepalen van één helft van een binoculaire configuratie; dat het veerkrachtige wegvulstuk 35 is vervaardigd van een veerkrachtig materiaal dat ter plaatse 3501721 -41- bandschoenen volgens een der voorgaande conclusies voor de vorming van schoënconstructies, gekenmerkt door ver-bindingsorganen die zich uitstrekken tussen de schoencon-structies, waarbij elke schoenconstructie een paar pen-5 constructies bevat, waarbij elke penconstructie een bus bevat die is opgenomen in de bijbehorende schoenconstructie; welke bus een paar busdelen van plaatmetaal bevat die een ronde opening door de bus vormen; waarbij een metalen pen is opgenomen in de opening in de bus en overstaande einden 10 heeft die buitenwaarts vanuit de bus uitsteken ten einde een verbinding van aangrenzende schoënconstructies door de eind-verbindingsorganen op de overstaande einden van de pennen daarvan mogelijk te maken; waarbij een veerkrachtige bus ter plaatse in een vorm is vervaardigd tussen de bus en 15 de pen en met de bus en de pen is verbonden.
14. Rupsband zonder einde volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de bus een plaatsingsflens bevat die samenwerkend wordt bepaald door de busdelen en het veerkrachtige materiaal tussen de bus en de pen.
15. Rupsband zonder einde volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de bus op afstand geplaatste delen bevat met aangrenzende binneneinden die van elkaar op afstand zijn geplaatst, waarbij de pen zich daartussen uitstrekt voor het verschaffen van een plaats voor het centrale 25 verbindingsorgaan voor de penconstructie, en dat de op afstand geplaatste delen van de bus buiteneinden hebben van-waaruit de overstaande einden van de pen buitenwaarts uitsteken voor het verschaffen van plaatsen voor een eindver-bindingsorgaan.
16. Rupsband zonder einde volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat elk busgedeelte een paar busdelen bevat die elk dezelfde dwarsdoorsnede hebben, waarbij elk busdeel een hoofdgedeelte bevat dat een halfcirkelvormige dwarsdoorsnede bepaalt en eveneens een gebogen flensdeel 35 bevat dat zich uitstrekt vanuit het halfcirkelvormige hoofd- 8001721 -42- gedeelte.
17. Rupsband zonder einde volgens de conclusies 13, 14, 15 of 16, met het kenmerk, dat de gebogen flensdelen van het paar busdelen van elk busgedeelte ten 5 opzichte van elkaar op afstand zijn geplaatst ten einde een beweging daarvan naar elkaar toe tragelijk te maken bij een samendrukking van het veerkrachtige materiaal tussen de bus en de pen.
18. Rupsband zonder einde volgens een der conclusies 10 13 t/m 17 met het kenmerk, dat eindverbindingsorganen zich uitstrekken tussen de overstaande einden van de pennen van aangrenzende schoenconstructies en dat elke pen een hol tussendeel heeft voor het verschaffen van een lichtgewicht-constructie; dat het holle tussendeel van de pen overstaande 15 einden heeft; en dat de overstaande einden van de pen een massieve constructie bij de overstaande einden van het holle . tussendeel daarvan hebben voor het verschaffen van plaatsen met grote sterkte voor bevestiging van de eindverbindingsorganen die zich uitstrekken tussen de schoenconstructies.
19. Rupsband zonder einde volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de overstaande einden van het holle tussendeel van de pen en de massieve peneinden gelaste verbindingen met elkaar hebben.
20. Rupsband zonder einde volgens conclusie 18 of 19, 25 met het kenmerk, dat elk massief peneinde een plat oppervlak heeft voor het richten van de pen ten opzichte van de bijbehorende eindverbindingsorganen.
21. Rupsband zonder einde volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat elk massief peneinde eveneens een be-30 vestigingsinkeping voor een eindverbindingsorgaan bevat die geplaatst is diametraal tegenover het platte oppervlak daarvan voor het richten van de pen.
22. Rupsband zonder einde volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat zowel het platte oppervlak als de 35 bevestigingsinkeping van elk massief peneinde gekromde 8601721 -42- gedeelte.
17. Rupsband zonder einde volgens de conclusies 13, 14, 15 of 16, met het kenmerk, dat de gebogen flensdelen van het paar busdelen van elk busgedeelte ten 5 opzichte van elkaar op afstand zijn geplaatst ten einde een beweging daarvan naar elkaar toe mogelijk te maken bij een samendrukking van het veerkrachtige materiaal tussen de bus en de pen.
18. Rupsband zonder einde volgens een der conclusies 10 13 t/m 17 met het kenmerk, dat eindverbindingsorganen zich uitstrekken tussen de overstaande einden van de pennen van aangrenzende schoenconstructies en dat elke pen een hol tussendeel heeft voor het verschaffen van een lichtgewicht-constructie; dat het lolle tussendeel van de pen overstaande 15 einden heeft; en dat de overstaande einden van de pen een massieve constructie bij de overstaande einden van het holle . tussendeel daarvan hebben voor het verschaffen van plaatsen met grote sterkte voor bevestiging van de eindverbindingsorganen die zich uitstrekken tussen de schoenconstructies.
19. Rupsband zonder einde volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de overstaande einden van het holle tussendeel van de pen en de massieve peneinden gelaste verbindingen met elkaar hebben.
20. Rupsband zonder einde volgens conclusie 18 of 19, 25 met het kenmerk, dat elk massief peneinde een plat oppervlak heeft voor het richten van de pen ten opzichte van de bijbehorende eindverbindingsorganen.
21. Rupsband zonder einde volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat elk massief peneinde'eveneens een be~ 30 vestigingsinkeping voor een eindverbindingsorgaan bevat die geplaatst is diametraal tegenover het platte oppervlak daarvan voor het richten van de pen.
22. Rupsband zonder einde volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat zowel het platte oppervlak als de 35 bevestigingsinkeping van elk massief peneinde gekromde 8501721 -43- delen heeft voor het beletten van spanningsconcentraties ingevolge een belasten van de pen tijdens gebruik.
23. Rupsband zonder einde volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat elk massief peneinde een taps eind- 5 oppervlak bevat dat op de omtrek op één lijn ligt met de bevestigingsinkeping.
24. Rupsband zonder einde volgens een der conclusies 13 t/m 23, met het kenmerk, dat elke schoenconstructie een middengeleiding bevatjinet een paar geleidingsorganen die 10 elk een montagenokdeel en een middengeleiding bevatten; een veerkrachtig materiaal, chtiaet be'ide geleidingsorganen is verbonden,waarbij, de nokdelen en geleidingsdelen van elk op één lijn liggen met die van de andere ten einde samenwerkend een montagenok en een uitsteeksel van een midden-15 geleiding te verschaffen; en die een verbinding dat isaange - bracht voor het vastzetten van de montagenok tussen de zijdelings op afstand geplaatste schoenen van de bijbehorende schoenconstructie, waarbij het uitsteeksel van de middengeleiding zich uitstrekt vanuit de schoenconstructie 20 in de richting waarnaar de wegwielvulstukken van de schoenen daarvan zijn gericht.
25. Rupsband zonder einde volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat het uitsteeksel van de middengeleiding een opening door beide geleidingsdelen en door het veer-25 krachtige materiaal bevat dat de geleidingsorganen met elkaar verbindt.
26. Rupsband zonder einde volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de montagenokdelen van de geleidingsorganen verder van elkaar op afstand zijn geplaatst dan 30 de geleidingsdelen, en dat elk montagenokdeel een holte van het verbindingsorgaan bevat voor opnemen van een verbindings-orgaan van het pentype van de verbinding voor het vastzetten van de middengeleiding tussen de schoenen van de bijbehorende schoenconstructie.
27. Rupsband zonder einde volgens conclusiè 26, *-'11721 -44- A * --met het kenmerk., dat elk geleidingsorgaan een plaatsings- flens bevat die geplaatst is tussen zijn geleidingsdeel en het montagenokdeel.
28. Rupsband zonder einde volgens de conclusies 5 18 t/m 27, met het kenmerk, dat elk eindverbindingsorgaan een lichaam bevat met een paar holten voor het opnemen van het bijbehorende paar peneinden; en dat een veerkrachtig tegenhoudorgaan op het lichaam van het verbindingsorgaan is aangebracht en veerkrachtig in aangrijping is met de 10 peneinden voor het bevestigen van het lichaam van het verbindingsorgaan op de peneinden.
29. Rupsband zonder einde volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat elke holte een plat oppervlak bevat voor het richten van het bijbehorende peneinde.
30. Rupsband zonder einde volgens conclusie 28 of 29, met het kenmerk, dat het lichaam van het verbindingsorgaan een tussenopening bevat in elke holte, waarbij het tegenhoudorgaan zich uitstrekt door de openingen voor het bevestigen van de bijbehorende peneinden.
31. Rupsband zonder einde volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat het veerkrachtige tegenhoudorgaan een één geheel vormende bladveer bevat met een tussendeel, dat is bevestigd aan het lichaam van het verbindingsorgaan; en dat de bladveer overstaande einden heeft die zich vanuit 25 het tussendeel daarvan door de openingen in de holten uit strekken.
32. Rupsband zonder einde volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat het lichaam van het verbindingsorgaan een langwerpige groef bevat die een zitting voor het tegen-30 houdorgaan bepaalt en .tussenopeningen in de holten, welk veerkrachtig tegfenhoudorgaan een bladveer bevat met een tussendeel en overstaande einden die zich uitstrekken vanuit het tussendeel, een klinknagelverbinding die het tussendeel van de bladveer op de zitting van het tegenhoudorgaan van 35 het lichaam van het verbindingsorgaan vastzet, waarbij de S3317 li * -45- * •r * overstaande einden van de bladveer zich uitstrekken in de holten door de openingen, en waarbij elke holte een plat ^ plaatsingsoppervlak heeft dat diametraal is gelegen tegan- ^ over de tussenopening daarvan waardoor het aangrenzende 5 einde van de bladveer zich uitstrekt in de holte.
33. Rupsband zonder einde volgens een der conclusies 13 t/m 32, met het kenmerk, dat een centraal verbindings-orgaan aangrenzende schoenconstructies verbindt door uitstrekking· tussen aangrenzende pennen daarvan op een 10 plaats tussen de zijdelings op afstand geplaatste schoenen en bevattende: een paar klemmen met twee paren overstaande klemoppervlakken; waarbij één klemoppervlak van elk paar één plaats bevat voor aangrijping van de bijbehorende pen met lijnaanraking welke de enige aangrijping daarvan met de 15 pen vormt; dat het andere klemoppervlak van elk paar twee op afstand gelegen plaatsen bevat voor aangrijping van de bijbehorende pen met twee op afstand gelegen lijnaanrakingen die de enige aangrijping daarvan met de pen vormen; en dat een verbinding aanwezig is voor het aan elkaar vastzetten 20 van de klemmen, waarbij elk paar klemoppervlakken ervan in aangrijping is met elke pen op de drie plaatsen met lijnaanraking welke een driehoek vormen.
34. Rupsband zonder einde volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat elke klem van elk centraal ver- 25 bindingsorgaan een centrale verbindingsholte bevat en een paar klemflenzen die zich in tegengestelde richtingen vanuit de centrale verbindingsholte uitstrekken, waarbij één klem klemflenzen heeft die elk zijn voorzien van één van de plaatsen voor aangrijping met de bijbehorende 30 pen met lijnaanraking, en dat de andere klem klemflenzen heeft die elk zijn voorzien van de andere twee plaatsen voor aangrijping met de bijbehorende pen met lijnaanraking.
35. Rupsband zonder einde volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat de verbinding van het centrale ver- 35 bindingsorgaan een van schroefdraad voorziene bout bevat die 3 5 0 1 7 2 4 —46— zich uitstrekt door de centrale verbindingsholten van beide klemmen tussen de daardoor verbonden pennen, en dat de verbinding eveneens een moer bevat die op de bout daarvan • is geschroefd voor het aan elkaar bevestigen van de klemmen, 5 waarbij elk paar klemflenzen met de bijbehorende pen in aangrijping is op drie op afstand gelegen plaatsen met lijnaanraking.
36. Rupsband zonder einde volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat de ene klem van elk centraal ver-10 bindingsorgaan een logitudinale groef bevat die zich uitstrekt tussen de klemflenzen daarvan, en dat de bout van de verbinding een kop heeft die is opgenomen in de groef en tenminste één plat oppervlak heeft dat door de groef wordt geplaatst ten einde een vastdraaien van de moer voor 15 het aan elkaar vastzetten van de klemmen mogelijk te maken. A 8601721 t
Priority Applications (5)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9600020A NL9600020A (nl) | 1985-07-03 | 1996-10-29 | Rupsband zonder einde en onderdelen daarvan voor rupsbandvoertuig. |
NL9600019A NL9600019A (nl) | 1985-07-03 | 1996-10-29 | Rupsband zonder einde en onderdelen daarvan voor rupsbandvoertuig. |
NL9600022A NL9600022A (nl) | 1985-07-03 | 1996-10-29 | Rupsband zonder einde en onderdelen daarvan voor rupsbandvoertuig. |
NL9600018A NL9600018A (nl) | 1985-07-03 | 1996-10-29 | Rupsband zonder einde en onderdelen daarvan voor rupsbandvoertuig. |
NL9600021A NL9600021A (nl) | 1985-07-03 | 1996-10-29 | Rupsband zonder einde en onderdelen daarvan voor rupsbandvoertuig. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
US75218685 | 1985-07-03 | ||
US06/752,186 US4700992A (en) | 1985-07-03 | 1985-07-03 | Endless track and components thereof for track laying vehicle |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8601721A true NL8601721A (nl) | 1987-02-02 |
NL192195B NL192195B (nl) | 1996-11-01 |
NL192195C NL192195C (nl) | 1997-03-04 |
Family
ID=25025249
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8601721A NL192195C (nl) | 1985-07-03 | 1986-07-02 | Rupsbandschoen in een rupsband zonder einde voor een rupsbandvoertuig. |
Country Status (6)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4700992A (nl) |
KR (1) | KR960008345B1 (nl) |
CH (1) | CH672103A5 (nl) |
DE (1) | DE3621736A1 (nl) |
NL (1) | NL192195C (nl) |
WO (1) | WO1989002389A1 (nl) |
Families Citing this family (11)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4700992A (en) * | 1985-07-03 | 1987-10-20 | General Dynamics Land Systems, Inc. | Endless track and components thereof for track laying vehicle |
US4838623A (en) * | 1987-09-24 | 1989-06-13 | Fmc Corporation | Connector with spring retention device |
GB2225991A (en) * | 1988-11-25 | 1990-06-20 | Fmc Corp | Explosion resistant track shoe for track-laying vehicles |
DE4402946C2 (de) * | 1994-02-01 | 1997-04-10 | Diehl Remscheid Gmbh & Co | Elastische Lagerung für Kettenbolzen in Gleisketten |
AU738926B2 (en) * | 1998-03-12 | 2001-09-27 | Bradken Resources Pty Limited | A track shoe |
FR2939757B1 (fr) | 2008-12-16 | 2010-12-17 | Nexter Systems | Axe de liaison pour maillons de chenille de vehicule |
CN203803110U (zh) * | 2014-01-21 | 2014-09-03 | 瑞烨世纪(深圳)模型有限公司 | 简易、免胶水、双销结构的活动式履带模型 |
BR102018016476B1 (pt) | 2018-08-13 | 2021-08-31 | Vale S.A | Sapata flexível para esteira sem-fim de máquinas de grande porte e método de fabricação da sapata flexível |
RU2749744C1 (ru) * | 2020-12-21 | 2021-06-16 | федеральное государственное бюджетное образовательное учреждение высшего образования "Нижегородский государственный технический университет им. Р.Е. Алексеева" (НГТУ) | Сборное звено гусеничной цепи |
RU2761974C1 (ru) * | 2021-07-05 | 2021-12-14 | федеральное государственное автономное образовательное учреждение высшего образования "Санкт-Петербургский политехнический университет Петра Великого" (ФГАОУ ВО "СПбПУ") | Гусеница с резинометаллическим шарниром параллельного типа и цевочным зацеплением с ведущим колесом |
DE102021124576A1 (de) * | 2021-09-22 | 2023-03-23 | DST Defence Service Tracks GmbH | Gleiskette |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2390542A (en) * | 1941-12-01 | 1945-12-11 | Harry A Knox | Track shoe |
US2719759A (en) * | 1953-11-23 | 1955-10-04 | Burgess Norton Mfg Co | Tread unit |
US3261646A (en) * | 1964-06-19 | 1966-07-19 | Brown Co D S | Tread surfaces on elastomer bodies |
DE1480750A1 (de) * | 1963-09-14 | 1969-07-24 | Diehl Kg | Gleiskettenverbindungsglied |
DE3018143A1 (de) * | 1980-05-12 | 1981-11-19 | Gerlach-Werke Gmbh, 6650 Homburg | Gleiskettenglied mit einem auswechselbaren laufpolster |
Family Cites Families (20)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CA777040A (en) * | 1968-01-30 | Diehl K.G. | Chain link for track laying vehicles | |
US2314355A (en) * | 1941-05-07 | 1943-03-23 | Harry A Knox | Track shoe |
US2371071A (en) * | 1942-01-14 | 1945-03-06 | Rudolph I Schonitzer | Tread block core for endless tracks and the like |
US2327909A (en) * | 1942-10-17 | 1943-08-24 | Goodrich Co B F | Sectional track block |
US2738236A (en) * | 1951-07-23 | 1956-03-13 | Fred L Haushalter | Track construction |
USRE24331E (en) * | 1953-06-22 | 1957-06-18 | Proske | |
AT217883B (de) * | 1957-03-09 | 1961-10-25 | Erwin Backhaus Fa | Gelenkkette für Panzerfahrzeuge |
BE564716A (nl) * | 1957-03-09 | |||
DE1605585A1 (de) * | 1966-07-22 | 1971-03-11 | Diehl Kg Zweigwerk Der Fa Dieh | Verbindergleiskette |
CH506405A (de) * | 1968-03-12 | 1971-04-30 | Diehl Kg | Verbindergleiskette |
DE1680325C3 (de) * | 1968-03-16 | 1974-04-25 | Gerlach-Werke Gmbh, 6650 Homburg | Gleiskette für geländegängige Fahrzeuge, insbesondere Panzerkampfwagen |
DE1780016C3 (de) * | 1968-07-23 | 1974-02-14 | Diehl Kg, 5630 Remscheid | Gleiskettenglied |
DE2203130C2 (de) * | 1972-01-24 | 1973-11-22 | Fa. Diehl, 8500 Nuernberg | Teilbarer Gleisketten Mittelfuhrungs und/oder verbinderkorper |
DE2361706A1 (de) * | 1973-12-12 | 1975-06-26 | Gerlach Werke Gmbh | Verbindergleiskette fuer gelaendegaengige fahrzeuge, insbesondere panzerkampfwagen |
DE2708538C3 (de) * | 1977-02-28 | 1980-09-04 | Ludwig Dr.-Ing. 7500 Karlsruhe Pietzsch | Verbindung zwischen den Kettengliedern einer Gleiskette |
DE2614691C3 (de) * | 1976-04-05 | 1978-12-14 | Pietzsch, Ludwig, Dr.-Ing., 7500 Karlsruhe | Gleiskette |
US4139241A (en) * | 1977-01-06 | 1979-02-13 | Ing. Ludwig Pietzsch | Endless track |
SE407773B (sv) * | 1978-03-02 | 1979-04-23 | Hegglund & Soner Ab | Bandkedja for bandfordon |
EP0044137B1 (en) * | 1980-07-14 | 1986-02-12 | The Secretary of State for Defence in Her Britannic Majesty's Government of the United Kingdom of Great Britain and | Track link for a tracked vehicle |
US4700992A (en) * | 1985-07-03 | 1987-10-20 | General Dynamics Land Systems, Inc. | Endless track and components thereof for track laying vehicle |
-
1985
- 1985-07-03 US US06/752,186 patent/US4700992A/en not_active Expired - Fee Related
-
1986
- 1986-06-24 CH CH2545/86A patent/CH672103A5/de not_active IP Right Cessation
- 1986-06-28 DE DE19863621736 patent/DE3621736A1/de not_active Withdrawn
- 1986-07-02 NL NL8601721A patent/NL192195C/nl not_active IP Right Cessation
-
1987
- 1987-09-10 WO PCT/US1987/002266 patent/WO1989002389A1/en unknown
-
1989
- 1989-05-09 KR KR89700823A patent/KR960008345B1/ko not_active IP Right Cessation
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2390542A (en) * | 1941-12-01 | 1945-12-11 | Harry A Knox | Track shoe |
US2719759A (en) * | 1953-11-23 | 1955-10-04 | Burgess Norton Mfg Co | Tread unit |
DE1480750A1 (de) * | 1963-09-14 | 1969-07-24 | Diehl Kg | Gleiskettenverbindungsglied |
US3261646A (en) * | 1964-06-19 | 1966-07-19 | Brown Co D S | Tread surfaces on elastomer bodies |
DE3018143A1 (de) * | 1980-05-12 | 1981-11-19 | Gerlach-Werke Gmbh, 6650 Homburg | Gleiskettenglied mit einem auswechselbaren laufpolster |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL192195B (nl) | 1996-11-01 |
DE3621736A1 (de) | 1987-01-08 |
NL192195C (nl) | 1997-03-04 |
CH672103A5 (nl) | 1989-10-31 |
WO1989002389A1 (en) | 1989-03-23 |
US4700992A (en) | 1987-10-20 |
KR890701414A (ko) | 1989-12-20 |
KR960008345B1 (en) | 1996-06-24 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP0579211B1 (en) | Crawler pad | |
US4840438A (en) | Pin and bushing assembly for shoe assembly of track laying vehicle | |
NL8601721A (nl) | Rupsband zonder einde en onderdelen daarvan voor rupsbandvoertuig. | |
US4765694A (en) | Replaceable road pad for track shoe of track laying vehicle | |
CA1038916A (en) | Master link assembly for crawler tractor track assembly | |
EP0005895B1 (en) | Track assembly element for a crawler vehicle | |
MX2008011896A (es) | Rascadores para cadenas de eslabon de transportadores de cadena de rascador y elemento de aseguramiento de rascador para ellos. | |
EP0264980B1 (en) | Endless drive system | |
US4871216A (en) | Hollow pin assembly for shoe assembly of track laying vehicle | |
US5069510A (en) | Center connector for shoe assemblies of track laying vehicle | |
CA1058668A (en) | Replaceable wear members for an endless track | |
US4123119A (en) | Track shoe with clamping means | |
NL9600022A (nl) | Rupsband zonder einde en onderdelen daarvan voor rupsbandvoertuig. | |
US4428625A (en) | Drive track link including separable wear and base components | |
US4455053A (en) | Fabricated hinge track shoe | |
CA1060067A (en) | Track construction for tracked land vehicles such as tanks | |
US4765695A (en) | Center guide for shoe assembly of track laying vehicle | |
US4443041A (en) | Track link including removable sprocket-engaging wear cap | |
JPH04232187A (ja) | 無限軌道車両用の案内ガード部材組立体 | |
CA2112864C (en) | Clip for snowmobile track and snowmobile track provided with the same | |
US4121875A (en) | Two-component track shoe | |
AU8331087A (en) | Endless track and components thereof for track laying vehicle | |
EP0776816B1 (de) | Aufschiebestück für ein Gleiskettenglied | |
US2230935A (en) | Endless chain | |
JPS6232137Y2 (nl) |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20000201 |