NL8601609A

NL8601609A - Laadwagen met een snijinrichting voor halm- en bladvormig materiaal.

Info

Publication number: NL8601609A
Application number: NL8601609A
Authority: NL
Original assignee: Mengele & Soehne Masch Karl
Priority date: 1977-07-30
Filing date: 1986-06-20
Publication date: 1986-10-01
Also published as: IT1214623B; CH631863A5; IT1097439B; ATA547378A; BE869381A; IT7826182A0; FR2398447A1; NL182528C; NL7807860A; FR2398447B1; DE2734462C2; IT8521550A0; DE2734462A1; NL182528B; AT375523B

Description

> ' V

VO 8213

Laadwagen met een snijinrichting voor halm- en bladvormig materiaal.

De uitvinding heeft betrekking op een laadwagen met een snij-inrichting voor halm- en bladvormig materiaal, waarbij aan in het transportkanaal van de laadwagen grijpende transporttanden, messen zijn toegewezen, waarvan de klingen vanuit de tegenover de transporttanden 5 gelegen zijde van het transportkanaal schuin tegen de transportrichting daarvan zijn gericht, waarbij de messen afzonderlijk zijn opgehangen en aan het tegengesteld aan de materiaaltransportrichting gerichte uiteinde daarvan aan een buiten het transportkanaal gelegen scharnier tegen de veerkracht van 'een met de mesrug boven het scharnier samen-10 werkende en de messen in de snijstand vasthoudende veerinrichting tenminste gedeeltelijk buiten het transportkanaal zwenkbaar zijn opgesteld.

Met snijinrichtingen van deze soort wordt bij het treffen van eventueel in het halm- of bladvormige materiaal aanwezige harde voorwerpen, zoals stenen een uitwijken van de messen beoogd, zodat de snij-15 kanten van de messen niet worden beschadigd.

3ij een uit het Duitse Gebrauchsmuster 6912666 bekende inrichting van de in de aanhef genoemde soort, bestaat de veerinrichting uit een aan het transportkanaal scharnierend bevestigde, veerbelaste klink, die in de werkstand met een schuine grendel aan de onderzijde van de 20 klink samenwerkt met een aan de rugzijde van het mes aangebrachte pen.

3ij overbelasting van de messen drukken de pennen tegen de schuine op-loopvlakken van de grendels, de klinken uit de grendelstand en glijden dan onder verder vergroten van de veerdruk langs de onderrand weer terug. Omgekeerd drukt bij beëindiging van de overbelastingstoestand 25 de klink door druk op de pen de messen weer in de werkstand.

Een nadeel hierbij is, dat de messen ook bij zich vergrotende transportsnijdrukken, bijvoorbeeld bij het stomp worden van de messen, eventueel kunnen terugzwenken en dan slechts nog gedeeltelijk of in het geheel niet snijden. Het niet gesneden of slechts gedeeltelijk ge-30 sneden materiaal kan bij laadwagens vervolgens niet meer zo goed daaruit worden afgevoerd en geeft ook bij de opslag, bijvoorbeeld bij het sileren en/of voeren, moeilijkheden.

860 1 609 -2- * w 6

De uitvinding beoogt een laadwagen met een snij inrichting van de in de aanhef genoemde soort, waarbij de messen bij normaal snijden in de snijstand blijven en slechts bij het in aanraking komen met vreemde voorwerpen - en uitsluitend zolang ze daarmee in aanraking 5 zijn - terugzwenken.

Hiertoe vertoont de laadwagen het kenmerk, dat het scharnier zodanig is uitgevoerd, dat de messen ongeveer in de snij- respectievelijk transportrichting verschuifbaar zijn en de veerinrichting tezamen met de mesophanging als een over de gehele schuif- en zwenkweg werkzame 10 mesondersteuning zodanig is uitgevoerd, dat deze in de snijstand van de messen onder druk van de veer en/of de snijdruk van het transportmateriaal als een klink met aangepaste vorm werkt, die een zwenkbewe-ging van de messen slechts na de verschuiving daarvan in het scharnier in een richting, tegengesteld aan de materiaalstroom, toelaat.

15 Bij het laden worden de messen in de eerste plaats door de transport- en snijdruk van het materiaal in de grendelstand gehouden, eerst bij hogere druk van, niet door de messen te snijden vreemde lichamen kunnen de messen tegen de materiaalstroom in bewegen en door deze verschuiving uit de grendelstand komen en terugzwenken. Het is 20 duidelijk, dat deze gedachte op meerdere wijzen kan worden verwezenlijkt.

Zo kan bijvoorbeeld vóór de mesophanging in de messen steeds een geleidingsgleuf aanwezig zijn, waarin een hieraan stationair toegewezen, in het mesheft verankerde steekbout grijpt, waarbij de ge-25 leidingsgleuf een met de zwenkstraal van het betreffende mes om het scharnier overeenkomende boog beschrijft en in een omgebogen gedeelte een zich tegen de hoofdtransportrichting in uitstrekkend nokorgaan vormt.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen thans, onder ver-30 wijzing naar de tekening, enkele uitvoeringsvoorbeelden worden beschreven. In de tekening toont: fig. 1 een doorsnede van een snijinrichting opgesteld in het transportkanaal van een laadwagen; fig. 2 een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 1; 35 fig. 3 een aanzicht overeenkomstig fig. 1 van een tweede uit- voeringsvoorbeeld van de snij inrichting; en 860 1 6 0.9 -3- fig. 4 een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 3.

Bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 1 en 2 zijn in een transportkanaal 1 van een laadwagen, welk kanaal wordt begrensd door een binnenste kanaalplaat 2 en een buitenste kanaalplaat 3, messen 4 5 naast elkaar opgesteld. De messen zijn aan hun onderste top 4a gestoken in gleuven 5 van een dwarsbalk 6 en doordringen met hun snede 4b het transportkanaal 1 schuin van beneden naar boven. Met hun bovenste snede-punt 4c duiken zij in sleuven of spleten 8 in de buitenste kanaalwand 3, waardoorheen tanden 9 van een niet-afgeheelde transportinrichting 10 in het transportkanaal 1 reiken. De tanden 9 omgrijpen met twee vingers 9a en 9b - zie fig. 2 - de messen bij hun doorgang in de richting van de pijl a. Boven aan de mesruggen 4b is aan de binnenste kanaalwand 2 een dwarsbalk 10 aangebracht, aan de onderzijde waarvan draagsteunen 11 en 12 zijn aangesloten, die de meshelft respectievelijk de schede 15 vormen, waarin de messen 4 zijn gefixeerd. De draagsteunen 11 en 12 zijn voor een steekbout 14 voorzien van niet-weergegeven doorsteek-gaten. Met deze bouten worden de messen 4 aan een geleidingssieuf 13, die volgens een zwenkboog verloopt, op een, een verzwenken mogelijk makende wijze bevestigd. De top 4a en de spleet 5 vormen daarbij het 20 scharnier.

Aan de mesrug 4d is aan de bovenzijde een inkerving 16 aangebracht, waartegen het afgebogen einde 17 van ten minste één aan één van de dwarsbalken 10 gelegerde spiraalveren 18 kan worden aangedrukt en de messen 4 in de werkstand houdt, waarbij zij aan de onderste top 25 de met getrokken lijnen weergegeven stand in de doorsteekspleet 5 innemen.

Volgens de uitvinding sluit op de geleidingsspleet 13 een naar beneden omgebogen grendel 9 aan. Onder de druk van de veereinden 17 en de in de richting van de pijl a werkende transportdruk worden de messen 30 in vorm aansluitend in de grendel 19 vastgehouden en kunnen niet terugzwenken.

Zodra nu vreemde lichamen, zoals bijvoorbeeld stenen of tanden van oogstmachines tegen de snijkant 4b botsen, kunnen de messen eerst dan in de gestreepte stand terugzwenken, wanneer de vreemde lichamen 35 tegen de bovenste meshelft drukken, waarbij de resultante een zodanig 8601609

* 4 V

-4- moment opwekt, dat de messen tegen de transportrichting - pijl a - in, in de sleuven of spleten 8 in de gestreepte stand verschuiven. Daarbij komt de steekpen of -bout 14 in de geleidingssleuf 13 en de messen kunnen nu terugzwenken. In die uitwijkstanden laten de messen bijge-5 volg vreemde lichamen passeren.

Moeten de messen 4 worden uitgenomen, teneinde te kunnen worden geslepen of vervangen, dan worden de steekbouten 14 verwijderd en de veereinden 17 teruggetrokken.

Bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 3 en 4 worden de messen 10 24 in tegenstelling tot bij het hiervoor beschreven uitvoeringsvoorbeeld middels verticale sleuven 25 en bouten 26 zwenkbaar en verticaal beweegbaar vastgehouden. Sleuven 27 zijn bij dit uitvoeringsvoorbeeld voorzien van een afgebogen grendellager 28 voor een in een meshelft 29 steekbare bout 30 en in de snijstand (volgetrokken stand) door aan een 15 achterste mesverlenging 24a aangrijpende drukveren 31 vastgehouden.

Deze laatste steunen af op een aan een dwarsbalk 32 aangebrachte zuiger 33.

Deze uitvoeringsvorm kan met voordeel daar worden toegepast, waar de veerinrichting niet boven de messen kan worden aangebracht.

20 8601609

Claims

1. Laadwagen met een snijinrichting voor halm- en bladvormig materiaal, waarbij aan in het transportkanaal van de laadwagen grijpende transportbanden, messen zijn toegewezen, waarvan de klingen vanuit de tegenover de transportbanden gelegen zijde van het transport-5 kanaal schuin tegen de transportrichting daarvan zijn gericht, waarbij de messen afzonderlijk zijn opgehangen en aan het tegengesteld aan de materiaaltransportrichting gerichte uiteinde daarvan aan een buiten het transportkanaal gelegen scharnier tegen de veerkracht van een met de mesrug boven het scharnier samenwerkende en de messen in de snij-10' stand vasthoudende veerinrichting tenminste gedeeltelijk buiten het transportkanaal zwenkbaar zijn opgesteld, met het kenmerk, dat het scharnier (4a, 5? 25, 26} zodanig is uitgevoerd, dat de messen (4; 24) ongeveer in de snij- respectievelijk transportrichting verschuifbaar zijn en de veerinrichting (16-18; 24a, 31) tezamen met de mesophanging 15 (13, 14, 19; 27, 28, 30) als een over de gehele schuif- en zwenkweg werkzame mesondersteuning zodanig is uitgevoerd, dat deze in de snij-stand van de messen (4; 24) onder druk van de veer (18; 31} en/of de snijdruk van het transportmateriaal als een klink met aangepaste vorm werkt, die een zwenkbeweging van de messen (4; 24) slechts na de ver-20 schuiving daarvan in het scharnier (4a, 5; 25, 26) in een richting, tegengesteld aan de materiaalstroom, toelaat.

2. Laadwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voor de mesophanging in de messen (4, 24) steeds een geleidingsgleuf (13; 27) aanwezig is, waarin een hieraan stationair toegewezen, in het mesheft 25 (11, 12} verankerde steekbout (14; 28) grijpt, waarbij de geleidings gleuf (13; 27) een met de zwenkstraal van het betreffende mes (4; 24) om het scharnier (4a, 5; 25, 26) overeenkomende boog beschrijft en in een omgebogen gedeelte een zich tegen de hoofdtransportrichting in uitstrekkend nokorgaan (19; 28) vormt.

3. Laadwagen volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de scharnier als een bout-gleufverbinding (25, 26) of als een steekver-binding (4a, 5) is uitgevoerd. 8601609 . £ V Λ -6-

4. Laadwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de messen (24) steeds aan de ruggen daarvan zijn voorzien van een naar beneden gericht uitsteeksel (omgebogen deel 24a), dat steeds in het vrije uiteinde van een door een kraag (33) van een balk 5 (32) ondersteunde drukveer (31) grijpt.

5. Laadwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de messen (4) steeds aan de ruggen (4d) daarvan zijn voorzien van een kerf (16), waarin steeds een aan een dwarsbalk (10) aangebrachte schroefveer (18) met ten minste een afgebogen gedeelte (17) grijpt. 10 8601609