NL8601080A - Inrichting ter hantering respectievelijk positionering van bouwdelen respectievelijk werktuigen. - Google Patents

Inrichting ter hantering respectievelijk positionering van bouwdelen respectievelijk werktuigen. Download PDF

Info

Publication number
NL8601080A
NL8601080A NL8601080A NL8601080A NL8601080A NL 8601080 A NL8601080 A NL 8601080A NL 8601080 A NL8601080 A NL 8601080A NL 8601080 A NL8601080 A NL 8601080A NL 8601080 A NL8601080 A NL 8601080A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
guide rods
support
guide
cross
support elements
Prior art date
Application number
NL8601080A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Sticht Walter
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sticht Walter filed Critical Sticht Walter
Publication of NL8601080A publication Critical patent/NL8601080A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23QDETAILS, COMPONENTS, OR ACCESSORIES FOR MACHINE TOOLS, e.g. ARRANGEMENTS FOR COPYING OR CONTROLLING; MACHINE TOOLS IN GENERAL CHARACTERISED BY THE CONSTRUCTION OF PARTICULAR DETAILS OR COMPONENTS; COMBINATIONS OR ASSOCIATIONS OF METAL-WORKING MACHINES, NOT DIRECTED TO A PARTICULAR RESULT
    • B23Q7/00Arrangements for handling work specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools, e.g. for conveying, loading, positioning, discharging, sorting
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23QDETAILS, COMPONENTS, OR ACCESSORIES FOR MACHINE TOOLS, e.g. ARRANGEMENTS FOR COPYING OR CONTROLLING; MACHINE TOOLS IN GENERAL CHARACTERISED BY THE CONSTRUCTION OF PARTICULAR DETAILS OR COMPONENTS; COMBINATIONS OR ASSOCIATIONS OF METAL-WORKING MACHINES, NOT DIRECTED TO A PARTICULAR RESULT
    • B23Q1/00Members which are comprised in the general build-up of a form of machine, particularly relatively large fixed members
    • B23Q1/25Movable or adjustable work or tool supports
    • B23Q1/26Movable or adjustable work or tool supports characterised by constructional features relating to the co-operation of relatively movable members; Means for preventing relative movement of such members
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B25HAND TOOLS; PORTABLE POWER-DRIVEN TOOLS; MANIPULATORS
    • B25JMANIPULATORS; CHAMBERS PROVIDED WITH MANIPULATION DEVICES
    • B25J18/00Arms
    • B25J18/02Arms extensible
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16CSHAFTS; FLEXIBLE SHAFTS; ELEMENTS OR CRANKSHAFT MECHANISMS; ROTARY BODIES OTHER THAN GEARING ELEMENTS; BEARINGS
    • F16C29/00Bearings for parts moving only linearly
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16CSHAFTS; FLEXIBLE SHAFTS; ELEMENTS OR CRANKSHAFT MECHANISMS; ROTARY BODIES OTHER THAN GEARING ELEMENTS; BEARINGS
    • F16C41/00Other accessories, e.g. devices integrated in the bearing not relating to the bearing function as such
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16CSHAFTS; FLEXIBLE SHAFTS; ELEMENTS OR CRANKSHAFT MECHANISMS; ROTARY BODIES OTHER THAN GEARING ELEMENTS; BEARINGS
    • F16C2322/00Apparatus used in shaping articles
    • F16C2322/39General build up of machine tools, e.g. spindles, slides, actuators

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Robotics (AREA)
  • Machine Tool Units (AREA)
  • Bearings For Parts Moving Linearly (AREA)
  • Warehouses Or Storage Devices (AREA)
  • Memory System Of A Hierarchy Structure (AREA)
  • Debugging And Monitoring (AREA)
  • Physical Or Chemical Processes And Apparatus (AREA)
  • Fertilizers (AREA)
  • Manipulator (AREA)
  • Electrical Discharge Machining, Electrochemical Machining, And Combined Machining (AREA)
  • Testing Electric Properties And Detecting Electric Faults (AREA)
  • Carriers, Traveling Bodies, And Overhead Traveling Cranes (AREA)
  • Moulds, Cores, Or Mandrels (AREA)

Description

NL 33.495-Vo/hp g
Inrichting ter hantering respectievelijk positionering van bouwdelen respectievelijk werktuigen.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het hanteren respectievelijk positioneren van bouwdelen respectievelijk werktuigen met een door leistangen gevormde leibaan, waarop een met een instelinrichting gekoppelde 5 tussendrager verschuifbaar is gelegerd alsmede met een inrichting voor het positioneren van de tussendrager.
Het doel van de uitvinding wordt hierdoor bereikt, dat de leibaan voor de tussendrager in zijn eindgebieden in draagplaten is gelegerd en dat de draagplaten via een even-10 wijdig aan de leibaan verlopende steunplaat met elkaar zijn verbonden en dat twee de leibaan vormende leistangen in een schuin ten opzichte van de verticaal verlopend vlak zijn aangebracht.
Bekende inrichtingen ter hantering van bouwdelen 15 - het Duitse Offenlegungsschrift 30 35 191 van aanvrager - bezitten verscheidene rechtlijnige, een hoek met elkaar makende leibanen, langs welke een grijporgaan in verscheidene een hoek met elkaar makende ruimtelijke richtingen instelbaar is. Ter begrenzing van de bewegingen van de machineonderdelen 20 respectievelijk grijporganen langs de leibaan in de diverse ruimtelijke richtingen zijn mechanische eindaanslagen aangebracht. Wanneer daarbij in een eindpositie verschillend geplaatste aanslagen in de bewegingsbaan van de afzonderlijke machineonderdelen respectievelijk grijporganen worden aange-25 bracht, is het mogelijk om verscheidene verschillende eindposities met het grijporgaan langs de langsleibaan te bereiken. Dergelijke inrichtingen voor de hantering van bouwdelen hebben in de praktijk hun nut bewezen, omdat ook bij een groot aantal arbeidshandelingen en grote snel verplaatste 30 massa’s de afzonderlijke posities exact reproduceerbaar zijn. In sommige toepassingsgevallen is de rustige loop en de positioneerprecisie in de eindstanden echter niet voldoende.
Verder zijn ook reeds inrichtingen voor de hantering van bouwdelen bekend - het Amerikaanse octrooischrift 35 3.760.956 -, die in de praktijk veelvoudig ook als robots 8601060 t , -2- worden aangeduid. Met deze inrichtingen is het mogelijk om willekeurige posities'respectievelijk eindposities langs een leibaan te bereiken. Deze verschillende posities worden hetzij door een continu werkzame inrichting voor het positioneren 5 van de bewogen machineonderdelen respectievelijk grijporganen of de aandrijforganen daarvan respectievelijk door langs de leibaan instelbare eindaanslagen gevormd, die een vertragende beweging van het machineonderdeel respectievelijk de grijper via de aandrijving en een zo precies, mogelijk stoppen daarvan 10 in de gewenste positie mogelijk moeten maken. Deze inrichtingen hebben zich in deze toepassingsgebieden, waarbij ruimtelijke bewegingsbanen noodzakelijk zijn, nuttig getoond.
Door de vele scharnierplaatsen en de vrij uitstekende plaatsing van de grijper kan de gewenste rustige loop en de exacte 15 beweging respectievelijk positionering echter niet altijd worden bereikt.
De uitvinding beoogt derhalve een inrichting voor de vervaardiging respectievelijk het hanteren van bouwdelen respectievelijk werktuigen te verschaffen, waarvan de tussen-20 drager respectievelijk de manipulatie-inrichtingen zo trillingsvrij mogelijk langs een leibaan moeten worden geleid en in willekeurige eindposities langs de leibaan precies moeten kunnen worden gepositioneerd.
Hiertoe heeft de inrichting volgens de uitvinding 25 het kenmerk, dat de leistangen elk zijn voorzien van een evenwijdig hieraan verlopend steunelement en de steunelementen in, aan de leistangen evenwijdige vlakken zijn geplaatst en de leistangen ondersteunen.
Hierdoor wordt versterking van de leistangen tegen 30 doorbuigen in twee loodrecht ten opzichte van elkaar verlopende ruimtelijke richtingen bereikt waardoor een rechtlijnige, trillingsvrije en exacte geleiding van een tussendrager met corresponderende lichte leistangen kan worden bereikt.
Door de versterking van de leistangen in de hoofdbelastings-35 richting en het verspringen van de versterkingsrichtingen in twee verschillende ruimtelijke vlakken wordt de leistang slechts in de hoofdbelastingsrichtingen versterkt, terwijl in * i -3- de overige belastingsrichtingen met slechts weinig materiaal en gewicht kan worden volstaan.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is er voor gezorgd, dat de evenwijdig aan de afzonderlijke leistangen 5 verlopende vlakken, in welke de steunelementen zijn geplaatst, onder een hoek met elkaar verlopen. Hierdoor is het op eenvoudige wijze mogelijk, om een zekere ondersteuning van in verschillende richtingen op de leibaan werkende krachten mogelijk te maken.
10 Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de inrich ting zijn de steunelementen door steunlijsten met in het bijzonder een rechthoekige dwarsdoorsnede gevormd, waarvan de dwarsdoorsnede-breedte kleiner is als een diameter van de leistangen en een dwarsdoorsnede-höogte , waarbij de dwars-15 doorsnede-hoogten van de aan de twee leistangen toegevoegde steunlijsten een hoek, bij voorkeur 90°, met elkaar maken en de steunelementen bij voorkeur centrisch ten opzichte van een langsmiddelas van de leistangen zijn geplaatst. Hierdoor wordt een storingsvrije geleiding langs de leistangen bereikt, 20 zodat een toepassing van kogelgeleidingen mogelijk is en kan worden volstaan met leibanen, die slechts de standaardruimte nodig hebben.
Verder is het voordelig, wanneer de leistangen zijn voorzien van een langsgroef, waarvan de dwarsdoorsnede-25 breedte overeenkomt met de dwarsdoorsnede-breedte van de steunlijsten en dat de aan de leistangen toegevoegde langs-groeven over een hoek van 90° ten opzichte van elkaar zijn verdraaid respectievelijk versprongen. Hierdoor wordt een storingsvrije krachtsoverdracht van de leistangen op de 30 steunelementen gegarandeerd.
In een andere voordelige uitvoeringsvorm is er voor gezorgd, dat de steunelementen in een tangentiaal ten opzichte van de leistangen verlopend hellend vlak zijn geplaatst en tenminste in een evenwijdig aan een ruimtelijke richting 35 verlopende richting krachtensluitend met de leistangen zijn verbonden, zodat de benodigde ruimte voor de steunlijsten gering kan worden gehouden.
3 s 0 1 0 8 0 . . -4-
Volgens een verdere uitvoeringsvorm zijn de steunelementen in gespiegelde kwadranten van de dwarsdoorsnedevlak-ken van de leistangen aangebracht, waardoor bij beide leistangen en in drie verschillende ruimtelijke richtingen een 5 bij benadering gelijkmatige versterking van de leistangen respectievelijk de door de leistangen gevormde leibaan wordt verkregen.
Hierbij is het verder mogelijk, dat de steunelementen tussen de leistangen en een steunplaat zijn aange-10 bracht, waarbij de steunplaten zijn aangebracht in ten opzichte van elkaar loodrechte vlakken en de steunlijsten via losneembare bevestigingselementen met de steunplaten zijn verbonden. Hierdoor wordt immers over de gehele lengte van de leibaan een ondersteuning van de leistangen bereikt en 15 kunnen de steunelementen ter versterking van leistangen gelijktijdig voor de bevestiging daarvan worden toegepast.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm is beoogd, dat een weerstandsmoment van de steunelementen tenminste overeenkomt met een op de leistangen uitgeoefend maximaal buigmoment 20 en bij voorkeur langs het lengteverloop bij benadering is aangepast aan het verloop van de buiglijn. Hierdoor wordt over de totale lengte van de leistangen een ongeveer gelijkblijvende doorbuiging en derhalve een ongeveer gelijkblijvende precisie bereikt.
25 Verder is het van voordeel, wanneer de steunele menten zijn toegevoegd aan een tussen de beide draagplaten verlopend gebied van de leistangen, omdat hierdoor kan worden volstaan met cilindrische legerplaatsen in de draagplaten.
Daarnaast is het voordelig, wanneer de leistangen 30 in een draagplaat in hun lengterichting onbeweeglijk en in de tegenovergelegen draagplaat beweeglijk zijn aangebracht. Hierdoor worden de door de verschillende temperaturen veroorzaakte lengteveranderingen van de leistangen eenvoudig opgenomen en worden spanningen bij de montage van de hante-35 ringstoestellen met versterkte leistangen vermeden.
Daarnaast is het tevens mogelijk, dat een tussen-drager op de leistangen is afgesteund via kogelgeleidingen, -5- dié een C-vormige dwarsdoorsnede bezitten, waarbij de naar elkaar toegekeerde uiteinden van elke kogelgeleiding in omtreksrichting tenminste over een openingshoek van 30° van elkaar zijn verwijderd en dat de steunelementen tussen deze 5 beide uiteinden zijn aangebracht en met de leistangen zijn verbonden. Deze uitvoering maakt ook bij de toepassing van de steunelementen volgens de uitvinding het gebruik van kogel-geleidingen mogelijk.
Tenslotte is het voordelig, wanneer een grijpin-10 richting op tenminste één van de twee van elkaar afgekeerde langszijden van de leistangen op een, op de leistangen verschuifbaar gelegerde tussendrager is geplaatst en dat het steunelement bij de dichtst bij de grijpinrichting gelegen leistang is aangebracht op een tegenover de inwerking van een 15 zwaartekracht gelegen zijde en bij de verder van de grijpin-' richting gelegen leistang is aangebracht op een tegenover een inwerking van een om de eerstgenoemde leistang werkend draaimoment gelegen zijde en de respectieve leistang ondersteunt. Hierdoor wordt de rustige loop en de geleidingspre-20 cisie van de slede door de combinatie van het toepassen van steunelementen met kogelgeleidingen verbeterd.
De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvoorbeel-den is weergegeven.
25 Fig. 1 toont een inrichting volgens de uitvinding voor het hanteren respectievelijk positioneren van bouwdelen, met door steunelementen versterkte leistangen in een vereenvoudigde perspectivische weergave; fig. 2 toont een vooraanzicht van de inrichting van 30 fig. 1, gedeeltelijk in doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1; fig. 3 toont een leistang met daaraan bevestigd steunelement in zijaanzicht; fig. 4 toont een uitvoeringsvariant van de plaatsing 35 van de aan de leistangen toegevoegde steunelementen in vooraanzicht en in sterk vereenvoudige schematische weergave; fig. 5 toont een vooraanzicht van een andere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding met op ' ' 1 i $ 3 8 -6- legerplaten ondersteunde steunlijsten, gedeeltelijk in doorsnede volgens de lijn IV-IV in fig. 6; fig. 6 toont een zijaanzicht van de inrichting van fig. 5; 5 fig. 7 toont een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in vooraanzicht en gedeeltelijk in doorsnede, en fig. 8 toont een zijaanzicht van eën gedeelte van de inrichting van fig. 7 volgens de lijn VIII-VIII.
10 In fig. 1 is een inrichting 1 voor het hanteren respectievelijk positioneren van bouwdelen 2 met behulp van een grijpinrichting 3 weergegeven. De grijpinrichting 3 is bevestigd op een tussendrager 4, die langs een leibaan 5, die wordt gevormd door leistangen 6 en 7, met behulp van een 15 instelinrichting 8,.bijvoorbeeld een cilinderzuigersamenstel 9, instelbaar is gelegerd. De leistangen 6 en 7 zijn ter plaatse van hun eindgebieden in draagplaten 10 en 11 van een gemeenschappelijk met een steunplaat 12 gevormd draagli-chaam 13 gelegerd. De beide leistangen 6 en 7 zijn zowel in 20 horizontale alsmede in verticale richting ten opzichte van elkaar versprongen en aldus in een schuin ten opzichte van de horizontaal verlopend hellend vlak 4 aangebracht.
In fig. 2 is getoond, dat aan de onderste leistang 6 een door een steunlijst 15 met een rechthoekige dwarsdoor-25 snede gevormd steunelement 16 centrisch ten opzichte van een door een middelpunt van de leistang 6 verlopend verticaal vlak 17 is toegevoegd ter ondersteuning en versterking bij belastingen in de richting van het verticale vlak 17.
Aan de bovenste leistang 7 is eveneens een door een 30 steunlijst 15 met een rechthoekige dwarsdoorsnede gevormd steunelement 18 toegevoegd, dat centrisch ten opzichte van een door een middelpunt van de leistang 7 lopend horizontaal vlak 19 is geplaatst.
Zoals blijkt uit de tekeningen loopt een dwarsdoor-35 snede-hoogte 20 telkens evenwijdig aan het horizontale respectievelijk verticale vlak 19 respectievelijk 17 en is groter dan een dwarsdoorsnede-breedte 21 van de steunlijsten 15. De dwarsdoorsnede-breedte 21 van de steunlijs-
·; 'J
-7- *- « ten 15 is kleiner dan een diameter 22 (zie fig. 2) van de leistangen 6 en 7.
Hierdoor worden de leistangen 6 en 7 zowel in het horizontale alsmede in het verticale vlak. 19 respectievelijk 5 17 versterkt en wordt de leibaan 5 in deze beide ruimtelijke richtingen stijver. Dit maakt een exacte evenwijdige loop van de tussendrager 4 mogelijk, omdat de doorbuiging van de leistangen ook bij het aanbrengen van hoge krachten in het gebied van de grijprichting 3 in de richting van de beide vlak-10 ken 17 en 19 wordt verminderd. Teneinde een met het buigver-loop van de leistangen 6 en 7 corresponderende verstijving in de richting van het horizontale en verticale vlak 19 respectievelijk 17 te verkrijgen, is het daarnaast mogelijk -zoals in fig. 1 bij de leistang 6 schematisch is weergegeven 15 - om de dwarsdoorsnede-hoogte 20 en dus een weerstandsmoment van de leistangen 6, 7 overeenkomstig het te verwachten buig-lijnverloop te kiezen. Daardoor kan het respectievelijke weerstandsmoment in verschillende langsgebieden van de leistangen 6 respectievelijk 7 worden aangepast aan de in dit 20 gebied optredende belastingen, met name belastingen door het buigmoment.
In fig. 3 is aan de hand van een dwarsdoorsnede door een leistang 23 getoond, dat de verbinding van de steun-lijst met de leistang 23 kan plaatsvinden doordat de lei-25 stang 23 is voorzien van een cirkelsegmentvormige dwarsdoorsnede en de steunlijst 15 op een vlakke zijde 24 van de leistang 23 via schroeven 25 met de leistang 23 wordt verbonden.
Daarnaast is het echter ook mogelijk - zoals in de fig. 1 en 2 schematisch is weergegeven bij de leistangen 6, 30 7 - om de leistangen 6 en 7 te voorzien van een in de langs- richting daarvan verlopende . groef, die een breedte bezit, die ongeveer overeenkomt met de dwarsdoorsnede-breedte 21 van de steunlijsten 15, zodat deze in de leistangen 6 en 7 kunnen worden geplaatst.
35 In fig. 4 is een uitvoeringsvorm van een inrichting 1 weergegeven, waarbij de een leibaan vormende leistangen 26, 27 eveneens in een schuin hellend vlak 14 zijn geplaatst. Op .8601080 , · -8- deze leistangen 26, 27 is een tussendrager 4 verschuifbaar gelegerd.
Ter verstijving van de leistangen in het horizontale vlak 19 en het verticale vlak 17 zijn nu in gespiegeld ge-5 plaatste segmenten van de cirkelvormige dwarsdoorsnede van de leistangen 26, 27 door steunlijsten 28 gevormde steunelementen 29 aangebracht. De steunlijsten 28 bezitten een vierkante dwarsdoorsnede met een zijlengte 30. Daardoor worden de leistangen 26 en 27 in de twee loodrecht op elkaar 10 staande, door de vlakken 17 en 19 vastgelegde ruimtelijke richtingen op gelijke mate verstevigd. Bovendien is het door de tegengesteld gelijke plaatsing mogelijk, telkens in de tegengestelde richting optredende belastingen in het horizontale respectievelijk verticale vlak 19 respectievelijk 17 in 15 gelijke mate op te nemen.
Zoals blijkt is de.zijlengte 30 van de steunlijsten 28 zo gekozen, dat een diagonaal door de dwarsdoorsnede van de steunlijsten 28 korter is dan een diameter van de leistangen 26 respectievelijk 27. Hierdoor is in elk geval te-20 vens een spelingsvrije exacte geleiding van de tussendrager 4 bij de .toepassing van deze steunlijsten 28 gegarandeerd.
In de fig. 5 en 6 is een inrichting 1 voor het hanteren respectievelijk positioneren van bouwdelen respectievelijk werkstukken of werktuigen weergegeven. Deze omvat 25 een draaglichaam 31, dat een steunplaat 32, twee draagplaten 33 en een verdere steunplaat 34 omvat. In dit draaglichaam 31 zijn in een schuin ten opzichte van een verticaal vlak verlopend hellend vlak 14 twee leistangen 35, 36 geplaatst. Om over de gehele lengte van de leistangen 35, 36 een exact 30 evenwijdige en hoogtegeleiding van een tussendrager 4, op welke een grijpinrichting, een werktuig of dergelijke kan zijn gemonteerd, mogelijk te maken, is elk van de twee leistangen 35, 36 via een steunelement 37 rechtstreeks op een der beide steunplaten 32, 34 afgesteund. De steunelementen 37 worden 35 daarbij door steunlijsten 38 gevormd, waarbij deze steunlijsten 38 gelijktijdig voor het doorleiden van bevestigings-elementen 39 dienen, waarmee deze leistangen 35, 36 op de 8601080 -9- steunplaten 32 zijn bevestigd.
Zoals duidelijker blijkt uit fig. 6 strekken de leistangen 35, 36 zich tussen de naar elkaar toegekeerde zijvlakken van de draagplaten 33 uit en zijn ze niet rechtstreeks 5' in deze verankerd. Hierdoor is het mogelijk om lengteverande-ringen, die door temperatuurvariaties tijdens het in werking zijn, bijvoorbeeld door de wrijvingswarmte en dergelijke, optreden, gelijkmatig over de totale lengte van de leistangen 35, 36 respectievelijk de hieraan toegevoegde steunlijs-10 ten 38 naar de steunplaten 32, 34 af te voeren. De draagplaten 33 dienen ertoe om de eindaanslagen 40 respectievelijk stootdempers 41 te legeren. Het totale draaglichaam 31 met de leistangen 35, 36 is bijvoorbeeld op een verder draaglichaam 42 van een gelijke of overeenkomstige inrichting 1 geplaatst, 15 waarbij elk van deze inrichtingen een lineaire as van een hanteringsinrichting kan vormen. Hierdoor is het mogelijk hoog belastbare leistangen 35 met een relatief geringe dwarsdoorsnede te vervaardigen, zodat ook de benodigde ruimte voor de bij de leistangen 35, 36 behorende geleidingsinrichtingen 20 in de tussendrager 4 relatief gering kunnen worden gehouden. Hierdoor kan ook deze tussendrager 4 met geringe dwarsdoor-snedeafmetingen worden uitgevoerd, zodat ook bij in een nauwe ruimte geplaatste inrichtingen 1 voldoende plaats overblijft voor een instelinrichting 8 voor deze tussendrager 4 25 respectievelijk een in fig. 5 schematisch weergegeven meetsysteem 43 binnen de buitenbegrenzingen van het draaglichaam.
Dit meetsysteem 43 kan bijvoorbeeld gevormd zijn door een gespannen, van coderingen voorziene maatstok, die bij de beweging van de tussendrager 4 langs de leistangen 35, 36 30 wordt afgetast, om deze, bijvoorbeeld tevens in tussenstanden, tussen de door de eindaanslagen 40 bepaalde eindposities precies bepaald te kunnen stoppen en eventueel met behulp van een rem te kunnen fixeren.
Vanzelfsprekend is het in het kader van de uitvin-35 ding tevens mogelijk om in plaats van beide leistangen slechts één van de leistangen te voorzien van een geschikte versterking in de gewenste hoofdbelastingsrichting, indien dit voor -10- de respectievelijke toepassing voldoende is. Bovendien is ook de vorming van de steunelementen respectievelijk steunlijsten in het kader der uitvinding willekeurig variabel, wanneer telkens wordt bereikt, dat bij twee evenwijdig aan elkaar 5 lopende leistangen een versterking respectievelijk verstijving in twee verschillende ruimtelijke richtingen plaatsvindt.
Bovendien is het mogelijk, dat de leistangen, bijvoorbeeld de leistangen 6 en 7, die. in fig. 1 zijn getoond, in een der beide draagplaten 10 respectievelijk 11 onbeweeg-10 lijk zijn gelegerd, zoals bijvoorbeeld in het gebied van de draagplaat 10 is aangegeven door middel van een fixeerpen 44, terwijl de leistangen in de tegenovergelegen draagplaat 11 in hun langsrichting vrij beweeglijk zijn gelegerd. Hierdoor is het mogelijk om ook bij langere leistangen en variërende 15 omgevings- respectievelijk- gebruikstemperaturen een lengte-compensatie bij de leistangen 6, 7 uit te voeren, zonder dat dit resulteert in spanningen van het draaglichaam 13 respectievelijk het verbuigen van de leistangen 6, 7.
Zoals blijkt uit fig. 5, werd door de toepassing 20 van de bij de leistang 35 behorende steunlijst bereikt, dat ook bij een excentrische belasting - pijl 45 - bijvoorbeeld door een grijpinrichting of dergelijke ondanks de geleiding van de slede met een wat betreft de dwarsdoorsnede slechts moeilijk vervormbare geleidingsbus de door de excentrische kracht 25 45 uitgeoefende kracht - pijl 46 - zonder problemen kan wor den overgebracht op de leistang 35.
In de fig. 7 en 8 is een verdere uitvoeringsvorm voor een inrichting voor het hanteren respectievelijk positioneren van bouwdelen beschreven. De leibaan 5 wordt hierbij 30 gevormd door twee leistangen 47, 48, die in een ten opzichte van een horizontaal vlak 19 alsmede een verticaal vlak 17 aangebracht schuin hellend vlak 14 zijn geplaatst. Op de beide leistangen 47, 48 is een tussendrager 4 in de vorm van een slede verrijdbaar, die via kogelgeleidingen 49, 50 is af-35 gesteund op de leistangen 47, 48.
De kogelgeleidingen 49, 50 bezitten een bij benadering C-vormige dwarsdoorsnede, waarbij twee uiteinden 51, 8301080 -11- 52 van een de kogels 53 legerende huls 54 in omtreksrichting van de huls tenminste over een openingshoek 55 van elkaar zijn verwijderd. In dit door de huls 54 niet omvatte opper-vlaktegebied van de leistangen 47, 48 zijn steunelementen 56, 5 57 geplaatst. Deze zijn bijvoorbeeld met behulp van kleefstof of, zoals in de voorgaande fig. is beschreven, door klemwer-king of via mechanische verbindingsmiddelen zoals schroeven of dergelijke met elkaar verbonden. Wanneer nu, zoals schematisch is weergegeven, op de slede 4 een grijpinrichting 10 3 op een, van de naar elkaar toegekeerde zijden van de beide leistangen 47, 48 afgekeerde zijde - dat wil zeggen excentrisch ten opzichte van de leibaan 5 - is aangebracht, veroorzaakt een door de grijpinrichting en het met de grijpinrichting opgenomen deel gevormde massa 58 - schematisch 15 weergegeven door een pijl - een draaimoment, dat de slede 4 om een middelpunt van de leistang 48 poogt te verzwenken. Daardoor ontstaat een door een pijl 59 aangeduid draaimoment, dat op de leistang 47 inwerkt. De leistang 48 wordt daarentegen hoofdzakelijk in de richting van de in het onderhavige 20 uitvoeringsvoorbeeld evenwijdig aan de massa 58 verlopende in de verticale richting uitstrekkende zwaartekracht - pijl 60 -belast. Dienovereenkomstig is het steunelement 57 op de tegenover de zwaartekracht - pijl 60 - gelegen zijde aan de leistang 48 toegevoegd, om de door de massa 58 in deze 25 richting uitgeoefende belastingen op te nemen en een ontoelaatbare doorbuiging van de leistang te verhinderen. Het steunelement 56, dat is toegevoegd aan de leistang 47, is op overeenkomstige wijze ook aan de, tegenover het door de pijl 59 aangeduide draaimoment gelegen zijde van de leistang 47 30 aangebracht. Dit verhindert een ontoelaatbare doorbuiging van de leistang bij de inwerking van de door het draaimoment ontstane dwarskrachten. Gelijktijdig wordt echter door een dergelijke opstelling van de steunelementen bereikt, dat de kogelgeleiding met zijn labiel gebied van de huls 54 op de 35 tegenover de inwerkende kracht gelegen zijde is aangebracht. Hierdoor wordt een openwringen van de huls 54 zowel bij de leistang 47 als bij de leistang 48 op betrouwbare wijze -12- verhinderd, ook wanneer deze worden belast door hoge krachten.
Zoals verder schematisch is weergegeven in fig. 7 is het voor de realisatie van de onderhavige uitvinding om het even of het hellende vlak 14 door middelpunten 61 van de 5 leistangen 47, 48 loopt of dat dit vlak 14 rakend aan de leistangen 47 en 48, zoals in de buurt van de leistang 48 schematisch is weergegeven, verloopt.
In fig. 8 wordt de plaatsing van de kogels 53 die de huls 54 en derhalve de slede 4 op de leistang 48 onder-10 steunen, getoond.
In samenhang met de oplossing volgens de uitvinding wordt opgemerkt, dat ook onafhankelijk van de plaatsing van de steunelementen in de relatieve plaatsing van de hulzen van de kogelgeleidingen bij excentrisch ten opzichte van de 15 leibaan 5 aangebrachte lasten een zelfstandige oplossing volgens de uitvinding kan worden gewaardeerd. Daar komt bij, dat bij uitsluitend in het horizontale vlak 19 respectievelijk het verticale vlak 17 uitgeoefende belastingen de steunelementen bij beide leistangen ook uitsluitend in het horizon-20 tale respectievelijk verticale vlak of in evenwijdig aan deze verlopende vlakken kunnen zijn geplaatst. Bovendien is ook in de uitvoering van het steunelement als over de langsrich-ting van de leibaan aangebrachte steunlijsten alsmede de speciale wijze van bevestiging van de leistangen op de steun-25 lijsten respectievelijk de combinatie van de toepassing en/of bevestiging van de steunlijsten met de leistangen in de draagplaten 10, 11 telkens een zelfstandige oplossing volgens de uitvinding te waarderen, vooral dan, wanneer slechts de steunelementen in de draagplaten 10, 11 zijn verankerd en de 30 leistangen in lengterichting beweeglijk op de steunelementen zijn gelegerd.
Een verder voordeel van de toepassing van steunelementen ligt bij zwaar belaste leibanen 5 vooral in het feit,, dat een groter dwarsdoorsnede-oppervlak voor de warmte-35 afgifte aanwezig is, zodat lengteveranderingen respectievelijk dwarsdoorsnedeveranderingen ten gevolge van hoge temperatuursverschillen op betrouwbare wijze kunnen worden vermeden.
8801080

Claims (12)

1. Inrichting voor het hanteren respectievelijk positioneren van bouwdelen respectievelijk werktuigen met een door leistangen gevormde leibaan, waarop een met een instel-inrichting gekoppelde tussendrager verschuifbaar is gelegerd 5 alsmede met een inrichting voor het positioneren van de tussendrager, met het kenmerk, dat de leistangen (6, 7, 26, 27, 35, 36) elk zijn ..voorzien van een evenwijdig hieraan verlopend steunelement (16, 29, 37) en de steunelementen (16, 29, 37) in, aan de leistangen (6, 7, 26, 27, 35, 10 36) evenwijdige vlakken (17, 19) zijn geplaatst en de lei stangen (6, 7, 26, 27, 35, 36) ondersteunen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de evenwijdig aan de afzonderlijke leistangen (6, 7, 26, 27, 35, 36) verlopende vlakken, in welke 15 de steunelementen (16, 29, 37) zijn geplaatst, onder een hoek met elkaar verlopen.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de steunelementen (16, 29, 37) door steunlijsten (15, 28, 38) met in het bijzonder een 20 rechthoekige dwarsdoorsnede zijn gevormd, waarvan de dwarsdoorsnede-breedte (21) kleiner is als een diameter (22) van de leistangen (6, 7, 26, 27, 35, 36) en een dwarsdoorsnede-hoogte (20), waarbij de dwarsdoorsnede-hoogten (20) van de aan de twee leistangen (6, 7, 26, 27, 35, 36) toegevoegde . 25 steunlijsten een hoek, bij voorkeur 90°, met elkaar maken en de steunelementen (16, 29, 37) bij voorkeur centrisch ten opzichte van een langsmiddelas van de leistangen (6, 7, 26, 27, 35, 36) zijn geplaatst.
4. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, m e t 30 het kenmerk, dat de leistangen (6, 7) zijn voorzien van een langsgroef, waarvan de dwarsdoorsnede-breedte overeenkomt met de dwarsdoorsnede-breedte (21) van de steunlijsten (15) en dat de aan de leistangen (6, 7) toegevoegde langsgroeven over een hoek van 90° ten opzichte van elkaar 35 zijn verdraaid respectievelijk versprongen. _ s__ -14-
5. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de steunelementen (16, 29, 37) in een tangentiaal ten opzichte van de leistangen (6, 7, 26, 27, 35, 36) verlopend hellend vlak (14) zijn geplaatst 5 en tenminste in een evenwijdig aan een ruimtelijke richting verlopende richting krachtensluitend met de leistangen zijn verbonden.
6. Inrichting volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de steunelementen (29) in 10 gespiegelde kwadranten van de dwarsdoorsnedevlakken van de leistangen (26, 27) zijn aangebracht.
7. Inrichting volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de steunelementen (37) tussen de leistangen (35, 36) en een steunplaat (32, 34) zijn 15 aangebracht, waarbij de steunplaten (32, 34) zijn aangebracht in ten opzichte van elkaar loodrechte vlakken en de steun-lijsten (38) via losneembare bevestigingselementen (39) met de steunplaten (32, 34) zijn verbonden.
8. Inrichting volgens een der conclusies 1-7, 20 met het kenmerk, dat een weerstandsmoment van de steunelementen (16, 29,^37) tenminste overeenkomt met een op de leistangen (6, 7, 26, 27, 35, 36) uitgeoefend maximaal buigmoment en bij voorkeur langs het lengteverloop bij benadering is aangepast aan het verloop van de buiglijn.
9. Inrichting volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de steunelementen (37) zijn toegevoegd aan een tussen de beide draagplaten (33) verlopend gebied van de leistangen (35, 36).
10. Inrichting volgens een der conclusies 1-9, 30 met het kenmerk, dat de leistangen (6, 7) in een draagplaat (10) in hun lengterichting onbeweeglijk en in de tegenovergelegen draagplaat (11) beweeglijk zijn aangebracht.
11. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een tussendrager (4) op de leistangen (6, 35 7, 26, 27, 35, 36, 47, 48) is afgesteund via kogelgeleidingen (49, 50), die een C-vormige dwarsdoorsnede bezitten, waarbij de naar elkaar toegekeerde uiteinden (51, 52) van elke -ID- kogelgeleiding (49, 50) in omtreksriehting tenminste over een openingshoek van 30° van elkaar zijn verwijderd en dat de steunelementen (16, 29, 37, 56, 57) tussen deze beide uiteinden zijn aangebracht en met de leistangen (6, 7, 26, 27, 35, 5 36, 47, 48) zijn verbonden.
12. Inrichting volgens conclusie 1, m e t h e t kenmerk, dat een grijpinrichting (3) op tenminste éên van de twee van elkaar afgekeerde langszijden van de leistangen (6, 7, 26, 27, 35, 36, 47, 48) op een, op de lei-10 stangen (6, 7, 26, 27, 35, 36) verschuifbaar gelegerde tussendrager (4) is geplaatst en dat het steunelement (16, 29, 37, 56, 57) bij de dichtst bij de grijpinrichting (3) gelegen leistang (48) is aangebracht op een tegenover de inwerking van een zwaartekracht gelegen zijde en bij de verder van de 15 grijpinrichting (3) gelegen leistang (47) is aangebracht op een tegenover een inwerking van een om de eerstgenoemde leistang (48) werkend draaimoment (59) gelegen zijde en de respectieve leistang (47, 48) ondersteunt. 33010 30
NL8601080A 1985-05-09 1986-04-28 Inrichting ter hantering respectievelijk positionering van bouwdelen respectievelijk werktuigen. NL8601080A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
AT0139785A AT388126B (de) 1985-05-09 1985-05-09 Einrichtung zur handhabung von bauteilen
AT139785 1985-05-09

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8601080A true NL8601080A (nl) 1986-12-01

Family

ID=3512989

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8601080A NL8601080A (nl) 1985-05-09 1986-04-28 Inrichting ter hantering respectievelijk positionering van bouwdelen respectievelijk werktuigen.

Country Status (19)

Country Link
US (1) US4725193A (nl)
JP (1) JPS61265286A (nl)
KR (1) KR910007272B1 (nl)
AT (1) AT388126B (nl)
BE (1) BE904722A (nl)
CA (1) CA1260425A (nl)
CH (1) CH670213A5 (nl)
DE (1) DE3615061A1 (nl)
ES (1) ES8703759A1 (nl)
FI (1) FI861786A (nl)
FR (1) FR2581578A1 (nl)
GB (1) GB2174628B (nl)
HU (1) HUH3138A (nl)
IL (1) IL78713A (nl)
IT (1) IT1191747B (nl)
NL (1) NL8601080A (nl)
NO (1) NO164644C (nl)
SE (1) SE8602076L (nl)
SU (1) SU1382397A3 (nl)

Families Citing this family (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AT387174B (de) * 1986-04-23 1988-12-12 Cerny Anton Schlittenfuehrung
DE3710479A1 (de) * 1987-03-30 1988-10-13 Bosch Gmbh Robert Lineareinheit zum umsetzen von gegenstaenden
SE8804305L (sv) * 1988-11-28 1990-05-29 Fredrik Bror Bengt Lagercrantz Anordning foer att kunna inreglera en robotbalks fria aende mot ett paa foerhand bestaemt positionslaege
IL101877A (en) * 1992-05-15 1996-10-16 Zirob Advanced Technologies Lt Robotic manufacturing unit
US6416273B1 (en) 1994-12-12 2002-07-09 Syron Engineering & Manufacturing, Llc Tool mount for moving elements
US5733097A (en) * 1994-12-12 1998-03-31 Syron Engineering & Manufacturing Corp. Cross-bar tool mounting system
US20020041481A1 (en) * 2000-09-28 2002-04-11 Yoshinori Kano Linear motor and electronic component feeding apparatus
GB2388064B (en) * 2002-05-01 2005-06-08 Kfh Design Ltd Precise positioning of an object
JP4935442B2 (ja) * 2007-03-16 2012-05-23 村田機械株式会社 板材搬出装置および板材搬出方法
CN104339372B (zh) * 2014-10-21 2016-05-11 国家电网公司 换流站阀厅智能巡检机器人
CN112839769A (zh) * 2018-10-29 2021-05-25 株式会社牧野铣床制作所 加工中心及工件加工方法

Family Cites Families (24)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE8021383U1 (de) * 1981-01-22 Priess, Horstmann & Co, 4955 Hille Vorrichtung zum Abstützen und geradlinigen Bewegen eines Werkzeuges
US2880632A (en) * 1956-09-27 1959-04-07 Howe & Fant Inc Positioning table
SE333050B (nl) * 1970-05-04 1971-03-01 Linden Alimak Ab
US3760956A (en) * 1971-08-23 1973-09-25 Burch Controls Inc Industrial robot
US3751997A (en) * 1972-07-24 1973-08-14 Western Electric Co Multi-directional indexing apparatus
US3897982A (en) * 1973-09-20 1975-08-05 Hiroshi Teramachi Slide way bearing
SU520316A1 (ru) * 1975-03-26 1976-07-05 Предприятие П/Я А-7255 Пролетное строение крана
DE2531656A1 (de) * 1975-07-16 1977-02-03 Josef Buchholz Holzbauteil
US4162018A (en) * 1976-02-17 1979-07-24 General Atomic Company Method for container loading and unloading
US4041899A (en) * 1976-06-17 1977-08-16 Acheson Industries, Inc. Reciprocator device
DE2905930A1 (de) * 1979-02-16 1980-09-04 Edel Stanzmaschinen Gmbh Einrichtung zum positionieren mindestens eines werkzeuges relativ zu einem werkstueck
US4273389A (en) * 1979-10-24 1981-06-16 Nippon Thompson, Co., Ltd. Ball spline bearing assembly
AT379340B (de) * 1979-10-31 1985-12-27 Sticht Walter Einrichtung zur herstellung bzw. handhabung von werkstuecken
DE3136654A1 (de) * 1981-09-16 1983-03-31 Zahnradfabrik Friedrichshafen Ag, 7990 Friedrichshafen Linearverschieblicher arbeitsarm, insbesondere fuer handhabungsgeraete
DE3218712C2 (de) * 1982-05-18 1985-05-02 Fraunhofer-Gesellschaft zur Förderung der angewandten Forschung e.V., 8000 München Zweiachsiges Handhabungsgerät zum Bewegen von Werkstücken zwischen zwei beliebigen Punkten in einer Ebene
DE8227693U1 (de) * 1982-10-02 1985-02-21 Robert Bosch Gmbh, 7000 Stuttgart Einrichtung zum Längsverschieben von Handhabungseinheiten der industriellen Fertigung
SE439968B (sv) * 1982-10-19 1985-07-08 Ulf Kenneth Folke Fasth Stelldon
DE3245317A1 (de) * 1982-12-08 1984-06-14 Eumuco Aktiengesellschaft für Maschinenbau, 5090 Leverkusen Hubbalkenmanipulator fuer gesenkschmiedepressen u. dgl.
DE3303908C1 (de) * 1983-02-05 1984-06-28 MICO-Gesellschaft für industrielle Automation mbH, 7320 Göppingen Vorrichtung zur Handhabung von Werkstuecken,Montageteilen oder dergleichen
AT384386B (de) * 1983-06-28 1987-11-10 Walter Sticht Einrichtung zur handhabung bzw. positionierung von bauteilen
GB2143205B (en) * 1983-07-15 1986-07-16 Leicester Polytechnic Robots
EP0139781B1 (de) * 1983-10-28 1987-07-22 Fürstlich Hohenzollernsche Hüttenverwaltung Laucherthal Handhabungsgerät
US4604027A (en) * 1984-06-21 1986-08-05 At&T Technologies, Inc. Manipulator of articles and methods of moving articles over an extended distance
US4615163A (en) * 1984-10-04 1986-10-07 Curtis Albert B Reinforced lumber

Also Published As

Publication number Publication date
SE8602076D0 (sv) 1986-05-06
NO164644C (no) 1990-10-31
BE904722A (fr) 1986-09-01
SE8602076L (sv) 1986-11-10
KR910007272B1 (ko) 1991-09-24
NO861838L (no) 1986-11-10
IT1191747B (it) 1988-03-23
GB8610730D0 (en) 1986-06-04
ES8703759A1 (es) 1987-03-01
GB2174628B (en) 1988-09-28
FI861786A0 (fi) 1986-04-28
JPS61265286A (ja) 1986-11-25
US4725193A (en) 1988-02-16
ES554766A0 (es) 1987-03-01
DE3615061A1 (de) 1986-11-13
FI861786A (fi) 1986-11-10
CA1260425A (en) 1989-09-26
IL78713A0 (en) 1986-08-31
ATA139785A (de) 1988-10-15
HUH3138A (en) 1987-08-28
AT388126B (de) 1989-05-10
KR860008832A (ko) 1986-12-18
SU1382397A3 (ru) 1988-03-15
CH670213A5 (nl) 1989-05-31
IL78713A (en) 1989-03-31
IT8620231A0 (it) 1986-04-28
NO164644B (no) 1990-07-23
FR2581578A1 (fr) 1986-11-14
GB2174628A (en) 1986-11-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8601080A (nl) Inrichting ter hantering respectievelijk positionering van bouwdelen respectievelijk werktuigen.
US5195391A (en) Linear guiding and driving unit
JP6927573B2 (ja) 衝撃試験装置
DE102014101627A1 (de) Gestell für eine Maschine
SE9200964A0 (sv) Verktygsmaskin
KR102387317B1 (ko) 포지셔닝 유닛
EP3238848B1 (de) Verfahren zum ausgleich eines fertigungsbedingten versatzes bei einem werkzeugschieber
SE459015B (sv) Spaarstoppningsmaskin med aatminstone ett stoppningsverktygsaggregat
DE102016101695B4 (de) Positioniervorrichtung mit einer über Luftlager lateral verschiebbaren und ausgerichteten Halteplatte
JP2019531194A (ja) プレスブレーキ用調整可能ダイ
EP3354427A1 (en) Structure for moving tools in numeric control machines for the working of rigid and semirigid planar materials
JP2977658B2 (ja) プレスのトランスファ装置
JP6944727B2 (ja) 衝撃試験装置
CN111372713B (zh) 改变用于摩擦搅动焊接系统的焊肩焊接方向的装置及方法
EP1410854B1 (en) A bending press with a substantially undeformable toolholder beam
EP0124697A2 (de) Kraftbetätigtes Spannfutter
US5423237A (en) Machine-tool with machining head mounted for moving on a horizontal rail
US2469346A (en) Fatigue-testing machine
EP3594171A1 (de) Transporteinrichtung
KR100345154B1 (ko) 레이저 용접용 클램핑 장치
DE10116090C2 (de) Laufbahn für eine Werkzeugmaschine
US6634515B2 (en) Lifting apparatus for implementing a rectilinear movement of a handling device
EP0528748A2 (en) Folding table for press, with a security device to cause the immediate fall of the said table in the case of an overload
KR102465495B1 (ko) 정하중 시험용 지그
DE10151631A1 (de) Bewegungs- und/oder Positioniervorrichtung

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed