NL8600622A - Uit secties bestaande deur. - Google Patents

Description

'Γ N.0. 33756 1

Uit secties bestaande deur.

De uitvinding heeft betrekking op een uit secties bestaande deur met zich aan de zijkant bevindende geleidingsrails, die een verticaal 5 gedeelte voor de werkstand van de deur bezitten, dat via een bocht naar een bij benadering horizontaal rail gedeelte, in wezen boven de deuropening van het gebouw of dergelijke, voor de ruststand van de deur leidt.

Bij deze deuren is het probleem de sectie, die in de werkstand van 10 de deur aan de bovenzijde ligt, in het gebied van de bovendorpel in de stand te brengen waarin hij aanligt, wanneer de hoogte van de bovendorpel klein is. Onder deze voorwaarde kan de bovenste rand van de boven-· ste sectie namelijk niet uit de genoemde bocht komen; deze blijft eerder achter in de bocht, wanneer de overige secties reeds hun verticale 15 werkstand hebben ingenomen.

Het doel van de uitvinding is derhalve de hierboven genoemde deuren zo te verbeteren, dat ook bij een bovendorpel met geringe hoogte de bovenliggende sectie in de vereiste, praktisch meestal verticale werkstand kan komen.

20 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat in de werkstand van de deur de bovenliggende sectie met zijn bovenste rand zodanig met de geleidingsmiddelen verbonden is dat de afstand ten opzichte daarvan kan worden veranderd, en bovendien kan de afstand van de boven ste rand van zijn geleidingsmiddelen tegen een terugstel kracht in door 25 een beweging in de richting naar de bovendorpel toe groter worden gemaakt, wanneer de onderste secties zich in de verticale gedeelten van de geleidingsrails bevinden.

De uitvinding berust derhalve op de gedachte de bovenste rand van de bovenste sectie met betrekking tot zijn geleidingsmiddel zo te lage-3Q ren, dat deze afstand tegen de werking van de terugstel kracht in kan worden vergroot, om zo een steilere stand van de bovenste sectie te bereiken, ook wanneer de geleidingsmiddelen zelf zich nog binnen de bocht bevinden en deze vanwege de bovendorpel niet kunnen verlaten. De vergroting van de afstand kan daarbij door hefboomlageringen van het bo- 35 venste uiteinde van de sectie worden bewerkt, waarbij het overwinnen van de veer- of terugstel kracht bereikt kan worden doordat de geleidingsmiddelen voor de bovenste rand van de bovengelegen sectie tegen een aanslag bewegen, terwijl de deur met zijn secties verder naar beneden wordt gebracht en daarbij de vergroting van de afstand in de hier-40 bovengenoemde zin gedwongen wordt uitgevoerd.

' 2

Opdat de geleidingsmiddel en voor de genoemde bovenste rand ook de voor het overwinnen van de terugstel kracht, of de voor het opnemen van de terugstel kracht noodzakelijke torsiekrachten kan opnemen, wordt het geleidingsmiddel voor de bovenste rand uitgevoerd als een wagen die 5 voorzien is van twee rollen, waarbij echter eventueel een slede- of glijgeleiding kan worden gebruikt.

Verdere details van de uitvinding worden aan de hand van de tekening toegelicht, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding afgebeeld is.

10 Fig. 1 toont een verticale doorsnede van een deel door het gebied van de bocht van de deur met de zich nog in dit gebied bevindende bovenste sectie.

Fig. 2 toont een doorsnede volgens lijn II-II van ftg. 1.

Fig. 3 toont eveneens een verticale doorsnede door de deur in het 15 gebied van de bocht, doch in tegenstelling met fig.. 1 met de reeds in de werkstand (verticale stand) gekomen bovenste sectie.

De zich aan de beide zijden van de deur bevindende rails voor het vasthouden en geleiden van de secties, waarvan slechts de in de werkstand van de deur bovenliggende sectie 1 afgebeeld is, zijn met 2 aan- 20 geduid. Zijn bocht 3 vormt de overgang tussen de verticale rails, die aansluiten bij 4, en de horizontale stukken 5 van de rails 2.

Aan de bovenste en onderste rand van de secties bevinden zich horizontale bouten 6 als vasthoudorganen voor de rollen, doch in verband met de eenvoud van de afbeelding is voor de sectie 1 een onderste vast-25 houdorgaan voor de rollen met bijbehorende rol, die in de rail 2 grijpt, niet afgebeeld. Het eigenlijke vasthoudorgaan voor het lageren van de bout 6 is met 7 aangeduid. Belangrijk is dat het bovenste vasthoudorgaan 7 voor de rollen de bouten 6 niet direkt, doch indirekt aan zijn geleidingsmiddel is verbonden. Het geleidingsmiddel is hier een 30 wagen 8 met achter elkaar geplaatste rollen 9, die onder de rail 2 voorzien is van een horizontale bout 10, die voor het lageren van een hefboom 11 dient, welke een scharnierende verbinding met bout 6 verschaft. De draaischarnieren in het gebied van de bouten 6 en 10 kunnen echter niet vrij bewegen, doch eerder werkt hier een terugstel kracht 35 die tracht, dat de hefboomstand van de hefboom 11 ten opzichte van de sectie 1 niet verandert. Daarom is de boutlagering door de bout 6 als torsieveer uitgevoerd. De torsieveer (niet afgebeeld) tracht derhalve de genoemde hefboomstand te behouden.

Indien nu de deur wordt gesloten door het laten zakken van de sec-40 ties uit de stand volgens fig. 1, dan komt tenslotte het boutgedeelte ?. f. ^ ? 3 τ 12, dat onder de rail 2 grijpt, tegen een aanslag in de vorm van een naar binnen stekend aanzetstuk 13. Daardoor kan de wagen 8 niet verder naar bewegen bewegen; de verdere beweging naar beneden van de secties leidt er echter toe dat de terugstelkracht wordt overwonnen, waaraan 5 hefboom 11 is onderworpen. De genoemde torsieveer wordt overwonnen, en nu kan de hefboom verzwaaien, waarbij het bovenste uiteinde 14 van de sectie 1 zich van zijn wagen 8 verwijdert en de dichting 15 bij de bovendorpel 16 nadert. Wanneer de onderste secties hun werkstand hebben ingenomen, dus verticaal staan, is ook die sectie in deze stand gekomen 10 (fig. 3).

Bij het openen van de deur verlaat de wagen 8 het aanzetstuk 13, dat als aanslag werkt. De torsievering kan weer werken, en trekt dan met de opengaande deur het uiteinde 14 weer in de stand volgens fig· 1· 15 Deze lagering van het bovenste uiteinde 14 is bijzonder eenvoudig en doeltreffend. Daarvoor is slechts een veranderde uitvoering nodig van de rollen en van de scharnierende verbinding van de uiteinden 14 samen met een veer, welke de sectie I weer in zijn oorspronkelijke Stand volgens fig. 1 kan terugleiden.

t ' ‘ · .

Claims (8)

1. Uit secties bestaande deur met zich aan de zijkanten bevindende geleidingsrails, die een verticaal gedeelte voor de werkstand van de 5 deur bezitten, dat via een bocht naar een ongeveer horizontaal liggend gedeelte van de rails leidt, dat zich in wezen boven de deuropening bevindt, en voor het opnemen en vasthouden van de deur in de ruststand dient, met het kenmerk, dat de in de werkstand van de deur bovenliggende sectie (1) met zijn bovenste rand (14) zodanig met zijn geleidings-10 middel (8) verbonden is dat de afstand ten opzichte daarvan veranderd kan worden,’en de afstand van de bovenste rand van zijn geleidingsmid-delen tegen een terugstel kracht (torsiestaaf-veer) door een beweging in de richting naar de bovendorpel (16) groter kan worden gemaakt, wanneer de onderste secties zich in de verticale gedeelten (4) van de ge-15 leidingsrails bevinden.

2. Deur volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bovenste rand (14) door middel van een hefboom (11) met zijn geleidingsmiddelen (8) verbonden is, waarvan de zwaai assen horizontaal verlopen.

3. Deur volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de scharnierende 20 bevestiging van de hefboom een torsieveer voor het opwekken van een terugstel kracht bevat.

4. Deur volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het geleidings-middel een wagen is, die ten minste twee looprollen bezit.

5. Deur volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het geleidings-25 middel (8) voor de bovenste rand (14) een aanslag (13) bevat en dat de terugstel kracht overwonnen kan worden door een sluitbeweging ,van de deur.

6. Deur volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat aan het ge-leidingsmiddel (8) een onder de rails (2) stekende bout (12) gelagerd 30 is, die tegen een uitstekend orgaan (13) in het gebied van de rails (2) komt aan te liggen.

7. Deur volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afstand van de bovenste rand (14) naar zijn geleidingsmiddelen (8) zodanig kan worden vergroot, dat de bovenliggende sectie in de verticale stand kan 35 worden bewogen.

8. Deur volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat voor het 1ageren van de hefboom de zich aan de randen van de secties bevindende vasthoudorganen (7) voor de rollen dienen. :: 3 : 3 · v ) 40 ++++++++++